De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 13 februari pagina 4

13 februari 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 503. 'r* *t. De Fransche pers was b\jna volledig verrwoordigd. orkest telde ongeveer negentig leden; de ?Strijkinstrumenten hadden verreweg de overhand, feïwur de criticus roemt zeer de nuanceering van ftforte < en piano en de onvergelijke crescendo's. ?Sedert Aida heeft Faccio ook de viersnarige dubbele bas van de Duitsche orkesten ingevoerd, veel dikker snaren en veel dieper tonen dan oude driesnarige bas. In het laatste bedrijf, Otello's woede en razernij zal geschilderd T 'Worden, deden deze bassen eene wonderbare uit werking. De verslaggever roemt evenzeer den tenor, gj^nor Tamagno, als den baryton Maurel. Tamagno was kellner in een kroegje te Palermo, ? toen een muziekliefhebber hem ontdekte, hem Ket les geven en een der schoonste tenoren der wereld van hem maakte. In dit verslag worden de eerste en laatste acten liet meest geprezen; in het liefdesduet tusschen - Otello en Desdeinona doet de uitwerking van het s «eer melodieus thema tegelijk aan Wagner en TUUI G-ounod denken. lago's solo in het tweede i>edr\jf herinnerde volgens dezen verslaggever aan Darwin, Huxley en Schopenhauer, maar was toch wn fraai voorbeeld van muzikale declamatie ~ Maurel gaf er al de dramatische kacht van weer. . Voor den Figaro woonde Vitu de voorstelling WJ. Hij vertelt eenige bijzonderheden omtrent algemeene repetitie. Zij had Donderdagavond -Biet gestoten deuren plaats, op Verdi's uitdrukkeBjk verlangen. De componist had wel de buiten" landsche pers willen inviteeren, naar hij ver4 ^klaarde, maar wilde de Milaneesche pers niet ?} toelaten, zoodat tengevolge daarvan alle verslag'f gevers uitgesloten waren. Alleen de directeuren ~ der Parn'sche Opera woonden de repetitie bij. '? Titu roemt zeer de partitie in haar geheel, en meer in het bijzonder den storm en het brindisi * in het eerste bedrijf; het koor met de mandolines en de alleenspraak van lago in het tweede; het finale van het derde en het geheele vierde bedrjjf. Hij schrijft: Het vierde bedrijf brengt ons noodzakelijk in Desdemona's kamer. De arme vrouw, ten prooi aan droevige voorgevoelens, herinnert zich het Wilgenlied. Mijne moeder" zegt Desdemona bij Shakespeare, zeer getrouw en zeer dichterlijk ver taald door Boïto, had een arme dienstmaagd die men Barbara noemde: zij beminde een man die haar verlaten had, en zij zong het lied van den Wilg. Ik heb het steeds in het geheugen". Maar wjj, wij moeten ons geheugen sluiten voor de herin nering aan Rossini. Assisa al piéd'un salice !" zong Malibran met den droevigen klank dien de Musset weergeeft. Boïto heeft zeer kiesch aan Verdi iedere herinnering aan den text van Ros sini bespaard. Piangea cantando Nel' erma landa, Piangea la mesta. O Salce ! Salce ! Salce ! Sedea chinando. Sul sen la testa! O Salce ! Salce ! Salce ! Cantiamo! il salce funebre Sara la mia ghirlando ! Zoo zingt de Desdemona van de Scala, terwijl ZÜden tred des doods rondom hare kamer hoort sluipen. Alleen gebleven, richt zij tot den hemel een laatste gebed, een Ave Maria, geheel volgens den kerkelijken text vertaald. Zij begeeft zich te bed en slaapt in. Boïto heeft ook voor de laatste scène den tra gisch eenvoudigen dialoog van Shakespeare, met E^jne korte vreeselijke replieken, behouden: Otello, dood mij niet. Te vergeefs verdedigt gy u! Laat mij nog leven! Val, verachte lijke! Genade! Sterf! Laat mij nog n nacht leven l Neen! Eén uur! Keen! Een oogenblik l Neen! Laat mij slechts een Ave bidden! Te laat, te laat!" Hij wurgt haar. Stil als het graf', roept hu uit, het doode lichaam van Desdemona beschouwende; dan geeft hij haar een laatsten kus en doodt zich." Vitu heeft aan Verdi niet zoo veel gewonnen, als naar de algemeene geestdrift van den avond wel de indruk van het publiek scheen te zijn. Rossini's Otello en Verdi's vroegere opera's zijn hem blijkbaar dierbaarder. Hij schrijft: Tamagno is een schitterende tenor, die niets te zingen heeft. Gedurende het slot van het duo met lago in de tweede acte zong eene verwijderde stem in nüj: II mip cor si divide", eene melodieuse phrase, treffender in haar geniale eenvoudigheid dan de vernuftigste recitatieven. Maar spreken wij niet meer over Rossini. Vergeten wij de oude meester werken. ... Nooit heb ik beter dan dezen avond gevoeld, dat de geringste melodie in kracht van uitdrukking het geleerdste recitatief te boven gaat... Otello zal tot Verdi's roem niet meer toedoen. Hij zal dien ook niet verminderen. Wanneer men zich aansluit bij hen, die in dit laatste werk den zonsondergang van een grooten naam zien, moet men erkennen, dat de horizon toch nog een diepgekleurden gloed en een onver gel jjkelijken glans vertoont". MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Het is geene lichte taak, een operatekst uit het Fransch in het Nederlandsch over te zetten. Beide talen zijn van elkander zoo verschillend in zinbouw en woordaccent, dat ook aan de beste vertaling nog wel 't een of ander moet ontbreken. Wie volkomen aaii de muzikale bewerking onder geschikt blijft, zal moeite hebben den tekst met juistheid weer te geven; wie er naar streeft, ge dachte en vorm in het nieuwe idioom zoo trouw mogelijk over te brengen, krijgt het zeker met de noten" te kwaad. Zou het daarom bij het oordeel over de Nederlandsche tekstboekjes niet geraden zijn, een beetje toegevendheid tetoonen, vooral wat de juistheid der overzetting betreft? Indien taal en stijl aan matige eischen voldoen, mag men zich er niet over ergeren, dat hier en daar een beeV uit het oorspronkelijke verdwijnt of een pittoreske uitdrukking opgeofferd wordt. De Nederlandsche bewerking van C'armcwlaatmet betrekking tot syntaxis, woordenkeus en accen tuatie nog al wat te wenschen over; enkele deelen zijn echter op vry voldoende wijze overgezet. Met de opvoering van Bizet's bekende opera heeft de directie van den Park-schouwburg een goeden greep gedaan. De bezetting der belang rijkste rollen kon intusschen niet op zoodanige wijze geschieden, dat het fraaie werk volkomen tot zyn recht kwam. Trouwens het Fransche gezelschap uit 's Hage, evenmin als het Hoogduitsche uit Rotterdam zouden in staat wezen, eene betere opvoering te geven. Hier en daar moge er al reden tot meer tevredenheid bij de laatste operagezelschappen wezen, in de ensem ble-nummers wint het dikwerf de Park-schouwburg en dit willen wij bij vernieuwing constateeren omdat er uit blijkt wat ijver en toewijding ver mogen. Want van groote artistieke krachten is er volstrekt geen sprake. De mise-en-scène is voldoende; enkele costumes trekken zelfs de aandacht. Do dames Kiehl, Jahn en Von Ophemert?Schwenke maakten zich recht verdienstelijk, terwijl aan den Heer Orelio als Toreador een welverdiend succes ten deel viel, en o. a. een der minder gewichtige partijen Dancaïre met goede stemmiddelen en voor dracht door den Heer Joh. Schmier werd gezon gen. Dat het orkest met zorg en nauwgezetheid door den Heer de la Fuente werd geleid, behoeft nauwelijks vermelding. In de Fransche en Duitsche opera worden wij voortdurend op reprises vergast. Lakmé, waarmede in het vorige seizoen mlle. Vuillaume zooveel succes behaalde, verscheen weder op het affiche en de chanteuselégère, mlle Wilhem. tegen wier aanneming we indertijd zooveel bezwaren aanvoerden, had gele genheid te over, om eens voor goed te toonen, dat er wonderen moeten gebeuren, alvorens zij in staat zal blijken haar emplooi naar den eisch te vervullen. En met een baryton als de heer Tricot is niets aan te vangen. Ook als acteur is hij onbeduidend. De heer Villefranck legde in de rol van Nikalantha al de goede eigenschap pen aan den dag, waarop wij reeds de aandacht onzer lezers vestigden. En mme. Granier speelt nog altijd met de haar eigene losheid en beval ligheid. In Bobert Ie Diable behaalden vooral de fort tenor en de bas veel succes. De heer Lestellier is dan ook een kunstenaar, die een aantal goede gaven bezit en wien het nimmer aan de handig heid ontbreekt om zijn pubilek te gelegener tijd in te pakken. De heer Joussaume vat zijne taak blijkbaar met ernst op, doch hij is in het legato nog niet voldoende, en de uitspraak laat nog altijd te wenschen over. Een enkele maal gebeurt het ook, dat zijn gemis aan tooneelroutino hem par ten speelt. Met zijn Mephisto-type en zijn helrood gevoerden mantel betrapten wij hem op de plechtige poging om Alice na den dialoog met Robert schrik aan te jagen en de zaal toonde ten duidelijkste, dat er waarheid ligt in het bekende: Du sulilime au ridicule il n'y a qu'un pas !" Dat neemt echter niet weg,' dat wij in den heer Jonssaunie een verdienstelijk lid van het Haagsche Gezelschap bezitten. Zijne stem klinkt dat hot een lust is, met meer oefening groeit er uit dezen jeugdigen artist een bekwaam baszanger, die zijn emplooi uitste kend zal vervullen. De heer Grüning ontpopt zich langzamerhand tot een heldentenor. Wij hopen, dat du overgang met gewenschtc traagheid zal geschieden. De heldentenoren zingen gewoonlijk niet lang, vooral wanneer ze veel in Wagner's opera's hebben op te treden. Vooral niet als hun zangkunst van ietwat elementairen aard is. En het laatste is bij den heer Grüning ongetwijfeld het geval. Men heelt ook dezen zanger onder hooge temperatuur in de broeikas gekweekt en nu komt telkens de vrees bij ons op, dat hij meer zal geven dan met het oog op zijne toekomst kan gevorderd worden. Als Florestan heeft de heer Grüning goede mo menten, al zijn wij met zijno herhaalde portamento's volstrekt niet ingenomen; den zwaanridder kan hij nog niet naar den eisch voorstellen. Er is eene zekere eenvormigheid in do wijze waarop Frau Mielke hare rollen speelt. Zij geeft acht op elke beweging, meet en past gebaar en mimiek, en is daardoor niet altijd karakteristiek in de voorstelling der personen. Er is iets acade misch in hare standen en iets koels in hare accenten, dat ons in den laatsten tijd meer dan gewoonlijk hinderde. C'est une statue .. de sol," heeft men eens van Agar gezegd,, en in enkele opzichten is op Frau Mielke toepasselijk wat mep. tot kenschetsing van het talent der Fransche tragédienne niet zonder eenigen grond heeft kunnen beweren. Doch het klassieke treurspel eischt meer soberheid in de voorstelling der passie, en voornaamheid in gebaar en houding,, dan o.a. aan rollen als Senta en Fidelio toekomt. De opvoering van Martha, waarin Mej. Richter en Mevr. Jaide alsmede de H. II. Werthcim en Behrens de hoofdrollen vervulden, liep over het algemeen vrij goed van stapel; het publiek al thans scheen zeer tevreden. De tenorzanger maakte het echter nu en dan wat erg; zijn ijver was grooter dan zijn krachten. De stem sloeg herhaaldelijk over en de intonatie was soms be denkelijk. De mededeeling uit de Siynale overge nomen, dat Fraulein Bettaque met het volgend seizoen het Hoogduitsche operagezelschap zal ver laten, heeft in de hoofdstad velen leed gedaan. In de soubretterollen hebben wij de gelegenheid gehad haar talent van de beste zijden te leeren kennen en het zal niet gemakkelijk wezen haar in dat emplooi te overtreffen. Doch zij wordt thans.... eerste dramatische zangeres! Wij willen niet hopen, dat hot bekende Tel brille au second rang" etc. te eeniger tijd op deze artiste van toepassing zal blijken, 't Gaat trouwens op het tooneel als in de maatschappij; men breidt den kring zijner bevoegdheid naar willekeur uit. En wie slechts durft, heeft reeds het halve succes verkregen. De muziekschool van Toonkunst te Amsterdam blijft gelukkig aan de goede en beproefde traditiën in het onderwijs getrouw. Ondoordachte proefneming met luidruchtig gevente methoden vindt bij directie en leeraren geen bijval; de overtuiging, dat wat moeielijk ia, niet op gemak kelijke wijze kan aangeleerd worden, heeft daar nog niets van hare kracht verloren. Thans moge er de gewoonte nog bij komen om leerlingen, die geen aanleg bezitten en zich in telkens aange groeid getal aan het klavierspel gaan wijden, eenvoudig de deur te wijzen en hun de gelegenheid te ontnemen om buren en huisgenooten door hun getjingel het leven te verbitteren. De programma's der laatstgehouden examens zijn op flinke wijze ingericht en geven een dui delijk inzicht in don gang en de bedoeling van het muzikale/ onderricht. Zoolang een kunstenaar als de Heer Frans Coenen aan het hoofd der mu ziekschool staat, is voor eenzijdigheid bij de les sen niet te vreezen en zal het goede in elke school of richting zonder eenigen twijfel op rechten prijs geschat worden. Het ligt niet in onze bedoeling, van de ver schillende voordrachten melding te maken, die bij het talrijk opgekomen publiek veel bijval verwier ven, en leerlingen en onderwijzers de gewenschte voldoening schonken Alleen willen wij onder de leerlingen althans de namen van Johanna Heymann (piano), Bertha Post (zang) en Cateau Sewing (zang) vermelden, wijl de beide eersten al enkele malen in concer ten zijn opgetreden en ook in dit blad werden besproken, en de laatste mot de voordracht van de groote aria uit La Traviata zooveel succes behaalde, dat men voor hare toekomst de beste verwachtingen kan vormen. Met een enkel woord willen we onze waarcleering uitdrukken voor de wijze waarop de Koornummers werden uitgevoerd. Fraaie schakeering, goede uitspraak, zuiverheid van intonatie, zekerheid bij de attaques trokken in het bizonder de aandacht. Aan directie en leeraren worde dus een har telijk woord van gelukwensching gericht bij den goeden uitslag der proeven, door de leerlingen der Muziekschool van do Maatschappij van Toon kunst afgelegd. Over het concert van Mme la Comtesso Ali Sadowska do Scharfenort i n Mme Marie do Lido doelen wij onze lezers in oen volgend artikel het een en ander mede. II. C. P. D. MUZIKAAL OVERZICHT. ROTTERDAM, II Februari 1887. Na de opgewondenheid, door het debutecren j van den heer Grüning als Lohengrin veroorzaakt, i (een debuut, dat in hot algemeen genomen uit| stekend voor hem afliep,) alsmede door het meer ! en meer duidelijk zichtbaar worden van de onaan gename wijze, waarop Mevr. Mielke zich ver oorlooft bij open gordijn hare kunstzusters en broeders te behandelen, ceno handelwijze die niet streng genoeg beoordeeld kan worden, en wederom bij de opvoering van Weber's en Wiill''. ner's Oberon in het helste daglicht trad, was het l een waro verademing do bescheiden georganii sccrde Soiree van de Nederlandsche Toonkuustenaarsverceniging in de Nutzaal bij te wonen. Het correspondeorend lid dezer vereeniging alhier, de heer Wouter Hutschenruytor Wzn. hoeft alle eer ! van de samenstelling, en zal zeker met voldoei ning op zijn werk kunnen terugzien. Op hot programma kwamen twee nummers voor van onzen stadgenoot Th. H. II. Verhey, name lijk een Quintett voor Piano, 2 Violen, Alt en Violoncel, en vier stukken voor Piano en Clarinet. De heer Verhoy componeert zeer gemakkelijk, do melodie vloeit steeds door, ja schijnt onuitputte lijk, want zooveel muziek ik van dezen toonzetter reeds gehoord heb, zoovele malen heb ik mij met verwondering afgevraagd of dio stroom dan nim mer beletselen ontmoette en steeds met dezelfde kracht en Mschheid bleef vloeien ! Hot Quintett verdient een plaats op allo Programma's van de! gelijke Kamermuzick-soirées, terwijl de vier sttik1 ken voor Clarinet door eiken beoefenaar van dit instrument met ingenomenheid zullen gespeeld worden om hun eenvoud en innige gemoedelijk heid. De uitvoering was schier onberispelijk; in het Quintett do Heeren Koert, Egener, Oushoorn en Prill, in de vier stukken" do heer Aug. Larondelle, en in beide nummers de Componist aan het klavier, vormden een geheel waarop niets aan te merken viel. De heer Larondolle, zoo zelden als solist optredende, bekoorde de aanwezigen door den weeken molligen toon van zijn instru ment en de artistieke wijze waarop hij het be speelde. In plaats van den (door ongesteldheid verhin derden) heer Arnold Spoel, trad in het vocale deel des avonds zijne echtgenoote, Mev. SpoelPfeiffer op, met wie do kennismaking even ver rassend als aangenaam was; een goed uiterlijk, flink geluid, veel voordracht, uitstekende uitspraak on feu sacré, ziedaar de eigenschappen die Mevr. Spoel bestemmen tot eene lievelinge van elk Concertpubliek; men neme de proef en oordeele. Tot mijn leedwezen kon ik de 2e Afdeeling niet bijwonen en dus het Quintett van den heer Mann niet hooren; van bevoegde zijde werd er mij veel goeds van gezegd. De opera bracht jl. Zaterdag eene over 't geheel zeer goede opvoering van Don Juan; de heer van Bongardt was geheel de ridderlijke losbol dien hij voor moest stellen; de heer Behrens was voor treffelijk bij stem en speelde mede zeer verdien stelijk; Mej. Bettaque was de meest aanvallige Zcrline die men zicli wenschen kan, en een zóó fatsoenlijk vermakelijke Masetto als van den heer Robe zag ik op ons tooneel nog nimmer. Ook de overigen werkten tot een goed geheel mede, of schoon Mej. Richter niet geheel beantwoordt aan do eischen, die men der vertolkster der zware Elvire partij stelt, en Mevr. Mielke enkele malen verre van zuiver intoneerde. De \V~eisse Dame van Boieldieu verdient een betere opkomst van het publiek, dan haar jl. Woensdag ten deel viel; de frissche, melodieuse muziek oefent nog steeds dezelfde bekoring uit van vroeger. De heer Behrens (G-aveston) zong, zooals hij het in zijn beste dagen moet gedaan hebben; de heer Bolle was een zeer goede Dickson, Mej. Von Tarnay eene lieve Jenny, Mevr. Jaïde een voortreffelijke Margurethe. Ook Mej. Richter gaf als Anna veel goeds, doch leek zij mij eenigszins vermoeid; de heer Wertheim was bepaald niet goed gedisponeerd, zyne hooge tonen kraakten herhaaldelijk en slechts het slot van het Schotsche volkslied in het 3e bedrijf, schonk hem (ofschoon hij een oogenblik deerlijk in de war was, hetgeen echter niet overal bemerkt werd) welverdiend applaus. Ten slotte eene treurmare: Mej. Bettaque gaat ons tooneel verlaten, zij is te Bremengeëngageerd; voor de getrouwe bezoekers was bij de vaak duister bezette opvoeringen, haar optreden steeds gelijk aan het doorbreken van een vriendelijken zonnestraal uit een bewolkten hemel; we zullen haar nog dikwijls missen. Op het oogenblik dat dit nummer verschijnt, heeft zij hare benefice-voorstelling, in het volgend nummer kom ik nader daarop terug. V. KONINGS-CANTATE *) door FlOKE DELLA. NEVE. Koor. Komt allen, komt l Komt rijkbelaan, Brengt bloemen aan! Brengt do kostb're pronkgewassen, voor den feestdag opgekweekt; Brengt de vlekk'loos witte sneeuwbloem, die door 't witte sneeuwkleed breekt; Brengt den palmenschat, dien Java neerlegt aan zijns Vorsten voet, En het ernstig groen der dennen, onzer bosschen trouwe groet! Neemt dan 't smaakvol bloemenoffer, dat een tced're gade biedt; En vergeet den kleinen ruiker van den kleinen cherub niet! Voegt ze bij do volle garve, eencr natie rijke teelt, Bindt ze saam tot nen bundel, hciPger eendracht zinnebeeld! Al die kelken, al die kleuren, Al die glansen, al die geuren, Passen, waar, met luit en lied, 't Volk den Vorst zijn hulde biedt. Laat ze kronk'lon, laat ze wuiven, Laat hun geuren mild verstuiven, Met ,hun ziel, die opwaarts vliedt, Stijgt der natie jubellied! Baryton-so o. Nauw was weer, voor zeventig jaar, onze grontl Ontworsteld aan 't vreemde gezag : Nauw waaide om do plek, waar uw wiego tooit ston<lr Weer vrij onze roemrijke vlag .... En nóg waait er vrij haar driekleurige baan, Als zeventig jaren gelecn, En 't volk mengt, o Vorst, waar het staart op die vaan. Uw naam in zijn dankbre gebcên! Want, waar aan 't verleden het Vaderland denkt, Het vindt, in het diepst van zijn hart, Geen naam, die zoo dierbre heriim'riug het schenkt Geen naam, die all' onspoeden tart.... Dan telkens Oranje. Oranje alleen, Oranje in het roemrijk voorheen. Uw volk mengt, o Vorst, in zijn dankb'ren gebeên, Den naam van Oranje alleen! En, waar aan zijn toekomst het Vaderland denkt, Hei vindt in het diepst van zijn hart, Geen naam, die gerustheid of hope het schenkt, Geen naam. die alle onspoeden tart,.... Dan weder Oranje, Oranje alleen, Als zeventig jaren gelêen! Uw volk mengt, o Vorst, in zijn dank'bre gebeên, Den naam van Oranje alleen! K o o r. Dien naam, driehonderd jaren Aan Nêerlands naam verwant, God moog' nog lang hem sparen Tot heil van 't Vaderland! Zoo weeft der natie bede Een onverwelk'bre kroon, Een krans van liefde en vrede, Om Koning Willem's troon! *) Deze Cantate, door den heer C. Coeneu voor mannenstemmen en orkest gecomponeerd, zat op 1<J Februari te Utrecht en in verschillende andere plaatsen van ons land ten gehoore wor den gebracht. HET JUBILEUM VAX JOHANNES BOSBOOM. (1817?1887.) Bosboom, de gevierde, populaire kunstenaar, tea onzent misschien wel de meest bekende, viert den 18en Februari zijn zeventigsten verjaardag. Daar de wakkere schilder dien merkwaardiger dag nog geenszins als den eindpaal zijner kunste naarsloopbaan zal beschouwen, zullen zijne tal rijke vrienden en vereerders dat jubileum des te dankbaarder herdenken. Welk eene voldoening zal Bosboom bij dien terugblik op het afgesloten tijdperk smaken. Als jongen van aanleg, ziet hij zich in het atelier van den heer Bart van Hove te 's Gravenhagc opgenomen, en daar met Sam Verveer en Huibert van Hove vlijtig studeerende en werkende. Reeds. als achttienjarig jongeling, zendt hij zijn eerste schilderij ter tentoonstelling, een kunstwerk dat natuurlijk nog den stempel van zijns meesters op vatting draagt, Doch niet lang zal het duren, of de kweekeling rukt ,jien leiband los, eu

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl