De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 13 februari pagina 2

13 februari 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na f i, het heeft echter gebreken, terwijl de uitgedacht om het te verbetebf het nadeel hebben de kiezers herter stembus te roepen, of de rechtverkiezing doen ontaarden in eene ide getrapte verkiezing. Beide bezijn overwegend. )e heer Prof. Cort van der Linden heeft <fe December-aflevering van de Vragen Tyds de aandacht nogmaals op dit vraaggevestigd. De oplossing, die hij aan hand doet, getuigt van vernuft en berust een juisteu grondslag; doch reeds van ASBEBchillende zijden werd op gebreken gedie aan de mogelijkheid eener invoevan het stelsel des schrijvers in de iïjk doen twijfelen. Ten eerste wordt gebroken met den stelfegel, dat het er op aan komt den kiezer r'zöo weinig mogelijk last te veroorzaken. Ieder kiezer zal op iederen candidaat zijn kunnen uitbrengen. Waarschijnlijk dus 5* zullen bij de eerste stemming niet zeer vele ; caadidaten het vereischte kiesquoöent verkrijEen tweede, een derde stemming, weltt nog meer, zal moeten volgen. Ook dan misschien nog niet zoovele candidaten kiesquotient bereikt hebben, als er leden moeten worden. Terloops zij aangedat de heer Van der Linden dan te» verkozen wil zien, die de meeste stemop zich véreenigden, onafhankelijk van j.'Sét kiesquotient. Dit past niet in het stelsel, is vroeg of laat noodzakelijk, omdat den, strijd een einde moet zijn, en omindien eens bij eene der herstemmingen kiezers zich onthielden, die de eerste gestemd hadden, het kiesquotient in niet meer bereikt zou kunnen worden. Dat herhaalde stemmen is zonder twijfel een groot bezwaar. Buitendien zullen, indien 'er bijv. nog slechts vijf van de honderd zetels onbezet zijn, de kiezers van het geheele land wederom ter stembus worden opgeroepen. Zelfs van de kieslustigsten wordt op die ?wijze toch wat te veel gevergd. Ook mag niet uit het oog verloren worden dat met <lie stemmingen zeer veel tijd zoude heen gaan. Telkens moeten de stembriefjes van 't geheele land naar het Centraalbureau ge zonden worden, daar gesorteerd en de uit*lag opgemaakt: is het overdreven te ver moeden dat met elke verkiezing eenige maanden gemoeid zouden zijn? en is het niet onraadzaam, het land gedurende zoo géruimen tijd aan de agitatie van den kiessfcrijd bloot te stellen? Zwaarder nog weegt het nadeel, dat het geheim der stemming moeielijk kan worden bewaard. De kiezers zullen géruimen tijd in 't bezit blijven van coupons, die aanwijzen hoe zij gestemd hebben. Hierdoor wordt de weg tot tallooze misbruiken geopend. Reeds kunnen bij de tegenwoordige stemwijze die misbruiken niet geheel vermeden worden. Bij een stelsel van evenredige vertegenwoordizal de verkiezingstrijd over het geheele veel heviger worden, omdat elke stem van waarde is. En wat zal er dan van het rvriie kiesrecht dier vele ondergeschikten en afhankelijken worden, die wellicht zes of "acht weken, met het contra-merk hunner politieke gevoelens in den zak loopen? Het groote gewicht der zaak wettigt het opperen van een ander denkbeeld, dat trou wens niet geheel op nieuwheid aanspraak maakt. Gelijksoortige plannen, die evenwel de moeielijkheid ook ni et voldoende oplossen, vindt men o. a. in het geschrift van den heer du Marchie van Voorthuysen, Theore tische beschouwingen over kiesrecht, Utrecht 1876 (zie p. 98 noot), en nu onlangs in het »Zeitschift für die gesammte Staats wissen schaft", 1886 Heft 2, (Dr. W. Pappenheim, Mn Vorschlag zur Lösung des Problems der Ver}ialtmss und Minoritaten-Vertretung). Ook hier laat men den kiezer tegelijkertijd op een persoon en voor eene partij stemmen. Het gevaar bestaat evenwel, al is het m. i. zeer gering dat een aantal kiezers zich onder de vaan eener andere partij schaart, ,om aoodoende eenen candidaat, die anders niet gekozen zou worden, een plaats te ver zekeren. Ook dit te voorkomen is het doel der volgende regelen. Het land wordt verdeeld in zuiver admi nistratieve districten van bijv. 45,000 inwo ners, terwijl de groote steden meervoudige districten kunnen blijven vormen. Die dis tricten hebben met de tegenwoordige enkel den naam gemeen: de verdeeling in distric ten wordt behouden om den kiezers gemak kelijk de gelegenheid te verschaffen, caudidaten uit alle verschillende deelen des lands te verkrijgen. Ieder kiezer is geheel vrij te stemmen op wien hij wil; dus ook op candidaten, gesteld in een ander district dan dat, waarin hij zijn stetu uitbrengt. Om versnippering van stem men te voorkomen wordt evenwel bepaald, dat honderd kiezers uit n district geza menlijk een candidaat kunnen stellen, waar van zij den naam aan het op te richten Centraal - Rijks - stembureau opgeven, dat zijnerzijds het stellen dier candidaturen offi cieel bekend maakt. Overigens is men niet verplicht enkel op de, op die wijze gestelde, eandidaten te stemmen; men kan stemmen op wien men wil, zonder dat de stem van onwaarde kan worden verklaard. Vérder houdt de kieswet rekening met partij-comités. Er wordt namelijk bepaald, dat de verschillende honderdtallen kiezers uit alle deelen des lands, desverkiezende hunne candidaateopgaven aan het Rijks-stembureau kunnen doen toekomen door bemiddeling van een partij-comité. Daartoe zenden die kiezers hun candidaats-opgave aan hun partij-comité, met machtiging tot doorzending aan het Rijks-stembureau, gezamenlijk met alle andere candidaats-opgaven, van kiezers der zelfde richting uit andere deelen des lands ont vangen. Het partij-comité, dat meerdere candidaatsopgaven, namens verschillende honderdtallen kiezers, gezamenlijk aan iet Rijks-stembureau inzendt, heeft zich, wat de verkregen mach tiging daartoe aangaat, tegenover dat bureau te legitimeeren. Het Rijks-stembureau maakt vóór de ver kiezing officieel bekend, welke candidaten in het geheele land gesteld zijn, en welke daar van gezamenlijk door n partij-comitéaan het stembureau zijn opgegeven. Voorts is bepaald dat de stemmen, in het geheele land uitgebracht op de verschillende candidaten die door n partij-comitézijn opgegeven waarvan door het Rijksstembureau partij-lijsten zijn aangelegd bij elkander worden geteld. Door deeling op het totaal aantal uitge brachte stemmen wordt gevonden hoeveel zetels voor zulk een partij-lijst beschikbaar zijn. Een even groot aantal der candidaten dier richting wordt gekozen verklaard, te beginnen met hem die het grootste aantal steramen verkreeg, en verder afdalende tot het getal der door die partij te bezetten zetels bereikt is. Herstemmingen zijn overbodig. Bij vacature tusschentijds valt, indien de afgetredene op een partijlijst stond, degene in die op hem in stemmen-aantal volgde; stond de afgetre dene niet op een partijlijst, dan wordt zijn zetel bezet door dengeen, die in de categorie partijloozen in stemmen-aantal volgde. Het kiesquotient komt bij deze wijze van verkiezing niet in aanmerking, behalve waar het een candidaat geldt, die niet op eene lijst voorkomt. Deze toch kan uit den aard der zaak slechts verkozen zijn, indien zijn stemmen-aantal het kiesquotient bereikt. Het mag overbodig heeten en zou te uit voerig zijn, deze wijze van verkiezing met een voorbeeld op te helderen, dat ieder trou wens voor zichzelf maken kan, waartoe men bijv. de stemmencijfers van de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer ter hand neme. Men heeft zoodoende met een hoogst een voudig kies-apparaat te doen. Ook schijnt ons land zich bij uitstek tot zulk een stelsel te leenen. De liberale partij heeft in de Liberale Unie, de anti-revolutionnairen in haar Comité, reeds een centrale vereeniging, die als bemiddelaarster voor het vergaren en inzenden der candidaats-opgaven van het geheele land kan optreden, Aan de katho lieke partij is een stevige organisatie van nature zoo eigen, dat het doen optreden van een partij-comitéslechts liet werk van een oogenblik behoeft te zijn. De kiezers die tot geen der genoemde partijen behooren, stel bijv. op het oogenblik de voorstanders van Algemeen Stemrecht, zullen zich gemak kelijk over 't geheele laud kunnen vereenige n ; ook onder hen bestaat reeds een soort partij-or ganisatie. Het is bovendien te verwichten dat, waar zulk een organisatie op 't oogenblik nog gebrekkig schijnt, onder den invloed van een stelsel van evenredige vertegenwoor diging daarin spoedig orde komen zal, omdat elke stem die men in 't geheele land voor zijn denkbeelden winnen kan, van waarde wordt. Wellicht vreest men, dat de invloed van een Centraal-partij-lichaam te sterk zoude worden tegenover de verspreide kiezers; doch aan de andere zijde zijn de kiezers in hunne districten veel beter op de hoogte, om bij het stellen van een candidaat met vrucht tegen een misschien minder willig partij-comitéte kunnen optreden. Bui tendien hebben do kiezers van 't geheele land, die zich tot eene partij rekenen en een Centraal Comitékiezen tot behartiging hunner belangen, het in hunne hand om door vaststelling der regels waaraan zulk een Comitézich te hpudeu heeft, alle overbodige inmenging in wat men hun eigen zaken zou kunnen noemen, te voorkomen. Waar de vele pogingen tot oplossing van het vraagstuk der evenredige vertegenwoor diging, nog tot geen bevredigend resultaat hebben geleid, kwam het mij niet onraad zaam voor, ook de boven aangegeven wijze van verkiezing aan het algemeen oordeel te onderwerpen. Wellicht zijn ook hieraan overwegende bezwaren verbonden. Het komt mij evenwel voor, dat bovenal naar een een voudige oplossing moet worden gestreefd. H. Van over de Grenzen. Terwijl de ongeluksprofeteii het onder elkander nog niet eens zijn over de vraag, of het onweder, dat zich boven Europa heeft samengepakt, het eerst boven de Vogezen of boven den Balkan zal losbarsten, hebben twee feiten plotseling de aandacht gevesSgd op Rome, en wel op het Quirinaal en op het Vaticaan tegelijkertijd. De Duitsche officieuse pers heeft in de laat ste weken, zooveel canards in de wereld ge zonden, dat men algemeen geneigd was om de bewering, dat de paus zich voor het septennaat en tegen de taktiek van het Centrum zou verklaren, voor eene ijdele, bedreiging te houden. En toch is het gebleken, dat de heer Von Bismarck in dit opzicht niet heeft over dreven. Hij is er werkelijk in geslaagd, den paus te maken tot een voorvechter van zijne politiek' en tot een bondgenoot van de Gartellbrüder. In het begin van Januari reeds beeft de pauselijke nuntius te Weenen, Mgr. di Pietro, een schrijven ontvangen van kardinaal Jacobini 's pausen secretaris waarin de wensch werd uitgesproken, dat het Centrum zijn steun zou verleenen aan het regeeringsoiitwerp betreffende het mili tair septennaat. Die wensch is niet ver vuld ; de leiders van het Centrum hebben het niet noodig geacht, hem ter kennis van het gros der partijgenooten te brengen, en de heer Von Francnkestein, onder-voorzitter van den Duitschen Rijksdag, heeft de houding der partij gemotiveerd, door te wijzen op het verschil tusschen vraagstukken van politieken en van godsdienstigen aard. Wilde de paus ook in zuiver politieke zaken aan de getrouwen in Duitschland eene gedragslijn voorschrijven, dan zouden dezen zich genood zaakt zien, om geen mandaat meer aan te nemen. Op deze ruiterlijke verklaring, die door het resultaat der stemming over het regeeringsontwerp was bezegeld, volgde eene tweede nota van den pauselij ken secretaris. Daarin werd veel vleiends voor het Centrum gezegd, en de noodzakelijkheid betoogd dat het als politieke partij bleef bestaaiij al ware het slechts, omdat goede betrekkingen tusschen de Curie en de regeering te Berlijn zouden kunnen dienen om eenige verbetering te bren gen in den onhoudbaren toestand, waarin het verheven opperhoofd der kerk verkeerde. Maar juist daarom was het van belang, dat het Centrum zich ten opzichte van de regee ring toegeeflijk toonde in eene zaak, waar mede tevens de vrede van Europa was gemoeid. De tweede nota geeft, evenmin als de eerste, den clericalen een imperatief mandaat. In de beide stukken wordt »een slag om den arm gehouden". Maar toch is het duidelijk, dat hier eene krachtige poging is gedaan, om den invloed van het Centrum te breken. Natuurlijk zijn door den heer Von Bismarck, in ruil voor deze hulp, concessiën op kerkelijk-politiek gebied toegezegd; in de beide nota's wordt dit volmondig erkend. De posi tie der Duitsche clericalen wordt daardoor des te moeielijker gemaakt, want bij weige ring om aan den wensch van den paus te voldoen, zullen zij den schijn op zich la den, dat zij de politieke belangen hooger stellen dan de geestelijke. Toch zijn velen onder hen niet geneigd, om zich deze nieuwe aanmatiging van de Curie te laten wel gevallen. De heerWindthorst heeft de nota met een politiek non posftumus beantwoord, en het is te verwachen, dat een goed deel zijner geestverwanten zich om den ouden en beproef den leider zal blijven scharen. Het is dus de vraag, of de inmenging van de Curie in de zuiver politieke binnenlandsche aangelegen heden van Duitschland niet voor haar prestige noodlottig zal blijken te zijn. En het is even zeer de vraag, of' de heer Von Bismarck eene mogelijke overwinning bij de stembus door dezen nieuwen gang naar'Canossa niet al te duur _ heeft gekocht. Zeker is het althans, dat de zinspeling van kardinaal Jacobini op de medewerking van het Duitsche rijk om ver betering te brengen in den »onh'oudbaren" toestand van den paus, in Italiëveel kwaad bloed heeft gezet, en dat men zich daar af vraagt, of het Quirinaal verstandig doet door zich aan te sluiten bij eene mogendheid, die met het Vatikaan op zoo bijzonder goeden voet staat. De ergernis in Italiëwordt nog vermeer derd door het feit, dat de openbaarmaking der brieven van kardinaal Jacobini samen valt met eene ministerieele crisis. Deze laatste is het gevolg van de nederlaag, aan de Italiaansche bezetting van Massowah door de Abyssiiiische troepen onder Ras Aloela toege bracht, eene nederlaag die, naar het schijnt, eene expeditie op groote schaal en zelfs een regelrechten. oorlog tegen Abyssiniëonvermij delijk maakt. De tegenwoordige minister van buitenlandsche zaken, graaf' Robilant, is wel is waar niet aansprakelijk voor de koloniale politiek van zijn voorganger Mancini, aan wien de bezetting van Massowah te wijten is. Maar graaf' Robilant heeft zich voor korten tijd eenige onvoorzichtige woorden laten ont vallen, waaruit blijkt, dat hij de krachten van de Afrikaansche vijanden veel te gering schatte, zoodat thans hem, evenals den mi nister van oorlog Ricotti en den bevelhebber te Massowah, generaal Geiié, het verwijt van groote zorgeloosheid treft. Onder de gegeven omstandigheden zou het aftreden van graaf Robilant, die een warm voorstander is van het samengaan met Duitschland en Oosten rijk, licht aanleiding kunnen geyeii tot eeue geheele wijziging in Italië's buitenlandsche politiek, en dus óók in de groepeeringeii der Europeesche groote mogendheden. * * * De pressie, door Rusland op den leider der Bulgaarsche oppositie, Zankoff' uitgeoefend, maakt het zeer onwaarschijnlijk, dat de be spreking der gezanten te Consthntinopel tot eene bevredigende oplossing van de Bulgaar sche quaestle zal leiden. Terwijl Zankoff zelf geneigd was, om op velerlei punten toe te geven, wordt zijn oorspronkelijk program ma door Rusland gehandhaafd. Dit pro gramma stelt zulke onmogelijke eisenen, dat het stellig niet als grondslag der onder handelingen kan dienen. Het blijkt dus op nieuw, dat men te St. Petersburg de Bul gaarsche quaestie open wil houden, teneinde op het gunstige oogenblik meer te kunnen verkrijgen dan-thans langs vredelievenden weg mogelijk is. Maar daar tevens op aller lei wijze de samenspanningen tegen de be staande regeering in Bulgarije door Russische agenten worden aangemoedigd, ligt de onder stelling voor de hand, dat Rusland het aan bre ken van dit gunstig oogenblik op minder loffe lijke wijze wenseht te bespoedigen. Voor het ge val dat eenig voorval in Bulgarije toteenegewapende tusschenkomst aanleiding mocht geven, heeft Katkoff reeds aan Duitschlaud verkon digd, dat Rusland in den Balkan heer en meester wil zijn en blijven; dat het Oostenrijk daar als een indringer en een spelbreker beschouwt en dat de heer Von Bismarck, als hij er anders over denkt, een Russisch leger aan de oostelijke grens van Duitschland zal zien verschijnen, zoodra de legers der Fransche republiek tegen de westelijke grens oprukken. * * * Generaal Boulanger mag voor den heer Von Bismarck wel een kaarsje branden. Als buitengewoon crediet heeft hij 86 millioen gevraagd (zijn collega voor Marine vroeg er 30) en die gaiische som is door de Kamer toegestaan, zonder dat er n woord over werd gesproken, ja zelfs zonder hoofdelijke stemming. Ziedaar de uitwerking der artike len in de Post, de Kölnische en de National Zeilung. Men zegt, dat de 86 millioen eigen lijk al lang zijn uitgegeven. Het is mogelijk. Zeker is het, dat de Duitsche bladen de ptticieuse namelijk weder met vernieuwden ijver berichten colporteeren over de geweldige oorlogstoerustingen van Frankrijk. Zoo wordt het vuur nog steeds aangestookt. Zal het plotseling gebluscht worden als over acht dagen de verkiezingen voor den Duitschen Rijksdag zijn afgeloopen? Wij betwijfelen het zeer. Er is van weerszijden, doch voorname lijk van Duitsche zijde, zooveel verbittering gewekt, dat het gevaar voor eene uitbarsting dreigend blijft. En men zou den Rijkskanselier van de toepassing eener even avontuur lijke als kortzichtige politiek moeten be schuldigen, indien men niet aannam, dat zulk eene uitbarsting hem niet ongewenscht voorkomt. E. D. PIJZEL. Uit het Haagje. Concordia zoo lieet het kind, door onze sociëteitlievende Hagenaars ten leven gewekt en in eene op den 26n Januari gehouden vergade ring plechtig aldus gedoopt. Concordia, ja, dat is een mooie naam. We heblieu hier nog een sociëteit, die de Eendracht" heet; latinisten hebben mo verzekerd, dat Concor dia en Eendracht volkomen hetzelfde beteekeneri. ]k weet geen gepaster naam voor eene sociëteit te bedenken dan Concordia; er zijn dan ook veel sociëteiten in ons land, die dus heeten. en ik wil hopen, dat ze allo haar naam met recht en niet eere dragen. Voora1. hoop ik, dat onze Concordia iu den dop zich moge onderscheiden daar een voorbeeldige eensgezindheid; de gegevens zijn er voor. Ik meen opgemerkt te hebben, dat onze nieuwe inrichting zal bestaan uit mannen, die niet al te oud en niet al te jong zijn; geen oude pruiken dus en geen jonge viveurs, ? twee zeer verschillende soorten van lieden, maar beiden, ieder op zijn manier, even vervelend en lastig, De oude Godin Concordia had te Rome een aantal tempels, lezen we; maar die door Camillus op het Capitool gesticht, nadat het hem gelukt was, de eendracht onder de bevolking van Home, die ernstig verstoord was, te herstellen, moet de mooiste zijn geweest. We weten echter, dat met al die mooie tempels, aan Concordia ge wijd, de harmonie in de oude metropool dikwijls heel wat te wenschen overliet. Die dame schijnt dus, van den beginne af, aan Oostindische dootheid te hebben gelaboreerd. Nu, de tempels die wij voor haar stichten, kunnen zeker bij die der oudheid niet halen; maar we zijn practischer dan de oude Romeinen: Wij richten den tempel in naar onzen smaak en voor ons plezier, terwijl genen waarschijnlijk den smaak en het bon plaisir der godin hebben geraadpleegd, op welke manier is ons onbekend. Als we onzon tempel uit den grond hadden moeten bouwen, zouden we er vermoedelijk niet gekomen zijn, niet bij gemis van bouw-mate riaal, noch aan werkkrachten en allerminst aan architecten, want deze hebben we hier in zoo grooton getale, dat alleen de keus eenig bezwaar zou kunnen opleveren. Ik ken zelfs een paar van deze celebriteiten, die zich reeds vergenoegd. in do handen wreven, toen't eerst het gerucht van Concordia's aanstaande komst zich verspreidde, en men beweert zelfs, dat er een begin van bouw plan bestaat natuurlijk in Hollandschen Renaissance-stijl; maar gelukkig zijn we er van verlost, om de eenvoudige reden, dat men het practischer vond een reeds gebouwden tempel te huren, dan een nieuwen te stichten. De Romeinen kenden die loopjes niet, maar waarschijnlijk zaten ze ook heter in hun duiten dan wij. Nu, onze tem pel staat er al en wel in de Zeestraat, naast den Koninklijken Bazaar, een flink perceel, dat moet ik zeggen, waar ik u over een week of zes hoop te introduceeren. En muziek- en danspartijen zullen we ook hebbon, hoewel niet daar, maar in 't feestlokaal dor Vereeniging" ook al een soort van Con cordia in de Willemstraat. Ja, we moeten met de Witte" concurreeren; kunnen we dus geen bosch- muziek hebben, dan moeten we 't met salon-muziek trachten te vinden. En de StraussVereeniging moeten we ook een deuk-raajor zien te geven, want daar heerscht het militaire ele ment met zijn eigenaardig exclusivisme. Casino en Strauss zijn hier 's winters de eenige dansgelegenheden; hot eerste is voor de aristo cratie en diplomatie; de laatste voor de officieren en hun aanhang. Gelukkig, dat men nu geen diplomaat of officier meer behoeft te zijn om zyn vrouw en dochters eens een danspretje to gunnen. Wij hebben anders ook wel officieren in onze

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl