De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 13 februari pagina 5

13 februari 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

*'r^- h^ V^fc, ?"'v No. 503 DE AMSTERDAMMEE, WEEKBLAD VOOR NEDERI/AND. v-verruimt zijn blik door een uitstapje met zijn vriend Verveer, om van lieverlede de oorspronkelyke kunstenaar te worden, gelijk wij hem nu kennen. Hoe zelfstandig Bosboom toen ook reeds wezen jnocht, hij bleet' toch een kind van zijn tijd, en hul digde de romantiek, die Nuyen destijds uit FrankrijK hier ingevoerd had. Geen sterveling ontkomt aai» den invloed van zy nen tyd, maar slechts weinigen weten in een nieuweren geest, eene nieuwe opyatting zoodanig door te dringen, als Bosboom dit later vermocht. Tusschen hetgeen hij in de laatste jaren wrochtte, *n zijn Lux in tenebris, in 1842 te Brussel ten toongesteld, ligt een ontzaglijke afstand: toen nog de romantiek huldigende en later, de ge zondere, krachtigere richting van den nieuweren tijd met de hem eigene oorspronkelijkheid en zelf standigheid voorstaande. EENE KEBK VAN BOSBOOM" dat woord is zoo populair als een gedicht/van Beets of een der liederen van Verhulst. ' Die blijde tijding, eene kerk van Bosboom", maakt eeue tentoon stelling goed, eene kunstbeschouwing aanlokkend, eene verzameling aquarellen belangrijk. Wat is dan toch die toovermacht, die zulk eene kerk" uitoefent ? Een portret van een of ander bedehuis of monument, nauwkeurig en uitvoerig in alle 011derdeelen afgemaaid, geeft Bosboom u volstrekt niet. Menig kerkmeester of predikant zou er misschien heel wat op aan te merken hebben, en dikwerf zou men vergeefsche moeite aanwenden om hem te doen begrijpen dat bij Bosboom het welgelijkend portret met al zijne bijzonderheden, hoek jes en nissen, geene hootdzaak is. Die toovermacht bestaat in het meesterlijk weergeven van het pittoreske, dat hem, als kunstenaar, in de aanschou wing getrott'en heeft, en dat hij ons, leeken, in zijne werken doet gevoelen en bewonderen. In Bosboom's kerken is bovendien gemoed, het hart van een diepgevoelend kunstenaar; wat hem aangegrepen heeft bij het zien van een of ander lichteffect, wat daarbij in zijne ziel is omgegaan, vertolkt hij ons in lijnen en tonen. Dat is het geheiinzining-aaiitrekkelijke van zijne kerken, terwijl die van verreweg de meeste ancleren u even koud laten als de afbeelding van den heer X of het conterfeitsel van de oude mevrouw Z. Herinner u eene of andere kerk van Bosboom, met die geheimzinnige schaduwpartijen en tinte lende lichtvakken, het hier wegduikend en ginds schitterend invallend zonlicht, dat vooral in ker? ken zulk een heerlijk effect kan teweegbrengen. Alles wat van Bosboom's opvatting, van zijn zienersblik kan afleiden, is door hem opzettelijk veronachtzaamd en verloochend, om tot die breed heid, tot dat concentreeren van licht en schaduw te geraken, dat zyne kunst zulk eene hooge waarde schenkt. Bij eene kerk van Bosboom denkt gij aan een plechtigen koorzang, zoo breed, zoo hoog opgevat is die vertolking. Wanneer de echtgenoot van wijlen vrouwe Toussaint zijne kerken bevolkt, laat hij onwillekeuri" die eerste protestanten, die zeventiendeeeuwsche Geuzen samenkomen, die aan de pen zijner vrouw de onvergetelijkste bladzijden ont lokt hebben. Bosboom is vervuld van dat lijden en strijden; met zijne hoogvereerde vrouw was hij zoodanig n, dat ook do invloed van haar rijk begaafden geest op zijne kunst moest werken. Doch behalve die kerken, welke Bosboom sedert tal van jaren in groote verscheidenheid het aanzijn gegeven heeft, koos zijne onvermoeide teekenpen zich ruimer baan, en vulden zich zijne schets boeken met allerlei rijke stof. Nu eens te Scheveningen dan weder in het Noorden, in 't Gooi ol m 't Sticht, in stallen en schuren, op het erf of aan zee: overal gaarde Bosboom de mooiste en oorspron kelijkste motieven voor eene reeks sapverf- en houtskoolteekeningen, die de verzamelaars elkaar later betwistten. Alles kwam in die schetsboeken: binnenhuizen, oude raadskamers, deelen, strand gezichten, stadsgezichten, om later met de hem eigene opvatting, hetzij broed met waterverf, ot wel met houtskool geteekend, als meesterwerken onder onze oogen te komen. Wie het voorrecht heeft, onzen Bosboom persoonlijk te kennen, waardeert het genot, door hem zelf al die schetsen, al die schilderijen en ontwerpen te zien toonen. Dan ontgloeit de kunstenaar geheel en al; mot enkele sprekende gebaren weet hij u aanschouwelijk te maken, hoe mooi, hoe pittoresk dit of dat geval was, dat hij met eenige trekken en lijnen op 't papier heelt gebracht. Zich steeds meer en meer opwindende, begint Bosboom, de levendige, prettige, geestige prater, te vertellen. Met enkele woorden, soms onvol tooide zinnen, schildert hij u, door zijne plasti sche voordracht, door de uitdrukking opzijn bewege lijk gelaat, door zijne afwisselende houdingen en stembuiging, zoo duidelijk en sprekend het taiereel of de personen die hij u voorstelt, alsof gij ze in werkelijkheid zaagt. Bosboom is een man vol geestdrift voor het goede en schoon e, steeds in de weer om het werk van veelbelovende jonge kunstenaars te prijzen en in hot licht te stellen. Zijn enthousiasme ver warmt en beurt op; het doet goed, in dezen tijd van laconisme en denigrement, een zeventiger die de moeilijke kunst verstaat om zijne jaren te vermeerderen zonder oud te worden, met zulk een vuur, zulk eene warme belangstelling over eene voortreffelijke schilderij of een prachtig boek te hooren spreken. Altijd en overal is Bosboom kunstenaar. Ont moet ge hem op straat, hij zal u midden in 't gesprek in de rede vallen of zelf even ophouden, om met u te genieten van een zonlicht, een schippersgast in eene pittoreske houding, of de wer king eener bewolkte lucht. Maakt gij hem de opmerking, dat slechts weinigen vatbaar zijn voor dat snel en scherp opmerken, dan stoot hij u lachend aan en beweert, dat iedereen het schoone, het pittoreske kan leeren zien, als hij zich maar eenigszins inspant. In Bosboom's omgeving en onder zijne leiding, zou dit stellig niet moeilijk vallen. Zie hem in zijn pittoresk atelier, achter zijne woning op de Toussaintkade, voorzijn schildersezel zitten. Slechts n breed raam werpt een ruim, pikant licht in deze ruime halle. Het bedeelt de schilderij op den ezel en de andere schetsen daarachter het ruimst, is spaarzamer voor de tcekeningen aan den wand, en bekommert zich over de andere schilderachtige omgeving niet meer dan noodig is om ze genoegzaam te doen uitkomen. Zelts de koperen kerkluchters aan de zoldering, de mooi gesneden beeldjes uit een of anderen preekstoel of koorbank, al die antieke meubelen, kasten, pullen, rariteiten, door eene fijn-artistieke hand quasi onachtzaam, maar eigenlijk met verfijnden smaak gerangschikt dit alles, in half licht dom melend, blijft ondergeschikt aan de heldere plek, het lichtveld, waar Bosboom, de zeventigjarige, de frissche, krachtige, jonge oudeman, gezeten is. Daar, in dat schilderachtige atelier, die troonzaal zijner kunst, met Welke hij zijn grooten naam, zijne zeldzame populariteit veroverd heeft ? daar huidige men den beroemden kunstenaar op den 18en Februari. Bosboom, Hagenaar in merg en been, dien jong en oud, behoeftigon en aanzienlijken, armen en rijken van geest kennen, Bosboom, die voor ieder een aardig, opbeurend, prettig woord hoeft, o nee Bosboom outvange op dien gedenkwaardigen dag in overvloed bewijzen, dat Nederland zijne groote mannen weet te waardeeren. . JOHAN GRAM. TENNYSON'S LOCKSLEY HALL" EN LOCKSLEY HALL" ZESTIG JAREN LATER. Het nieuw verschenen werk van dezen eerwaardigen zanger zal zyn roem als dichter niet verhoogeu. Niet dat n enkele wanklank zijne muziek ontluistert, niet dat zijn meesterschap over den vorm ons minder treft dan vroeger, maar de muziek is gewrongen Zij mist spontaneïteit, de moralist overvleugelt den poëet en do toOn" is zwaarmoedig. Aan den avond zijns levens beschouwt Tennyson de wereld uit een geheel ander oogpunt dan vroeger in de dagen zijner jonkheid, Somber is de levensopvatting van den grijsaard, vergeleken bij die van den vurigen dweependen jongeling, die in Locksley Hall den aristocratischen vooroordeolen, den gouddorst en de vermaakzucht van dien tijd den handschoen toewierp. De dichter van 1842 had zich aange sloten bij het jong opkomend geslacht, bij de partij van den vooruitgang, bij hen, die openlijk de opperheerschappij eener eerste hartstochte lijke liefde boven aüe andere rechten verkondig den. Hij was de kampioen voor individueele vrij heid, voor het natuurlijk recht van den mensen, om hoofdzakelijk in aangelegenheden des harten voor zichzelf te kiezen, zonder zich om de wenschen van ouders en nabestaanden te bekommeren, of de vooroordeelen der samenleving te eerbiedigen. Men kon bezwaarlijk verwachten, dat de zes-enzeventigjarige grijsaard, zelf grootvader on boven dien in den adelstand verheven, een man van in vloed en gewicht, de democratische vrijheidlievende denkbeelden zijner jeugd getrouw zou blijven. We tende dat Teunyson meer dan ieder ander met dezen wijzigenden hervormenden geest van zijn tijd is medegegaan, wetende dat tal van Engelschen ge durende een tijdsverloop van bijna zestig jaren zijn woorden als do uiting hunner eigen gevestigden denkbeelden en begrippen beschouwd hebben, is het niet anders dan natuurlijk, dat hij som mige zijner vroegere jeugdige ontboezemingen wenschte in te trekken of te verzachten. Wij waren er evenwel niet op voorbereid dat de dich ter zijn Locksley Hall geheel en al zou her roepen. Want niet alleen kan Loeksley Hall Tennyson's meest populaire schepping worden geacht, maar het wordt tevens door den denkenden lezer be schouwd als de meest volmaakte afspiegeling van den tijd, waarin het geschreven werd on van het wezen des dichters zelf. De geest die het werk bezielt, is verre van beminnelijk, de teugelloo/e onberedeneerde hartstochten waarvan het getuigt, dreigen schier de grenzen der ware kunst te overschrijden. Bovendien voert alleen in bij zondere gevallen het hoofd heerschappij over het hart. En toch, hoe heerlijk schoon is het geheel! De krijgshaftige toornige klank, welke in die zangen trilt, lost zich nu en dan op in de droeve klacht, aan zijne gekwetste liefde ontwrongen, een klacht welke op onovertrefbare wijze den strijd tusschon des jongeliugs zachtere en heftiger aandoeningen, tnsschen verstand en verbeelding weergeeft. De beelden zijn bekoorlijk en frisch als d'e bloeiende lentetijd, die de gevederde zangers doet jubelen en in jonge harten het eerste ver langen naar liefde doet ontwaken. Hoe treffend wordt ons de hartstocht der twee jeugdige gelieven geschetst; hoe schijnt do geheolo natuur plotseling als herschapen in de oogen van den jongeling, die tot dusverre slechts een rein geestelijk leven leidde, geheel verdiept, geheel verloren als hij was, in do tooverachtige openba ringen der wetenschap en in zijn eigen vizioenon, welke hem een wereld deden aanschouwen, die snel en zeker do volmaaktheid naderde! rloo natuurlijk en waar is do hartstochtelijke opstand dier jeugdige krachtige ziel tegen do maatschap pelijke ' eisenen en maatschappelijke leugens, die het huwelijk eenvoudig tot een geldcontract verlagen. Er is reden tot verontwaardiging, wan neer Vmy, die hom liefhad, Amy die gezworen had hem trouw te blijven, zich gewillig laat verkoopcn aan een zooals hij meent ruw, on beschaafd wezen, dat haar wellicht een weinig hooger zal stellen dan zijn hond of zijn paard. Bitter, doch waar is zijn sombere schets van de mogelijke gevolgen van zulk een huwelijk. .Maar de onmannelijke heftigheid zijner uitvallen tegen het meisje, dat hij zoo hartstochtelijk lielhad, kan alleen aan zijn gemengd bloed, aan zijn ge deeltelijk Oosterscho afkomst worden toege schreven. Toch was de hardnekkigheid waarmede Ten- j nyson telkens en telkens moor togen uinvelijken | om geld, en de ellenden daaruit voortvloeiende, l te velde trok, bewijs genoeg, hoe de quaestic j hem persoonlijk diep ter harte ging, hoe hij de vaste overtuiging koesterde, dat een teleurge stelde liefde zeer dikwijls de moreelo vergiitiging eener edele natuur ten gevolge heeft. Voor den held van Lockiley Ruil was de aarde, die hem zoo schoon, zoo vol heerlijke beloften toe scheen, plotseling in een dieven- en boevenspelonk veranderd. Weelde, die ontaarde dochter der Beschaving, ondermijnde elke mannelijke deugd, ontzenuwde elk hooger levensdoel. Boeken waren in de oogen van den eens naar kennis dorstenden iongeling even zoovele bewijzen van ijdelheid en geestesverbittering. De naakte wilde, ter nauwernood boven het redeloos dier verheven. scheen hem voor het oogenblik gelukkiger toe dan de zoon dezer verlichte eeuw. En de Vrou wen. .. hoe dacht hij over haar ? Waarlijk, de ooren der coquette moeten zelfs heden nog suizen bij woorden als dezen : I am shamed through all my nature to have loved so slight a thing. Weakness to be wroth with weakness! woman's pleasure, woman's pain, Nature made them blinder motions bounded in a shallower brain! Woman is the losser man, and all thy passions matched with mine, Are as moonlight unto sunlight and as water unto wine!" Ja, de ziel van den teleurgestelden minnaar is vergiftigd. Do zoete bron zijner liefde is in gal veranderd. Hij is wraakzuchtig en egoïstisch ge worden. Alle hoop, alle menschenliefde is in hem uitgedoofd. Maar die bittere stemming gaat voorbij; verstand en verbeelding herleven. Hij gelooft weder aan de schitterende toekomst, voor de wereld weggelegd, en deinst niet terug voor de grootsche worstelingen, welken het gouden tijd perk zullen voorafgaan. Sneller jagen onze pol sen, wanneer hy zingt: Not in vain the distance beacons. Forward, forward lot us range! Let the great world spin for ever down the ringing grooves of change. Through the shadow of the globe we swecp into the younger day, Botter tifty years of Europo than a cyclo of Cat'nay. Aldus sprak Alfred Tennyson, jong, arm, onbe grepen, miskend en die voortdurend met tegen spoed van allerlei aard te worstelen had. Wat zegt nu Lord Tennyson, rijk, beroemd, het orakel van het ordelievend Engeland? Wij zijn gerechtigd Lockdey Hall zestig jaren later als des dichters laatste woorden tot het publiek te be schouwen. Het is duidelijk, dat hij zelf hot aldus bedoelt en dat het werk zijn laatste geloofsbe lijdenis aangaande maatschappelijke, staatkundige, godsdienstige en letterkundige vraagstukken bevat, Hij verklaart, dat de jongeling run het begin tot liet einde gedwaald heeft; gedwaald ten opzichte van Amy. die, geenszins trouweloos uit berekening, slechts een beschroomdkind" was, een kind dat hem liefhad, doch haar ouders niet ongehoorzaam l durfde wezen; gedwaald ten opzichte van zijn j gelukkigen medeminnaar, die, wel verre van onI beschaafd of zedeloos te zijn, zich ten allen tijde een loyaal landedelman betoonde, die goed voor zijn pachters was, zich aan hun welzijn gelegen liet liggen en voor do opvoeding hunner kinderen zorgde. Bovendien had hij Amy zoo innig, zoo boven alles lief, dat hij haar als weduwnaar gedurende zestig jaren betreurde. Vooral ten opzichte van zich zelven hoeft hij gedwaald, die dweependc, hart stochtelijke held van Locksley Hall. Wel verre van als een liefdelooze scepticus en vrouwenhater een treurig bestaan voort te slepen, leefde hij veertig jaren lang zeer gelukkig met een vrouw, dien in geen enkel opzicht aan het type van Amy herinnerde. Eveuzoo was het een dwaling van een gouden tijdperk in de naaste toekomst te droomen. Wat heeft de wetenschap voor de monschheid gedaan? Welke zichtbare voortuitgang is er in de wereld te be speuren? Do dichter gaat al de gruwelen ua ge pleegd door Assyrische on Mongoolsche veroveraars, door Engeland onder de rcgecring der Eduards, door het Keizerlijk en Christelijk Home, door het rcvolutionnairc Frankrijk, door het ruwe Ierland. Zijn wij duivels, zijn wij menschen?'' vraagt hij met oen huivering. Hoc kan men hopen, dat de oorlogen van de aarde zullen verdwijnen, zoolang het bevolkingscijfer zich tot in het oneindige verme nigvuldigt en de hoeveelheid voedsel beperkt is? Hoe durft men eene alwijze wetgeving te ver wachten, wanneer de leiders der verschillende partijen gereed zijn om alles te doen, alles te zeggen, ton einde aan het roer te blijven? wanneer zij het volk loeren, dat alleen zij die niet lezen kunnen, behooren te regocren ? wanneer het huisman's stemrecht de hoogste macht in handen der on kundige massa stelt? En de wetenschap, wat heeft zij gedaan in onzo hooggeroemde eeuw? City childcn soak and blacken soul and sense in city slime, There among the glooming alleys Progress halts on palsied leet; Crime and hanger cast our maidens liy the thousand on the strect, T'noro tlio mastor scrimps bis haggard sempstress of her daily bread, There a singlo sordid attie holds the living and the dead; There the smouldering lire of i'ever croeps along the rotting tioor, And the crowdeil ecuch of incest is the warrcns of the poor." Dit is duidelijke kernachtige taal' Bedroevend weinig- inderdaad heeft het behoeftige, lijdende, onkundige, misdadige deel der menschlieid aan onze eeuw van vooruitgang to danken. (Slal coljl). V A R I A. Aan de acteurs van hot IJcrlijncr Hoftheater werd dezer dagen oono verordening van graaf Hochberg, intendant der schouwburgen, gezonden, omtrent do uitspraak der medeklinkers." Met in achtneining der meeningen van Tieck en Dovriont" luidt de ukase, is aan de leden der koninklijke Theaters, tot het bevorderen eener regelmatige uitspraak der letter g, het volgende voorgeschreven. i)e algemeene uitspraak der <j is de gemakkelijke, lichte, tusschon cli en k lig'gende (blijkbaar i.s hier de Fraiische guc be doeld). Met zijne voile waarde moet deze g worden uitgesproken: 1. aan het begin van woorden en lettergrepea (Gott), 2. als slotmedeklinker na een vokaal (Tag), 3. na een medeklinker (Balg), 4. tusschen twee medeklinkers (kargt), 5, vóór d en t (Jagd), 6. in de lange lettergreep ieg (Sieg). Alleen bij uitzondering wordt de g als eoa zachte oh uitgesproken, n.h 1. in de korte lettergreep ig (König), 2. in samengestelde woorden (Königreich Könichreich), 3. als de i vóór de g door eene apostrophe vervangen wordt (ew'ge eiv'clie), 4. wanneer op de lettergreep ig eene S, st of { volgt (Königs Könichs). De g na n, wanneer zij mot deze n klank vormt, mag slechts even hoorbaar, en nooit als k uitgesproken worden, (Rang, niet Rank). Ten slotte mag de g niet van de n gescheiden worden (Engel, niet n-gel)". Wanneer de graaf voor alle medeklinkers en klanken zoo uitvoerige voorschriften geven wil, is zijne taak nog vooreerst niet afgedaan. Do andere helft is dan, ze door do tooneelspelers, ook door de sterren", te doen aannemen. De negende jaai-lijksche tentoonstelling der aquarellisten, thans in de Rue de Sèze te Parijs geopend, bevat dit jaar buitengewoon veel nieuwe | namen en tweemaal zooveel nummers als vroeger. Hieronder is veel dat beter gemist ware, maar ook veel merkwaardigs. De schilder J. P. Laurens, thans voor de eerste maal met aquarellen optredend, heeft een lezenden monnik uit de Mid deneeuwen en eenige martelaarstooneelen uit het begin der Christenvervolgingen tentoongesteld. Franc.ois Flameng heeft steeds zijn gracieuse Directow-e-figuren met ongeloofelijk groote dameshoeden, Worms zond weer Spaansche anecdoten, Vibert katholieke priesters mot een weinig sati rieke tendenz, Adam prachtige melancholieke landj schappen. j Daarentegen zijn eenige van de bekenden tegen! gevallen, Bernard heeft grijs-groone naakte vrouweni figuren, in leelijke houdingen, in enge lijstjes ? gezonden. Madeleine Lemaire, wier hotel door den anarchist Duval uit haat tegen het kapitaal ge plunderd is, heeft Halévy's Abbó Constantin geïllustreerd. De figuren zijn allerliefst, misschien toonen haar Amerikaansche dames al te veel parisiamsme. Charles Meissonier compromitteert den grooten naam zijns vaders door eonige tame lijk magere landschappen, welke alleen met die van barones Nathanaël Rothschild vergeleken kunnen j worden. Dubufo heeft het aardig idee gehad, eeno ballet-melodie van Godard te omlijsten met een geheel corps de ballet van blonde danseressen, in ?t zwart gekleed. Te Triest is mot veel pracht een ballot gemonj teerd, aanKbers' werken ontleend, llodope, muziek van Giorza. Rodope is een Phrygischc slavin, die defl dich ter Esopus bemint, maar door hem, om zijne vrijheid to koopen, wordt weggeschonken. Hodopo besluit zich te wreken ; zij geeft aan do liefde van don Egyptischen koning Amasis gehoor, dezo overlaadt haar met schatten, en bouwt, haar ter eore, eeno reusachtige pyramide. Rodopo wreekt zich nu op Esopus. door eerst zijno liefde te doen herleven, en zich dan door hem in de armen van een schooneu slaaf te laten verrassen. Toch bemint zij nog steeds Esopus en daar zij de zijno niet worden kan, besluit zij te sterven. Het volk, door het uitblijven van do overstroo| ming van den Nijl verontrust en mot hongersnood | bedreigd, vordert luide een monnchenoffer, do zoogenaamde Nijlbruid ; Rodopo stort zich in den Nijl. Het volk is nog wel vertoornd, want de go den willen eene reine jonkvrouw, geen danseres en courtisane, maar de Nijl bogint reeds te stygen en buiten zijne oevers te treden, zoodat het ballet met vrcugdedansen kan eindigen. Dit eenvoudig onderwerp moet zoo gelukkig behandeld zijn, on aanleiding geven tot zulk eena rij van aangrijpende tooneelen, waarbij steeds do groote dansnummers, optochten en tableaux ais van zelf uit de handeling schijnen voorttevioeien, dat het Triester publiek buitengewoon tevreden was. en het ballet het volgende jaar to Weenen het saisoen zal openen. .Kon Egyptische dans, om-. lijst door de spiiinxeiirijen, en met zeor eigen-. aardige groepeeringen, is bijzonder bekoorlijk; ook het slottableau aan den Nijl voldoet zeer. De danseres die de rol van Rodopo vervulde, Emma Bessone, is door gratie en bevalligheid, zoowol als door spierkracht en school, een der eerste danseressen van italio. Zij zal ook te Wee non waarschijnlijk de llodope immoeren. _ ^ In November 1887 zal l ot drie eenwen zijn, sinds do ./'«iwi-sage, die reeds lang in i'e mond dos volks, leefde, voor hot eerst in booklbrmaat, onder het publiek kwam. Do bron. waaraan Göthe zijn Faustidco to danken had, was echter waarschijnlijk niet het boekje, in löbïbij Spies vertellenen. Toch kwamen uit dit boekje al'.c latere bewerkingen, ook die van Marlowe, al do volksdrama's, de poppenkomcdies, de volksboeken ; mot hot bockjo. van 1587 'begon Fa'tst zijn litterair leven, men kan dit jaar dus zijn derde eeuwfeest' vieren. Het boekje zoli ontstond ongeveer eene eeuw na den doktor zelven, wiens room van uit HeidcU berg, waar hij studeerde, zich over geheel Duitsch, land verbreidde. In 15( 5 vindt men in do regis ters der Ruperta een zekei en Fnstiis ingeschreven in l!>ir> werd hij er baccalaureus, en begon zijn, tocht door Duitschland, waar zich spoadig eeno legende om hom vormde. Als do boeken van Plato en Aristoteles verloren gingen, zou hij wel nicuwo en veel betere schrijven; do wonderen van Chris tus waren van geen belang, hij kon veel wonder-. baarder zaken volbrengen ; de overwinningen der Kcizcrlijken in Italiëhet was in den tijd toen Frans de Eersto bij Pavia verslagen werd, de periode van den sacco di Roma en de inneming van Florence, waren aan zijno hulp tedanl.en. Door allerlei hulpmiddelen verschaite hij zich, naar men zeido, ongehoorde rijkdommen; door Ulrich von Hutten als leeraar te Kreuznach aan gesteld, bedreef hij er aller.'oi gimvelijko misdaden; en ten slotto, de gereformeerde pastor Johar n Glast uit Bazel verzekerde het draaide bij zijn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl