De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 13 februari pagina 1

13 februari 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HO LEEM A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 13 Februari. Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr. p. p. f 1.15. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20. Reclames per regel 0.40. Het ORANJENQMMER bevat: Tekst: A. TH., De Amsterdammers by het sehoone feest; JAN TEN BRINK, De zeventigste verjaar dag; AKNOLD ISING, Ón%e eerste Stadhouders; W H. DE BEAUFORT, Wïlkm III en het Loo; N. DE ROEVEK, Twee stadhouderlijke bezoeken; JÜSTÜS VAN MAUEIK JR., Een oude Oranjeklamt; ALBEKDINGK THIJM, De drie Koningen; EMILE SEiPGENé, De Veerman van Roermond; P. H. WITKAMP, Monumenten; H. BINGER, Wenseh op den TOsten verjaardag; GEKARD ~KEi,UEB,Oranje Nassau's Oord; 5. DE Koo, Prinses Wilhehnina. Platen: Titelplaat, geteekend door WILM. STEELINK; De eerste Stadhouders, WILM. STEELINK; Het Huis ten Bosch, WILM. STEELINK; Het Oude Loo, C. L. DAKE; Koning Willem I, JOHAN BRAAKENSIEK; Soesidijk, JAN VAN ESSEN; Het Nieuwe Loo, C. L. DAKE; Het Prinsesje en Jtaar omgeving, WILM. STEELINK; OranjeNassau-oord, J. H. WIJSMULLER JR. Chromolithografiën: H. M. de Koningin in het Prinsesse-tuintje, door WILM. STEELINK. Bij de opening van het Noordxeekanaal, door C. L. DAKE. Muziek: Van Neêrland's Vlag. Woorden van FIORE DELLA NEVE, Muziek van E. D. PIJZEL, met illustratie van WILM. STEELINK. Prijs ? 1.?. Franco per post ?1.20. De abonné's zijn geheel vrij om zich dit blad aan te schaffen, zoodat, zonder bepaalde bestelling, geen Exemplaar wordt verzonden. In d_e afwerking van dit Nommer is eene vertraging ontstaan, zoodat nu pas met de verzending een aanvang kan gemaakt worden. Amsterdam, 12 Februari 1887. Tj. VAN HOLKEMA. INHOUD: MOREELE POLITIEK, I. EVENREDIGE VERTEGENWOORDIGING, door H.?FEUILLE TON : Wildzang, uit het Engelsch van J. H. Ewing, I. VAN OVER DE GRENZEN, door E. D. Pjjzel. UIT HET HAAGJE, door Pasquino. UIT DE BISSCHOPSSTAD, door H. v. 't Sticht. KUNST EN LETTEREN: Het Tooneel te Amsterdam, dopr Alb. Th. Verdi's Otello. Muziek in de Hoofdstad, door H. C. P. D. Muziekaal Overzicht, door V. Konings-Cantate, door Fiore della Neve. Het Jubileum van Johannes Bosboom, 1817?1887, door Johan Gram. Tennyson's Locksley Hall" en Locksley Hall" zestig jaren later, I. VARIA. SCHAAKSPEL. ALLERLEI. RECLAME. HANDEL. BEURSOVERZICHT, door E. B. TE HUUR. ADVERTENTIËN. Feuilleton. Wildzang. Uit het Engelsch 1) VAN cr. . E^xr msr o-. Twee ezels en de ganzen woonden op »het Groen," en alle andere ingezetenen, die iets in de wereld beteekenden, woonden in huizen er om heen. De huizen hadden geen naam bordjes aan de deur. Ieders adres was: »het Groen", maar de brievenbesteller en de men schen van het dorp wisten wel waar elke familie woonde. Wat de rest van de wereld aangaat, wat heeft iemand die veilig en wel op zijn eigen Ganzen-Groen t'huis zit, daar mede te maken. Bovendien, als iemand met eerlijke bedoelingen kwam, kon hij in den winkel naar den weg vragen. De meeste bewoners genoten een lang leven; vroege sterfgevallen (zooals dat van de jonge juffrouw Jessamine), waren eene uitzondering; en de meesten waren trotsch op hun ouder dom, vooral de doodgraver, die met aanstaande kerstmis negen en negentig jaar zou worden en wiens vader zich een man herinnerd had, <lie als jongen in het gevecht te FloddenField, pijlen had aangedragen. De grijze gans en de oude juffrouw Jessamine waren de eenige wezens, die hun leeftijd geheim hiel den. Juffrouw Jessamine vermeldde zelfs nooit den ouderdom van anderen, en kon zich ook niet precies het juiste jaar herinneren, waarin dit of dat was voorgevallen. Volgens haar zeggen was haar geleerd, dat zoo iets alles behalve netjes stond in gemengd gezel schap. De grijze gans vermeed ook datums te noemen, maar dit kwam gedeeltelijk omdat zij, hoewel schrander, geen verstand van wis kunde had en rekenkunde haar te hoog ging. Zij kwam nooit verder dan «verleden kerstMoreele Politiek. Men zou bijna zeggen, dat er een wonder was geschied. De liberalen beginnen m te zien, dat het onbillijk is, de groote steden als veelvoudige kiesdistricten te behouden, zoodat de minderheid daar niet in Kamer of Raad vertegenwoordigd zou worden. We hebben nu weldra veertig jaren ach tereen dien zonderlingen toestand gekend, zonder dat de liherale bladen of liberale Kamerleden zich er tegen verzet hebben; tot dusverre deed men alsof het zoo be hoorde ; zelfs voor gemeenteraadsverkiezingen gaf men de minderheid nimmer steun of schonk haar een kansje! Maar nu gaan dan toch de oogen open voor deze onbillijkheid. En wat maakte onze partijgenooten op* eens zoo helderziende? Men begrijpt het: het gevaar dat bij uit breiding van Kiesrecht wel eens de minder heid van heden meerderheid zou kunnen worden. De uitbreiding van Kiesrecht op groote schaal is een leap in the dark. Men weet niet, wat zij zal brengen voor de partij. Zoo lang de bestaande Kieswet gold, die ons de meerderheid verzekerde, viel er niet te klagen. Men dacht aan de misdeelde minder heid niet. Nu echter het te vreezen is, dat de rollen verwisseld zullen worden, m. a. w.: dat men zelf de wrange vruchten zou kun nen te smaken, krijgen van de tot-nog-toe gedulde en verdedigde onbillijkheid, ziet men de noodzakelijkheid in »om ook in de groote middelpunten de rechten der minder heden te beschermen.1' «Amsterdam", zoo lezen wij in het Handels blad van Zondag 23 Januari, bijv. »zal, als ook maar het beperkte voorstel der Regee ring wordt aangenomen, ongeveer 20.000 kiezers krijgen: viermaal zooveel als thans. Naast de tegenwoordige treden dus driemaal zooveel nieuwe kiezers op. Ongeveer hetzelfde geldt voor Rotterdam eii voor Den Haag. Is het billijk, is het raadzaam, onder dit overwicht van nieuwe kiezers de oude geheel te bedelven, wat in een ougesplitst district vermoedelijk gebeuren zou 'f Of is het niet dringend noodig, door verde.eling in zooveel districten als er leden zijn te kiezen, de kansen te vergrooten dat niet enkel de stem dier nieuwe kiezers in de landsvergaderzaal gehoord zal worden ?" Zoo ziet men, onze politieke leiders heb ben dit met de stoute kinderen gemeen, dat mis", «kerstmis daarvoor" en de kerstmis die daar weer aan vooraf was gegaan. Als zij verder trachtte terug te denken werd haar hoofdje, dat niet groot was, verward, en dan zeide zij maar »ga! ga!" en koos een ander onderwerp van gesprek. Doch zij herinnerde zich de jonge juffrouw Jessamine, met het «opzichtige haar". «Dat was haar eenig gebrek", placht hare tante, de oude juffrouw Jessamine, te zeggen. Het haar was weelderig, mooi en zijdeachtig, maar wat men ook deed, het zat nooit als bij andere menschen. En in de kerk glom het na de Zaterdagavond-verschooning als de mooist gepoetste koperen melkemmer. Kortom, het was opzichtig, en dat past toch niet voor een jonge dame, vooral niet in de kerk. Alles bijeengenomen, waren het toch maar angstige tijden en werd het Groen tot vreemde doeleinden gebezigd. Er werd een staathuis houdkundige vergadering op gehouden, waarin de schoenlapper van het dorp voorzat en een spreker, die per omnibus uit de stad was ge komen, waar men de bakkerswinkels geplun derd en de prijzen van het brood besproken had, het woord voerde. Hij was later nog eens per omnibus over gekomen, maar de menschen hadden in dien tusschentijd het een en ander omtrent hem vernomen, en lieten hem daarom niet op het Groen aan 't woord komen. Zij voerden hem naar de Kolk, en probeerden hem zwemmen te leeren, wat hem echter niet bijzonder goed afging, en de geheele geschiedenis was uiterst pijnlijk voor alle rustige en vredelievende fanzen. Daarna kwam er een ander die op et Groen preekte, eii vele menschen stroom den toe om hem te hooren, want de tijden waren slecht en het volk liep overal heen, waar het eenigen troost kon vinden. En wat deden zij verder anders, dan de boerenjongens op het Groen drillen, om hen klaar te maken om tegen de Franschen te vechten en hun den ganzenpas te leeren! Dit hield eindelijk ech ter op, want Nappie werd naar St. Helena en de boerenjongens werden weer naar den ploeg gezonden. Iedereen was in die dagen bang voor Nappie, zij dan eerst tot deugd zich schikken, als zij iemand naar de roede zien grijpen. Ze wor den braaf uit angst. Maar dat hindert niet, »ls zij slechts braaf worden. En men moet erkennen, daaraan ontbreekt niets. Geen warmer pleidooi voor de verdeeling der groote steden in enkelvoudige kiesdistricten kunt gij begeeren, dan nu het Handelsblad geeft. Het weet al de gronden voor de billijkheid daarvan n voor n op te noemen, en het herinnert zich nu zeer goed, dat men in 1848 reeds de mogelijkheid van zulk een verdee ling heeft aangetoond. Hoe is het mogelijk dat men, dit alles zoo goed inziende, gedurende al die tiental len van jaren niets gedaan heeft om deze onbillijkheid op te heffen, ofschoon de Grond wet geen enkele belemmeringdaarvoor bevatte? Maar die vraag is al te onnoozel. Men kan haar in allen ernst slechts stellen, als men niet weet, dat er ook ten onzent iets bestaat, dat »politiek" heet. M. a. w. de kunst om onbillijkheden te verdedigen en te handhaven, die in ons voordeel zijn. Een veelbeteekenende en tijdverslindende, een zeer dure kunst. Hoeveel duizende vierkante meters papier zijn er door de beoefenaars van die kunst niet sedert 1848 beschreven, hoeveel jaren volgepraat, hoeveel tonnen gouds vermorst om voor de natie, dat wil zeggen voor de partij, al die onbillijkheden in stand te houden, waardoor men voor 't oogenblik gebaat meende te zijn. Het was onbillijk den minderheden alle recht te ontzeggen, zelfs waar 't geen moeite zou kosten, hun ten decle te gemoet te komen, maar wij voeren er wel bij. Het was onbillijk de kiesbevoegdheid aan een heel klein deel der natie te blijvon toe kennen, honderdduizenden uit te sluiten, wier belang en belangstelling in een goed bestuur even groot was, als dat der stemgerechtigden, maar onze partij zag daar voordeel in. He't was onbillijk de eene helft der natie, die van de staatsschool niet gediend is, in gelijke mate als de andere helft te doen be talen voor een onderwijs dat slechts door de laatste werd begeerd, maar onze partij profiteerde er van. Het was onbillijk, do vermogenden in de gelegenheid te stellen, hun dienstplichten af te koopen en den last der landverdediging zoo goed als uitsluitend op de schouders der miu- of onvermogenden te werpen maar vooral -de» stoute kinderen, die overdag met geweld zoet werden gehouden door de be dreiging: »Dat Nappie ze krijgen zou", en des nachts door benauwde droomen over hem werden gekweld. Zij dachten dat hij een weer wolf was, met een driekanten steek op. De grijze gans dacht dat hij een vos was, en dat alle weerbare mannen van Engeland, in roode uniform uitgingen om op hem te jagen. Het was volstrekt nutteloos haar dit uit het kleine kopje te praten, want als eens n denkbeeld daarin had post gevat, was er geen plaats voor een ander in over. Buitendien zagen de grijze gans noch de kinderen ooit Nappie zelf, hetgeen wel eenigen afbreuk deed aan den angst, dien hij hun inboezemde, zoodat de zwarte kapitein een meer doeltreffend schrikbeeld werd voor ver stokte boosdoeners. De grijze gans herinnerde zich zijn komst nog best. Zij gaf niet voor te weten waarom hij kwam. Het was alleen een gevolg van den oorlog en de slechte tijden. Hij werd de zwarte kapitein genoemd, eens deels om zich zelf, anderdeels om zijn ver wonderlijk zwarte merrie. Er waren vreemde feruchten in omloop over den afstand, die eze merrie kon afleggen en de snelheid waar mede zij loopen kan, wanneer de hand van haren berijder hare manen omklemde en hij haar iets in het oor fluisterde. Sommige men schen beweerden zelfs, dat wij ons gelukkig mochten rekenen, als wij niet van den regen in den drop waren geraakt, en de mijnheer die ons tegen de Franschen zou beschermen, niet een welbekend struikroover zou blijken te zijn. Maar dit deed natuurlijk volstrekt geen afbreuk aan den dienst, dien hij de kindermeid van de Johiison's bewees, als de jongejuffrouweii Johnson ondeugend waren. »Wil je wel eens dadelijk uitscheiden met drenzen, Jaantje, of ik zal je met huid en haar aan dien vreesel ijken, goddeloozen officier geven. Sientje, kijk asjeblieft eens even uit het raam en zie of de zwarte kapitein daar niet op zijn paard komt aanrijden om Jaantje mee te nemen." En jawel! zoo zeker als iets kwam daar de zwarte kapitein aangeloopen, terwijl zijn sabel op de steeiiei^rinkelde, alsof onze partij vond dit voor zichzelve een zeer gemakkelijk stelsel. Het was onbfllijk den druk der belastin gen zoo te verdeelen, dat de bezittende klassen zoo weinig mogelijk daardoor worden gekweld, maar onze partij wilde het wel zoo. Het was onbillijk bij onze geheele wet geving, de belangen der arbeidersklasse uit het oog te verliezen, te doen alsof er louter te zorgen viel voor hen, die reeds het kies recht hadden verkregen, maar het be spaarde ons moeite en kosten. Doch wat zou de politiek zijn, als zij niet geroepen ware deze en dergelijke onbillijk heden daar zijn er velen -?goed te praten? Zou zij nog wel een kunst zijn, scherpzinnigen geesten en geleerden bollen waardig, zag zij iets nederigers dan zulk een taak zich aangewezen? Had men naar niets anders te vragen dan naar wat billijk is; en niet meer te bevorderen, dan hetgeen als zoodanig wordt erkend, ieder burgerman de beste zou politicus kunnen zijn, misschien tot zijn eigen verbazing, gelijk Jourdain de onsterfe lijke prozaschrijver van Molière. Ware het zoover gekomen, dat het regeL werd als eerste artikel van elke politieke geloofsbelijdenis te erkennen: het streven naar rechtvaardigheid is de voorwaarde voor politieken vooruitgang, waar zouden onze politici van professie met hun vrijen tijd blijven ? Zou het dien glansrijken stand niet weldra gegaan zijn, als die der wind molenaars, die door den stoom uit hun eertijds zoo bloeiend bedrijf zijn gezet? (Slot volgt). Evenredige vertegenwoor diging. Het zoude te betreuren zijn, indien niet bij de herziening van do bepalingen der Grondwet omtrent het kiesrecht., de invoe ring van een stelsel van evenredige verte genwoordiging mogelijk werd gemaakt. Over de juistheid van het beginsel is men het vrij algemeen eens; de moeielijkheid bestaat in de practische toepassing. Het stelsel-Hare is de grondslag gebleven van de meeste po gingen om tot een goede oplossing te gera. hij niet wist, welk hoofd hij het eerst zou afslaan. Doch hij kwam toen niet aan om jongejuffrouw Jaue te halen. Hij liep door naar het Groen, waar hij zoo onverwacht den oudsten jongeheer Johnson, die uit baldadig heid met zijn nieuw nankiii pakje in een modderplas was gaan zitten, overviel, dat dit jonge mensch van meening was, dat de wre kende gerechtigheid hem eindelijk had ach terhaald, en dientengevolge uit wanhoop een geduchte keel opzette. Zijn geschreeuw werd er niet minder op, toen hij zich van achteren voelde aangegrepen en over den schouder van den zwarten kapitein getild, maar na vijf minuten waren zijn tranen gedroogd en speelde hij met de epauletten van dien offi cier. Dat alles zag de grijze gans met hare eigene oogen, en later kwam zij te weten, dat die stoute jongen sedert dien tijd aldoor ge zeurd en gedwongen had, om weer naar den zwarten kapitein te mogen gaan, hetgeen duidelijk bewees hoe verstokt hij was, en hoe weinig grond men had om te kunnen ver wachten, dat iemand anders dan Bonaparte in eigen persoon, hem nog op het rechte pad kon brengen. Maar wij leefden in een angstigen tijd. Dat de stamhouder van eene groote achtenswaardige familie om den zwarten kapitein riep, was al erg genoeg, maar toen ook de jonge juffrouw Jessamiue naar hem ging verlangen, begon men te gevoelen, dat de Franschen maar hoe eer hoe beter moesten landen en een eind aan de zaak maken. Het bezwaar dat de oude juffrouw tegen hem had, was, dat hij een soldaat was, en dat vooroordeel werd door het geneele «Groen" gedeeld. »Een soldaat" zooals de spreker uit stad had opgemerkt: »is een bloeddorstig, on gedurig soort schurk, dien de vredige, werk zame, huiselijke burger nimmer in den grond van zijn hart als zijn broeder kan beschou wen, voordat hij zijn zwaard tot een ploegschaar en zijn speer tot een snoeimes heeft omgesmeed". (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl