De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 30 januari pagina 6

30 januari 1887 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. NO. ? der geschikte onderwerpen van toer meisjes-hoogere-burgerscholen is ;de opmerking van von Werner die wjj ontoededeelden, in alle Duitsche bladen beDe openbare meening is tegen Scipio libal," schreef de vorige week een ? in de frtmtfurttr, men wil de meisjes over vreuwenk»rakters laten pordeelen. sie dan te kiezen? De vrouwen in de wedeugen aiet veel. Messalina, Cleo, Helena, Lucreaia Borgia, Maria Stuart...." ' was eindeloos van namen waarvan de een aavraag kon lijden dan de «ader. Beweerd wordt nu, dat te München aan de meisjes in de derde klasse is opgegeven: KarakteI ristiek van den soldaat." Zeker een uiterst pasI send thema voor meisjes van 14 tot jaar," schrijft men in het Vaterland, de onderwijzer zal zeker als vervolg van dat onderwerp de eerstvolgende maal opgeven: Gedachten van een schoolmeisje bjj het zien van een eenjarig-vr\jwilliger", waaraan zich dan zou kunnen aansluiten: Het verkieslijke van een jong luitenant boven een ouden snorrebaard, van het standpunt eener jonge dame be oordeeld." Schaakspel. No. 57. Van S. LOYD te Jersey-city (V.-St. de nagedachtenis van den heer H. Löwenthal (Tothe Memory of Herr Löwenthal). ZWABT. Dame voorgaaf partij tusschen de heeren Blackburn en Harley van Londen. (Wit geeft de koningin voor.) '"S X B. (wit). H. (zwart). b2 b3 l e7 e5 cl b2 2 f8 d bl c3 3 g8 e7 e2 e3 4 o o o?o?o 5 c7 c5 gl e2 6 b7 b6 f2 f4 7 b8 c g2 g4 8 a7 a f4_f5 9 d8 c7 e2 g3 10 e5 e4 c3 X e4 11 döX g3 h2Xg3 12 c8 b7? fl c4 13 d7 d5 hl X h7! 14 g8 X M dl hl f 15 h7 g8 e4 f6 f 16 g?Xf« b2 X f6 17 e7 go f5 X g6 18 f7 X go c4 X d5 f 19 f8 17 hl?h8mat. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Juiste oplossingen ontvangen van W. v. H. te Delft, no. 54bis en ter, 3zet Eindspel, no. 55A en B. Door C. en H. te Amsterdam 55A (Uwe toe lichting is juist, zie volgend nommer alsmede voor de Einstellingen no. 56. In Tinney is de copy .?.., , ..Eiii * v -t \ iuist gevolg). Voorts Henri te Amsterdam no. 55, (Wit 4 en Zwart 5 stukken met K. al.) Einds?emng 3zet en St. Blackburne en ProbL Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. Tinney, No. 56 met 56bis. Juist opgelost door Flenügafed te Kaatsheuvel no. 55; idem Mei" te Amsterdam benevens 55A en B, eindsp. Str. en Blacburne, No. 56 (eindspel C. J. C. en H. W. C. vermelding later). Voorts 2zet A. v. H. ten H met probleem Finney. OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 55. Hulde aan Charles G. Gordon. l D. d8j d4 X eö(a 2 d8 f6 mat. c) l Als voren, d6 X c5 (d 2 e5 e4 mat. ft l Als bov., d4X c5(b 2 d8 b6 mat. d) l , döc7 of b8e)2 d5 c7mat. \» l , d6 X eö(c 2 c5 - c4 mat. e) l , döe'7 f8 2 döe7 mat. Toor een. figuur-probleem al zeer goed en de oplossingen zijn even symmetrisch als de stand dsr stukken. "Wij komen op deze oplossing terug. , ? A. No. bis van J. A. Moses. ISjarigen auteur. l b2 g7!, b5 a of b6; (1) 2 g7 X d7, onversch. 3 Pd. D. of R. zet mat. ? ? - - - - ' ' 2) 2 g7 X b2, 3 eöc7 f mat. 3) 2 g7 X d7, 3 Pd., D. of R. zet mat. 4) 2 e6 c7 mat of bij ... 2 cöa6 volgt g7 X d7 mat. 5) 2 g7?b7 f, c5 X b 7 3 eöc7 mat. 2 g7 X d7 f, böaö3 D. R. of Pd. zet mat. 55 B. -Van A. Kauders te Weenen. h8 b8, c4 b3; 2 b6 X c5 mat l Als b., c4 d4 2) l b8 f4 mat, d5 d4; 2 b8 g8 mat. Partij Steinküler?Blackburne. Wit 19.... Zwart f6 X f2 f, 20 g2?hl, f2 gl f! SlelXgl,,, h3 f2 f, 22 hl g2, c8 h3 schaakmat. Een probleem gelijk! De matstelling is glaszuiver! Muzio-gambiet Kolisch-Fraser. 14 h5 f7 t, eödö; 15 fl f6 f, d8 X f6; 16 f7 X f6 mat. Een prachtig partijtje! Wit alles op behalve de koningin, waarmede hij midden op het bord mat zet. 57A. Tweezettig probleem van S. Wash. Wit K. c4, D. dl, R. e3, T. d2, P. h3 en b7, Pd. b8 en d8. (8 Zwart K. c7, Pions d3 en h4 (8 st. K. c7. (Mooi! Wit geeft in twee zetten mat. B. Tweezettig probleem van Philipp Klett, Stutgart. Wit K. f7, D. e3, R,' böen cö, pion a3 (öZwart K. d5, Pd. cl2, pions b6 en eömet K. d;~> (4 Wft geeft in twee zetten mat. l Als bov., b3 b2 2)1 ,a7 a6 3) l , d7 b 4) l , d7 elders 5) l , c5 2)1 ABC VOOR VROUWEN ' * door Prof. Celibatarius. i, _ w v ' ? T. Trouwen. ,- Trouwen l 't Is een gebruik zoo oud als de * wereld Neen!. men zou eerder kunnen zeggen: als de Bijbel, want in het boek der boeken wordt er eigentlijk het eerst over gesproken. Er staat geschreven: God zeide; het is niet goed dat de mensch alleen zij".,.. maar er staat Biet in de Heilige Schrift dat het huwelijk een transactie is van twee verschillende partijen, die om verschillende redenen eene associatie beginnen. Toch wordt heden ten dage het trouwen veelal zóó opgevat. Gedurende den loop der eeuwen is de menschheid koel, verstandig of nuchter geworden en wanneer iemand in deze dagen een Hooglied zou zingen, bezong hij waarschijnlijk niet zoo zeer de aanminnige bekoorlijkheden van zijn geliefde als wel haar staathuishoudkundige voortreffelijk heid. . Uw brandkast O! mijn geliefde." zoo zou hij vermoedelijk beginnen: zwelt van oude russen en 3K pCt. Nederlandsche schuld, als een door den regen gezwollen stroom. Uw juweelen zijn heerlijk \, om te aanschouwen als de sterrenhemel, flonkeren in den nacht. Zacht rust gij op uwe sponde van vervallen coupons en. liefelijk geurt het voor' uitzicht op de erfenissen uwer bloedverwanten.... Als nardus en saffraan is de reuk van den in vloed uwer magen en vrienden. Rooder dan purjer de mantel der eere, die van de schouderen uws vaders hangt. Als honigzeem drupt van de lippen uwer moeder het woord, dat voorspraak is bij de grooten der aarde. Wit als versch gevallen sneeuw, is het voetje deiuwen aan het hof van den machtigen vorst." * * * De liefde is waarlijk niet uit de wereld ver dwenen, maar het trouwen heeft het romantische waas verloren, in dezen tijd van zaken doen, zich pousseeren en associeeren; 't is tegenwoordig even als de effecten onderhevig aan koers en gaat op en neer naar en met de tijdsomstandigheden. Is de oogst goed. houden graan- en suikerprijzen zich voldoende staande dan neigen veel mannen hun harten tot de boven aangehaalde goddelijke uitspraak vallen daarentegen de prijzen, mislukt de oogst en is de rentestandaard laag, dan houden de jonggezellen zich aan Paulus, die zegt: Die trouwt doet wél, maar die niet trouwt doet beter!" Zoo is langzamerhand trouwen" de uitkomst geworden van een rekenvoorstel, een speculatie, die dikwijls noodlottig, soms gelukkig afloopt. Daarom bergt God Amor in dezen tijd maar al te dikwijls zijne pijlen weg want ze verkoopen, neen! dat doet hij niet. Zoo laag is hij nog niet gezonken. Daar, waar trouwen" alleen de vrucht is van overleg, speculatie of berekening, keert het kleine godjo zich weenend af en bewaart zijn scherp gepunte schichten voor de eenvoudigen der aarde, die nog aan liefde, trouw, toewijding, poëzie en geluk gelooven. Wanneer hij , twee harten vindt die samen kloppen met n slag; twee zielen, die bij elkander behooren, waarvan de eeno niet leven kan zonder de andere, dan bindt hij ze met n pijl onaf scheidelijk aaneen, vóórdat ze gelegenheid hebben gehad, om te onderzoeken of hun tiuantién in orde zijn of niet, Hij maakt hen rijk, al zijn ze arm; hij doet hen een geluk kennen dat nooit of nimmer nog te koop was. Een geluk dat niemand begrijpt dio 't niet kent, dat niemand ooit kennen zal, die 't niet begrijpt. Daardoor ontstaat het verschijnsel dat men zoo dikwijls gelukkig getrouwde paren ontmoet die niet meer clan het hoog noodige hebben om rond te komen en dat zoovclen zich bedrogen zien door de verwachting dat een volle beurs het equivalent kan zijn voor een ledig hart of' het gestoelte der eere de rustplaats worden kan voor een moede ziel. * Is er ooit een waar woord gesproken over het trouwen dan is liet zeker door den Diütschcn dichter Schiller, die zegt: D'rum prüfe wer sich ewig bindet Ob sich das Herz zum Herzen findot Der Walm is kurz Dio Reue lang'. HET GEHEIM DER SCHOONE BASKISCHE, naar VILLIEKS DE L'!SLE-ADAM. Het nieuwe huisje van den jongen opperhout vester, Pier Albrun, lag op de helling van den berg, boven het dorpje Ypinx-les-Trembles, op twee mijlen van Perpignan, en zag uit op de groote dennebosschen die naar de Pyrenëen oploopen. Op de helling, boven een bergstroompje dat schuimend tusschen de rotsen dartelde, lag de tuin, en zond den geur van zijn wilde bloemen, zijn oleanders en prunusscn naar het lachende huisje op. Het was een paradijsje, dat vroolijke sierlijke gebouwtje, waar de flinke opzichter, een jonge man van acht en twintig jaren, glad van huid en dapper van oogen, met zijne jonge vrouw woonde. Zijne Ardiane, bijgenaamd de mooie Baskische, was in het dorp geboren. Eerst was zij arenleesster geweest, toen maaister, toen, als al de weesmeisjes van het dorp, touwwcefster, onder de zorg van eene oude moei, die haar in hare hut had opgenomen en voor welke het meisje, grooter geworden, op hare beurt gezorgd had. Tot haren dood had zij haar verpleegd; ja, op Ardiane Inféral was, ondanks hare verrukkende schoonheid, nooit iets te zeggen geweest. Zoo kwam het dan ook dat Pier Albrun - gewezen fourrier bij de chasseurs d'Afrique, toen sergeant instructeur bij de brandweer te Perpignan, toen van den dienst vrijgesteld wegens wonden bij branden verkregen, en eindelijk, wegens buiten gewone verdiensten, tot zijn tegenwoordige be trekking van opperhoutvester benoemd, de mooie Ardiane zonder bezwaar had kunnen trou wen, na zes maanden verlovingstijd. * * * Dien avond zat de mooie Baskische voor het open raam en keek naar buiten. De hemel was met sterren bezaaid. Ardiane, met haar koralen ket ting om den hals, de zwarte haren plat langs de bleeke wangen omlaag gestreken, zat in een wit nachtgewaad, in een leunstoel van gevlochten riet gezonken, met haar kind, een mooi kind van acht maanden, op haar schoot, en keek met hare strakke zwarte oogen naar het sluimerend dorp in de verte, naar de landen daarachter, en heel in de verte, naar do donkere dennebosschen. Zij snoof met genot den zwaren geur van den nacht in ; haar mond toonde, tusschen de bloedroode lippen, in zaligen glimlach de parelkleur van haar tanden; de rechterhand, waaraan de gouden trouwring blonk, speelde verstrooid in het kroeshaar van Pier, die, aan haar voeten ge zeten, met zijn vroolijk, oprecht gezicht tegen hare knie leunde en tot het kind lachte. Om hen heen was alles vrede en geluk; rustig brandde de lamp en verlichtte de kamer, met bleekblauw papier behangen, het heldere witte bed. met de wieg er voor, de karabijn in den hoek, het crucifix aan den muur; op den schoorsteen stond een wekkerklok, een paar glazen kandelaars, twee portretjes in strooien lijstjes, en in een vaasje van aardewerk een ruiker van hcidebloemcn. Een paradijs, vooral dien avond! want in deu morgen van dien dag had het vroolijk geblaf van Piers honden een bezoeker aangekondigd, en die bezoeker was een ordonnans van den prefect uit de stad geweest. Hij bracht, o verrassing een blikken koker, waaruit Pier Albrun het eere kruis te voorschijn haalde, benevens het brevet en een ministerieelen brief, waarin de aanspraken van den houtvester op die onderscheiding uiteen gezet worden. Wat had hij dat alles luide aan zijn Ardiane voorgelezen, in den tuin, in de zon. ter wijl het papier in zijn handen beefde van zijn trots en aandoening. Wegens dappere daden, in verschil lende gevechten, gedurende zijn diensttijd bij do Algerische tirailleurs in Afrika, voor zijn on verschrokken gedrag als sergeant-instructeur van de brandweer in de hoofdplaats, bij al de branden, die achtereenvolgens in 1885 do gemeente Ypinxles-Trembles geteisterd hadden, voor de vele per sonen dio hij heldhaftig gered had, en de twee wonden die hem vrijstelling van dienst en eene plaats als opperhoutvester hadden bezorgd, enz. enz." Daarom zaten daar 's avonds, nog laat, Pier Albrun en zijne jonge vrouw aan het raam, en kouden van den feestdag niet scheiden. Hij had nog in zijn rechterhand, want hij wilde het tel kens bekijken, het ccrekruis aan bet roodmoir lint. Een sluier van liefde en geluk scheen hen daar, onder het zwijgend sterrenlicht, te omvatten. * * # Intusschen keek de schoone Ardiane aandach tiger naar eenige muren on bouwvallen, die zwart afstaken tusschen do witte huizen van het dorp. Men had ze maar zoo laten liggen, zonder ze weer op te bouwen. Het vorig jaar toch was, zevenmaal in zes maanden, het vreedzame dorp Ypinx-les-Trembles plotseling 's nachts opgeschrikt door brandalarm, in donkere nachten, en in de vlammen waren slachtoffers van allerlei leeftijd omgekomen. Het was, naar het gerucht zeide, het werk van wraakzuchtige smokkelaars. dio, slecht in het dorp ontvangen, er telkens dio branden waren komen stichten; daarna, in de dennobosschen verdwenen, onvindbaar tusschen de populieren en de myrlen. veilig voor de gen darmes , hadden zij do grens en do sierra's be reikt. Sedert waren de booswichton zeker over de grens voor andere misdaden gevat en gestraft, en de branden hadden opgehouden. Waar denkt ge aan, Ardiane?" zeide Piei en kuste do vingers der bleeke hand, die zijn haren en zijn voorhoofd streelde. Aan die zwarte muren", zeide do schoone Baskische langzaam, zonder het hoofd aftewenden Ons geluk is daaruit afkomstig. Kijk, bij het branden van die hoeve, daar zag u weer!" Ik dacht dat dat onze eerste maal was,'' antwoordde hij. Neen, de tweede!" antwoordde Ardiane Ik had u eerst bij de kermis te Prades gezien. drie dagen vroeger, en, ondeugd, ge hadt me niet opgemerkt. Voor rnij was het de eerste maal dal mijn hart klopte. Ik gevoelde dat gij mijn eenige vaart! Op dat oogenblik besloot ik, uwe vrouw te worden, on ge weet, wat ik wil, wil ik". Pier Albrun had ook het hoofd opgeheven en bekeek de puinhoopen tusschen de witte huizen in den maneschijn. ,Je hadt het me niet gezegd!" zeide hy glim lachend. Maar bij den br, nd van die groote? woning daar, achter de kerk, waar ik te vergeefs Deproefde die twee oude lieden te redden, men heeft zelfs hun beenderen niet onder'het puin ge vonden, daar ben ik door een brandende balk gekwetst, en ge hebt mij bij uw oude moei; moe der Inféral, in huis gehaald, en mij zoo goed verzorgd en verbonden; ge gaaft me warmen wijn iet was alsof hij mij stond te wachten ! toch, di& arme oude menschen, het doet zeer, er aan te^ denken!" Och, je weet," zeide de schoone Baskische, ik betreur ze minder. Ik kende ze als kind; ze betaalden mij heel siecht voor mijn fijn spinsel; drie SOMS, vijf sous, en nog met moeite; de oude vrouw spotte er altoos mee, dat ik zoo mooi werd, en grijnsde, en dan beproefde zij mij reeds. vooruit te belasteren met haar leelijken mond!.... En nooit iets voor de armen!.... Och, wij zijn allen sterfelijk. Wat was er verloren aan die twee gierigaards? Als wij verbrand waren, hadden zij. gezegd: dat is maar goed!".... * « * En met de anderen" vervolgde de schoone Baskische, was het ongeveer evenzoo! Ge moet er niet meer aan denken! -?Kijkt daar hebt ge het huisje van Desjonchérêts: dat brandde, niet waar! Daarna hebt ge mij gekust, bij ons in huis .... voor het eerst! Ge hadt daar den klei nen jongen gered; wat hadt ge er moeite voor gedaan! Wat bewonderde ik u! Ge waart zoo schoon, zoo dapper, met uw helm in den rooden gloed!... die kus, ziet ge, als ge wist. . !" Zij strekte weer rustig hare hand naar buiten uit; de trouwring blonk in het sterrenlicht. Zij hernam: En toen, bij die, werden wij verloofd: ea toen bij die, bleven wij samen in de schuur, en bij .die gindsche, Pier, hebt ge uwe wond be haald ! .. . . daarom zie ik gaarne naar die som bere plekken ; wij danken daaraan ons geluk, uw mooie betrekking als opperhoutvester, ons huwe lijk, en dit huisje, waar ons kind geboren is!" Ja, mompelde Pier Albrun, peinzend: dat bewijst dat God het goede uit het kwade doet voortkomen ... en toch, als ik daar, voor den loop. van mijn karabijn, dat drietal schelmen had..." Ardiane keerde het hoofd af, haar oogen worden somber, de saamgetrokken wenkbrauwen vormden ne zwarte lijn. Zwijg," zeide zij. Is het aan ons, de han den te vloeken, die daar den brand aangestoken hebben? Wij hebben hun zelfs het kruis te dan ken, dat ge daar in uw vuist klemt. Denk eens na, Pier, do stad alleen heeft een brandweer, die voor haar zelve, voor bare voorsteden en de drie dorpen dient; Prades en Céret zijn te ver. Een arm sergeant van de brandweer moest dus altoos op uw post blijven, zonder ooit verlof, altoos in do kazerne, om er uw manschappen altoos op het gui-vive en gereed te houden; ge koudt alleen uit uw gevangenis als de dienst liet vorderde. Een enkel uur plichtverzuim kou u uw soldij en uw rang ontnemen! Gij hadt een uur noodig, alleen om hierheen te komen als het hier brandde!.... Ik spon mijn hennip maar tegen vijf sous daags, te Ypinx, met de bevende oude vrouw nog om voor te zorgen bovendien,.... en dat was moeilijk 's winters! Hoe kon ik in de stad komen wonen zonder er, zooals de anderen, wat bij te verdie nen en je begrijpt, beste man, dat ik dat niet wilde! Zonder al die branden dus, zou ik nog hennip zitten te draaien, in het steegje in het dorp, en jij, mijn dappere soldaat, zoudt nog bij de brandweer zijn, wij zouden elkander niet meer gesproken hebben en we waren nooit ge trouwd. Mij dunkt dat het hier dus beter is. Ge loof' me, dat is wel waard hetgeen er aan al die.... onverschilligen voor overkomen is!" Ardiane, ge hebt vuur voor bloed in de aderen," zeido Albrun. En dan, .... die smokkelaars" ver volgde de schoone Baskische mot zulk een zon derlingen blik, dat Pier opsprong, zij hebben wel wat anders te doen, dan hier voor niets kwaad te komen stichten; het is om te lachen! het is juist iets voor het onnoozele volk hier, te denken dat de smokkelaars het gedaan hebben!" De opperhoutvester kon zich nog geen reken schap geven van hetgeen hij gevoelde, hij staarde slechts bezorgd en zwijgend zijne vrouw aan; toen zeide hij : Wie zou het dan zijn? Iedereen is hier vrienden en kennissen onder elkander; dieven zijn er niet, boosdoeners, nooit! niemand anders dan die douanen-moordenaars haddon er belang bij welke hand zou, misschien uit wraak . . . ." Of uit liefde misschien!" zeide de Baski sche. Ik bijvoorbeeld, als ik liefheb,.. . dan zouden hemel en aarde eer mogen verzinken! . . . welke hand. zegt ge ? zie eens. Pier! Als het die eens was, die ge daar aan uw lippen drukt!" . . . Albrun, die zijne vrouw kende, liet, als door don bliksem getroffen, de hand los, dio hij kuste. Het was of zijn hart ijs werd. Ge schertst. Ardiane?" zeide hij. Maar hartstochtelijk, niet haar geuiïgen adem hem omvattend, trok zij hem met ecu bedwel mende beweging naar zich toe, baar arm om zijn hals, --? on met afgebroken stem, haar gloeienden adem in zijn oor, fluisterde zij, zacht, onder zijn kroeshaar gesmoord, de woorden : Pier!... ik aanbad u immers! Pier, wij waren immers arm ! Den brand iu dio hutten te stoken was immers het eenigo middel om u te zien, om u toe te behooreu! om dit kind te hebben !" * * * Pier Albrun, de flinke soldaat, duizelde bij deze vroeselijke woorden. Hij was opgestaan, hij wag gelde achteruit, met starende oogen. Plotseling slingerde de opperhoutvester het cerekruis het raam uit, ginds in het donker, naar den borgstroom, en zoo heftig, dat men kon zien hoe ecai der zilveren puntjes van het kleinood een vonk uit een rotsblok deed springen, voordat het in het schuim verdween. Toen maakte hij een gebaar als om het wapen, in den hoek, te grij pen ; maar zijn blik viel op het kind, dat slapend vóór hem lag, hij bleef stilstaan, lijkbleek, en sloot de oogen. Laat dit kind priester worden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl