De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 6 februari pagina 3

6 februari 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Hij verdient om der wille van H beginsel ver reweg de voorkeur. De belangen waarmede de heer Bake vertrouwd is, worden in den Raad niet vergeten. Daarentegen heeft de nijvere winkelstand geen enkelen vertegen woordiger; hare belangen kent men op 't Stadhuis slechts van _hooren zeggen. De keus 8 dus niet moeilijk. En wanneer de lieer Bècker, eenmaal gekozen, zijn mandaat met dien ijver, ernst en toewijding vervult die van "«en selfmade man verwacht kunnen worden, zal zijne verkiezing in zeker opzicht ziin »de eerste dag eens nieuwen levens". Want men zal het bij n niet laten. H. Uit ParijsNiet de laatste première van Dumas flls, maar een causerie over deze premières in 't algealgemeen zal voor heden een groot deel van mijn kroniek innemen. De première van Francillon be hoort te Parijs alweder tot de geschiedenis en de lezers van het Weekblad hebben in het laatste nummer een volledig overzicht van Dumas' jongste schepping kunnen lezen. De ruimte mij toege staan, verbood zulk eene uitvoerige beschrijving daarvan te geven. Slechts n anecdote, betref fende dat stuk vinde hier om de curiositeit een plaats. In het eerste bedrijf van Francillon ver toont de hertogin de Riverolles, ten bewijze, dat zij. hoe ongelooflijk dit ook schone, werkelijk een nachtelijke escapade gemaakt heeft, het nummer van den koetsier, die haar naar het bal de l'Opéra gebracht heeft en wien zij- een fooi van 20 francs heeft beloofd. Ook dat nummer (3,728) o triumf van het realisme! bestaat inderdaad en behoort tehuis bij de compagnie des Petites Voitwes. Dit heeft den heer Dumas aanleiding gegeven tot het schrijven van het volgend briefje aan M. Bixio, directeur dier compagnie: Waarde vriend, wees zoo vriendelijk inliggende 20 francs ter hand te stellen aan den koetsier van No 3728, namens de hertogin de Riverolles, die van meening is, dat men nooit mag vergeten wat men beloofd heeft. Gaarne de uwe. Dumas" In een tijd dat la Princesse Georc/es en Denise nog niet geboren waren, evenmin als VEtrangère of la Princesse de Bagdad heeft Dumas een geestig opstel geschreven over de premières, 't Is nu ongeveer twintig jaar geleden, dat hij in den Paris-Guide, een groote boekverkoopers-onderneming, die maar ten halve gelukte, zijn indrukken als tooneelschrijver en Parijsch wijsgeer ten beste gaf. Deze Paris-Guide waar over Louis Ulbach de directie had, moest den vreemdeling, die de algcmeene Tentoonstelling van 1867 kwam bezoeken, van alles, wat er in Parijs te zien was. op de hoogte brengen. Daar al wat toen in letteren en kunst uitblonk, er zijn medewerking aan had verleend, was het een hoogst interessant boekje geworden, dat. vóór drie jaren nog in overvloed voorhanden, nu reeds tot de zeldzaamheden begint te behsoron. Daarin nu had Alexandro Dumas een piquante monografie geleverd over eerste opvoeringen." Met den hem eigen geest schetste hij daarvan een zeer getrouw beeld. Hoe komt het, dat het drie of vierhonderdtal personen dat. behalve de kritiek en de pers, zonder fout de premières bijwoont, dert doorslag geeft wat, betreft het oordeel over het stuk en in werkelijkheid den toon aangeeft voor liet gansche publiek? Hoe komt het. dat al die menschen. die van elkaar zooveel verschillen en alleen in de schouwburgen worden gevraagd om gezamenlijk hun oordeel uit te spreken over een algemeene kwestie, zoo terstond elkander volkomen verstaan en het met elkander volkomen eens zijn over den indruk van het ge speelde stuk? Aldus vraagt Dumas en hij moet bekennen, dat dit voor hom een onbegrijpelijk iets is, te meer omdat dit zonderling waardeerings vermogen volstrekt niet 'rust op opvoeding of meer dan gewone ontwikkeling. Want." zegt hij, er zijn er onder die alvermogenden, die nooit een bonk, zelfs geen tooneelstuk gelezen hebbon, die zelfs niet weten, wie de schrijver was van dit of dat meesterstuk uit vroegeren tijd. wier beslissing niettemin onherroepelijk is." Dumas had er slag van om do verschillende gesprekken, die zijn oor in de couloirs opving, letterlijk weer te geven: Wel, wat zeg je van het stuk van van avond ? Zeer merkwaardig. Zou het een geldmaker worden ? Wel neen! Waarom niet? Ja, dat weet ik niet. Vind je dan, dat hot slecht gespeeld wordt? Integendeel, het wordt uitstekend gespeeld. Welnu, wat dan? Wat dan ? Het zal geen gold opbrengen, dat is alles wat ik er van zoggen kan, Misschien, als het, later weer oens wordt opgevoerd als het stuk ten minste eene reprise beleeft. Of wel, deze andere lezing: Wat dunkt u van het stuk, dat hedenavond gaat ? 't Is onzinnig. Dus zal het vallen ? Wel neon, het zal een buitengewoon succes hebben. Zou ik er dan maar niet heengaan? Zeker moet ge or heen gaan, gij moet hot zien! Waarom? Dat kan ik niet zeggen maar zien moet gij het in ieder geval. In weerwil nu van die twee staaltjes cener vol komen ongemotiveerde en zuiver subjectieve kritiek verdedigt Dumas dat publiek der driehonderd tegen de beschuldiging van groote lichtvaardigheid in zijn oordeelen. Hij verklaart onbewimpeld: nooit heb ik dat publiek onbillijk, hatelijk of dom gezien in zijn oordeel, want uit die menigte, die saamgekomen is om het vonnis te vellen in zaken van geest en gemoed, vindt men altijd een gemiddeld aantal personen, die do rechtvaardigheid zelve zijn." Toch erkent Dumas, dat er ook uitzonderingen zijn, categoriën van toeschouwers, die bij zulke premières een verfoeilijk publiek vormen, daartoe "behooren de dames uit de groote wereld. Deze zijn volmaakt onverschillig omtrent het succes van het stuk. Niet alleen komen zij laat in haar loge. maar zij maken daarbij ook een geweldig lawaai; zij zitten voortdurend te praten, hebben alleen oog voor de toiletten der actrices, en gaan heen voor het gordijn valt, om bijtijds in haar rijtuig te komen. De besten onder het damespubliek zijn de echtgenooten uwer vrienden, altijd wanneer deze niet zelf aan de kunst doen. Zij weten hoeveel het inhoudt, om zoo'n tooneelwerk in elkaar te zetten, welk een hoofdbrekens en zorg de bewerking vereischt en deze weten schap gevoegd bij de sympathie voor uw persoon, doet haar niets liever wenschen dan uw volkomen triumf. Verder laat Dumas zich nog met bevalligen spot het een en ander ontvallen over de aanzoeken, waarvan de auteur het slachtoffer is, om een plaats te krijgen voor den avond der première. Dat is een gevlei en geliefkoos, een gevleem en lieve-naampjesgeverij om onpasselijk van te wor den. Dat heet Mon cher maitre" (oen benaming die sedert verschrikkelijk banaal is geworden), mon petit vieux mijn beroemde vriend mijn oudste kennis, dien ik nooit vergeten heb". Men tracteert hem op aanhalingen uit zijn vroe gere stukken, men tutoyeert hem in het Latijn, vergelijkt hem bij Molière, beroept zich op een door hem beminde persoonlijkheid ; in n woord men doet alles, neemt de onmogelijkste listen te baat, om een kaart machtig te worden. De tooneelschryver weet precies, wat hij van al die betuigingen van gehechtheid en belang stelling te denken heeft. Dumas vertelt, dat hij slechts n vriend heeft gekend maar het was dan ook een echte vriend, die ne deze had hem om een plaats gevraagd voor zijn: secondes." Dumas eindigt zijn van vernuft schitterende causerie met een raadgeving aan de tooneelschrijvers over de wijze, waarop hij de zaal voor hun premières het best kunnen inrichten. Voor namelijk moesten wij goed toezien, wie er in de baignoires kwamen te zitten. Daar mochten alleen beproefde vrienden geplaatst worden. O. die baignoires!" roept hij spottend uit, van daar uit komt het moorddadigste vuur. dat langs den grond afmaait en de beenen afsnijdt l" Want uit die baignoires moeten die uitroepingen komen, welke door de gansche zaal, als zij goed ingericht is, heen knetteren als korrels hout in heete asch". Wat ook uitnemend effect maakt, is het plaatsen van een bekende dame, maar niet meer dan ne, in de tweede rij der logos. Ieder verbaast zich, hoe eVj daar komt. Och, wordt er daif gezegd, zij zal geen andere plaats meer hebben kunnen krijgen!" En dan begrijpt iedereen, dafrmen storm goloopen heeft voor de première. Dan hebbon we nog la femme nigmatique!" O, zoo'n raadselachtig geheimzinnig wezen, is een kostelijk iets! Kan men in een groote lor/c de face een plaats inruimen aan een mooi totaal on bekend persoontje met bleek gelaat, bruin haar en donkere oogen. dat onaancloenlijk blijft onder alles, dan behoeft men over niets ongerust te we zen. Zij in oorzaak, dat men niot bemerkt, hoe lang de pauzes duren, want iedereen zit haar aan te kijken en zich af te vragen, wie of dat wel mag zijn i A. B. muziek te vertegen gegeven werd onder was de XXe Eeuw in de woordigen en als Parodie den titel Eine reiche Erbin". Eene zeer goede uitvoering heeft het hare toe gebracht om het succes van dit oordeelkundig saamgesteld programma te verzekeren. In de XVIe Eeuw stelde 't tooneeleen schouwplaats voor, met estrade, tentscherm en een op stoelen gezeten publiek in 't kostuum van de tijd. Het heete ijzer moet als proef van huwlijkstrouw dienen en de Heer Tewele, die voor de verdachte Saterin uitstekend speelde, werd goed ter zijde gestaan doos Herr Pitmann als Gevatterm en Herr Schmidt als Bawr. In de XVIIe Eeuw was er iets meer voor de iluzie gedaan. Op aangespijkerde borden stond zeer vriendelijk te lezen, dat men zich een straat of een bakkerij had voor te stellen. De Heer Harden heeft de rol der slimme en haren man getrouwe bakkerin met talent vervuld en de drie vermeinten Liebsten, de Heeren Wittnauer, Saalborn en Pittmann niet minder. Dit stuk is een allercharakteristiekste Posse, vlug en vlot tot ieders genoegen afgespeeld het minst zeker van de drie hofmakers, die in meelzakken gestopt waren. Men zou zich uitstekend in deX VHe Eeuw heb ben kunnen denken, hadden de mannen die voor vrouwen speelden, gelyk het onder Louis XIII nog gebruikelijk was, maar eenigszins het kostuum van de tijd geraadpleegd; maar door het pikante charakter vim het stuk vergat men deze leemte. De XVIIIde Eeuw, werd door een komedie ver tegenwoordigd, waarin op Italiaansche wijze een volkstype een rol speelde: het is hier Hans Wurst en de man een klein-goedbakker. De Heer Tewele vervulde deze rol; dat is genoeg om een stuk te redden. Mej. Ronald trouwens, de 'bevallige en opwekte 1ste amoureuse, heeft daar van het hare veel aan toegebracht, Dir wie mir No. 4 is een charmante komedie: l aardig, luchtig, schadeloos, zeer ongemeen. De j Heer Tewele was hier in zijn eigenlijk element: een gentleman niais en toch soms flink en ernstig. Alle schakeeringen van de stemming van Sichard Weiss. werden met groot meesterschap en treffende natuurlijkheid voor onze oogen gebracht. Te-recht riep het geestdriftig en zeer talrijk publiek onzen grooten komikus verscheidene malen te-rug. Eine reiche Erbin'' (No. 5) XXe Eeuw, was eerie parodie op de muziek der toekomst: Tewele was daarin de zelfbewuste, zoer drukke genie-. De zorg waarmee de stukken gemonteerd waren de liefde, waarmee men zo in het orchest met oude muziek omrigd had, do betrekkelijke vol maaktheid, waarmee (den korten leertijd in aan merking genomen) alles werd afgespeeld, verdient ten zeerste onzo waardeering, en het spreekt zeer ter gunste van het publiek, dat hot in zoo groote menigte naar dezen historischen avond is heengcsneld en alles met zoo veel belangstelling gevolgd heeft. Wij danken in 't bizonder don Heer Tewclo en hopen, dat zijne Zondagavondvoorstolling niet tot afscheid dienen zal. AM. Tit. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Tewele, in het Grand Théatrc. Do verlokkelijke voorstelling van het gezelschap Schttrmann Le bonheur conjugal" en Lo souspréfèt", twee aardige komedies van Albin Valebrègue in den fraayen Parkschouwburg, de geliefde opera van Flotow (?Martha") in bet Paleis", do aileramuzantste operette Blank om oen" (?l' ceil crevé") van Hervé, met Jufvr. van Zandt, en den Heer Kreeft, noch Van Lonueps Otello"in den Fransche-Laanschouwburg heeft het publiek geheel kunnen aftrokken van de interessante voorstel ling, die de Heeren van Lier ons als vorletztes Gastspiel" van Franz Tewele hebben aangeboden. 't Verdient warme toejuiching, dat do Duitschers ons ook het verledene van hunne eigenaardige Lustspiel"-dramatiek willen doen kennen. De Heer Tewele heeft daarvoor aan de hand gedaan een programma door Dr. Heinrich" Laubo, den bekenden dramatist, te-zamen-gesteld en in 1876 te Weenen voor het eerst aldus uitgevoerd. Het is bizonder aardig, dat Franz Tewele, zoo door de keus van zijn stukken, als door zijne sterk getcekende luim. ons heeft laten zien wat eene zoer voorname zijde van hot Wecner volksleven uitmaakt. Met behulp van Van Liers duitsch gezelschap. welks prijzenswaardige ijver in dezen niet genoeg kan toegejuicht worden, heeft Franz Towele hier voor 't voetlicht kunnen brengen: voor-eorst een allernaïofst Lustspicl van Alb. Dürors en Peter Vischers litorairen stad- en eeuwgenoot den snijderszoon, schoenmaker en Meistcrsinger" Hans Sachs, die zijn best godaan heeft de Re formatie met zijn 4275 Meister-schulgedichte" vooruit te brengen, maar dio voor ons XLXeeeuwers interessanter is, wanneer wij een greep uit zijn 200 tooncelwerken mogen doen. De man stierf in 1576, naar geest en zintuigen verzwakt, ook spraakloos; maar toon hij in 1551 zijn Heiss Eysen" schreef, was hij nog in 't volle genot van zijn schilderachtig en potsig talent. Te Leipzig werd in 1619 een Possenspiel" geannonceerd, zur Lehr und Kurzweil gemeiner Christenhei t", door zekeren Jacolms Agror, zvtm goldnen Spiegel" voor vrouwen en maagdon ten papiere gebracht. Dit is hot Ile n°dor voorstel ling geweest on heeft tot stoffe: Die chrliche Bückin, mit iliren drei vermeinton Liebsten." HetlIIeis van ruim honderd jaar later. Het is getiteld: Hans Wurst, dor traurigc Küchelbiicker und sein Freund in der Noth" en heeft tot auteur Gottlieb Prehauscr, die zich naam gemaakt had door zijne elegante Wirthin mit dor schonen Hand." Het 4e mvmmer was Dir wie mir", OOTI alleraar digst modern Lustspiel door Anton Ascher, waar van de première ging in 1870. Als of dit nog niet modern genoeg was, voegde mon er een Zukunfts-drama" bij. dat bestemd EEN PERZISCH BLIJSPEL. Do Rerue Brilannique bevat in haar laatste nummer de vertaling van een modern Pcrzisck blijspel. liet tooneelwork is geschreven door een kapitein in het Russische leger, Mirza-Feth-AliAkhound-Zade, gcboortig uit Derbend, en werd hot eerst te Tittis in' 1861 uitgegeven, mot een lange voorrede, vol uitmuntende raadgevingen voor de acteurs, die hot stuk zouden moeten spelen. Het stuk v/erd echter niet gespeeld, maar in 1874 werd het door een geleerden Pers, Queradji-Daghi, in het dialect van Teheran overgezet. Het is deze overzetting, van welke do vertaler heeft gebruik gemaakt. Do komedie is een dik boekwerk geworden. Eerst komt ceno opdracht aan den Shah Nasr-Eddin, dan een fabel of ge lijkenis om aan te toonen, dat men het bock met behoorlijke aandacht lezen moet om er voordeel uit te trekken; ton derde de eigenlijke voorrede, waarin Queradji zich geluk wonscht de eerste Pers te zijn, die blijspelen schrijft, en al dus zijn naam tot in het verste nageslacht ver eeuwigd te zullen zien. Ook in dezen vorm echter is het stuk niet op gevoerd. De mollah's deden hot vertoonen ervan in den schouwburg van Teheran verbieden, onder het voorwendsel dat daar alloen godsdienstige treurspelen en mysteriën mochten vertoond wordon. Indien de Perzen van Teheran van het genot dezer opvoering verstoken zijn gebleven, do uropeesche geleerden hebben zich Mirza en Queradji aangetrokken. De Revue Asiatique van het vorig jaar bevatte den text en eene vertaling van Mirza's Goudmaker; later dio van De beer als veldwachter en eindelijk die van De pleiters. In 1882 was reeds bij Trübner de Perzische text met vertaling verschonen van De vizier van LenIcovan. Het geestigste van de vier stukken is De pleiters, waarin met voel getrouwheid de ge woonten van rechters, pleiters en makelaars, in het tegenwoordig Perzië, ten tooneele gevoerd worden. Het stuk heet De Pleiters, wonderbaar too neelstuk in drie bedrijven, over het verstand en do scherpzinnigheid der magistraatspersonen en ambtenaren, zoowel als over de scheltnerijen en slechte streken der afzetters en vervalschcrs." Do intrige is de volgende; zij wordt reeds in do eerste tooneelen uiteengezet. Een jonge wees, Cekine Khanoem, spreekt met hare dienstbode en haren bruidegom, Heziz-Beg. De broeder van Cekine-Khanoein is pas gestorven en, volgens de Perzische wet, is zij de erfgename van zijn for tuin, dat 60,000 tomans (600,000 francs) bedraagt. Maar zij heeft vernomen, dat de sigeh (tijdelijke echtgenoote, wier kinderen als wettig beschouwd worden) haars broeders besloten hoert, haar een proces aan te doen, om haar de erfenis te be twisten. Toch heeft de sigeh niet het minste recht, want uit hare verbintenis met don broeder van Cckine-Khanoem zijn geen kinderen gespro ten, /ij heeft echter tot advocaat on procureur don slimmen Aga-Murdon gekozen, die voor zulk een kleinigheid niet bevreesd is. Daarenboven heeft Cekine-Khanoem zich een machtig vijand gemaakt, door de hand van den rijken koopman Aga-IIagan af te slaan. De jonge Cekine is dus niet zonder ongerust heid, als een oud vriend haars vaders, de goede Aga-Kerim, haar komt opzoeken. De grijsaard bericht haar, dat de procureur Aga-Murden en de koopman Aga-Hagan gezamenlijk het proces der sigeh in handen genomen hebben. Cekine heett vertrouwen op haar goed recht; maar de oude Aga-Kerim meent, dat het goed recht niet geheel voldoende is tegenover een procureur als AgaMurden. Hij geeft te verstaan dat hij een anderen vernuftigen advokaat kent, die aan Aga-Murden gewaagd is, en na veel bidden laat hu zich over halen diens naam te noemen. De advocaat heet Aga-Selman, die toevallig terstond op het tooneel komt, de zaak vernoemt en zich er bereidwillig mede belast. Cekine-Khanoum zet hem de zaak duidelijk uiteen. Haar, broeder heeft de koffers, welke de 60,000 tomans bevatten, aan een Hakim toever trouwd. Er is toen een cholera uitgebroken; alle menschen, ook de Hakim, hebben de stad ver laten; de broeder is ziek geworden toen er nie mand meer in de stad was dan hij, zijne zuster, zijne sigëh, en eonige soldaten, die door den gou verneur gezonden waren om de stad te bewaken en de dooden te begraven. Toen de broeder stierf waren er vier soldaten in het huis; hij zeide tot hen: ik ga sterven: ik heb ter wereld geen an deren erfgenaam dan deze zuster; brengt nuj naar het kerkhof." Na deze uiteenzetting besluit Aga-Selman het proces op zich te nemen; het tweede bedrijf speelt ten huize van den procureur Aga-Murden. Reeds terstond wordt men op de hoogte gesteld van de listen van dezen rechtsgeleerde. De goede" Aga-Kerim komt hem vertellen dat hij alles in orde gebracht heeft": Cekine-Khanoem heeft, op zijn raad, Aga-Selman, die ook een compère is, tot verdediger genomen en men zal gezamenlijk de sigeh het proces doen winnen, want deze heeft de helft van de 60.000 tomans aan de drie vrien den beloofd. Aga-Murden heeft intusschen nog een extra voordeeltje op het oog; hij zal met de sigeh en hare overige 30.000 tomans trouwen. In het volgend tooneeltje legt Aga-Murden aan de sigeh uit, wat zij te doen heeft. Zij moet voor eerst bezweren, dat zij den overledene een .zoon geschonken heeft; Aga-Murden heeft zich reeds een kind laten brengen, dat deze rol vervullen moet. Benige moeite zal men wellicht hebben met de vier soldaten; Aga-Murden geeft aan AgaSelman instructies hoe hij hen langzaam van de waarheid tot het valsche getuigenis moet brengen. Hij zelf intusschen laat vier valsche getuigen komen, die in geval van nood, de rol der vier soldaten zullen spelen on verklaren dat Cekine's broeder hun zijn zoontje, een kind van drie weken, heeft laten zien. Als deze getuigen vertrokken zijn, komen de vier soldaten, door Aga-Selman gezonden, bij Aga-Murden. Aga-Selman heeft hun opzettelijk, op raad van Aga-Murden, niets beloofd dan Gods zegen. Aga-Murden begint met hun heldenmoed, gedurende de cholera, te prijzen en vraagt dan aan een hunner: Mijn zoon, hebt gij Cekino's broeder gekend? De soldaat: Zeker. Aga. Aga-Murdon: Dan hebt ge ook bij hom een klein kind, ongeveer oen maand oud, gezien ? De soldaat: Neen. dat hebben wij niet gezien. Aga-Murden: Misschien \vas het kind toen in zijn moeders armen ? De soldaat: Neen, Aga. Wij hebben den ster vende gevraagd, of hij een jongen, een meisje, een groot of een klein kind had. Hij heeft ons ge antwoord : Ik heb niets dan ecno zuster". Aga Murdon: Ja, dat is mogelijk. Daar zijn zoon nog slechts ne maand oud was, zal hij hem niet mcdegerekend hebben. Maar het kind was toen in zijn moeders armen; anderen hebben het daar gezien; ik meende, dat gij het er misschien ook gezien hadt. Aga-Murden vervolgt zoer welsprekend zijn verhoor. Hij is verontwaardigd over de gierigheid van Cekine en haar procureur, die aan zulke dappere soldaten zelfs niet de minste belooning hebben toegezegd; wat hem betreft, hij is de verdediger van het arme kind, dat men van zijn erfdeel berooven wil. Want dit kind bestaat; hij verzekert het hun, en alleen de ontroering van die bange dagen is oorzaak geweest, dat de sol daten het niet gezien hebben. Waarde vrienden," gaat Aga-Murden voort, behalve de belooning, welke God zijn heilige naam zij geloofd! u ongetwijfeld zal toekennen, heeft de wees in ieder van deze papieren 30 tomans, voor u bestemd, doen sluiten; dit kind gelijkt niet op Aga-Selman, dio u heeft doen roepen voor eene onbillijke zaak, en u uit gie righeid geen penning geven wil." Een soldaat tot een ander: Queherman, het staat mij voor, dat, toen wij daar in huis waren, de stem van een kind in mijn oor geklonken hoeft. Queherman: En ik herinner mij, dat in een hoek van het huis eene vrouw zat; mij dunkt, zij had een kind in hare armen. Gheffar: Wel, ik weet zeker, dat de stervende ons gezegd heeft: deze vrouw is de mijne, en dat kind is het mijne, het is eene maand geleden geboren," Nozer: Hoe was het mogelijk, dat wij het vergaten! maar men zou in dien tijd zijn eigen hoofd vergeten hebben. Heeft de stervende ons niet gezegd: Waakt, totdat de bevolking weder in de stad komt, over mijn huis, mijne vrouw en mijn kind, opdat schelmen en dieven hun geen leed doen?" Alle vier de soldaten: Ja! ja! hij heeft ons zijne vrouw en zijn kind toevertrouwd! Aga-Murden: Juist, mijne kinderen, God zal tevreden over u zijn! Ik wist wel, dat uw goed hart u het geheugen zou teruggeven! Het derde bedrijf speelt in de rechtszaal. De Ilakim of president is een verwaande onnoozele grijsaard; hij heeft vier rechters naast zich. die hem vleien en die door den slimmen Aga-Murden spoedig op allerlei wijzen voor de zaak gewonnen worden. Do Hakim is door Aga-Murden's woor den on de inblazingen der vier rechters reeds

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl