Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 503.
'r*
*t.
De Fransche pers was b\jna volledig
verrwoordigd.
orkest telde ongeveer negentig leden; de
?Strijkinstrumenten hadden verreweg de overhand,
feïwur de criticus roemt zeer de nuanceering van
ftforte < en piano en de onvergelijke crescendo's.
?Sedert Aida heeft Faccio ook de viersnarige
dubbele bas van de Duitsche orkesten ingevoerd,
veel dikker snaren en veel dieper tonen dan
oude driesnarige bas. In het laatste bedrijf,
Otello's woede en razernij zal geschilderd
T 'Worden, deden deze bassen eene wonderbare uit
werking.
De verslaggever roemt evenzeer den tenor,
gj^nor Tamagno, als den baryton Maurel.
Tamagno was kellner in een kroegje te Palermo,
? toen een muziekliefhebber hem ontdekte, hem
Ket les geven en een der schoonste tenoren der
wereld van hem maakte.
In dit verslag worden de eerste en laatste acten
liet meest geprezen; in het liefdesduet tusschen
- Otello en Desdeinona doet de uitwerking van het
s «eer melodieus thema tegelijk aan Wagner en
TUUI G-ounod denken. lago's solo in het tweede
i>edr\jf herinnerde volgens dezen verslaggever aan
Darwin, Huxley en Schopenhauer, maar was toch
wn fraai voorbeeld van muzikale declamatie
~ Maurel gaf er al de dramatische kacht van weer.
. Voor den Figaro woonde Vitu de voorstelling
WJ. Hij vertelt eenige bijzonderheden omtrent
algemeene repetitie. Zij had Donderdagavond
-Biet gestoten deuren plaats, op Verdi's
uitdrukkeBjk verlangen. De componist had wel de
buiten" landsche pers willen inviteeren, naar hij
ver4 ^klaarde, maar wilde de Milaneesche pers niet
?} toelaten, zoodat tengevolge daarvan alle
verslag'f gevers uitgesloten waren. Alleen de directeuren
~ der Parn'sche Opera woonden de repetitie bij.
'? Titu roemt zeer de partitie in haar geheel, en
meer in het bijzonder den storm en het brindisi
* in het eerste bedrijf; het koor met de mandolines
en de alleenspraak van lago in het tweede; het
finale van het derde en het geheele vierde
bedrjjf. Hij schrijft:
Het vierde bedrijf brengt ons noodzakelijk in
Desdemona's kamer. De arme vrouw, ten prooi
aan droevige voorgevoelens, herinnert zich het
Wilgenlied. Mijne moeder" zegt Desdemona bij
Shakespeare, zeer getrouw en zeer dichterlijk ver
taald door Boïto, had een arme dienstmaagd die
men Barbara noemde: zij beminde een man die
haar verlaten had, en zij zong het lied van den
Wilg. Ik heb het steeds in het geheugen". Maar
wjj, wij moeten ons geheugen sluiten voor de herin
nering aan Rossini. Assisa al piéd'un salice !"
zong Malibran met den droevigen klank dien de
Musset weergeeft. Boïto heeft zeer kiesch aan
Verdi iedere herinnering aan den text van Ros
sini bespaard.
Piangea cantando
Nel' erma landa,
Piangea la mesta.
O Salce ! Salce ! Salce !
Sedea chinando.
Sul sen la testa!
O Salce ! Salce ! Salce !
Cantiamo! il salce funebre
Sara la mia ghirlando !
Zoo zingt de Desdemona van de Scala, terwijl
ZÜden tred des doods rondom hare kamer hoort
sluipen. Alleen gebleven, richt zij tot den hemel
een laatste gebed, een Ave Maria, geheel volgens
den kerkelijken text vertaald. Zij begeeft zich te
bed en slaapt in.
Boïto heeft ook voor de laatste scène den tra
gisch eenvoudigen dialoog van Shakespeare, met
E^jne korte vreeselijke replieken, behouden:
Otello, dood mij niet. Te vergeefs verdedigt
gy u! Laat mij nog leven! Val, verachte
lijke! Genade! Sterf! Laat mij nog n
nacht leven l Neen! Eén uur! Keen!
Een oogenblik l Neen! Laat mij slechts een
Ave bidden! Te laat, te laat!" Hij wurgt haar.
Stil als het graf', roept hu uit, het doode lichaam
van Desdemona beschouwende; dan geeft hij haar
een laatsten kus en doodt zich."
Vitu heeft aan Verdi niet zoo veel gewonnen,
als naar de algemeene geestdrift van den avond
wel de indruk van het publiek scheen te zijn.
Rossini's Otello en Verdi's vroegere opera's zijn
hem blijkbaar dierbaarder. Hij schrijft: Tamagno
is een schitterende tenor, die niets te zingen
heeft. Gedurende het slot van het duo met lago
in de tweede acte zong eene verwijderde stem in
nüj: II mip cor si divide", eene melodieuse phrase,
treffender in haar geniale eenvoudigheid dan de
vernuftigste recitatieven. Maar spreken wij niet
meer over Rossini. Vergeten wij de oude meester
werken. ... Nooit heb ik beter dan dezen avond
gevoeld, dat de geringste melodie in kracht van
uitdrukking het geleerdste recitatief te boven
gaat... Otello zal tot Verdi's roem niet meer
toedoen. Hij zal dien ook niet verminderen.
Wanneer men zich aansluit bij hen, die in dit
laatste werk den zonsondergang van een grooten
naam zien, moet men erkennen, dat de horizon
toch nog een diepgekleurden gloed en een onver
gel jjkelijken glans vertoont".
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Het is geene lichte taak, een operatekst uit het
Fransch in het Nederlandsch over te zetten.
Beide talen zijn van elkander zoo verschillend in
zinbouw en woordaccent, dat ook aan de beste
vertaling nog wel 't een of ander moet ontbreken.
Wie volkomen aaii de muzikale bewerking onder
geschikt blijft, zal moeite hebben den tekst met
juistheid weer te geven; wie er naar streeft, ge
dachte en vorm in het nieuwe idioom zoo trouw
mogelijk over te brengen, krijgt het zeker met
de noten" te kwaad. Zou het daarom bij het
oordeel over de Nederlandsche tekstboekjes niet
geraden zijn, een beetje toegevendheid tetoonen,
vooral wat de juistheid der overzetting betreft?
Indien taal en stijl aan matige eischen voldoen,
mag men zich er niet over ergeren, dat hier en
daar een beeV uit het oorspronkelijke verdwijnt
of een pittoreske uitdrukking opgeofferd wordt.
De Nederlandsche bewerking van C'armcwlaatmet
betrekking tot syntaxis, woordenkeus en accen
tuatie nog al wat te wenschen over; enkele
deelen zijn echter op vry voldoende wijze overgezet.
Met de opvoering van Bizet's bekende opera
heeft de directie van den Park-schouwburg een
goeden greep gedaan. De bezetting der belang
rijkste rollen kon intusschen niet op zoodanige
wijze geschieden, dat het fraaie werk volkomen
tot zyn recht kwam. Trouwens het Fransche
gezelschap uit 's Hage, evenmin als het
Hoogduitsche uit Rotterdam zouden in staat wezen,
eene betere opvoering te geven. Hier en daar
moge er al reden tot meer tevredenheid bij de
laatste operagezelschappen wezen, in de ensem
ble-nummers wint het dikwerf de Park-schouwburg
en dit willen wij bij vernieuwing constateeren
omdat er uit blijkt wat ijver en toewijding ver
mogen. Want van groote artistieke krachten is
er volstrekt geen sprake.
De mise-en-scène is voldoende; enkele
costumes trekken zelfs de aandacht. Do dames Kiehl,
Jahn en Von Ophemert?Schwenke maakten zich
recht verdienstelijk, terwijl aan den Heer Orelio
als Toreador een welverdiend succes ten deel viel,
en o. a. een der minder gewichtige partijen
Dancaïre met goede stemmiddelen en voor
dracht door den Heer Joh. Schmier werd gezon
gen. Dat het orkest met zorg en nauwgezetheid
door den Heer de la Fuente werd geleid, behoeft
nauwelijks vermelding.
In de Fransche en Duitsche opera worden wij
voortdurend op reprises vergast. Lakmé, waarmede
in het vorige seizoen mlle. Vuillaume zooveel succes
behaalde, verscheen weder op het affiche en de
chanteuselégère, mlle Wilhem. tegen wier aanneming we
indertijd zooveel bezwaren aanvoerden, had gele
genheid te over, om eens voor goed te toonen,
dat er wonderen moeten gebeuren, alvorens zij in
staat zal blijken haar emplooi naar den eisch te
vervullen. En met een baryton als de heer
Tricot is niets aan te vangen. Ook als acteur
is hij onbeduidend. De heer Villefranck legde
in de rol van Nikalantha al de goede eigenschap
pen aan den dag, waarop wij reeds de aandacht
onzer lezers vestigden. En mme. Granier speelt
nog altijd met de haar eigene losheid en beval
ligheid.
In Bobert Ie Diable behaalden vooral de fort
tenor en de bas veel succes. De heer Lestellier
is dan ook een kunstenaar, die een aantal goede
gaven bezit en wien het nimmer aan de handig
heid ontbreekt om zijn pubilek te gelegener tijd
in te pakken. De heer Joussaume vat zijne taak
blijkbaar met ernst op, doch hij is in het legato
nog niet voldoende, en de uitspraak laat nog altijd
te wenschen over. Een enkele maal gebeurt het
ook, dat zijn gemis aan tooneelroutino hem par
ten speelt.
Met zijn Mephisto-type en zijn helrood gevoerden
mantel betrapten wij hem op de plechtige poging
om Alice na den dialoog met Robert schrik aan te
jagen en de zaal toonde ten duidelijkste, dat er
waarheid ligt in het bekende: Du sulilime au
ridicule il n'y a qu'un pas !" Dat neemt echter
niet weg,' dat wij in den heer Jonssaunie een
verdienstelijk lid van het Haagsche Gezelschap
bezitten. Zijne stem klinkt dat hot een lust is, met
meer oefening groeit er uit dezen jeugdigen artist
een bekwaam baszanger, die zijn emplooi uitste
kend zal vervullen.
De heer Grüning ontpopt zich langzamerhand
tot een heldentenor. Wij hopen, dat du overgang
met gewenschtc traagheid zal geschieden. De
heldentenoren zingen gewoonlijk niet lang, vooral
wanneer ze veel in Wagner's opera's hebben op
te treden. Vooral niet als hun zangkunst van ietwat
elementairen aard is. En het laatste is bij den heer
Grüning ongetwijfeld het geval. Men heelt ook
dezen zanger onder hooge temperatuur in de
broeikas gekweekt en nu komt telkens de vrees
bij ons op, dat hij meer zal geven dan met het
oog op zijne toekomst kan gevorderd worden.
Als Florestan heeft de heer Grüning goede mo
menten, al zijn wij met zijno herhaalde
portamento's volstrekt niet ingenomen; den zwaanridder
kan hij nog niet naar den eisch voorstellen.
Er is eene zekere eenvormigheid in do wijze
waarop Frau Mielke hare rollen speelt. Zij geeft
acht op elke beweging, meet en past gebaar en
mimiek, en is daardoor niet altijd karakteristiek
in de voorstelling der personen. Er is iets acade
misch in hare standen en iets koels in hare
accenten, dat ons in den laatsten tijd meer dan
gewoonlijk hinderde. C'est une statue .. de sol,"
heeft men eens van Agar gezegd,, en in enkele
opzichten is op Frau Mielke toepasselijk wat mep.
tot kenschetsing van het talent der Fransche
tragédienne niet zonder eenigen grond heeft
kunnen beweren. Doch het klassieke treurspel eischt
meer soberheid in de voorstelling der passie, en
voornaamheid in gebaar en houding,, dan o.a. aan
rollen als Senta en Fidelio toekomt.
De opvoering van Martha, waarin Mej. Richter
en Mevr. Jaide alsmede de H. II. Werthcim en
Behrens de hoofdrollen vervulden, liep over het
algemeen vrij goed van stapel; het publiek al
thans scheen zeer tevreden. De tenorzanger
maakte het echter nu en dan wat erg; zijn ijver
was grooter dan zijn krachten. De stem sloeg
herhaaldelijk over en de intonatie was soms be
denkelijk. De mededeeling uit de Siynale overge
nomen, dat Fraulein Bettaque met het volgend
seizoen het Hoogduitsche operagezelschap zal ver
laten, heeft in de hoofdstad velen leed gedaan.
In de soubretterollen hebben wij de gelegenheid
gehad haar talent van de beste zijden te leeren
kennen en het zal niet gemakkelijk wezen haar
in dat emplooi te overtreffen. Doch zij wordt
thans.... eerste dramatische zangeres!
Wij willen niet hopen, dat hot bekende Tel
brille au second rang" etc. te eeniger tijd op
deze artiste van toepassing zal blijken, 't Gaat
trouwens op het tooneel als in de maatschappij;
men breidt den kring zijner bevoegdheid naar
willekeur uit. En wie slechts durft, heeft reeds
het halve succes verkregen.
De muziekschool van Toonkunst te Amsterdam
blijft gelukkig aan de goede en beproefde
traditiën in het onderwijs getrouw. Ondoordachte
proefneming met luidruchtig gevente methoden
vindt bij directie en leeraren geen bijval; de
overtuiging, dat wat moeielijk ia, niet op gemak
kelijke wijze kan aangeleerd worden, heeft daar
nog niets van hare kracht verloren. Thans moge
er de gewoonte nog bij komen om leerlingen, die
geen aanleg bezitten en zich in telkens aange
groeid getal aan het klavierspel gaan wijden,
eenvoudig de deur te wijzen en hun de gelegenheid
te ontnemen om buren en huisgenooten door hun
getjingel het leven te verbitteren.
De programma's der laatstgehouden examens
zijn op flinke wijze ingericht en geven een dui
delijk inzicht in don gang en de bedoeling van
het muzikale/ onderricht. Zoolang een kunstenaar
als de Heer Frans Coenen aan het hoofd der mu
ziekschool staat, is voor eenzijdigheid bij de les
sen niet te vreezen en zal het goede in elke school
of richting zonder eenigen twijfel op rechten prijs
geschat worden.
Het ligt niet in onze bedoeling, van de ver
schillende voordrachten melding te maken, die bij
het talrijk opgekomen publiek veel bijval verwier
ven, en leerlingen en onderwijzers de gewenschte
voldoening schonken
Alleen willen wij onder de leerlingen althans
de namen van Johanna Heymann (piano), Bertha
Post (zang) en Cateau Sewing (zang) vermelden,
wijl de beide eersten al enkele malen in concer
ten zijn opgetreden en ook in dit blad werden
besproken, en de laatste mot de voordracht van
de groote aria uit La Traviata zooveel succes
behaalde, dat men voor hare toekomst de beste
verwachtingen kan vormen. Met een enkel woord
willen we onze waarcleering uitdrukken voor de
wijze waarop de Koornummers werden uitgevoerd.
Fraaie schakeering, goede uitspraak, zuiverheid
van intonatie, zekerheid bij de attaques trokken
in het bizonder de aandacht.
Aan directie en leeraren worde dus een har
telijk woord van gelukwensching gericht bij den
goeden uitslag der proeven, door de leerlingen
der Muziekschool van do Maatschappij van Toon
kunst afgelegd.
Over het concert van Mme la Comtesso Ali
Sadowska do Scharfenort i n Mme Marie do Lido
doelen wij onze lezers in oen volgend artikel het
een en ander mede.
II. C. P. D.
MUZIKAAL OVERZICHT.
ROTTERDAM, II Februari 1887.
Na de opgewondenheid, door het debutecren
j van den heer Grüning als Lohengrin veroorzaakt,
i (een debuut, dat in hot algemeen genomen
uit| stekend voor hem afliep,) alsmede door het meer
! en meer duidelijk zichtbaar worden van de onaan
gename wijze, waarop Mevr. Mielke zich ver
oorlooft bij open gordijn hare kunstzusters en
broeders te behandelen, ceno handelwijze die
niet streng genoeg beoordeeld kan worden, en
wederom bij de opvoering van Weber's en
Wiill''. ner's Oberon in het helste daglicht trad, was het
l een waro verademing do bescheiden
georganii sccrde Soiree van de Nederlandsche
Toonkuustenaarsverceniging in de Nutzaal bij te wonen. Het
correspondeorend lid dezer vereeniging alhier, de
heer Wouter Hutschenruytor Wzn. hoeft alle eer
! van de samenstelling, en zal zeker met
voldoei ning op zijn werk kunnen terugzien.
Op hot programma kwamen twee nummers voor
van onzen stadgenoot Th. H. II. Verhey, name
lijk een Quintett voor Piano, 2 Violen, Alt en
Violoncel, en vier stukken voor Piano en Clarinet.
De heer Verhoy componeert zeer gemakkelijk, do
melodie vloeit steeds door, ja schijnt onuitputte
lijk, want zooveel muziek ik van dezen toonzetter
reeds gehoord heb, zoovele malen heb ik mij met
verwondering afgevraagd of dio stroom dan nim
mer beletselen ontmoette en steeds met dezelfde
kracht en Mschheid bleef vloeien ! Hot Quintett
verdient een plaats op allo Programma's van
de! gelijke Kamermuzick-soirées, terwijl de vier
sttik1 ken voor Clarinet door eiken beoefenaar van dit
instrument met ingenomenheid zullen gespeeld
worden om hun eenvoud en innige gemoedelijk
heid. De uitvoering was schier onberispelijk; in
het Quintett do Heeren Koert, Egener, Oushoorn
en Prill, in de vier stukken" do heer Aug.
Larondelle, en in beide nummers de Componist aan
het klavier, vormden een geheel waarop niets aan
te merken viel. De heer Larondolle, zoo zelden
als solist optredende, bekoorde de aanwezigen
door den weeken molligen toon van zijn instru
ment en de artistieke wijze waarop hij het be
speelde.
In plaats van den (door ongesteldheid verhin
derden) heer Arnold Spoel, trad in het vocale
deel des avonds zijne echtgenoote, Mev.
SpoelPfeiffer op, met wie do kennismaking even ver
rassend als aangenaam was; een goed uiterlijk,
flink geluid, veel voordracht, uitstekende uitspraak
on feu sacré, ziedaar de eigenschappen die Mevr.
Spoel bestemmen tot eene lievelinge van elk
Concertpubliek; men neme de proef en oordeele.
Tot mijn leedwezen kon ik de 2e Afdeeling niet
bijwonen en dus het Quintett van den heer Mann
niet hooren; van bevoegde zijde werd er mij veel
goeds van gezegd.
De opera bracht jl. Zaterdag eene over 't geheel
zeer goede opvoering van Don Juan; de heer van
Bongardt was geheel de ridderlijke losbol dien hij
voor moest stellen; de heer Behrens was voor
treffelijk bij stem en speelde mede zeer verdien
stelijk; Mej. Bettaque was de meest aanvallige
Zcrline die men zicli wenschen kan, en een zóó
fatsoenlijk vermakelijke Masetto als van den heer
Robe zag ik op ons tooneel nog nimmer. Ook de
overigen werkten tot een goed geheel mede, of
schoon Mej. Richter niet geheel beantwoordt aan
do eischen, die men der vertolkster der zware
Elvire partij stelt, en Mevr. Mielke enkele malen
verre van zuiver intoneerde.
De \V~eisse Dame van Boieldieu verdient een
betere opkomst van het publiek, dan haar jl.
Woensdag ten deel viel; de frissche, melodieuse
muziek oefent nog steeds dezelfde bekoring uit
van vroeger. De heer Behrens (G-aveston) zong,
zooals hij het in zijn beste dagen moet gedaan
hebben; de heer Bolle was een zeer goede
Dickson, Mej. Von Tarnay eene lieve Jenny,
Mevr. Jaïde een voortreffelijke Margurethe. Ook
Mej. Richter gaf als Anna veel goeds, doch leek
zij mij eenigszins vermoeid; de heer Wertheim
was bepaald niet goed gedisponeerd, zyne hooge
tonen kraakten herhaaldelijk en slechts het slot
van het Schotsche volkslied in het 3e bedrijf,
schonk hem (ofschoon hij een oogenblik deerlijk
in de war was, hetgeen echter niet overal bemerkt
werd) welverdiend applaus.
Ten slotte eene treurmare: Mej. Bettaque gaat
ons tooneel verlaten, zij is te Bremengeëngageerd;
voor de getrouwe bezoekers was bij de vaak
duister bezette opvoeringen, haar optreden steeds
gelijk aan het doorbreken van een vriendelijken
zonnestraal uit een bewolkten hemel; we zullen
haar nog dikwijls missen. Op het oogenblik dat
dit nummer verschijnt, heeft zij hare
benefice-voorstelling, in het volgend nummer kom ik nader
daarop terug.
V.
KONINGS-CANTATE *)
door
FlOKE DELLA. NEVE.
Koor.
Komt allen, komt l
Komt rijkbelaan,
Brengt bloemen aan!
Brengt do kostb're pronkgewassen,
voor den feestdag opgekweekt;
Brengt de vlekk'loos witte sneeuwbloem,
die door 't witte sneeuwkleed breekt;
Brengt den palmenschat, dien Java
neerlegt aan zijns Vorsten voet,
En het ernstig groen der dennen,
onzer bosschen trouwe groet!
Neemt dan 't smaakvol bloemenoffer,
dat een tced're gade biedt;
En vergeet den kleinen ruiker
van den kleinen cherub niet!
Voegt ze bij do volle garve,
eencr natie rijke teelt,
Bindt ze saam tot nen bundel,
hciPger eendracht zinnebeeld!
Al die kelken, al die kleuren,
Al die glansen, al die geuren,
Passen, waar, met luit en lied,
't Volk den Vorst zijn hulde biedt.
Laat ze kronk'lon, laat ze wuiven,
Laat hun geuren mild verstuiven,
Met ,hun ziel, die opwaarts vliedt,
Stijgt der natie jubellied!
Baryton-so o.
Nauw was weer, voor zeventig jaar, onze grontl
Ontworsteld aan 't vreemde gezag :
Nauw waaide om do plek, waar uw wiego tooit
ston<lr
Weer vrij onze roemrijke vlag ....
En nóg waait er vrij haar driekleurige baan,
Als zeventig jaren gelecn,
En 't volk mengt, o Vorst, waar het staart op die
vaan.
Uw naam in zijn dankbre gebcên!
Want, waar aan 't verleden het Vaderland denkt,
Het vindt, in het diepst van zijn hart,
Geen naam, die zoo dierbre heriim'riug het schenkt
Geen naam, die all' onspoeden tart....
Dan telkens Oranje. Oranje alleen,
Oranje in het roemrijk voorheen.
Uw volk mengt, o Vorst, in zijn dankb'ren gebeên,
Den naam van Oranje alleen!
En, waar aan zijn toekomst het Vaderland denkt,
Hei vindt in het diepst van zijn hart,
Geen naam, die gerustheid of hope het schenkt,
Geen naam. die alle onspoeden tart,....
Dan weder Oranje, Oranje alleen,
Als zeventig jaren gelêen!
Uw volk mengt, o Vorst, in zijn dank'bre gebeên,
Den naam van Oranje alleen!
K o o r.
Dien naam, driehonderd jaren
Aan Nêerlands naam verwant,
God moog' nog lang hem sparen
Tot heil van 't Vaderland!
Zoo weeft der natie bede
Een onverwelk'bre kroon,
Een krans van liefde en vrede,
Om Koning Willem's troon!
*) Deze Cantate, door den heer C. Coeneu
voor mannenstemmen en orkest gecomponeerd, zat
op 1<J Februari te Utrecht en in verschillende
andere plaatsen van ons land ten gehoore wor
den gebracht.
HET JUBILEUM VAX JOHANNES BOSBOOM.
(1817?1887.)
Bosboom, de gevierde, populaire kunstenaar, tea
onzent misschien wel de meest bekende, viert den
18en Februari zijn zeventigsten verjaardag.
Daar de wakkere schilder dien merkwaardiger
dag nog geenszins als den eindpaal zijner kunste
naarsloopbaan zal beschouwen, zullen zijne tal
rijke vrienden en vereerders dat jubileum des te
dankbaarder herdenken.
Welk eene voldoening zal Bosboom bij dien
terugblik op het afgesloten tijdperk smaken. Als
jongen van aanleg, ziet hij zich in het atelier
van den heer Bart van Hove te 's Gravenhagc
opgenomen, en daar met Sam Verveer en Huibert
van Hove vlijtig studeerende en werkende. Reeds.
als achttienjarig jongeling, zendt hij zijn eerste
schilderij ter tentoonstelling, een kunstwerk dat
natuurlijk nog den stempel van zijns meesters op
vatting draagt, Doch niet lang zal het duren,
of de kweekeling rukt ,jien leiband los, eu