Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No,
V
F
"k
daardoor gemakkelijker in de richting, waarin
de vrijheid ligt en de rechtvaardigheid be
tracht wordt.
Algemeen stemrecht leidt op den duur
tot moreele politiek.
Van over de Grenzen.
Aanstaanden Maandag zullen in
Duitschland de verkiezingen voor den Rijksdag
plaats hebben. Genee^ Europa heeft dezen
keer de oogen op den uitslag gevestigd. Want
het zal dan wellicht! blijken, of de oppo
sitie gelijk heeft gehad, toen zij m de schrille
kleuren, waarmede de regeeringspers telkens
opnieuw het dreigend oorlogsgevaar afschil
derde, niets anders wilde zien, dan eene ma
noeuvre, om den kiezers schrik aan te jagen,
en de vreesachtigen in de schaapskooi van
eene aartsvaderlijke regeering- te drijven.
Wellicht, want indien de uitslag voor den
heer Von Bismarck ongunstig is, zal de
agitatie eer erger dan minder worden.
De rijkskanselier is er de man niet naar,
om zich rustig bij den uitslag eener ver
kiezing neder te leggen, en nog veel min
der, om rijne politiek te wijzigen naar de hem
door de vox populi gegeven wenken. Wat hij
doen zal, als hij in den nieuwen Rijksdag
r meerderheid verkrijgt, heeft hij in
tameduidelijke woorden te kennen gegeven.
Norddeutsehe Allgemeine Zeitung deelt
mede, dat vele personen zich tot den heer Von
Bismarck hebben gewend met de vraag, of
er nog vóór de verkiezingen eene keizerlijke
proclamatie zou, verschijnen. Het antwoord
luidde, dat dit _thans niet noodig schijnt te
rijn, maar geschieden zou, wanneer de uitslag
der verkiezingen zóó ongunstig was, dateene
nieuwe ontbinding voor de regeering onver
mijdelijk was. Met die mogelijkheid schijnt
de heer Von Bismarck dus rekening te houden.
De regeeringspers is op dit oogenblik even
huiverig als die der oppositie, waar het eene
voorspelling omtrent den uitslag geldt. Het
staat vaat, dat een goed deel van het
Duitsehe volk het paradoxale inziet van de be
wering, dat het septennaat de vrede en het
triënnaat de oorlog zou zijn; maar er zijn
er ook. die geloovig ja en amen zeggen
op alles, wat de regeeringsbladen hun
voorpreêken. Het staat vast, dat de meeste
organen van het Centrum de tamelijk plompe
insinuatie, dat de heer Windthorst de groot
ste antago nist zou zijn van het pauselijk ge
zag, met verontwaardiging afwijzen, en den
afval van eenige Rijnlandsche aristocraten
met een minachtend schouderophalen beant
woorden; maar _het is toch buiten kijf,
dat vele katholieken de dupe zullen wor
den van de interpretatie, welke de
regeeringsorganen aan de beide nota's van kar
dinaal Jacobini hebben gegeven. Het staat
.vast, dat het. brutaal geweld, waarmede de
regeering de demonstratiën en agitatiën der
socialisten, in de verkiezirigsperiode meer dan
ooit anderSj tegengaat, in den regel aan de
belangen dier partij meer bevorderlijk dan
voordeelig zal zijn, maar het is de vraag, of
het feit, dat een aantal der beste sprekers en
leiders in de gevangenis zitten of tot stilzwij
gen zijn gedwongen, niet in verband met den
korten duur der periode van voorbereiding,
de kracht der partij op dit oogenblik zal ver
lammen. Het staat vast, dat het samengaan
van de Duitsch-vrijzinnigen met de clericalen
aanleiding geeft tot wantrouwen bij hen die,
zich op streng doctrinair standpunt plaat
eend, van geene samenwerking op opportu
nistische of taktische gronden willen hooren.
Aan den anderen kant echter hebben
denationaal-Hberalen hunne beginselen of wat
daarvan na de Heidelbergsche bekeeringnog
is overgebleven geheel verloochend, door
toe te stemmen tot de besnoeiing van het
parlementair budgetrecht en de inmenging
van den Paus luide toe te juichen.
Met het oog op deze verkiezingen kan
men dus alleen zeggen: »het is een dubbeltje
op zijn kant!"
* *
*
Uiterst opmerkelijk blijft de kalmte der
Franschen onder de herhaalde uitdagingen
der Duitsche regeeringsbladen, die dag op
dag verkondigen, dat Frankrijk door
Boulanger en Deroulède wordt geregeerd. Een
merkwaardig voorbeeld van deze zelf
beheersching heeft de Fransche kamer deze week
geleverd. De afgevaardigde Blancsub
interpelleerde _de regeering over het huren
van vaartuigen oer koopvaardijvloot om
dienst te doen als transportschepen naar
Tonkin en CocMu-China. Hij meende, dat
deze vaartuigen, vooral uit een hygiënisch
.qogpunt.voor dit doel veel te wenschen over
lieten. De afgevaardigde Gerville-Réache,
die den Minister van marine, admiraal Aube,
wilde ondersteunen, merkte op, dat het voor
het departement van marine van belang was,
ten allen tijde de transportschepen van den
Staat te Toulon bereid te houden, om, zoo
noodig, troepen uit Algiers naar Frankrijk,
of in omgekeerde richting over te
brenfen. De Kamer gaf daarop zoo duidelijk
are afkeuring over deze uitlating te kennen,
dat Gerville-Ëache zich genoodzaakt zag
zich te verontschuldigen en te verklaren, dat
het niet in zijne bedoeling had gelegen, op de
noodzakelijkheid van zulk een
troepentransport in de naaste toekomst te zinspelen. De
Kamer ging daarna, op verzoek van den mi
nister, zonder verdere discussie over tot de
?rde yan den dag. Met zeldzame eenstem
migheid hehben de Fransche bladen van dit
incident geen melding gemaakt. Alleen de
Jle/oanehe maakte een uitzondering op dezen
?egel; maar er zijn in den laatsten tijd zelfs
?i Frankrijk stemmen opgegaan, die de hou
ding van dit blad met die van een agent
en het vermoeden
door Fransch geld
provocateur vergeleken,
opperden, dat het niet
werd gesubsidieerd,
* *
Over de Oostersche qoaestie valt weinig
nieuws te vermelden. Het onlangs verschenen
Engelsche blauwboek heeft bewezen, dat Lord
Salisbury indertijd op nog veel krasser ma
nier voor vorst A lexander van Bulgarije heeft
partij getrokken, dan men vermoedde, doch
deze feiten zijn reeds histoire aimenne gewor
den. In Oostenrijk en Hongarije hebben de
door de regeering ten behoeve van den land
storm en de landweer aangevraagde credieten
tot geenerlei openbare gedachtenwisseling
aanleiding gegeven- de regeering heeft met
den meesten nadruk verzekerd, dat al de door
haar genomen maatregelen een zuiver defen
sief karakter droegen. De officieuse Russische
Nard heeft een démenti gegeven aan Kat
koff, naar aanleiding van diens laatste, tegen
Duitscliland en Oostenrijk gerichte artikel.
Dit bewijst echter niet veel, daar het anta
gonisme tusschen den heer Von Giers, die den
Nbrd inspireert, en Panslavist Katkoff overbe
kend is. Ten overvloede heeft een «Russisch
patriot" in het Journal des Débats betoogd,
dat Katkoff eigenlijk de incarnatie was van
de Russische idee, en dat zijne denkbeelden
dus ten slotte zouden moeten zegevieren, gelijk
zij tot nu toe altijd hadden gedaan.
Een telegram uit Constantinopel meldde, dat
er tusschen de Bulgaarsche afgevaardigden,
Zankoff en de Porte eene overeenkomst was ge
troffen, krachtens welke de regeeringspartii te
Sofia en de oppositie elk een persoon voor het
regentschap zouden aanwijzen, terwijl de derde
laats door een kleurloos politicus zou
woren vervuld. Het is mogelijk, dat zulk een
compromis is ontworpen, maar uiterst
onwaarschijnlijkj dat Rusland daaraan ooit zijne
goedkeuring zou hechten. Eindelijk is nog
gemeld, dat Duitschland en Oostenrijk
hunne toestemming zouden hebben gegeven
tot eene bezetting van Bulgarije door Rus
sische troepen. Van al de canards, die in
den laatsten tijd zijn losgelaten, is dit wel
een van de ergsten. Men behoeft zich slechts
te herinneren, dat zoowel graaf Kalnoky als
de heer Koloman Tisza eene bezetting van
Bulgarije door Rusland een casus belli voor
Oosterijk hebben genoemd. Het streven der
regeering te St. Petersburg, om de Bulgaar
sche quaestie open te houden, is onmisken
baar. Wellicht zal het na afloop der Duit
sche verkiezingen duidelijker worden, wat
Rusland eigenlijk in het schild voert.
E. D. PIJZEL.
OP DE JAARMARKT IN 'T PALEIS
VOOR VOLKSVLIJT.
Au! ??sakkerloot!
»O, pardon.! neem me niet kwalijk dat ik
u pp uw voet heb getrapt, maar 't'i s geheel
buiten mijn schuld; 't is ook zoo vol dat men
zich niet kan keeren of wenden."
O, 't is niets meneer, m aar pij n, veel
pijnheeft 't me gedaan; enfin! men moet wat
over hebben voor de pret. Is 't niet aardig
om al die kinderen te zien en te hooren. ?
"Aardig? Neen meneer! 't is verkwikkend
om het kleine volk te hooren juichen en
lachen ik kom uit de provincie, weet u?
'k Ben extra overgekomen om dit feest mee
te maken ?"
Ei, zoo! En hoe vindt u 't?
»Keurig! keurig! 'k heb de tranen in de
oogen gekregen, toen ik al die kinderstem
men hoorde en wat deden ze hun best. hè?"
Ja, er is uitstekend gezongen, dank zij de
energieke leiding van den heer Brands Buijs ;
't klonk krachtiger dan ik gedacht had en
zuiverder ook.
»'k Vond het allerliefst, alleen en dat valt
u als Amsterdammer misschien minder op dan
mij was 't accent, het plat Amsterdamsen van
de kinderen, voor mij duidelijk hoorbaar... Zou
u nog niet een weinig achteruit kunnen, want
daar komen weer een massa kinderen aan,
om naar 't ballet te gaan zien. Och! dat 's
jammer, daar gaat het scherm al op. Luister!
hoort u wat 't orkest speelt ?"
Hm! wacht eens, welja 't is A B C,
en «Lieve kinderen geeft wel acht".
»Juist o! maar hoe kunnen ze acht geven
als ze niets zien-?O! gelukkig, er komt weer
schot in. Toe maar jongens, langzaam voor
uit dan kun je ook nog wat te zien krijgen".
Drommels, nu wordt het erg hoor! nuko
men de groote menschen er achter aan, ik
maak dat ik uit 't gedrang kom. Adieu meneer!
*
* *
Hé! dat is toevallig U ook in de K
nstlerkneipe, meneer?
»Kijk! Bergen en dalen ontmoeten elkan
der niet, maar menschen wel. Hoe is 't met
uw voet doet hij nog pijn?"
Dank u, 't is al weerover wat of u mij
geven mag, schoon e dame ? Een glas bowl s. v. p.
»Wat keurige toiletten meneer! 't Is bepaald
feëriek hier; mag ik mij even aan u voorstellen?"
T Asjeblieft?
»Van O versteen, rentenier uit Rhen en en
met wien heb ik het genoegen?"
Verslaggever van 't Weekblad de Amster
dammer.
»Ah! zeer veel eer!"
Insgelijks! Eu wat dunkt u nu van
't ensemble?
»U interviewt me immers niet? Of wil u
soms eens weten wat zoo'n oubakken rente
nier uit het conservatieve Rhenen van deze
fancy-fair zegt?"
Misschien!
»Nu dan, ik heb er maar n woord van
lof over en ik kijk mijn oogen bijna uit. Die
Champagne-bar met die merveilleuses de wa
felmeisjes, allerbekoorlijkst! dat japansche
theehuis, kostelijk! die Japansche schoonen.
Hm! Hm.' Ik ben al 25 jaargetrouwdmeneer,
maar anders zou ik al twintig maal mijn hart
en hoofd hebben kunnen verliezen, die
Zeeuwsche boerinnetjes, blanker dan het
zeeooft dat zij zoo gracieus te koop bieden
al die elegante winkeljuffers en de lieve blonde
Gretchen in oud Duitsch kostuum. Ik zeg u
meneer, ik word melancholisch als ik be
denk, dat ik al over de vijftig ben. Och! was
ik jonger dan zou ik... enfin, mijn vrouw is
niet jaloersch en zij zou de eerste zijn die
zei: beste man! verklaar je oogen maar eens
goe d aan zooveel schoons en liefs "
Komaan! dat doet me goed als Amster
dammer, om u met zooveel warmte te hooren
spreken over onze Jaarmarkt. Nu moeite
en zorgen genoeg zijn er aan besteed."
»En 't Ballet heb ik ook nog zoowat gezien.
Jawel, ik heb me langzaam langs de kantjes
tot naar voren gewerkt, 'k heb hartelijk ge
lachen hoor! al duurde 't me wat lang, om
dat ik staan moest, 'k Heb een tekstboekje
gekocht en daardoor heb ik 't begrepen.
Martin Kalff heeft eer van zijn werk. Jam
mer maar dat het publiek, dat de geestige
zetten, die er in komen, waardeeren kon, te
ver af moest staan."
Wat zegt u wel van de winkels, zijn ze niet
aanlokkelijk; is de geheele zaal niet kranig
gedecoreerd?"
»Ja! Springer is een man van smaak en
talent."
'K wil 't waarachtig wel gelooven, maar de
commissie wist ook wel aan welke handen
zij de uitvoering van een en ander toever
trouwde. Luister eens meneer daar schellen ze
voor het begin der voordrachten van de
leerlinfen van de tooneelschool, daar ga ik eens een
ijkje nemen; gaat u mee?
»Als ik u niet hinder of verveel?"
»Neen heusch niet! met een optimist wandel
ik graag en kijk ik graag en route dus ...
Schoone dame 'k wou gaarne betalen."
«Eén glas bowl ?"
Juist!" hoeveel mag ik u geven?
»Zooveel als u zelf wilt, maar de prijs is
zestig cent."
' Als't u blieft!
»'tls waarachtig niets te duur want de
bowl was uitstekend".
Heerlijk!
sEntre-nous gezegd, meneer de verslaggever,
de prijzen van de consumptie vallen me ge
ducht mee."
Hierjzijii we aan de marmerzaal; ga binnen.
»Na u?"
* *
*
Welnu ! wat zegt u er van ?
«Meneer, ik heb me best geamuseerd
die jongelui hebben't er allerliefst afgebracht
vooral die jonge Louw, de timmerman,
(juffr. Herberich) die belooft wel wat, en dat
dienstmeisje dat zoo guitig Rika's spoortocht
voordroeg, jongejuffrouw Spoor kijk, ze was
een dienstmeisje, om te zoenen."
Zeg eens ouwe heer!...
»Hm! mijn vrouw hoort het toch niet en dus...
U schijnt toch eenzekere voorliefde voor
de jonge dames te hebben.
»Nu! nu! ik ben pas aan 't begin van mij n
louange. 'k Wou juist zeggen dat die jonge
heer Drilsma een bolleboos is en wel een
virtuoos kan worden en... Och! maar ik wil
f een mensch te kort doen. Ze hebben allen
un best gedaan, daarom : Bravo ! Bravo!
van ganscher harte."
Dus u is tevreden, meneer van Oversteen ?
«Tevreden? Verrukt meneer!"
Zie ik u morgen avond nog?
«Morgen en overmorgen ik wil van alles
profiteeren".
a Revoir dus?
EEN HOOFDSTUK ONZER SOCIALE
GESCHIEDENIS.
Ot-er Arbe iderswoningen,
door Hel. Mercier, Haarlem,
H. D. Tjeenk Willink.
Terwijl de door do arbeids-enquête uitgelokte
onthullingen over het loven van den werkman in
de fabrieken, zulk oen diepen indruk maken op
do gemoederen van ons in zijn oordeelvellingen
van nature kalm en bezadigd volk, kan hot wel
niet anders of een werkje dat, blijkens zijn titel,
over het leven van dien werkman buiten de fabrie
ken licht belooft te verspreiden, zal met belang
stelling ontvangen worden. De vraag is, of het
die belangstelling niet teleurstelt. ??Welnu, de
onze werd niet teleurgesteld; integendeel ze werd
reeds in de inleiding geprikkeld, voortgaande steeds
meer geboeid, en tot aan het einde toe onafge
broken gaande gehouden.
Wij zien niet voorbij, dat het onderwerp zelf
daartoe aanleiding geeft, maar is dientenge
volge aan don eenen kant de auteur van een ge
willig oor verzekerd, aan den anderen kant zijn de
eischen die men stellen mag, steeds aan het on
derwerp evenredig, en derhalve in dit geval niet
gering. De reden waarom Hel. Mercier onze be
langstelling niet teleurstelde kan geene andere
zijn dan deze, dat zy ons steeds gevoelen doet,
haar onderwerp volkomen meester te zijn. Zij
heeft ons een wel niet volledige, maar toch niet
al te vage schets willen geven van wat het te
huis van den werkman was, is, wezen kan, on
daarom worden zal", en wij meenen geen woord
te veel te zeggen, wanneer wij als onze overtui
ging uitspreken, dat zij zich van die taak op uit
nemende wijze heeft gekweten.
Wordt hetgeen over de toestanden in het bui
tenland te vermelden valt, uit den aard der zaak
wat vluchtiger behandeld, wij vinden eene vrij
groote volledigheid in de opsomming van hetgeen
op vaderlandschen bodem verricht is om den werk
man aan een vriendelyk tehuis te helpen. Dit
gedeelte is slechts door middel van een vrij om
slachtig onderzoek betrekking hebbende op alle
deelen des lands kunnen samengesteld worden,
en wegens datzelfde gedeelte vermeenen wij, dat
het boekje een blijvende waarde hebben zal voor
de geschiedenis der sociale hervorming in Neder
land gedurende de tweede helft der negentiende
oeuw.
Maar van waar komt 't, dat die rondgang door
alle streken van Nederlaud om kennis te nemen
van allerlei bouwvereenigingen zonder en met
eigendomsverkrjjging, van coöperatieve
maatschapp\jen op onderscheiden grondslagen berustende
en in de toepassing yan het ne beginsel onder
ling verschillend, toch niet ontaardt in een drooge
opsomming van feiten en qjfers, die vermoeit, en
slechts de nieuwsgierigheid yan den op cijfe;s
belusten beoefenaar der statistiek gaande maken
kan ? Omdat ons allerwegen het medegevoel treft,
dat al deze dorre gegevens heeft bezield, en dat
niet minder spreekt uit de hartelijke blijdschap,
waarmede ons de gunstige uitslag wordt mede
gedeeld van sommige menschlievende pogingen
van arbeidgevers, om den arbeider een behoor
lijke, of zelfs een eigene woning te verschaffen (in
Nederland trouwens uiterst zeldzaam), of wel van
menig op een gezond en aan alle eigenlijke
philanthropie vreemd plan eener aan hare oprichters een
redelijke winst opleverende bouwvereeniging, of ein
delijk van het kloeke streven der coöperatieve
vereenigingen, dan uit den deernis waarmee gewaagd
wordt van het lot dier duizenden die in akelige
holen gehuisvest, tot nu toe de eerste stralen van
de opkomende zon den sociale hervorming missen
moeten, gelijk zij helaas! van de koesterende stra
len der natuurzon jaar en dag verstoken blijven.
Over die holen der ellende en der ontbering kon
zij slechts daarom zoo welsprekend schrijven, om
dat zij niet geschroomd heeft, die persoonlijk bin
nen te treden.
Maar genoeg om ons oordeel te motiveeren, als
wij meeuen, dat de schrijfster hare taak op uit
nemende wijze heeft vervuld, en dat het boekje
waard is, gelezen en bestudeerd te worden door
allen, die zich niet met eene oppervlakkige kennis
tevreden willen stellen, maar hunne kennis vesti
gen willen op een voldoenden grondslag van waar
neming en vergelijking.
Mogen wij ten slotte iets uitspreken van de
overtuiging, die dit overzicht van een hoofdstuk
der sociale geschiedenis van Nederland by ons
heeft versterkt, dan vatten wij die als volgt samen.
Staat en Gemeente kunnen en moeten door
hunne uitgaven veel doea, heel wat meer dan tot
heden door deze openbare machten gedaan werd
om toestanden, waarvan het menschehjk gevoel
gruwt onmogelyk te maken, zij kunnen vooral
op het terrein waarop hunne werkzaamheid zich
onbetwistbaar beweegt de omstandigheden ten
gunste wijzigen. Wat de oprichting zelf van,
arbeiderswoningen betreft, heeft dunkt ons, de
ervaring bewezen, dat bij den verhuur van goede
arbeiderswoningen, zelfs op voorwaarde van lang
zame eigendomsverkry'ging, voor den kapitalist
eene redelijke rente te verkrijgen is, en dat de
coöperatie der werklieden zelven op dit zelfde
terrein met vrucht optreedt, vooral wanneer zij,
waartoe dit onderworp zich bizonder leent, zich
door juist gekozen middelen, de hulp van het
kapitaal weet te verzekeren.
Moge het boekje die overtuiging in mimen
kring verspreiden, en zoodoende de sociale her
vorming, tot welker geschiedenis het eene bij
drage levert, mede bevorderen!
H.
Uit de Bissehopstad.
WEG MET HET NAAKTE
VROUWENMODEL !
Wilt gij deugd en eerbaarheid
Wacht u voor de schoonigheid!"
Een van de aardigste plaatsen van ons vader
land is het stadje Preutsenbroek met zijn 78000
inwoners, kleine en groote kinderen meegeteld.
Behalve om zijn hoogen stadstoren, die op de heele
uren een psalm speelt, is het o. a. zeer gunstig
bekend om de, ruimte zijner kerkgebouwen en om
de soliditeit zijner witgedaste catechiseermeesters,
weshalve de zedelijkheid er veel kordater den scep
ter zwaait dan ergens elders. Er is ook een schil
der- en teekenkundig genootschap, unstliefde
genaamd, dat zich de beoefening en aanmoedi
ging der beeldende kunst en de verspreiding
van kunstzin" ten doel stelt. Het genootschap
heeft onder zijn leden enkele schilders, wier
namen ik hier niet noemen zal, en ook velen
die nog geen naam hebben en zich nog naam
moeten maken. De leden worden in de aller
eerste plaats in de gelegenheid gesteld tot
het teekenen naar het naakt of gekleed levend
model." Uit puriteinsche zedelijkheidsbegiuselen,
waarvoor de brave Hendrik indertijd zijn hoed
zou hebben afgenomen, bepaalde men zich uit
sluitend wat de studie naar het naakt be
treft tot het mannenmodel. Maar ziet, eenige
jonge, vooruitstrevende kunstenaars kunnen het
in de wel wat bedompte Preutsenbroeksche kunst
atmosfeer niet goed meer uithouden; op hun ver
langen doet ook het vrouwenmodel, der roos van
Saron, der lelie der dalen gelijk, en profond néglig
haar intocht in den teekencursus.
Nu zijn er geen twee wezens ter wereld die
met elkaar op meer gespannen voet staan en
minder harmonieeren dan een naakt vrouwen
model en een catechiseermeester; 't is het contrast
tusschen Vleesch en Geest. Nauw was die onbe
tamelijke nieuwigheid dan ook in de buitenwereld
ruchtbaar geworden, of' daar waren de poppen
aan 't dansen. Vervloekt zij 't vlcesch in al zijn
begeerhjkhedens" zuchtten de vele mannen met
de witte dassen het is een werk des satans,
wat daar in dat teekencollege uitgeschilderd wordt.
Zoo'n vrouw is woelachtig, hare lippen druppen
honigzeem en haar gehemelte is gladder dan olie,
maar zy zelve is bitter als alsem. De Heere heeft
voor Adam en Eva rokken van vellen gemaakt,
en wat de Heere den mensch heeft aangetogen,
mag deze althans voor zoover 't Eva aangaat
niet straffeloos uittrekken." En hunne egaas met
de neepjesmutsen riepen als uit een ad«m:
Gunst nog toe; neen maar, heb je nu ooit
van z'n leven! Hoe verzinnen ze het om daar
een, met permissie gezegd, nakend vrouwsper
soon (hier moesten ze niezen) uit te teekenen.
Een model, dat den Heer niet vreest, het is de
pest der ziel." Daar alle standen, lagen en krin
gen in meerdere of mindere mate doortrokken
zyn met den geest der witte dassen en
neegjes