Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
NO.
? der geschikte onderwerpen van
toer meisjes-hoogere-burgerscholen is
;de opmerking van von Werner die wjj
ontoededeelden, in alle Duitsche bladen
beDe openbare meening is tegen Scipio
libal," schreef de vorige week een
? in de frtmtfurttr, men wil de meisjes
over vreuwenk»rakters laten pordeelen.
sie dan te kiezen? De vrouwen in de
wedeugen aiet veel. Messalina,
Cleo, Helena, Lucreaia Borgia, Maria Stuart...."
' was eindeloos van namen waarvan de een
aavraag kon lijden dan de «ader.
Beweerd wordt nu, dat te München aan de
meisjes in de derde klasse is opgegeven:
KarakteI ristiek van den soldaat." Zeker een uiterst
pasI send thema voor meisjes van 14 tot jaar," schrijft
men in het Vaterland, de onderwijzer zal zeker
als vervolg van dat onderwerp de eerstvolgende
maal opgeven: Gedachten van een schoolmeisje
bjj het zien van een eenjarig-vr\jwilliger", waaraan
zich dan zou kunnen aansluiten: Het verkieslijke
van een jong luitenant boven een ouden
snorrebaard, van het standpunt eener jonge dame be
oordeeld."
Schaakspel.
No. 57.
Van S. LOYD te Jersey-city (V.-St.
de nagedachtenis van den heer H. Löwenthal
(Tothe Memory of Herr Löwenthal).
ZWABT.
Dame voorgaaf partij tusschen de heeren
Blackburn en Harley van Londen.
(Wit geeft de koningin voor.)
'"S
X
B. (wit). H. (zwart).
b2 b3 l e7 e5
cl b2 2 f8 d
bl c3 3 g8 e7
e2 e3 4 o o
o?o?o 5 c7 c5
gl e2 6 b7 b6
f2 f4 7 b8 c
g2 g4 8 a7 a
f4_f5 9 d8 c7
e2 g3 10 e5 e4
c3 X e4 11 döX g3
h2Xg3 12 c8 b7?
fl c4 13 d7 d5
hl X h7! 14 g8 X M
dl hl f 15 h7 g8
e4 f6 f 16 g?Xf«
b2 X f6 17 e7 go
f5 X g6 18 f7 X go
c4 X d5 f 19 f8 17
hl?h8mat.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juiste oplossingen ontvangen van W. v. H. te
Delft, no. 54bis en ter, 3zet Eindspel, no. 55A en
B. Door C. en H. te Amsterdam 55A (Uwe toe
lichting is juist, zie volgend nommer alsmede voor
de Einstellingen no. 56. In Tinney is de copy
.?.., , ..Eiii * v -t \ iuist gevolg). Voorts Henri te Amsterdam no. 55,
(Wit 4 en Zwart 5 stukken met K. al.) Einds?emng 3zet en St. Blackburne en ProbL
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. Tinney, No. 56 met 56bis.
Juist opgelost door Flenügafed te Kaatsheuvel no. 55; idem Mei" te Amsterdam benevens 55A
en B, eindsp. Str. en Blacburne, No. 56 (eindspel C. J. C. en H. W. C. vermelding later). Voorts
2zet A. v. H. ten H met probleem Finney.
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 55.
Hulde aan Charles G. Gordon.
l D. d8j d4 X eö(a 2 d8 f6 mat. c) l Als voren, d6 X c5 (d 2 e5 e4 mat.
ft l Als bov., d4X c5(b 2 d8 b6 mat. d) l , döc7 of b8e)2 d5 c7mat.
\» l , d6 X eö(c 2 c5 - c4 mat. e) l , döe'7 f8 2 döe7 mat.
Toor een. figuur-probleem al zeer goed en de oplossingen zijn even symmetrisch als de stand
dsr stukken. "Wij komen op deze oplossing terug.
, ? A. No. bis van J. A. Moses. ISjarigen auteur.
l b2 g7!, b5 a of b6; (1) 2 g7 X d7, onversch. 3 Pd. D. of R. zet mat.
? ? - - - - ' ' 2) 2 g7 X b2, 3 eöc7 f mat.
3) 2 g7 X d7, 3 Pd., D. of R. zet mat.
4) 2 e6 c7 mat of bij ... 2 cöa6 volgt g7 X d7 mat.
5) 2 g7?b7 f, c5 X b 7 3 eöc7 mat.
2 g7 X d7 f, böaö3 D. R. of Pd. zet mat.
55 B. -Van A. Kauders te Weenen.
h8 b8, c4 b3; 2 b6 X c5 mat l Als b., c4 d4 2) l b8 f4 mat,
d5 d4; 2 b8 g8 mat.
Partij Steinküler?Blackburne.
Wit 19.... Zwart f6 X f2 f, 20 g2?hl, f2 gl f!
SlelXgl,,, h3 f2 f, 22 hl g2, c8 h3 schaakmat.
Een probleem gelijk! De matstelling is glaszuiver!
Muzio-gambiet Kolisch-Fraser.
14 h5 f7 t, eödö; 15 fl f6 f, d8 X f6; 16 f7 X f6 mat. Een prachtig partijtje! Wit
alles op behalve de koningin, waarmede hij midden op het bord mat zet.
57A. Tweezettig probleem van S. Wash.
Wit K. c4, D. dl, R. e3, T. d2, P. h3 en b7, Pd. b8 en d8. (8 Zwart K. c7, Pions d3 en h4
(8 st. K. c7. (Mooi! Wit geeft in twee zetten mat.
B. Tweezettig probleem van Philipp Klett, Stutgart.
Wit K. f7, D. e3, R,' böen cö, pion a3 (öZwart K. d5, Pd. cl2, pions b6 en eömet K. d;~> (4
Wft geeft in twee zetten mat.
l Als bov., b3 b2
2)1 ,a7 a6
3) l , d7 b
4) l , d7 elders
5) l , c5
2)1
ABC VOOR VROUWEN
' * door Prof. Celibatarius.
i, _
w
v ' ? T. Trouwen.
,- Trouwen l 't Is een gebruik zoo oud als de
* wereld Neen!. men zou eerder kunnen zeggen:
als de Bijbel, want in het boek der boeken wordt
er eigentlijk het eerst over gesproken.
Er staat geschreven: God zeide; het is niet
goed dat de mensch alleen zij".,.. maar er staat
Biet in de Heilige Schrift dat het huwelijk een
transactie is van twee verschillende partijen, die
om verschillende redenen eene associatie beginnen.
Toch wordt heden ten dage het trouwen veelal
zóó opgevat.
Gedurende den loop der eeuwen is de
menschheid koel, verstandig of nuchter geworden en
wanneer iemand in deze dagen een Hooglied zou
zingen, bezong hij waarschijnlijk niet zoo zeer
de aanminnige bekoorlijkheden van zijn geliefde
als wel haar staathuishoudkundige voortreffelijk
heid.
. Uw brandkast O! mijn geliefde." zoo zou hij
vermoedelijk beginnen: zwelt van oude russen en
3K pCt. Nederlandsche schuld, als een door den
regen gezwollen stroom. Uw juweelen zijn heerlijk
\, om te aanschouwen als de sterrenhemel,
flonkeren in den nacht. Zacht rust gij op uwe sponde
van vervallen coupons en. liefelijk geurt het
voor' uitzicht op de erfenissen uwer bloedverwanten....
Als nardus en saffraan is de reuk van den in
vloed uwer magen en vrienden. Rooder dan
purjer de mantel der eere, die van de schouderen
uws vaders hangt. Als honigzeem drupt van de
lippen uwer moeder het woord, dat voorspraak
is bij de grooten der aarde.
Wit als versch gevallen sneeuw, is het voetje
deiuwen aan het hof van den machtigen vorst."
*
* *
De liefde is waarlijk niet uit de wereld ver
dwenen, maar het trouwen heeft het romantische
waas verloren, in dezen tijd van zaken doen, zich
pousseeren en associeeren; 't is tegenwoordig even
als de effecten onderhevig aan koers en gaat op
en neer naar en met de tijdsomstandigheden.
Is de oogst goed. houden graan- en
suikerprijzen zich voldoende staande dan neigen veel
mannen hun harten tot de boven aangehaalde
goddelijke uitspraak vallen daarentegen de
prijzen, mislukt de oogst en is de rentestandaard
laag, dan houden de jonggezellen zich aan Paulus,
die zegt: Die trouwt doet wél, maar die niet
trouwt doet beter!"
Zoo is langzamerhand trouwen" de uitkomst
geworden van een rekenvoorstel, een speculatie,
die dikwijls noodlottig, soms gelukkig afloopt.
Daarom bergt God Amor in dezen tijd maar al
te dikwijls zijne pijlen weg want ze verkoopen,
neen! dat doet hij niet. Zoo laag is hij nog niet
gezonken.
Daar, waar trouwen" alleen de vrucht is van
overleg, speculatie of berekening, keert het
kleine godjo zich weenend af en bewaart zijn
scherp gepunte schichten voor de eenvoudigen der
aarde, die nog aan liefde, trouw, toewijding, poëzie
en geluk gelooven.
Wanneer hij , twee harten vindt die samen
kloppen met n slag; twee zielen, die bij elkander
behooren, waarvan de eeno niet leven kan zonder
de andere, dan bindt hij ze met n pijl onaf
scheidelijk aaneen, vóórdat ze gelegenheid hebben
gehad, om te onderzoeken of hun tiuantién in
orde zijn of niet, Hij maakt hen rijk, al zijn
ze arm; hij doet hen een geluk kennen dat nooit
of nimmer nog te koop was. Een geluk dat
niemand begrijpt dio 't niet kent, dat niemand
ooit kennen zal, die 't niet begrijpt.
Daardoor ontstaat het verschijnsel dat men zoo
dikwijls gelukkig getrouwde paren ontmoet die
niet meer clan het hoog noodige hebben om rond
te komen en dat zoovclen zich bedrogen zien door
de verwachting dat een volle beurs het equivalent
kan zijn voor een ledig hart of' het gestoelte der
eere de rustplaats worden kan voor een moede ziel.
*
Is er ooit een waar woord gesproken over het
trouwen dan is liet zeker door den Diütschcn
dichter Schiller, die zegt:
D'rum prüfe wer sich ewig bindet
Ob sich das Herz zum Herzen findot
Der Walm is kurz Dio Reue lang'.
HET GEHEIM DER SCHOONE BASKISCHE,
naar VILLIEKS DE L'!SLE-ADAM.
Het nieuwe huisje van den jongen opperhout
vester, Pier Albrun, lag op de helling van den
berg, boven het dorpje Ypinx-les-Trembles, op
twee mijlen van Perpignan, en zag uit op de
groote dennebosschen die naar de Pyrenëen
oploopen.
Op de helling, boven een bergstroompje dat
schuimend tusschen de rotsen dartelde, lag de
tuin, en zond den geur van zijn wilde bloemen,
zijn oleanders en prunusscn naar het lachende
huisje op. Het was een paradijsje, dat vroolijke
sierlijke gebouwtje, waar de flinke opzichter, een
jonge man van acht en twintig jaren, glad van
huid en dapper van oogen, met zijne jonge vrouw
woonde.
Zijne Ardiane, bijgenaamd de mooie Baskische,
was in het dorp geboren. Eerst was zij
arenleesster geweest, toen maaister, toen, als al de
weesmeisjes van het dorp, touwwcefster, onder
de zorg van eene oude moei, die haar in hare
hut had opgenomen en voor welke het meisje,
grooter geworden, op hare beurt gezorgd had.
Tot haren dood had zij haar verpleegd; ja, op
Ardiane Inféral was, ondanks hare verrukkende
schoonheid, nooit iets te zeggen geweest. Zoo
kwam het dan ook dat Pier Albrun - gewezen
fourrier bij de chasseurs d'Afrique, toen sergeant
instructeur bij de brandweer te Perpignan, toen
van den dienst vrijgesteld wegens wonden bij
branden verkregen, en eindelijk, wegens buiten
gewone verdiensten, tot zijn tegenwoordige be
trekking van opperhoutvester benoemd, de
mooie Ardiane zonder bezwaar had kunnen trou
wen, na zes maanden verlovingstijd.
*
* *
Dien avond zat de mooie Baskische voor het
open raam en keek naar buiten. De hemel was met
sterren bezaaid. Ardiane, met haar koralen ket
ting om den hals, de zwarte haren plat langs de
bleeke wangen omlaag gestreken, zat in een wit
nachtgewaad, in een leunstoel van gevlochten
riet gezonken, met haar kind, een mooi kind van
acht maanden, op haar schoot, en keek met hare
strakke zwarte oogen naar het sluimerend dorp
in de verte, naar de landen daarachter, en
heel in de verte, naar do donkere dennebosschen.
Zij snoof met genot den zwaren geur van den
nacht in ; haar mond toonde, tusschen de
bloedroode lippen, in zaligen glimlach de parelkleur van
haar tanden; de rechterhand, waaraan de
gouden trouwring blonk, speelde verstrooid in
het kroeshaar van Pier, die, aan haar voeten ge
zeten, met zijn vroolijk, oprecht gezicht tegen
hare knie leunde en tot het kind lachte.
Om hen heen was alles vrede en geluk; rustig
brandde de lamp en verlichtte de kamer, met
bleekblauw papier behangen, het heldere witte
bed. met de wieg er voor, de karabijn in den hoek,
het crucifix aan den muur; op den schoorsteen stond
een wekkerklok, een paar glazen kandelaars, twee
portretjes in strooien lijstjes, en in een vaasje van
aardewerk een ruiker van hcidebloemcn.
Een paradijs, vooral dien avond! want in deu
morgen van dien dag had het vroolijk geblaf van
Piers honden een bezoeker aangekondigd, en die
bezoeker was een ordonnans van den prefect uit
de stad geweest. Hij bracht, o verrassing
een blikken koker, waaruit Pier Albrun het eere
kruis te voorschijn haalde, benevens het brevet en
een ministerieelen brief, waarin de aanspraken
van den houtvester op die onderscheiding uiteen
gezet worden. Wat had hij dat alles luide aan zijn
Ardiane voorgelezen, in den tuin, in de zon. ter
wijl het papier in zijn handen beefde van zijn trots en
aandoening. Wegens dappere daden, in verschil
lende gevechten, gedurende zijn diensttijd bij do
Algerische tirailleurs in Afrika, voor zijn on
verschrokken gedrag als sergeant-instructeur van
de brandweer in de hoofdplaats, bij al de branden,
die achtereenvolgens in 1885 do gemeente
Ypinxles-Trembles geteisterd hadden, voor de vele per
sonen dio hij heldhaftig gered had, en de twee
wonden die hem vrijstelling van dienst en eene
plaats als opperhoutvester hadden bezorgd, enz. enz."
Daarom zaten daar 's avonds, nog laat, Pier
Albrun en zijne jonge vrouw aan het raam, en
kouden van den feestdag niet scheiden. Hij had
nog in zijn rechterhand, want hij wilde het tel
kens bekijken, het ccrekruis aan bet roodmoir
lint. Een sluier van liefde en geluk scheen hen
daar, onder het zwijgend sterrenlicht, te omvatten.
*
* #
Intusschen keek de schoone Ardiane aandach
tiger naar eenige muren on bouwvallen, die zwart
afstaken tusschen do witte huizen van het dorp.
Men had ze maar zoo laten liggen, zonder ze
weer op te bouwen. Het vorig jaar toch was,
zevenmaal in zes maanden, het vreedzame dorp
Ypinx-les-Trembles plotseling 's nachts opgeschrikt
door brandalarm, in donkere nachten, en in de
vlammen waren slachtoffers van allerlei leeftijd
omgekomen. Het was, naar het gerucht zeide,
het werk van wraakzuchtige smokkelaars.
dio, slecht in het dorp ontvangen, er telkens dio
branden waren komen stichten; daarna, in de
dennobosschen verdwenen, onvindbaar tusschen
de populieren en de myrlen. veilig voor de gen
darmes , hadden zij do grens en do sierra's be
reikt. Sedert waren de booswichton zeker over
de grens voor andere misdaden gevat en gestraft,
en de branden hadden opgehouden.
Waar denkt ge aan, Ardiane?" zeide Piei
en kuste do vingers der bleeke hand, die zijn
haren en zijn voorhoofd streelde.
Aan die zwarte muren", zeide do schoone
Baskische langzaam, zonder het hoofd aftewenden
Ons geluk is daaruit afkomstig. Kijk, bij het
branden van die hoeve, daar zag u weer!"
Ik dacht dat dat onze eerste maal was,''
antwoordde hij.
Neen, de tweede!" antwoordde Ardiane
Ik had u eerst bij de kermis te Prades gezien.
drie dagen vroeger, en, ondeugd, ge hadt me
niet opgemerkt. Voor rnij was het de eerste maal dal
mijn hart klopte. Ik gevoelde dat gij mijn eenige
vaart! Op dat oogenblik besloot ik, uwe vrouw
te worden, on ge weet, wat ik wil, wil ik".
Pier Albrun had ook het hoofd opgeheven en
bekeek de puinhoopen tusschen de witte huizen
in den maneschijn.
,Je hadt het me niet gezegd!" zeide hy glim
lachend. Maar bij den br, nd van die groote?
woning daar, achter de kerk, waar ik te vergeefs
Deproefde die twee oude lieden te redden, men
heeft zelfs hun beenderen niet onder'het puin ge
vonden, daar ben ik door een brandende balk
gekwetst, en ge hebt mij bij uw oude moei; moe
der Inféral, in huis gehaald, en mij zoo goed
verzorgd en verbonden; ge gaaft me warmen wijn
iet was alsof hij mij stond te wachten ! toch, di&
arme oude menschen, het doet zeer, er aan te^
denken!"
Och, je weet," zeide de schoone Baskische,
ik betreur ze minder. Ik kende ze als kind; ze
betaalden mij heel siecht voor mijn fijn spinsel;
drie SOMS, vijf sous, en nog met moeite; de
oude vrouw spotte er altoos mee, dat ik zoo mooi
werd, en grijnsde, en dan beproefde zij mij reeds.
vooruit te belasteren met haar leelijken mond!....
En nooit iets voor de armen!.... Och, wij zijn
allen sterfelijk. Wat was er verloren aan die twee
gierigaards? Als wij verbrand waren, hadden zij.
gezegd: dat is maar goed!"....
*
« *
En met de anderen" vervolgde de schoone
Baskische, was het ongeveer evenzoo! Ge moet
er niet meer aan denken! -?Kijkt daar hebt ge
het huisje van Desjonchérêts: dat brandde, niet
waar! Daarna hebt ge mij gekust, bij ons in
huis .... voor het eerst! Ge hadt daar den klei
nen jongen gered; wat hadt ge er moeite voor
gedaan! Wat bewonderde ik u! Ge waart zoo
schoon, zoo dapper, met uw helm in den rooden
gloed!... die kus, ziet ge, als ge wist. . !"
Zij strekte weer rustig hare hand naar buiten
uit; de trouwring blonk in het sterrenlicht.
Zij hernam:
En toen, bij die, werden wij verloofd: ea
toen bij die, bleven wij samen in de schuur, en
bij .die gindsche, Pier, hebt ge uwe wond be
haald ! .. . . daarom zie ik gaarne naar die som
bere plekken ; wij danken daaraan ons geluk, uw
mooie betrekking als opperhoutvester, ons huwe
lijk, en dit huisje, waar ons kind geboren is!"
Ja, mompelde Pier Albrun, peinzend: dat
bewijst dat God het goede uit het kwade doet
voortkomen ... en toch, als ik daar, voor den loop.
van mijn karabijn, dat drietal schelmen had..."
Ardiane keerde het hoofd af, haar oogen worden
somber, de saamgetrokken wenkbrauwen vormden
ne zwarte lijn.
Zwijg," zeide zij. Is het aan ons, de han
den te vloeken, die daar den brand aangestoken
hebben? Wij hebben hun zelfs het kruis te dan
ken, dat ge daar in uw vuist klemt. Denk eens
na, Pier, do stad alleen heeft een brandweer, die
voor haar zelve, voor bare voorsteden en de drie
dorpen dient; Prades en Céret zijn te ver. Een
arm sergeant van de brandweer moest dus altoos
op uw post blijven, zonder ooit verlof, altoos in
do kazerne, om er uw manschappen altoos op het
gui-vive en gereed te houden; ge koudt alleen uit
uw gevangenis als de dienst liet vorderde. Een
enkel uur plichtverzuim kou u uw soldij en uw
rang ontnemen! Gij hadt een uur noodig, alleen
om hierheen te komen als het hier brandde!....
Ik spon mijn hennip maar tegen vijf sous daags,
te Ypinx, met de bevende oude vrouw nog om voor
te zorgen bovendien,.... en dat was moeilijk
's winters! Hoe kon ik in de stad komen wonen
zonder er, zooals de anderen, wat bij te verdie
nen en je begrijpt, beste man, dat ik dat niet
wilde! Zonder al die branden dus, zou ik nog
hennip zitten te draaien, in het steegje in het
dorp, en jij, mijn dappere soldaat, zoudt nog bij
de brandweer zijn, wij zouden elkander niet
meer gesproken hebben en we waren nooit ge
trouwd. Mij dunkt dat het hier dus beter is. Ge
loof' me, dat is wel waard hetgeen er aan al die....
onverschilligen voor overkomen is!"
Ardiane, ge hebt vuur voor bloed in de
aderen," zeido Albrun.
En dan, .... die smokkelaars" ver
volgde de schoone Baskische mot zulk een zon
derlingen blik, dat Pier opsprong, zij hebben
wel wat anders te doen, dan hier voor niets kwaad
te komen stichten; het is om te lachen! het is
juist iets voor het onnoozele volk hier, te denken
dat de smokkelaars het gedaan hebben!"
De opperhoutvester kon zich nog geen reken
schap geven van hetgeen hij gevoelde, hij staarde
slechts bezorgd en zwijgend zijne vrouw aan;
toen zeide hij :
Wie zou het dan zijn? Iedereen is hier
vrienden en kennissen onder elkander; dieven
zijn er niet, boosdoeners, nooit! niemand anders
dan die douanen-moordenaars haddon er belang
bij welke hand zou, misschien uit
wraak . . . ."
Of uit liefde misschien!" zeide de Baski
sche. Ik bijvoorbeeld, als ik liefheb,.. . dan
zouden hemel en aarde eer mogen verzinken! . . .
welke hand. zegt ge ? zie eens. Pier! Als het die
eens was, die ge daar aan uw lippen drukt!" . . .
Albrun, die zijne vrouw kende, liet, als door
don bliksem getroffen, de hand los, dio hij kuste.
Het was of zijn hart ijs werd.
Ge schertst. Ardiane?" zeide hij.
Maar hartstochtelijk, niet haar geuiïgen adem
hem omvattend, trok zij hem met ecu bedwel
mende beweging naar zich toe, baar arm om zijn
hals, --? on met afgebroken stem, haar gloeienden
adem in zijn oor, fluisterde zij, zacht, onder zijn
kroeshaar gesmoord, de woorden :
Pier!... ik aanbad u immers! Pier, wij
waren immers arm ! Den brand iu dio hutten te
stoken was immers het eenigo middel om u te
zien, om u toe te behooreu! om dit kind te
hebben !"
*
* *
Pier Albrun, de flinke soldaat, duizelde bij deze
vroeselijke woorden. Hij was opgestaan, hij wag
gelde achteruit, met starende oogen. Plotseling
slingerde de opperhoutvester het cerekruis het
raam uit, ginds in het donker, naar den
borgstroom, en zoo heftig, dat men kon zien hoe
ecai der zilveren puntjes van het kleinood een
vonk uit een rotsblok deed springen, voordat het
in het schuim verdween. Toen maakte hij een
gebaar als om het wapen, in den hoek, te grij
pen ; maar zijn blik viel op het kind, dat slapend
vóór hem lag, hij bleef stilstaan, lijkbleek, en sloot
de oogen. Laat dit kind priester worden.