De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 20 februari pagina 2

20 februari 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No, V F "k daardoor gemakkelijker in de richting, waarin de vrijheid ligt en de rechtvaardigheid be tracht wordt. Algemeen stemrecht leidt op den duur tot moreele politiek. Van over de Grenzen. Aanstaanden Maandag zullen in Duitschland de verkiezingen voor den Rijksdag plaats hebben. Genee^ Europa heeft dezen keer de oogen op den uitslag gevestigd. Want het zal dan wellicht! blijken, of de oppo sitie gelijk heeft gehad, toen zij m de schrille kleuren, waarmede de regeeringspers telkens opnieuw het dreigend oorlogsgevaar afschil derde, niets anders wilde zien, dan eene ma noeuvre, om den kiezers schrik aan te jagen, en de vreesachtigen in de schaapskooi van eene aartsvaderlijke regeering- te drijven. Wellicht, want indien de uitslag voor den heer Von Bismarck ongunstig is, zal de agitatie eer erger dan minder worden. De rijkskanselier is er de man niet naar, om zich rustig bij den uitslag eener ver kiezing neder te leggen, en nog veel min der, om rijne politiek te wijzigen naar de hem door de vox populi gegeven wenken. Wat hij doen zal, als hij in den nieuwen Rijksdag r meerderheid verkrijgt, heeft hij in tameduidelijke woorden te kennen gegeven. Norddeutsehe Allgemeine Zeitung deelt mede, dat vele personen zich tot den heer Von Bismarck hebben gewend met de vraag, of er nog vóór de verkiezingen eene keizerlijke proclamatie zou, verschijnen. Het antwoord luidde, dat dit _thans niet noodig schijnt te rijn, maar geschieden zou, wanneer de uitslag der verkiezingen zóó ongunstig was, dateene nieuwe ontbinding voor de regeering onver mijdelijk was. Met die mogelijkheid schijnt de heer Von Bismarck dus rekening te houden. De regeeringspers is op dit oogenblik even huiverig als die der oppositie, waar het eene voorspelling omtrent den uitslag geldt. Het staat vaat, dat een goed deel van het Duitsehe volk het paradoxale inziet van de be wering, dat het septennaat de vrede en het triënnaat de oorlog zou zijn; maar er zijn er ook. die geloovig ja en amen zeggen op alles, wat de regeeringsbladen hun voorpreêken. Het staat vast, dat de meeste organen van het Centrum de tamelijk plompe insinuatie, dat de heer Windthorst de groot ste antago nist zou zijn van het pauselijk ge zag, met verontwaardiging afwijzen, en den afval van eenige Rijnlandsche aristocraten met een minachtend schouderophalen beant woorden; maar _het is toch buiten kijf, dat vele katholieken de dupe zullen wor den van de interpretatie, welke de regeeringsorganen aan de beide nota's van kar dinaal Jacobini hebben gegeven. Het staat .vast, dat het. brutaal geweld, waarmede de regeering de demonstratiën en agitatiën der socialisten, in de verkiezirigsperiode meer dan ooit anderSj tegengaat, in den regel aan de belangen dier partij meer bevorderlijk dan voordeelig zal zijn, maar het is de vraag, of het feit, dat een aantal der beste sprekers en leiders in de gevangenis zitten of tot stilzwij gen zijn gedwongen, niet in verband met den korten duur der periode van voorbereiding, de kracht der partij op dit oogenblik zal ver lammen. Het staat vast, dat het samengaan van de Duitsch-vrijzinnigen met de clericalen aanleiding geeft tot wantrouwen bij hen die, zich op streng doctrinair standpunt plaat eend, van geene samenwerking op opportu nistische of taktische gronden willen hooren. Aan den anderen kant echter hebben denationaal-Hberalen hunne beginselen of wat daarvan na de Heidelbergsche bekeeringnog is overgebleven geheel verloochend, door toe te stemmen tot de besnoeiing van het parlementair budgetrecht en de inmenging van den Paus luide toe te juichen. Met het oog op deze verkiezingen kan men dus alleen zeggen: »het is een dubbeltje op zijn kant!" * * * Uiterst opmerkelijk blijft de kalmte der Franschen onder de herhaalde uitdagingen der Duitsche regeeringsbladen, die dag op dag verkondigen, dat Frankrijk door Boulanger en Deroulède wordt geregeerd. Een merkwaardig voorbeeld van deze zelf beheersching heeft de Fransche kamer deze week geleverd. De afgevaardigde Blancsub interpelleerde _de regeering over het huren van vaartuigen oer koopvaardijvloot om dienst te doen als transportschepen naar Tonkin en CocMu-China. Hij meende, dat deze vaartuigen, vooral uit een hygiënisch .qogpunt.voor dit doel veel te wenschen over lieten. De afgevaardigde Gerville-Réache, die den Minister van marine, admiraal Aube, wilde ondersteunen, merkte op, dat het voor het departement van marine van belang was, ten allen tijde de transportschepen van den Staat te Toulon bereid te houden, om, zoo noodig, troepen uit Algiers naar Frankrijk, of in omgekeerde richting over te brenfen. De Kamer gaf daarop zoo duidelijk are afkeuring over deze uitlating te kennen, dat Gerville-Ëache zich genoodzaakt zag zich te verontschuldigen en te verklaren, dat het niet in zijne bedoeling had gelegen, op de noodzakelijkheid van zulk een troepentransport in de naaste toekomst te zinspelen. De Kamer ging daarna, op verzoek van den mi nister, zonder verdere discussie over tot de ?rde yan den dag. Met zeldzame eenstem migheid hehben de Fransche bladen van dit incident geen melding gemaakt. Alleen de Jle/oanehe maakte een uitzondering op dezen ?egel; maar er zijn in den laatsten tijd zelfs ?i Frankrijk stemmen opgegaan, die de hou ding van dit blad met die van een agent en het vermoeden door Fransch geld provocateur vergeleken, opperden, dat het niet werd gesubsidieerd, * * Over de Oostersche qoaestie valt weinig nieuws te vermelden. Het onlangs verschenen Engelsche blauwboek heeft bewezen, dat Lord Salisbury indertijd op nog veel krasser ma nier voor vorst A lexander van Bulgarije heeft partij getrokken, dan men vermoedde, doch deze feiten zijn reeds histoire aimenne gewor den. In Oostenrijk en Hongarije hebben de door de regeering ten behoeve van den land storm en de landweer aangevraagde credieten tot geenerlei openbare gedachtenwisseling aanleiding gegeven- de regeering heeft met den meesten nadruk verzekerd, dat al de door haar genomen maatregelen een zuiver defen sief karakter droegen. De officieuse Russische Nard heeft een démenti gegeven aan Kat koff, naar aanleiding van diens laatste, tegen Duitscliland en Oostenrijk gerichte artikel. Dit bewijst echter niet veel, daar het anta gonisme tusschen den heer Von Giers, die den Nbrd inspireert, en Panslavist Katkoff overbe kend is. Ten overvloede heeft een «Russisch patriot" in het Journal des Débats betoogd, dat Katkoff eigenlijk de incarnatie was van de Russische idee, en dat zijne denkbeelden dus ten slotte zouden moeten zegevieren, gelijk zij tot nu toe altijd hadden gedaan. Een telegram uit Constantinopel meldde, dat er tusschen de Bulgaarsche afgevaardigden, Zankoff en de Porte eene overeenkomst was ge troffen, krachtens welke de regeeringspartii te Sofia en de oppositie elk een persoon voor het regentschap zouden aanwijzen, terwijl de derde laats door een kleurloos politicus zou woren vervuld. Het is mogelijk, dat zulk een compromis is ontworpen, maar uiterst onwaarschijnlijkj dat Rusland daaraan ooit zijne goedkeuring zou hechten. Eindelijk is nog gemeld, dat Duitschland en Oostenrijk hunne toestemming zouden hebben gegeven tot eene bezetting van Bulgarije door Rus sische troepen. Van al de canards, die in den laatsten tijd zijn losgelaten, is dit wel een van de ergsten. Men behoeft zich slechts te herinneren, dat zoowel graaf Kalnoky als de heer Koloman Tisza eene bezetting van Bulgarije door Rusland een casus belli voor Oosterijk hebben genoemd. Het streven der regeering te St. Petersburg, om de Bulgaar sche quaestie open te houden, is onmisken baar. Wellicht zal het na afloop der Duit sche verkiezingen duidelijker worden, wat Rusland eigenlijk in het schild voert. E. D. PIJZEL. OP DE JAARMARKT IN 'T PALEIS VOOR VOLKSVLIJT. Au! ??sakkerloot! »O, pardon.! neem me niet kwalijk dat ik u pp uw voet heb getrapt, maar 't'i s geheel buiten mijn schuld; 't is ook zoo vol dat men zich niet kan keeren of wenden." O, 't is niets meneer, m aar pij n, veel pijnheeft 't me gedaan; enfin! men moet wat over hebben voor de pret. Is 't niet aardig om al die kinderen te zien en te hooren. ? "Aardig? Neen meneer! 't is verkwikkend om het kleine volk te hooren juichen en lachen ik kom uit de provincie, weet u? 'k Ben extra overgekomen om dit feest mee te maken ?" Ei, zoo! En hoe vindt u 't? »Keurig! keurig! 'k heb de tranen in de oogen gekregen, toen ik al die kinderstem men hoorde en wat deden ze hun best. hè?" Ja, er is uitstekend gezongen, dank zij de energieke leiding van den heer Brands Buijs ; 't klonk krachtiger dan ik gedacht had en zuiverder ook. »'k Vond het allerliefst, alleen en dat valt u als Amsterdammer misschien minder op dan mij was 't accent, het plat Amsterdamsen van de kinderen, voor mij duidelijk hoorbaar... Zou u nog niet een weinig achteruit kunnen, want daar komen weer een massa kinderen aan, om naar 't ballet te gaan zien. Och! dat 's jammer, daar gaat het scherm al op. Luister! hoort u wat 't orkest speelt ?" Hm! wacht eens, welja 't is A B C, en «Lieve kinderen geeft wel acht". »Juist o! maar hoe kunnen ze acht geven als ze niets zien-?O! gelukkig, er komt weer schot in. Toe maar jongens, langzaam voor uit dan kun je ook nog wat te zien krijgen". Drommels, nu wordt het erg hoor! nuko men de groote menschen er achter aan, ik maak dat ik uit 't gedrang kom. Adieu meneer! * * * Hé! dat is toevallig U ook in de K nstlerkneipe, meneer? »Kijk! Bergen en dalen ontmoeten elkan der niet, maar menschen wel. Hoe is 't met uw voet doet hij nog pijn?" Dank u, 't is al weerover wat of u mij geven mag, schoon e dame ? Een glas bowl s. v. p. »Wat keurige toiletten meneer! 't Is bepaald feëriek hier; mag ik mij even aan u voorstellen?" T Asjeblieft? »Van O versteen, rentenier uit Rhen en en met wien heb ik het genoegen?" Verslaggever van 't Weekblad de Amster dammer. »Ah! zeer veel eer!" Insgelijks! Eu wat dunkt u nu van 't ensemble? »U interviewt me immers niet? Of wil u soms eens weten wat zoo'n oubakken rente nier uit het conservatieve Rhenen van deze fancy-fair zegt?" Misschien! »Nu dan, ik heb er maar n woord van lof over en ik kijk mijn oogen bijna uit. Die Champagne-bar met die merveilleuses de wa felmeisjes, allerbekoorlijkst! dat japansche theehuis, kostelijk! die Japansche schoonen. Hm! Hm.' Ik ben al 25 jaargetrouwdmeneer, maar anders zou ik al twintig maal mijn hart en hoofd hebben kunnen verliezen, die Zeeuwsche boerinnetjes, blanker dan het zeeooft dat zij zoo gracieus te koop bieden al die elegante winkeljuffers en de lieve blonde Gretchen in oud Duitsch kostuum. Ik zeg u meneer, ik word melancholisch als ik be denk, dat ik al over de vijftig ben. Och! was ik jonger dan zou ik... enfin, mijn vrouw is niet jaloersch en zij zou de eerste zijn die zei: beste man! verklaar je oogen maar eens goe d aan zooveel schoons en liefs " Komaan! dat doet me goed als Amster dammer, om u met zooveel warmte te hooren spreken over onze Jaarmarkt. Nu moeite en zorgen genoeg zijn er aan besteed." »En 't Ballet heb ik ook nog zoowat gezien. Jawel, ik heb me langzaam langs de kantjes tot naar voren gewerkt, 'k heb hartelijk ge lachen hoor! al duurde 't me wat lang, om dat ik staan moest, 'k Heb een tekstboekje gekocht en daardoor heb ik 't begrepen. Martin Kalff heeft eer van zijn werk. Jam mer maar dat het publiek, dat de geestige zetten, die er in komen, waardeeren kon, te ver af moest staan." Wat zegt u wel van de winkels, zijn ze niet aanlokkelijk; is de geheele zaal niet kranig gedecoreerd?" »Ja! Springer is een man van smaak en talent." 'K wil 't waarachtig wel gelooven, maar de commissie wist ook wel aan welke handen zij de uitvoering van een en ander toever trouwde. Luister eens meneer daar schellen ze voor het begin der voordrachten van de leerlinfen van de tooneelschool, daar ga ik eens een ijkje nemen; gaat u mee? »Als ik u niet hinder of verveel?" »Neen heusch niet! met een optimist wandel ik graag en kijk ik graag en route dus ... Schoone dame 'k wou gaarne betalen." «Eén glas bowl ?" Juist!" hoeveel mag ik u geven? »Zooveel als u zelf wilt, maar de prijs is zestig cent." ' Als't u blieft! »'tls waarachtig niets te duur want de bowl was uitstekend". Heerlijk! sEntre-nous gezegd, meneer de verslaggever, de prijzen van de consumptie vallen me ge ducht mee." Hierjzijii we aan de marmerzaal; ga binnen. »Na u?" * * * Welnu ! wat zegt u er van ? «Meneer, ik heb me best geamuseerd die jongelui hebben't er allerliefst afgebracht vooral die jonge Louw, de timmerman, (juffr. Herberich) die belooft wel wat, en dat dienstmeisje dat zoo guitig Rika's spoortocht voordroeg, jongejuffrouw Spoor kijk, ze was een dienstmeisje, om te zoenen." Zeg eens ouwe heer!... »Hm! mijn vrouw hoort het toch niet en dus... U schijnt toch eenzekere voorliefde voor de jonge dames te hebben. »Nu! nu! ik ben pas aan 't begin van mij n louange. 'k Wou juist zeggen dat die jonge heer Drilsma een bolleboos is en wel een virtuoos kan worden en... Och! maar ik wil f een mensch te kort doen. Ze hebben allen un best gedaan, daarom : Bravo ! Bravo! van ganscher harte." Dus u is tevreden, meneer van Oversteen ? «Tevreden? Verrukt meneer!" Zie ik u morgen avond nog? «Morgen en overmorgen ik wil van alles profiteeren". a Revoir dus? EEN HOOFDSTUK ONZER SOCIALE GESCHIEDENIS. Ot-er Arbe iderswoningen, door Hel. Mercier, Haarlem, H. D. Tjeenk Willink. Terwijl de door do arbeids-enquête uitgelokte onthullingen over het loven van den werkman in de fabrieken, zulk oen diepen indruk maken op do gemoederen van ons in zijn oordeelvellingen van nature kalm en bezadigd volk, kan hot wel niet anders of een werkje dat, blijkens zijn titel, over het leven van dien werkman buiten de fabrie ken licht belooft te verspreiden, zal met belang stelling ontvangen worden. De vraag is, of het die belangstelling niet teleurstelt. ??Welnu, de onze werd niet teleurgesteld; integendeel ze werd reeds in de inleiding geprikkeld, voortgaande steeds meer geboeid, en tot aan het einde toe onafge broken gaande gehouden. Wij zien niet voorbij, dat het onderwerp zelf daartoe aanleiding geeft, maar is dientenge volge aan don eenen kant de auteur van een ge willig oor verzekerd, aan den anderen kant zijn de eischen die men stellen mag, steeds aan het on derwerp evenredig, en derhalve in dit geval niet gering. De reden waarom Hel. Mercier onze be langstelling niet teleurstelde kan geene andere zijn dan deze, dat zy ons steeds gevoelen doet, haar onderwerp volkomen meester te zijn. Zij heeft ons een wel niet volledige, maar toch niet al te vage schets willen geven van wat het te huis van den werkman was, is, wezen kan, on daarom worden zal", en wij meenen geen woord te veel te zeggen, wanneer wij als onze overtui ging uitspreken, dat zij zich van die taak op uit nemende wijze heeft gekweten. Wordt hetgeen over de toestanden in het bui tenland te vermelden valt, uit den aard der zaak wat vluchtiger behandeld, wij vinden eene vrij groote volledigheid in de opsomming van hetgeen op vaderlandschen bodem verricht is om den werk man aan een vriendelyk tehuis te helpen. Dit gedeelte is slechts door middel van een vrij om slachtig onderzoek betrekking hebbende op alle deelen des lands kunnen samengesteld worden, en wegens datzelfde gedeelte vermeenen wij, dat het boekje een blijvende waarde hebben zal voor de geschiedenis der sociale hervorming in Neder land gedurende de tweede helft der negentiende oeuw. Maar van waar komt 't, dat die rondgang door alle streken van Nederlaud om kennis te nemen van allerlei bouwvereenigingen zonder en met eigendomsverkrjjging, van coöperatieve maatschapp\jen op onderscheiden grondslagen berustende en in de toepassing yan het ne beginsel onder ling verschillend, toch niet ontaardt in een drooge opsomming van feiten en qjfers, die vermoeit, en slechts de nieuwsgierigheid yan den op cijfe;s belusten beoefenaar der statistiek gaande maken kan ? Omdat ons allerwegen het medegevoel treft, dat al deze dorre gegevens heeft bezield, en dat niet minder spreekt uit de hartelijke blijdschap, waarmede ons de gunstige uitslag wordt mede gedeeld van sommige menschlievende pogingen van arbeidgevers, om den arbeider een behoor lijke, of zelfs een eigene woning te verschaffen (in Nederland trouwens uiterst zeldzaam), of wel van menig op een gezond en aan alle eigenlijke philanthropie vreemd plan eener aan hare oprichters een redelijke winst opleverende bouwvereeniging, of ein delijk van het kloeke streven der coöperatieve vereenigingen, dan uit den deernis waarmee gewaagd wordt van het lot dier duizenden die in akelige holen gehuisvest, tot nu toe de eerste stralen van de opkomende zon den sociale hervorming missen moeten, gelijk zij helaas! van de koesterende stra len der natuurzon jaar en dag verstoken blijven. Over die holen der ellende en der ontbering kon zij slechts daarom zoo welsprekend schrijven, om dat zij niet geschroomd heeft, die persoonlijk bin nen te treden. Maar genoeg om ons oordeel te motiveeren, als wij meeuen, dat de schrijfster hare taak op uit nemende wijze heeft vervuld, en dat het boekje waard is, gelezen en bestudeerd te worden door allen, die zich niet met eene oppervlakkige kennis tevreden willen stellen, maar hunne kennis vesti gen willen op een voldoenden grondslag van waar neming en vergelijking. Mogen wij ten slotte iets uitspreken van de overtuiging, die dit overzicht van een hoofdstuk der sociale geschiedenis van Nederland by ons heeft versterkt, dan vatten wij die als volgt samen. Staat en Gemeente kunnen en moeten door hunne uitgaven veel doea, heel wat meer dan tot heden door deze openbare machten gedaan werd om toestanden, waarvan het menschehjk gevoel gruwt onmogelyk te maken, zij kunnen vooral op het terrein waarop hunne werkzaamheid zich onbetwistbaar beweegt de omstandigheden ten gunste wijzigen. Wat de oprichting zelf van, arbeiderswoningen betreft, heeft dunkt ons, de ervaring bewezen, dat bij den verhuur van goede arbeiderswoningen, zelfs op voorwaarde van lang zame eigendomsverkry'ging, voor den kapitalist eene redelijke rente te verkrijgen is, en dat de coöperatie der werklieden zelven op dit zelfde terrein met vrucht optreedt, vooral wanneer zij, waartoe dit onderworp zich bizonder leent, zich door juist gekozen middelen, de hulp van het kapitaal weet te verzekeren. Moge het boekje die overtuiging in mimen kring verspreiden, en zoodoende de sociale her vorming, tot welker geschiedenis het eene bij drage levert, mede bevorderen! H. Uit de Bissehopstad. WEG MET HET NAAKTE VROUWENMODEL ! Wilt gij deugd en eerbaarheid Wacht u voor de schoonigheid!" Een van de aardigste plaatsen van ons vader land is het stadje Preutsenbroek met zijn 78000 inwoners, kleine en groote kinderen meegeteld. Behalve om zijn hoogen stadstoren, die op de heele uren een psalm speelt, is het o. a. zeer gunstig bekend om de, ruimte zijner kerkgebouwen en om de soliditeit zijner witgedaste catechiseermeesters, weshalve de zedelijkheid er veel kordater den scep ter zwaait dan ergens elders. Er is ook een schil der- en teekenkundig genootschap, unstliefde genaamd, dat zich de beoefening en aanmoedi ging der beeldende kunst en de verspreiding van kunstzin" ten doel stelt. Het genootschap heeft onder zijn leden enkele schilders, wier namen ik hier niet noemen zal, en ook velen die nog geen naam hebben en zich nog naam moeten maken. De leden worden in de aller eerste plaats in de gelegenheid gesteld tot het teekenen naar het naakt of gekleed levend model." Uit puriteinsche zedelijkheidsbegiuselen, waarvoor de brave Hendrik indertijd zijn hoed zou hebben afgenomen, bepaalde men zich uit sluitend wat de studie naar het naakt be treft tot het mannenmodel. Maar ziet, eenige jonge, vooruitstrevende kunstenaars kunnen het in de wel wat bedompte Preutsenbroeksche kunst atmosfeer niet goed meer uithouden; op hun ver langen doet ook het vrouwenmodel, der roos van Saron, der lelie der dalen gelijk, en profond néglig haar intocht in den teekencursus. Nu zijn er geen twee wezens ter wereld die met elkaar op meer gespannen voet staan en minder harmonieeren dan een naakt vrouwen model en een catechiseermeester; 't is het contrast tusschen Vleesch en Geest. Nauw was die onbe tamelijke nieuwigheid dan ook in de buitenwereld ruchtbaar geworden, of' daar waren de poppen aan 't dansen. Vervloekt zij 't vlcesch in al zijn begeerhjkhedens" zuchtten de vele mannen met de witte dassen het is een werk des satans, wat daar in dat teekencollege uitgeschilderd wordt. Zoo'n vrouw is woelachtig, hare lippen druppen honigzeem en haar gehemelte is gladder dan olie, maar zy zelve is bitter als alsem. De Heere heeft voor Adam en Eva rokken van vellen gemaakt, en wat de Heere den mensch heeft aangetogen, mag deze althans voor zoover 't Eva aangaat niet straffeloos uittrekken." En hunne egaas met de neepjesmutsen riepen als uit een ad«m: Gunst nog toe; neen maar, heb je nu ooit van z'n leven! Hoe verzinnen ze het om daar een, met permissie gezegd, nakend vrouwsper soon (hier moesten ze niezen) uit te teekenen. Een model, dat den Heer niet vreest, het is de pest der ziel." Daar alle standen, lagen en krin gen in meerdere of mindere mate doortrokken zyn met den geest der witte dassen en neegjes

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl