Historisch Archief 1877-1940
*'r^- h^ V^fc, ?"'v
No. 503
DE AMSTERDAMMEE, WEEKBLAD VOOR NEDERI/AND.
v-verruimt zijn blik door een uitstapje met zijn
vriend Verveer, om van lieverlede de
oorspronkelyke kunstenaar te worden, gelijk wij hem nu
kennen.
Hoe zelfstandig Bosboom toen ook reeds wezen
jnocht, hij bleet' toch een kind van zijn tijd, en hul
digde de romantiek, die Nuyen destijds uit
FrankrijK hier ingevoerd had. Geen sterveling ontkomt
aai» den invloed van zy nen tyd, maar slechts weinigen
weten in een nieuweren geest, eene nieuwe
opyatting zoodanig door te dringen, als Bosboom dit
later vermocht.
Tusschen hetgeen hij in de laatste jaren wrochtte,
*n zijn Lux in tenebris, in 1842 te Brussel ten
toongesteld, ligt een ontzaglijke afstand: toen
nog de romantiek huldigende en later, de ge
zondere, krachtigere richting van den nieuweren tijd
met de hem eigene oorspronkelijkheid en zelf
standigheid voorstaande.
EENE KEBK VAN BOSBOOM" dat woord is
zoo populair als een gedicht/van Beets of een
der liederen van Verhulst. ' Die blijde tijding,
eene kerk van Bosboom", maakt eeue tentoon
stelling goed, eene kunstbeschouwing aanlokkend,
eene verzameling aquarellen belangrijk. Wat is
dan toch die toovermacht, die zulk eene kerk"
uitoefent ? Een portret van een of ander bedehuis
of monument, nauwkeurig en uitvoerig in alle
011derdeelen afgemaaid, geeft Bosboom u volstrekt
niet. Menig kerkmeester of predikant zou er
misschien heel wat op aan te merken hebben, en
dikwerf zou men vergeefsche moeite aanwenden om
hem te doen begrijpen dat bij Bosboom het
welgelijkend portret met al zijne bijzonderheden, hoek
jes en nissen, geene hootdzaak is. Die toovermacht
bestaat in het meesterlijk weergeven van het
pittoreske, dat hem, als kunstenaar, in de aanschou
wing getrott'en heeft, en dat hij ons, leeken, in zijne
werken doet gevoelen en bewonderen. In
Bosboom's kerken is bovendien gemoed, het hart
van een diepgevoelend kunstenaar; wat hem
aangegrepen heeft bij het zien van een of ander
lichteffect, wat daarbij in zijne ziel is omgegaan,
vertolkt hij ons in lijnen en tonen.
Dat is het geheiinzining-aaiitrekkelijke van zijne
kerken, terwijl die van verreweg de meeste
ancleren u even koud laten als de afbeelding van
den heer X of het conterfeitsel van de oude
mevrouw Z.
Herinner u eene of andere kerk van Bosboom,
met die geheimzinnige schaduwpartijen en tinte
lende lichtvakken, het hier wegduikend en ginds
schitterend invallend zonlicht, dat vooral in
ker? ken zulk een heerlijk effect kan teweegbrengen.
Alles wat van Bosboom's opvatting, van zijn
zienersblik kan afleiden, is door hem opzettelijk
veronachtzaamd en verloochend, om tot die breed
heid, tot dat concentreeren van licht en schaduw
te geraken, dat zyne kunst zulk eene hooge
waarde schenkt. Bij eene kerk van Bosboom denkt
gij aan een plechtigen koorzang, zoo breed, zoo
hoog opgevat is die vertolking.
Wanneer de echtgenoot van wijlen vrouwe
Toussaint zijne kerken bevolkt, laat hij
onwillekeuri" die eerste protestanten, die
zeventiendeeeuwsche Geuzen samenkomen, die aan de pen
zijner vrouw de onvergetelijkste bladzijden ont
lokt hebben. Bosboom is vervuld van dat lijden
en strijden; met zijne hoogvereerde vrouw was
hij zoodanig n, dat ook do invloed van haar
rijk begaafden geest op zijne kunst moest werken.
Doch behalve die kerken, welke Bosboom sedert
tal van jaren in groote verscheidenheid het aanzijn
gegeven heeft, koos zijne onvermoeide teekenpen
zich ruimer baan, en vulden zich zijne schets
boeken met allerlei rijke stof. Nu eens te
Scheveningen dan weder in het Noorden, in 't Gooi ol m 't
Sticht, in stallen en schuren, op het erf of aan zee:
overal gaarde Bosboom de mooiste en oorspron
kelijkste motieven voor eene reeks sapverf- en
houtskoolteekeningen, die de verzamelaars elkaar
later betwistten. Alles kwam in die schetsboeken:
binnenhuizen, oude raadskamers, deelen, strand
gezichten, stadsgezichten, om later met de hem
eigene opvatting, hetzij broed met waterverf, ot
wel met houtskool geteekend, als meesterwerken
onder onze oogen te komen.
Wie het voorrecht heeft, onzen Bosboom
persoonlijk te kennen, waardeert het genot, door
hem zelf al die schetsen, al die schilderijen en
ontwerpen te zien toonen. Dan ontgloeit de
kunstenaar geheel en al; mot enkele sprekende
gebaren weet hij u aanschouwelijk te maken, hoe
mooi, hoe pittoresk dit of dat geval was, dat hij
met eenige trekken en lijnen op 't papier heelt
gebracht. Zich steeds meer en meer opwindende,
begint Bosboom, de levendige, prettige, geestige
prater, te vertellen. Met enkele woorden, soms onvol
tooide zinnen, schildert hij u, door zijne plasti
sche voordracht, door de uitdrukking opzijn bewege
lijk gelaat, door zijne afwisselende houdingen en
stembuiging, zoo duidelijk en sprekend het taiereel
of de personen die hij u voorstelt, alsof gij ze
in werkelijkheid zaagt.
Bosboom is een man vol geestdrift voor het
goede en schoon e, steeds in de weer om het werk
van veelbelovende jonge kunstenaars te prijzen
en in hot licht te stellen. Zijn enthousiasme ver
warmt en beurt op; het doet goed, in dezen tijd
van laconisme en denigrement, een zeventiger
die de moeilijke kunst verstaat om zijne jaren te
vermeerderen zonder oud te worden, met zulk
een vuur, zulk eene warme belangstelling over
eene voortreffelijke schilderij of een prachtig boek
te hooren spreken.
Altijd en overal is Bosboom kunstenaar. Ont
moet ge hem op straat, hij zal u midden in 't
gesprek in de rede vallen of zelf even ophouden,
om met u te genieten van een zonlicht, een
schippersgast in eene pittoreske houding, of de wer
king eener bewolkte lucht. Maakt gij hem de
opmerking, dat slechts weinigen vatbaar zijn voor
dat snel en scherp opmerken, dan stoot hij u
lachend aan en beweert, dat iedereen het schoone,
het pittoreske kan leeren zien, als hij zich maar
eenigszins inspant.
In Bosboom's omgeving en onder zijne leiding,
zou dit stellig niet moeilijk vallen. Zie hem in
zijn pittoresk atelier, achter zijne woning op de
Toussaintkade, voorzijn schildersezel zitten. Slechts
n breed raam werpt een ruim, pikant licht in
deze ruime halle. Het bedeelt de schilderij op
den ezel en de andere schetsen daarachter het
ruimst, is spaarzamer voor de tcekeningen aan
den wand, en bekommert zich over de andere
schilderachtige omgeving niet meer dan noodig
is om ze genoegzaam te doen uitkomen. Zelts de
koperen kerkluchters aan de zoldering, de mooi
gesneden beeldjes uit een of anderen preekstoel
of koorbank, al die antieke meubelen, kasten,
pullen, rariteiten, door eene fijn-artistieke hand
quasi onachtzaam, maar eigenlijk met verfijnden
smaak gerangschikt dit alles, in half licht dom
melend, blijft ondergeschikt aan de heldere plek,
het lichtveld, waar Bosboom, de zeventigjarige,
de frissche, krachtige, jonge oudeman, gezeten is.
Daar, in dat schilderachtige atelier, die troonzaal
zijner kunst, met Welke hij zijn grooten naam,
zijne zeldzame populariteit veroverd heeft ?
daar huidige men den beroemden kunstenaar op
den 18en Februari.
Bosboom, Hagenaar in merg en been, dien jong
en oud, behoeftigon en aanzienlijken, armen en
rijken van geest kennen, Bosboom, die voor ieder
een aardig, opbeurend, prettig woord hoeft, o nee
Bosboom outvange op dien gedenkwaardigen dag
in overvloed bewijzen, dat Nederland zijne groote
mannen weet te waardeeren.
. JOHAN GRAM.
TENNYSON'S LOCKSLEY HALL" EN
LOCKSLEY HALL" ZESTIG JAREN LATER.
Het nieuw verschenen werk van dezen
eerwaardigen zanger zal zyn roem als dichter niet
verhoogeu. Niet dat n enkele wanklank zijne
muziek ontluistert, niet dat zijn meesterschap
over den vorm ons minder treft dan vroeger,
maar de muziek is gewrongen Zij mist
spontaneïteit, de moralist overvleugelt den poëet en do
toOn" is zwaarmoedig. Aan den avond zijns levens
beschouwt Tennyson de wereld uit een geheel
ander oogpunt dan vroeger in de dagen zijner
jonkheid, Somber is de levensopvatting van den
grijsaard, vergeleken bij die van den vurigen
dweependen jongeling, die in Locksley Hall den
aristocratischen vooroordeolen, den gouddorst en
de vermaakzucht van dien tijd den handschoen
toewierp. De dichter van 1842 had zich aange
sloten bij het jong opkomend geslacht, bij de
partij van den vooruitgang, bij hen, die openlijk
de opperheerschappij eener eerste hartstochte
lijke liefde boven aüe andere rechten verkondig
den. Hij was de kampioen voor individueele vrij
heid, voor het natuurlijk recht van den mensen,
om hoofdzakelijk in aangelegenheden des
harten voor zichzelf te kiezen, zonder zich
om de wenschen van ouders en nabestaanden te
bekommeren, of de vooroordeelen der samenleving
te eerbiedigen.
Men kon bezwaarlijk verwachten, dat de
zes-enzeventigjarige grijsaard, zelf grootvader on boven
dien in den adelstand verheven, een man van in
vloed en gewicht, de democratische vrijheidlievende
denkbeelden zijner jeugd getrouw zou blijven. We
tende dat Teunyson meer dan ieder ander met dezen
wijzigenden hervormenden geest van zijn tijd is
medegegaan, wetende dat tal van Engelschen ge
durende een tijdsverloop van bijna zestig jaren
zijn woorden als do uiting hunner eigen
gevestigden denkbeelden en begrippen beschouwd hebben,
is het niet anders dan natuurlijk, dat hij som
mige zijner vroegere jeugdige ontboezemingen
wenschte in te trekken of te verzachten. Wij
waren er evenwel niet op voorbereid dat de dich
ter zijn Locksley Hall geheel en al zou her
roepen.
Want niet alleen kan Loeksley Hall Tennyson's
meest populaire schepping worden geacht, maar
het wordt tevens door den denkenden lezer be
schouwd als de meest volmaakte afspiegeling
van den tijd, waarin het geschreven werd on van
het wezen des dichters zelf. De geest die het
werk bezielt, is verre van beminnelijk, de
teugelloo/e onberedeneerde hartstochten waarvan het
getuigt, dreigen schier de grenzen der ware kunst
te overschrijden. Bovendien voert alleen in bij
zondere gevallen het hoofd heerschappij over het
hart. En toch, hoe heerlijk schoon is het geheel!
De krijgshaftige toornige klank, welke in die
zangen trilt, lost zich nu en dan op in de droeve
klacht, aan zijne gekwetste liefde ontwrongen,
een klacht welke op onovertrefbare wijze den
strijd tusschon des jongeliugs zachtere en heftiger
aandoeningen, tnsschen verstand en verbeelding
weergeeft. De beelden zijn bekoorlijk en frisch
als d'e bloeiende lentetijd, die de gevederde zangers
doet jubelen en in jonge harten het eerste ver
langen naar liefde doet ontwaken.
Hoe treffend wordt ons de hartstocht der twee
jeugdige gelieven geschetst; hoe schijnt do geheolo
natuur plotseling als herschapen in de oogen
van den jongeling, die tot dusverre slechts een
rein geestelijk leven leidde, geheel verdiept, geheel
verloren als hij was, in do tooverachtige openba
ringen der wetenschap en in zijn eigen vizioenon,
welke hem een wereld deden aanschouwen, die
snel en zeker do volmaaktheid naderde! rloo
natuurlijk en waar is do hartstochtelijke opstand
dier jeugdige krachtige ziel tegen do maatschap
pelijke ' eisenen en maatschappelijke leugens,
die het huwelijk eenvoudig tot een geldcontract
verlagen. Er is reden tot verontwaardiging, wan
neer Vmy, die hom liefhad, Amy die gezworen
had hem trouw te blijven, zich gewillig laat
verkoopcn aan een zooals hij meent ruw, on
beschaafd wezen, dat haar wellicht een weinig
hooger zal stellen dan zijn hond of zijn paard.
Bitter, doch waar is zijn sombere schets van de
mogelijke gevolgen van zulk een huwelijk. .Maar
de onmannelijke heftigheid zijner uitvallen tegen
het meisje, dat hij zoo hartstochtelijk lielhad,
kan alleen aan zijn gemengd bloed, aan zijn ge
deeltelijk Oosterscho afkomst worden toege
schreven.
Toch was de hardnekkigheid waarmede Ten- j
nyson telkens en telkens moor togen uinvelijken |
om geld, en de ellenden daaruit voortvloeiende, l
te velde trok, bewijs genoeg, hoe de quaestic j
hem persoonlijk diep ter harte ging, hoe hij de
vaste overtuiging koesterde, dat een teleurge
stelde liefde zeer dikwijls de moreelo
vergiitiging eener edele natuur ten gevolge heeft. Voor
den held van Lockiley Ruil was de aarde, die
hem zoo schoon, zoo vol heerlijke beloften toe
scheen, plotseling in een dieven- en
boevenspelonk veranderd. Weelde, die ontaarde dochter
der Beschaving, ondermijnde elke mannelijke
deugd, ontzenuwde elk hooger levensdoel. Boeken
waren in de oogen van den eens naar kennis
dorstenden iongeling even zoovele bewijzen van
ijdelheid en geestesverbittering. De naakte wilde,
ter nauwernood boven het redeloos dier verheven.
scheen hem voor het oogenblik gelukkiger toe
dan de zoon dezer verlichte eeuw. En de Vrou
wen. .. hoe dacht hij over haar ? Waarlijk, de
ooren der coquette moeten zelfs heden nog suizen
bij woorden als dezen :
I am shamed through all my nature to have
loved so slight a thing.
Weakness to be wroth with weakness!
woman's pleasure, woman's pain,
Nature made them blinder motions bounded
in a shallower brain!
Woman is the losser man, and all thy passions
matched with mine,
Are as moonlight unto sunlight and as water
unto wine!"
Ja, de ziel van den teleurgestelden minnaar is
vergiftigd. Do zoete bron zijner liefde is in gal
veranderd. Hij is wraakzuchtig en egoïstisch ge
worden. Alle hoop, alle menschenliefde is in hem
uitgedoofd. Maar die bittere stemming gaat voorbij;
verstand en verbeelding herleven. Hij gelooft
weder aan de schitterende toekomst, voor de
wereld weggelegd, en deinst niet terug voor de
grootsche worstelingen, welken het gouden tijd
perk zullen voorafgaan. Sneller jagen onze pol
sen, wanneer hy zingt:
Not in vain the distance beacons. Forward,
forward lot us range!
Let the great world spin for ever down the
ringing grooves of change.
Through the shadow of the globe we swecp
into the younger day,
Botter tifty years of Europo than a cyclo of
Cat'nay.
Aldus sprak Alfred Tennyson, jong, arm, onbe
grepen, miskend en die voortdurend met tegen
spoed van allerlei aard te worstelen had. Wat
zegt nu Lord Tennyson, rijk, beroemd, het
orakel van het ordelievend Engeland? Wij zijn
gerechtigd Lockdey Hall zestig jaren later als des
dichters laatste woorden tot het publiek te be
schouwen. Het is duidelijk, dat hij zelf hot aldus
bedoelt en dat het werk zijn laatste geloofsbe
lijdenis aangaande maatschappelijke, staatkundige,
godsdienstige en letterkundige vraagstukken bevat,
Hij verklaart, dat de jongeling run het begin tot
liet einde gedwaald heeft; gedwaald ten opzichte
van Amy. die, geenszins trouweloos uit berekening,
slechts een beschroomdkind" was, een kind dat
hem liefhad, doch haar ouders niet ongehoorzaam
l durfde wezen; gedwaald ten opzichte van zijn
j gelukkigen medeminnaar, die, wel verre van
onI beschaafd of zedeloos te zijn, zich ten allen tijde
een loyaal landedelman betoonde, die goed voor zijn
pachters was, zich aan hun welzijn gelegen liet
liggen en voor do opvoeding hunner kinderen zorgde.
Bovendien had hij Amy zoo innig, zoo boven alles
lief, dat hij haar als weduwnaar gedurende zestig
jaren betreurde. Vooral ten opzichte van zich
zelven hoeft hij gedwaald, die dweependc, hart
stochtelijke held van Locksley Hall. Wel verre
van als een liefdelooze scepticus en vrouwenhater
een treurig bestaan voort te slepen, leefde hij
veertig jaren lang zeer gelukkig met een vrouw,
dien in geen enkel opzicht aan het type van Amy
herinnerde. Eveuzoo was het een dwaling van een
gouden tijdperk in de naaste toekomst te droomen.
Wat heeft de wetenschap voor de monschheid gedaan?
Welke zichtbare voortuitgang is er in de wereld te be
speuren? Do dichter gaat al de gruwelen ua ge
pleegd door Assyrische on Mongoolsche veroveraars,
door Engeland onder de rcgecring der Eduards,
door het Keizerlijk en Christelijk Home, door het
rcvolutionnairc Frankrijk, door het ruwe Ierland.
Zijn wij duivels, zijn wij menschen?'' vraagt hij
met oen huivering. Hoc kan men hopen, dat de
oorlogen van de aarde zullen verdwijnen, zoolang
het bevolkingscijfer zich tot in het oneindige verme
nigvuldigt en de hoeveelheid voedsel beperkt is?
Hoe durft men eene alwijze wetgeving te ver
wachten, wanneer de leiders der verschillende
partijen gereed zijn om alles te doen, alles te zeggen,
ton einde aan het roer te blijven? wanneer zij het
volk loeren, dat alleen zij die niet lezen kunnen,
behooren te regocren ? wanneer het huisman's
stemrecht de hoogste macht in handen der on
kundige massa stelt? En de wetenschap, wat
heeft zij gedaan in onzo hooggeroemde eeuw?
City childcn soak and blacken soul and sense
in city slime,
There among the glooming alleys Progress halts
on palsied leet;
Crime and hanger cast our maidens liy the
thousand on the strect,
T'noro tlio mastor scrimps bis haggard
sempstress of her daily bread,
There a singlo sordid attie holds the living
and the dead;
There the smouldering lire of i'ever croeps along
the rotting tioor,
And the crowdeil ecuch of incest is the warrcns
of the poor."
Dit is duidelijke kernachtige taal' Bedroevend
weinig- inderdaad heeft het behoeftige, lijdende,
onkundige, misdadige deel der menschlieid aan
onze eeuw van vooruitgang to danken.
(Slal coljl).
V A R I A.
Aan de acteurs van hot IJcrlijncr Hoftheater
werd dezer dagen oono verordening van graaf
Hochberg, intendant der schouwburgen, gezonden,
omtrent do uitspraak der medeklinkers."
Met in achtneining der meeningen van Tieck
en Dovriont" luidt de ukase, is aan de leden
der koninklijke Theaters, tot het bevorderen eener
regelmatige uitspraak der letter g, het volgende
voorgeschreven. i)e algemeene uitspraak der <j
is de gemakkelijke, lichte, tusschon cli en k
lig'gende (blijkbaar i.s hier de Fraiische guc be
doeld).
Met zijne voile waarde moet deze g worden
uitgesproken:
1. aan het begin van woorden en lettergrepea
(Gott),
2. als slotmedeklinker na een vokaal (Tag),
3. na een medeklinker (Balg),
4. tusschen twee medeklinkers (kargt),
5, vóór d en t (Jagd),
6. in de lange lettergreep ieg (Sieg).
Alleen bij uitzondering wordt de g als eoa
zachte oh uitgesproken, n.h
1. in de korte lettergreep ig (König),
2. in samengestelde woorden (Königreich
Könichreich),
3. als de i vóór de g door eene apostrophe
vervangen wordt (ew'ge eiv'clie),
4. wanneer op de lettergreep ig eene S, st of {
volgt (Königs Könichs).
De g na n, wanneer zij mot deze n klank
vormt, mag slechts even hoorbaar, en nooit als
k uitgesproken worden, (Rang, niet Rank). Ten
slotte mag de g niet van de n gescheiden worden
(Engel, niet n-gel)".
Wanneer de graaf voor alle medeklinkers en
klanken zoo uitvoerige voorschriften geven wil,
is zijne taak nog vooreerst niet afgedaan. Do
andere helft is dan, ze door do tooneelspelers,
ook door de sterren", te doen aannemen.
De negende jaai-lijksche tentoonstelling der
aquarellisten, thans in de Rue de Sèze te Parijs
geopend, bevat dit jaar buitengewoon veel nieuwe
| namen en tweemaal zooveel nummers als vroeger.
Hieronder is veel dat beter gemist ware,
maar ook veel merkwaardigs. De schilder J. P.
Laurens, thans voor de eerste maal met aquarellen
optredend, heeft een lezenden monnik uit de Mid
deneeuwen en eenige martelaarstooneelen uit het
begin der Christenvervolgingen tentoongesteld.
Franc.ois Flameng heeft steeds zijn gracieuse
Directow-e-figuren met ongeloofelijk groote
dameshoeden, Worms zond weer Spaansche anecdoten,
Vibert katholieke priesters mot een weinig sati
rieke tendenz, Adam prachtige melancholieke
landj schappen.
j Daarentegen zijn eenige van de bekenden
tegen! gevallen, Bernard heeft grijs-groone naakte
vrouweni figuren, in leelijke houdingen, in enge lijstjes
? gezonden. Madeleine Lemaire, wier hotel door den
anarchist Duval uit haat tegen het kapitaal ge
plunderd is, heeft Halévy's Abbó Constantin
geïllustreerd. De figuren zijn allerliefst, misschien
toonen haar Amerikaansche dames al te veel
parisiamsme. Charles Meissonier compromitteert
den grooten naam zijns vaders door eonige tame
lijk magere landschappen, welke alleen met die van
barones Nathanaël Rothschild vergeleken kunnen
j worden. Dubufo heeft het aardig idee gehad, eeno
ballet-melodie van Godard te omlijsten met een
geheel corps de ballet van blonde danseressen,
in ?t zwart gekleed.
Te Triest is mot veel pracht een ballot
gemonj teerd, aanKbers' werken ontleend, llodope, muziek
van Giorza.
Rodope is een Phrygischc slavin, die defl dich
ter Esopus bemint, maar door hem, om zijne
vrijheid to koopen, wordt weggeschonken. Hodopo
besluit zich te wreken ; zij geeft aan do liefde van
don Egyptischen koning Amasis gehoor, dezo
overlaadt haar met schatten, en bouwt, haar ter
eore, eeno reusachtige pyramide. Rodopo wreekt
zich nu op Esopus. door eerst zijno liefde te
doen herleven, en zich dan door hem in de armen
van een schooneu slaaf te laten verrassen. Toch
bemint zij nog steeds Esopus en daar zij de zijno
niet worden kan, besluit zij te sterven.
Het volk, door het uitblijven van do
overstroo| ming van den Nijl verontrust en mot hongersnood
| bedreigd, vordert luide een monnchenoffer, do
zoogenaamde Nijlbruid ; Rodopo stort zich in den
Nijl. Het volk is nog wel vertoornd, want de go
den willen eene reine jonkvrouw, geen danseres
en courtisane, maar de Nijl bogint reeds te
stygen en buiten zijne oevers te treden, zoodat het
ballet met vrcugdedansen kan eindigen.
Dit eenvoudig onderwerp moet zoo gelukkig
behandeld zijn, on aanleiding geven tot zulk eena
rij van aangrijpende tooneelen, waarbij steeds do
groote dansnummers, optochten en tableaux ais
van zelf uit de handeling schijnen voorttevioeien,
dat het Triester publiek buitengewoon tevreden
was. en het ballet het volgende jaar to Weenen
het saisoen zal openen. .Kon Egyptische dans, om-.
lijst door de spiiinxeiirijen, en met zeor eigen-.
aardige groepeeringen, is bijzonder bekoorlijk;
ook het slottableau aan den Nijl voldoet zeer.
De danseres die de rol van Rodopo vervulde,
Emma Bessone, is door gratie en bevalligheid,
zoowol als door spierkracht en school, een der
eerste danseressen van italio. Zij zal ook te Wee
non waarschijnlijk de llodope immoeren.
_ ^ In November 1887 zal l ot drie eenwen zijn, sinds do
./'«iwi-sage, die reeds lang in i'e mond dos volks,
leefde, voor hot eerst in booklbrmaat, onder het
publiek kwam. Do bron. waaraan Göthe zijn
Faustidco to danken had, was echter waarschijnlijk niet
het boekje, in löbïbij Spies vertellenen. Toch
kwamen uit dit boekje al'.c latere bewerkingen,
ook die van Marlowe, al do volksdrama's, de
poppenkomcdies, de volksboeken ; mot hot bockjo.
van 1587 'begon Fa'tst zijn litterair leven, men
kan dit jaar dus zijn derde eeuwfeest' vieren.
Het boekje zoli ontstond ongeveer eene eeuw
na den doktor zelven, wiens room van uit HeidcU
berg, waar hij studeerde, zich over geheel Duitsch,
land verbreidde. In 15( 5 vindt men in do regis
ters der Ruperta een zekei en Fnstiis ingeschreven
in l!>ir> werd hij er baccalaureus, en begon zijn,
tocht door Duitschland, waar zich spoadig eeno
legende om hom vormde. Als do boeken van Plato
en Aristoteles verloren gingen, zou hij wel nicuwo
en veel betere schrijven; do wonderen van Chris
tus waren van geen belang, hij kon veel wonder-.
baarder zaken volbrengen ; de overwinningen der
Kcizcrlijken in Italiëhet was in den tijd toen
Frans de Eersto bij Pavia verslagen werd, de
periode van den sacco di Roma en de inneming
van Florence, waren aan zijno hulp tedanl.en.
Door allerlei hulpmiddelen verschaite hij zich,
naar men zeido, ongehoorde rijkdommen; door
Ulrich von Hutten als leeraar te Kreuznach aan
gesteld, bedreef hij er aller.'oi gimvelijko misdaden;
en ten slotto, de gereformeerde pastor Johar n
Glast uit Bazel verzekerde het draaide bij zijn