Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A°. 1887
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 {Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 20 Februari.
Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr. p. p. ? 1.15.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
Iet ORANJEBOMMEB is verW.
INHOUD:
MOBEELE POLITIEK. (Slot). FEUILLE
TON: Wildzang, uit het Engelsch van J. H.
Ewing, II. VAN OVER DE GRENZEN, door
E. D. Pijzel, Op de jaarmarkt in 't Paleis
voor Volksvlnt. Een hoofdstuk onzer sociale
geschiedenis, door H. UIT DE BISSCHOP
STAD, door Heis. Afstamming van Koning
Willem den Derde, Koningin Victoria en Keizer
Wilhelm van Prins Willem den Eerste, door
P. H. Witkamp. KUNST EN LETTEREN: Het
Tooneel te Amsterdam, door Alb. Th.
Sullivan's niouwste opera. Het nieuwe plantage
panorama, door A. Th. De kunstenaars contra
den reuzentoren, door Ed. Lockroy. Tennyson's
Locksley Hall" en Locksley Hall" zestig jaren
later, door E. J. Irving. (Slot.) Iets over Haagsche
taal- en letterkunde, door R. Stellwagen, II.
Over Boeken, door W. P. C. K. IV. VARIA.
SCHAAKSPEL. De jonge grijsaard, door
Thomas Bailey Aldrich. ALLERLEI. RE
CLAME. HANDEL. BEURSOVERZICHT,
door E. B. TE HUUR. ADVERTENTIËN.
Moreele Politiek. (Slotl
De verdeeling der groote steden in enkel
voudige kiesdistricten vond, in de Tweede
Kamer dertien voorstanders onder de liberale
partij. De motie-Schaepman verkreeg alzoo
eene meerderheid.
Mag men nu hopen, dat ook andere on
billijkheden, die sedert lang bestaan en ver
dedigd worden, op gelijke wijs zullen ver
oordeeld en opgeheven worden?
Bij de onbillijkheid, dat men in de groote
steden de minderheden, al vormden zij ook
een derde of een vierde deel van het geheel,
onvertegenwoordigd liet, zag men het gevaar
dreigen voor de liberale partij, die, tengevolge
van een te verwachten kieswetherziening,
zelve van meerderheid in minderheid zou
kunnen verkeeren. Doch al blijkt het gevaar
dat een onrechtvaardige handelwijs in zich
sluit, niet zoo duidelijk, al is het niet zoo
tastbaar als in het bovengenoemd geval,
zou men meenen in de politiek eene onbil
lijkheid te kunnen plegen, die na korteren
of langeren tijd niet zichzelve straft ?
Feuilleton.
Wildzang.
Uit het Engelsch
2) VAN
«j. H:. EJ w i HST o.
Aan den anderen kant was er ook wel
eenige waarheid in, wat de brievenbesteller
(een oud soldaat) in antwoord daarop had
gezegd: »dat het zwaard ons een weg moet
Banen door de moeielijkheden, waarin wij door
onze broodwinners worden gewikkeld, als deze
hun ploegscharen drijven in voren, die hun
niet toekomen. En terwijl onze vreedzaamste
burgers hoofdzakelijk in katoen en suiker
hun geld verdienden, en in rijzing en daling
van de geldmarkt (om niet eens te spreken
van zulke verkoopbare artikelen als opium,
vuurwapenen en »ebbenhout"), kwam het wel
eens voor dat er in Indië, Afrika en meer
zulke vreemde streken, waar onze vaderen
groote fortuinen voor hunne gezinnen ver
dienden, onlusten ontstonden. En wat dat
betrof zouden wij, zelfs op het Groen, niet
aarne zien dat de militaire macht ons in
en steek - liet, zoolang er gevaar bestond
voor de komst der Franschen.
Maar om den zwarten kapitein de jonge
juffrouw Jessamine te geven, dat was een
heel ander ding. Hare tante wilde er niet
van hooren, en toen, om alles de kroon op te
zetten, kwam het ook nog uit, dat de vader
van den kapitein de jonge dame geen goede
partij voor zijn zoon achtte. Nooit echter
werd eene zaak zoo afdoend behandeld als deze.
Het was een angstige tijd, en op zekeren
nacht, toen de grijze gans in het maanlicht
op n poot stond te slapen, dreunde het
Groen onder haar door het getrappel van
paardenhoeven. »Ga! ga!" zeide de Gans, die
3en anderen poot ook neerzette en wegliep.
Toen zij een poosje later naar hare vroe
gere standplaats terugkeerde, hoorde of zag
zij niets meer. Als een wervelwind was het
paard voorbij gesneld. Maar den volgenden
dag was er reeds vroeg in den morgen een
Het was onrecht de kiesbevoegdheid aan
een zeer gering deel der natie te blijven
toekennen; men heeft dat onrecht gehandhaafd
jaren achtereen, tegen beter weten in. Maar
zijn de gevolgen uitgebleven ? Verkreeg men
niet dientengevolge eene vertegenwoordi
ging, die alles behalve «nationaal was, ee:
vertegenwoordiging, die aan de liberale partij,
op kunstmatige wijze de meerderheid verschafte
en dientengevolge een politiek dreef, geheel in
strijd met de eischen des tijds, en met de
behoeften van geheel niet of veel te weinig
vertegenwoordigde richtingen en klassen ?
Twijfelt er nog iemand aan, dat de politieke
lusteloosheid en onvruchtbaarheid haar
eenigen grond vond in een kiesstelsel, dat de
natuurlijke harmonische werking van een
aantal factoren, voor vooruitgang onmisbaar,
drukte en tot stilstaan dwong? Het is de
liberale partij geweest, die met hand en tand
dezen toestand verdedigd heeft, maar wat is
er onder die omstandigheden van de partij
zelve geworden, hoe diep is zij niet gezon
ken; waar zijn haar krachten gebleven?
Het was onbillijk de eene helft der natie,
die van de Staatsschool niet gediend is, in
gelijke mate als de andere helft te doen be
talen voor een onderwijs, dat slechts door de
laatste helft werd begeerd. En de gevol
gen dier onbillijkheid ? Een strijd tusschen
openbaar en bijzonder onderwijs, die het
land met bitterheid heeft vervuld ; een aanwas
van het Christelijk-Nationaal en van het
bijzonder Catholiek onderwijs, boven alle
verwachting. Een benadeeling van het open
baar onderwijs, ondanks financieele bevoor
deeling, zoodat het voor een kwart eeuw
misschien alle kansen verspeeld heeft om
het geloovig deel van ons volk tot zich te
trekken.
Welzeker, onze politici hadden het goed
voor. Zij zouden de natie nu eens langs den
gemakkelijksten en kortsten weg opvoeden tot
een verdraagzaam volk. En toch zij bereikten
juist het tegenovergestelde. Eenvoudig
orndat zij, 't is een oude fout! steeds meer ge
loof gehecht hebben aan hun eigen handig
heid en doorzicht, dan aan het verstand dat
het Nederlandsche volk aan den dag zal
leggen, als men het de vrijheid gunt voor
geloop, gedraaf en gekakel van belang iii het
witte huisje met de donkere balken, waar
juffrouw Jessamine woonde. En toen de zon
in het Westen daalde en de schaduwen op
het gras zóó lang waren, dat de grijze gans
op het gezicht van haar eigen iiéTt wel had
willen wegloopen, zaten de kleine Jaantje
Johnson en haar »beste vriendinnetje"
Clarinda onder den grooten eik op het Groen,
en nadat Jaantje in Clarinda's pink had ge
knepen, totdat zij overtuigd was, dat deze een
geheim kon bewaren, vertelde zij haar in ver
trouwen, dat zij van de meid en Sientje ge
hoord had, dat de nicht van de oude juffrouw
Jessamine heel stout was geweest, en dat de
leelijke booze officier haar op zijn zwart paard
was komen halen en had weggevoerd.
»Komt zij nooit weerom?" vroeg Clarinda.
»O neen!" zeide Jaantje beslist. »Nappie
brengt nooit iemand terug."
_ »Nooit meer in 't geheel niet?" snikte Cla
rinda, die een teerhartig meisje was en het
denkbeeld dat Nappie stoute menscheu nooit,
nooit weer naar huis liet gaan,niet kon verdragen
In n opzicht had Jaantje het echter mis.
Juffrouw Jessamine's nicht kwam wel dege
lijk terug en ontving met haren echtgenoot
vergiffenis. De grijze gans herinnerde het
zich heel goed. Het was nog geen kerst
mis de kerstmis vóór.... maar ga! ga !
wat kwam de juiste datum er op aan ? Het
was herfst, oogsttijd, en iedereen was zoo druk
in de weer met toebereidselen voor den oogst
te maken, dat het jonge paar door de lanen
wandelde, bramen zocht voor juffrouw Jessa
mine's vermaarde bramengelei, en zich met
wilde wijngaard-ranken potsierlijk aanstelde,
zonder dat iemand zich iets aan hen liet ge
legen liggen, behalve de kinderen en de
brievenbesteller. De kinderen liepen als hondjes
achter den zwarten kapitein (zijn reputatie als
Boeman was verdwenen) en vroegen luidkeels
om een ritje op de zwarte merrie te mogen
doen, terwijl de brievenbesteller soms een
eind omliep om een blik uit de donkere oogen
van den kapitein op te vangen, en ie toonen
dat hij nog niet verleerd nad, hoe hij een
officier het militair saluut moest geven.
Maar het waren kommervolle tijden. Op
zekeren namiddag liep de zwarte merrie stap
voets op het gras op en neer, met den kop
op den schouder van haren meester en een
massa kinderen op haren gladden rug, als
was zij een olifant uit een beestenspel, en
zijne bewegingen en het natuurlijk proces
zijner ontwikkeling niet verstoort.
Het liberalisme heeft maar al te zelden
ingezien, dat vrijheid te waarborgen zijn taak,
de vtytrtid lief te hebben, zijn wezen moest
zijn. Het vergoodde zich zelf te veel, en
oeendej dat de wereld eerst gelukkig zou
zijn, wanneer de geheele menschheid naar
ztjfl bséjd vervormd zou wezen. Het werd
dognmtiieh en tot propaganda geneigd, niets
minder Han het clericalisme; het moest
befeeeren toet elk middel, dat in zijn macht
stond; o^k met de staatsschool. Zoo werd het
onbillijk. De Staat heeft in geen enkele richting
de burgers op te voeden. Elke richting moet,
hem gelijk wezen. De individuen dienen voor
zich zelf te beslissen welke wereldbeschouwing
zij wenschen voor te staan, welke hun kroost
zal omhelzen. De Staat zorge slechts dat
noch aan deze, noch aan gene zijde eene be
lemmering wordt gevonden, voor den strijd
der denkbeelden, waaruit de spontane ont
wikkeling der natie voortspruit. Hij blijve
wars van ' te heerschen, van te dwingen of
te dringen.
Zoodra hij dit liberale standpunt verlaat
en ingrijpt waar hij zijn handen thuis moest
houden, wordt de geleidelijke loop van zaken
afgebroken, ontstaat spanning, volgen onre
gelmatigheid en verwarring.
Het was onbillijk, zoo schreven wij in ons
vorig artikel, de vermogenden in de gelegen
heid te stellen hun dienstplichten af te
koopen en den last der landsverdediging zoo
goed als uitsluitend op do schouders
deimin- of onvermogenden te werpen. Welnu,
de taestand waarin het leger verkeert, het
gebrek aan belangstelling in dat leger bij
het Nederlandsche volk waarneembaar, in n
woorrf het hopelooze om bij het dreigend
'oorlogsgevaar ons gereed te maken voor de
handhaving eener gewapende neutraliteit,
wat is het anders dan de bittere straf voor
de onrechtvaardigheid, jaar in jaar uit be
gaan ? Zouden wij Nederlanders ons niet diep
moeten schamen, als bij een strijd tusschen
Duitschland en Frankrijk zonder vorm van
proces, onze provincies bezet werden; immers
het zou onmogelijk zijn met cenigen schijn van
waarheid te beweren, dat we tot verdediging
den volgenden namiddag droeg zij den zwar
ten kapitein weg, wiens sabel en patroontasch
een krijgsdans langs hare flanken uitvoerden,
terwijl de brievenbesteller in onberispelijke
houding op den kruisweg stond te wachten
en voor hem aansloeg toen hij voorbijreed.
Oorlog en slechte tijden! Het was een harde
winter, en de oude juffrouw Jessamine en de
jonge juffrouw Jessamine (maar deze was nu
mevrouw de zwarte-kapiteinsche) leefden zoo
zuinig mogelijk, opdat zij hunne arme buren
zouden kunnen bijstaan. Zij brachten noch ont
vingen bezoeken, maar de jonge juffrouw ging
altijd wanneer de postwagen uit Londen ver
wacht werd. het dorp uit tot aan de herberg
»George met den draak'' om een luchtje te
scheppen en zich wat te verzetten.
Op zekeren dag (het was in de volgende
maand Juni) kwam de mail eerder dan vroe
ger, en was de jonge dame er niet om het
nieuws te halen. Doch spoedig vormde zich
voor de deur van »George en den Draak"
een oploop van menschen, die met van ver
bazing wijdgeopende monden den postwagen
met bloemen en eikebladeren versierd zagen,
terwijl de conducteur boven zijn koninklijke
liverij een lauwerkrans om den schouder
droeg. De linten, waarmede de paarde» waren
opgetuigd, waren bespat en gevlekt door het
schuim, waarmede zij door het harde draven
waren bedekt, want zij brachten tijding van
de overwinning.
Juffrouw Jessamine zat met hare nicht on
der den eik op het Groen toen de brieven
besteller haar zwijgend een nieuwsblad ter
hand stelde. Haar nicht wendde zich schie
lijk om met de vraag:
»Is er nieuws ?"
»Houd je bedaard, lieve," antwoordde hare
tante. »Ik zal het hardop voorlezen, dan kun
nen we er samen van genieten; dat is toch
veel prettiger, dan wanneer ge het dorp uit
loopt om ouiteii adem weer thuis te komen,
terwij ge onderweg al de helft van het nieuws
gelezen hebt."
»Ik ben een en al gehoor, beste tante", zeide
de kleine dame, hare handen in den schoot
samenvouwend.
Daarop las juffrouw Jessamine hardop
zij was trotsch op haar lezen terwijl de
oude soldaat oplettend achter haar stond,
met zulk een uitdrukking van trots en me
delijden op zijn gelaat, dat het vreemd was
om aan te zien:
van den vaderlandschen bodem hebben ge
daan wat wij konden.
Waarlijk ook hier dreigen gevaren.
Het zal wel niet noodig zijn de nadeelige
gevolgen van andere onrechtvaardigheden,
door het Ned. parlement geduld of gekoes
terd, in bijzonderheden aan te wijzen. Ons
gebrekkig belastingstelsel, onze verwaarloozing
van de belangen der arbeidende klassen,
onze kleingees^ge en egoïstische koloniale
politiek, roepen een reeks van gevaren te
voorschijn, die te zeer in het oog springen,
om ze anders dan uit moedwil voorbij te
kunnen zien Zooveel is zeker, uit alles blijkt
de eenvoudige regel, dat in de politiek elke
onrechtvaardigheid een bron is van ver
zwakking en wanorde. En dat kan wel niet
anders zijn, wijl zij het gevolg is van het
onnatuurlijk overwicht dat een deel tot schade
van het geheel zich weet te verwerven.
Van zulk een immoreele politiek is een zeer
beperkt, slecht geregeld kiesstelsel de stevig
ste steun. Daarbij wordt, wat een organisme
moest zijn, behandeld als een mechanische
samenvoeging van klassen en lagen, van
welke men de een van de andere kan af
zonderen, zonder dat men meent het geheel
te zullen schenden. Daar komt men, uit den
aard der zaak, tot bevoorrechten en benadeelen,
tot beschermen en veronachtzamen, slechts het
uitverkoren deel als het eeuig rechthebbende
beschouwende. In zulk een kiesstelsel is het
onrechtvaardig zijn als een principe gegeven.
Het staat en valt met het erkennen of ont
kennen van de bevoegdheid van sommigen
om zich in de plaats van allen te stellen.
Zoolang het heerscht blijft het redelijke en
zedelijke der onbillijkheid een politiek leer
stuk. Zeker niemand zal beweren dat met
algemeen stemrecht de menscheiijke neiging
om te heerschen, waar men slechts de vrijheid
behoort te beschermen en het zoeken,
naar een overwicht, terwijl harmonische
samenwerking doel moet zijn, eindigen zal.
Maar moeilijk valt het o. i. te ontkennen
dat aan dat stemrecht een moreel beginsel ten
grondslag ligt. Tegen onbillijklieid is het eeu
protest. En daar het stemrecht op zijn beurt
het uitgangspunt der politiek is, van waar
tevens alle beweegkracht uitgaat, komt men
22 Juni 181H. l uur 's namiddags.
»Dat was zoowat om dezen tijd," liet de
Postbode zich ontvallen. »Vr' excuus juffrouw!"
Maar hoewel hij om verontschuldiging vroeg,
kon hij toch niet nalaten hier en daar een
gewichtig woord te herhalen. «Roemrijke over
winning."?»Twee honderd stukken gechut"
en zoo voorts.
"Hei verlies, Aai het Engclsche le.ger by deze
gelegenheid heeft getroffen, is ongelukkig xeer
zwaar geweest. Op liet oor/cnblik dat Majoor
Percy het hoofdkwartier verliet, was liet nog
niet mogelijk geweest, eene lijst der gesneuvelden
op te maken. De namen der gesneuvelde en
gekwetste officieren, voor zoover deze herinnerd
konden worden, volgen hi-eradiier.
Ik heb de eer enz..
»De lijst, tante! Lejs de lijst!"
«Mijn lieveling mijn. schat laat ons
naar binnen gaan en
-Neen! nu! nu!"
Op een ding hebben de zwaar beproefden
recht in hun droefenis en dat is: gehoor
zaamd te worden; toch is dit gewoonlijk
den laatsten dienst, dien men hun bewijzen
wil. Maar juffrouw Jessamine deed het. Hare
bevende stem zoo goed en zoo kwaad het
ging, eenige vastheid verleenend, las zij dooi
en de oude soldaat, stond blootshoofds te luis
teren naar de eerste doodenlijst der bij
Waterloo gesneuvelden, die met den Hertog van
Brunswijk begon en met Vaandrig Brown
eindigde. Vijf en dertig Engelsche kapiteins
waren dien dag op het bed van eer ter ruste
gegaan en de zwarte kapitein sliep met hen
den eeuwigen slaap.
Maar er zijn ook door den oorlog gesneu
velden en gewonden, wier namen niet op de
officiëele lijsten voorkomen.
Drie dagen later was de vrouw van den
zwarten kapitein haren echtgenoot gevolgd
en knielde de oude juffrouw Jessamine bij de
wieg van hun weesje, een purperrood klompje
mensch met in het oog vallend goudblond
haar.
»Zou hij blijven leven, dokter?"
»Leven ? God zegen me, juffrouw! Zie hem
maar eens aan, zoo'n kleine Wildzang!"
(Wordt vervolgd}.