De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 20 februari pagina 3

20 februari 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 5d4 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. mutsen, vonden dergelijke oordeelvellingen spoe dig allerwege verspreiding en weerklank; weldra ontstond onder de Preutsenbroekers, waarvan ver scheidenen even gezonde begrippen over de zedeIflkheid als over de kunst koesteren, een groote beweging tegen het vrouwenmodel. Al redeneer den de voorstanders dier beweging op verschil lende wy'zen, zij kwamen ten slotte daarin met elkander overeen, dat, al stamt de schilder in rechte hjn van den kuischen Jozef af en al is 't model zoo na mogelijk verwant aan de kuische Susanna, het teekenen toch, als uit den booze, strengelijk verdient afgekeurd te worden." Tot kenschetsing van den ernst, waarmede men het vraagstuk beoordeelde, verdient hier vermel ding, dat de meeningen welke algemeen in Preutsenhroek vernomen wercten, uitsluitend slechts het oog hadden op de zedelijke belangen der schilders en niet op die der vrouwen zelven, welke voor een geldsom haar schaamtegevoel verloochenen en zich tot een zoo algemeen geminacht bedrijf leenen, aan welke laatsten juist door velen 't allerminst, door de meesten in 't geheel niet gedacht wordt. In ieder geval was de strijd tusechen voor- en tegenstanders niet weinig harts tochtelijk. Argumenten aan den Bijbel, aan de zedeleer of de welvoegelijkheid ontleend werden beantwoord met citaten uit Hamérling, Vosmaer en Eckstein, die echter op hunne beurt weer krach teloos werden gemaakt door woorden van de oude zedemeesters, met koning Salomo, vader Cats en van Alphen aan het hoofd. Het felst ontbrandde natuurlek de strijd in het Genootschap zelf, waar twee vergaderingen aan de behandeling der kwestie gewijd werden, Hoe belangryk het moge zy'n, de argumenten van verschillende schilderachtige en teekenkundige leden van Kwnstliefde te toetsen aan elders ge vestigde begrippen, vooral met 't oog op de hiei^ bestaande prima kwaliteit zedelijkheid, de ons toegestane ruimte is daarvoor thans te beperkt. Genoeg zühet te vermelden, dat het bestaande art. 4 van het Keglement voor de Teekenzaal de directeur enz. zorgt voor de welvoegelijkheid der standen en gedoogt geen stellingen, die aan leiding kunnen geven tot kwesting van het zedelijk gevoel", als moraliteitswapen bhjkbaar door velen nog niet krachtig genoeg wwerd geacht; althans het naakte vrouwenmodel werd afgeschaft! De leden zullen zooveel ongekleede mannen mogen blijven uitteekenen als zij willen, maar geen dito vrouwenmodel zal ooit meer den drempel van de Teekenzaal overschrijden. Dat die modellen, onder welke voortaan hier werkeloosheid zal heerschen, dit wel bedenken, en niet meenen dat Apollo's tempel altijd voor de uitoefening van zijn vak bestemd blijft; de kuischheidswachters in den tem pel hebben het anders besloten. Dat het Genootschap Kwnstliefde naar aanlei ding van zijn besluit verscheidene telegrammen van gelukwensching ontving uit Abdera, Schilda, Krahwinkel, benevens felicitaties van de witte dassen en neepjesmutsen, is te begrijpen. En te recht! Door dit besluit toch begint de dageraad door te blinken eener piksplinternieuwe schilderschool, anders gezegd de school zonder vrouwen figuren, waarvan Preutsenbroek zich beroemen mag de veelbelovende bakermat te wezen. Waar zoo dikwerf geklaagd wordt over de te weinig oor spronkelijke uiting onzer moderne schilders, daar is 't vaderland geluk te wenschen met 't ontstaan dezer nieuwe richting, waaraan eene ultra-mo derne, door en door oorspronkelijke gedachte ten grondslag ligt. Laten de kunstacademies elders, waar de zede lijkheid van beneden Preutsenbroeksch peil staat. gerust voortgaan met 't afbeelden van eïn Eva, een Leda of een Susanna in de meest stuitende primitieve kleederdracht; wij zullen, kracht zoekend m ons isolement, nu 't vrouwenlichaam niet meer binnen 't gebied van Kunstliefde valt, onze schil derijen niet anders stoffeeren dan met vrouwen die de schorten van vijgeboombladeren" volgens de eischen des tijds verwisseld hebben tegen een ordentelijk japonnetje. De toekomst zal onpartijdig kunnen kiezen tusschen een ouwejjvetsche Eva en een product onzer Preutsenbroeksche school, volgens de regelen der kunst opgetuigd met tournure, corset Mad. Vertu en verdere op- en aanhangsels. Nu zijn er altijd en overal van die mopperaars, die als iemand a zegt, ook willen dat hij b en c zal zeggen. Zoo ook hier. In 't Museum van Kunstliefde hangt bv. onder No. 110 een land schap, waar een heele verzameling opgeschoten jongens en meisjes a l'instar des bains mixtes in Scheveningen uit zwemmen gaat. No. 120, de Tentatie van den heiligen Antonius, waar de arme man van uit een uitgeholden boomstam kijkt naar een juffrouw, welke vrij zomersch gekleed uit 't water opduikt. En dan No. 150 en 151, waar een vrouwmensch (in den catalogus met den wijdschen naam van Venus betiteld, doch wier facie iets Boterstraatachtigs vertoont) alles behalve comme il faut voor den dag komt. Nu verlangen de bovengenoemde mopperaars, niet begrijpende hoe die afbeeldingen tot verhooging van 't zedelijk bewustzijn kunnen strekken, die schilderijtjes met hun Tartuffiaanschen zakdoek bedekt te zien en verlangen zij dat 't Genootschap, 't welk het teekenen van zoo iets afschaft in zijn cursus, ook 't bekijken verbiedt. Maar maak het ieder eens naar den zin. Met de afschaffing van het vrÖ'uwenmodel heeft Kunstliefde in ieder ge val voor de zedelijkheid genoeg gedaan. Maakt men de opmerking, dat Preutsenbroek niet op 's lands kaart te vinden is, dan wil ik er pp wyzen, dat het verhaalde dezen winter toch in werkelijkheid is voorgevallen, In einem Stadtlein, dessen Namen Des Dichters Höflichkeit verschweigt. HEIS. AFSTAMMING VAN KONING WDLLEM DEN DERDE, KONINGIN VICTORIA EN KEIZER WILHELM VAN PRINS WILLEM DEN EERSTE. 1. Prins Willem I en Gravin Louise de Coligny. 2. Prins Frederik Hendrik en Gravin Amalia van Solms. 3. Prinses Albertisa Agnes en Graaf Willem Fre derik van Nassau. 4. Prins Hendrik Casimir en Prinses Amalia van Anhalt-Dessau. 5. Prins Jan Willem Friso en Prinses Maria Louise van Hessen-Cassel. 6. Prins Willem IV en Prinses Anna van Engeland. 7. Prins Willem V en Prinses Frederike Sophia Wilhelmine van Pruisen. 8. Koning Willem I en Prinses Frederike Louise Wilhelmine van Pruisen. 9. Koning Willem II en Grootvorstin Anna Paulowna van Rusland. 10. Koning Willem III en Prinses Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck. 11. Prinses Wilhelmina Helena Pauline Maria. 1. Prins Willem I en Prinses Charlotte van Bourbon. 2. Prinses Louiza Juliana en de Keurvorst van de Pfalz Frederik IV. 3. Keurvorst Frederik V van de Pfalz (Koning van Bohemen) en Elisabeth van Engeland. 4. Prinses Sophia en de Keurvorst van Hannover Ernst August. 5. Keurvorst George Lodewijk (sedert 1714 Koning George I van Groot Brittannië) en Prinses Sophia Dorothea van Lüneburg-Celle. 6. Koning George II van Engeland en Prinses Carolina van Ansbach. 7. Prins Frederik Lodewijk van Wales en Prinses Augusta van Saksen-Gotha. 8. Koning George III en Prinses Charlotte Sophia van Mecklenburg-Strelitz 9. Prins Edward (Hertog van Kent) en Victoria Maria van Saksen-Coburg. 10. Koningin Victoria. 1. Prins Willem I en Gravin Louise de Coligny. 2. Prins Frederik Hendrik en Gravin Amalia van Solms. 3. Prinses Louize Henriëtte en Keurvorst Friedrich Wilhelm van Brandenburg (de Groote Keurvorst). 4. Keurvorst Friedrich Hl (sedert 18 Januari 1701 Koning Friedrich van Pruisen) en Prinses Sophie Charlotte van Hannover. 5. Koning Friedrich Wilhelm I en Sophia Do rothea van Hannover. 6. Prins August Wilhelm van Pruisen en Prinses Louise Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel. 7. Koning Friedrich Wilhelm II en Prinses Louise van Hessen-Darmstadt. 8. Koning Friedrich Wilhelm Hl en Prinses Louise van Mecklenburg-Strelitz. 9. Koning Wilhelm I (sedert 18 Januari 1871 Duitsch Keizer), gehuwd met Prinses Augusta van Saksen-Weimar. P. H. WITKAMP. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Het was een goede greep van het Nederlandsch Tooneel" om La Dame aux camélias" te geven, den dag na dat de gevierde Hodwig NiemannRaabe Frou-Frou" gespeeld had. Het aangrijpende drama van Alex. Dumas fils is wel niet over n kam te scheren met het Pariser Sittenbild" van Meilhac en Halévy: maar het heeft er toch genoeg verwantschap mee om tot eene vergelijking uit te lokken tusschon de rolvervulling van Mev. Frenkel en die van Mev. Niemann-Raabe. In het Grand Théatre zou men beter gedaan hebben het publiek eerst de Frou-Frou te laten zien en dan de Lorle (in Dorf und Stadt") van de Duitsche kunstenares. Men zou dan gezegd hebben: zij geeft de Frou-Frou met veel losheid in de eerste bedrijven en gaat wel in het tragische van de rol mee, waar de omstandigheden omslaan: maar ... maar.. . het is geen Parisienne. En een paar dagen later had men gezegd: A la bonne heure", nu is Mov. Niemann in haar element; juist, die boerenmeid in hare omgeving, later ondanks zich-zelve tot Professorin gemaakt, dat is uitmuntend; dat is begrepen; dat is haast volmaakt. Nu, helaas, heeft mon, de voorstelling van Frou-Frou bijwonende, niet anders kunnen doen, dan bij herhaling te mompelen, dat is het glas, waar wij gisteren de Lorle uit gedronken hebben. Hutspot met uyen is een smakelijk ge recht; maar als gij eene herinnering van den smaak aantreft, in de chokolade, die met den pollepel van gisteren is omgeroerd, dap wenscht ge bijna den hutspot naar den drommel. Wat bij Mevrouw Niemann wel aangewende. overdachte, ingestudeerde kracht scheen in Dorf und Stadt", blijkt nu een natuurlijk aanwensel te zijn. De gebaren, tle intonaties, de bewegingen der polsen, vingers en gelaatspieren van de Duit sche boerenmeid vonden wij in Gilberte, de dochter van den ouden gommeux Brigard. als twee drop pelen water te-rug. Het is een bedenkelijk ding een fransche mo derne komedie en dan nog wel eene als FrouFrou" op den duitschen landaard te enten. Toch kan ik het niet veroordeelen. De Italianen zeg gen, dat de vertalers verraders zijn; maar dat gaat dan ook, in minder of meerdere mate, voor alle vertalingen door. De luchthartige, lichtzinnige, pretKevende, gevoelige, nederige, haar plicht niet voorbedachtelijk verzakende,maar hoogst onbedachtzame onvoorzichtige en behoefte aan teêrheid hebbende, Gilberte is dermate een Fransch charakter, dat eene Duitsche, die daarvoor spelen wil, wel voor twee derden geheel buiten haar natuur heeft te treden, om het er eenigszins goed af te brengen. Dit heeft Mevr. Niemann-Raabe geheel verzuimd. Geen bekoorlijke duitsche lachjens kunnen dat aan vullen, en geen hartstochtelijke opgewondenheid, geen luide, ja raauwe kreeten kunnen goedmaken, wat er aan het fransche sentiment, het hartver scheurend lijden, de klachten der verslagenheid, en het weenend berouw der boetende echtgenoot ontbreekt Daar waren van onze eerste hollandsche aktrices bij de voorstelling tegenwoordig: maar zij hebben hier al heel weinig van over te nemen en mee te dragen gehad. Het stuk is bekend: er komen fraaye groepen in voor, die met kennis en smaak in elkander gezet zijn. Alles heeft zijn reden in dit drama: dat Briffard, de vader, geen ernstig man is, dat Gilberte eer zij valt reeds vier jaar getrouwd is (zij kon anders geen kind hebben, dat als faktor optrad), dat de minnaar de Graaf Paul de Valreas een moeder heeft, die niet ten tooneele verschijnt, het temperend echtpaar Baron en Barones de Cambri, zelfs de weinig beteekenende kamenier Pauline, alles is met wijsheid gekoncipiëerd en geschikt; en goed gespeeld, is het stuk zeer aan doenlijk in zijn verloop. Voet voor voet voelt men. dat de goede Gilberte haar ondergang te-gemoetgaat, zonder in de strikken van een booswicht te vallen. De Heer Timm heeft met goed begrip en waar digheid de rol van den echtgenoot Henry de Sartorys gespeeld; de Heer Harden had wel eenige meer der hartstocht en, in het vierde Bedrijf, wat tederheid aan den dag mogen leggen. Mevr. Pfund-Kühnau heeft haren glimlach wel wat frequent aangebracht en het Maria Stuart berrettjen was niet met veel smaak gekozen. Daaren tegen waren de kostumen van Mev. Niemann uitmuntend. Fraulein Ziegler, de verstandige zuster van Gilberte, was koud en stijf. De rol van Briffard was weinig geschikt om door den verdienstelijken Heer Saalborn vervuld te worden Geve Mevr. Mernann ons spoedig iets, dat den indruk van deze Itrou-Frou wochneme ; late zij hiervoor de zorg niet over aan eene der artiesten van het Nederlandsch Tooneel". 16 Feb. 87. A. TH. SULLIVAN'S NIEUWSTE OPERA. Terwijl de Mikado zijne triomfantelijke rond reis door de wereld maakt, en H. M. Pinafore nog steeds in de provinciesteden van Engeland opgevoerd wordt, heeft de componist Sir C. Sullivan met behulp van zijn vroegeren librettist, den dichter Gilbert en zijn gewonen tooneeldirecteur d'Oyley Carte, weder een succes behaald. De nieuwe operette, in Savoy Théatre te LonI den opgevoerd, heet Ruddygore or the witches j Curse. Eerst was, om zoo lang mogelijk do pro cédés der Amerikaanscbe letterdieven te ontgaan, de titel en het tijdvak verkeerd opgegeven. De operette zou Egyptisch zijn, zooals de Mikado Japansch was geweest; inderdaad speelt echter het stuk in Engeland in het begin dezer eeuw. De intrige is de volgende : In het begin dezer eeuw woonde op het kasteel Ruddygore de ba ronet Sir Despard Murgatroyd of Ruddygore, een zwaarmoedig man, onder den vloek zijner voor vaderen gedrukt gaande. lederen dag moot hij eene misdaad begaan, en zoekt dat dan door eene weldaad weer goed te maken. Zoo stal hij eer gisteren een zuigeling en bouwde ten zoon een weeshuis; gisteren beroofde hij een bank en on dersteunde met het geld een bisdom ; van daag moet hij de schoone Rose Maybud (Meiknopje) schaken, maar neemt zich voor, eene kerk daar voor te stichten. Als hij deze misdaden nalaat, dan treden zijne booze voorvaderen uit hunne lijsten in de ridderzaal, en bedreigen hem mot helsche smarten. Juist maakt hij zich gereed tot do schaking van de schoone Rose, als hij in haren landelijken minnaar zijn ouderen broeder Sir Ruthven ontdekt, dien hij dood waande, en die zich als boer, onder den naam Robin Oakapple, aan den titel on den vloek der baronnen onttrekt, Ruthvcn's vriend, een vroolijke snaak, Richard Dauntless, (Richard Onversaagd) verraadt zorgeloos het ge heim, en verlost daarmede Sir Despard van don vloek. Sir Despard klaagt terstond zijn broeder aan van verduistering der erfenis in omgekeerdcn zin, dwingt hem, het baronetschap en de verplich ting tot do misdaden over te nemen en engageert zich terstond met Mad Margaret (Dolle Margriet); de mooie Rose Maybud intusschen laat haren minnaar, die van den onschuldigen Robin Eikap pel de boosaardige baronet geworden is, in den steek, en ziet naar den vroolijken Richard Onver saagd uit. Vergeefs tracht nu de nieuwe baronet zijn nieuw misdadigersberocp te vervullen. Plij kan niets ergors bedenken, dan de vervalsching van zijn eigen testament en het onterven van een zoon, dien hij nog niet heeft. Dit is niet voldoende; de voorvaderen komen woedend uit hun lijsten in de slotgalerij en willen hem vermoorden. De baronet zoekt zich door gezond verstand en logica te redden ; hiertegen blijken de geesten niet bestand. Ik heb een idee", zegt hij. Een baronet van Ruddygore kan alleen sterven, wanneer hij weigert dagelijks een misdaad te begaan!" Zeker", antwoordt Sir Robert Ruddygore, de 21sto baro net. Dus eens geene misdaad begaan staat gelijk met zelfmoord!" Zeker!" Maar eenzelf moord is ook eene misdaad; dus gij hadt geen van allen kunnen sterven!" Dat is duidelijk. Wij leven dus eigenlijk allemaal nog?" Natuur lijk !" De oplossing is geen coup de théntre, maar men is er mede tevreden Eindelijk klinkt het bruidskoor, voor al de paren, Hail ilie Bridegroom, Hail the liride! en het geheel sluit met een dans. De operette is even rijk gemonteerd als de vorigen; de muziek is zeer levendig en verraadt i nauwkeurige studio van Oud-Engelscho madri galen en ballades. De tekst wemelt van zoogenoemde Gilbortiaden, komisch werkende rijmen ! van drie syllaben. Veel effect maakte het tooneel. : toen alles donker werd en de voorvaderen hun i lijsten verlieten, terwijl de componist Sir C. Sul| livan de maat sloeg met een dirigeerstok, waarI van de punt electrisch verlicht was. HET NIEUWE PLANTAGE-PANORAMA. Na dat wij geruimen tijd het tafereel uit de belegering van Haarlem, als panorama behandeld, hebben kunnen zien en bewonderen, heeft het Bestuur der Zaal voor afwisseling gezorgd en de Verwoesting van Pompeji" uit Kopenhagen ont boden. De diameter van dezen cylinder is twee meter korter dan die van 't Beleg van Haarlem; zoo dat dit Zuid-Europeesch tafereel binnen het nog aanwezige Hollandsche, met groot gemak een plaats heeft kunnen vinden. Pompeji geniet zekere populariteit. Minder om de gebouwen, die men uit de gegevens der opge graven fundeeringen met vrij groote juistheid althands in plan heeft kunnen brengen, dan wel om de muurschilderingen, verdient deze romeiusche stad uit de eerste eeuw onzer tydrekening, ome bizondere belangstelling. Met veel waarschijnlijkheid geven de woningwanden van Pompeji ons een blik in de gr.-romeinsche schilderkunst van het overgangstijdperk en een paar eeuwen vroeger. Maar ook wat het Panorama ons te zien geeft, de bouwwerken van buiten, is hoogst merkwaardig. Het Panorama", zegt de toelichting, is geschilderd naar de teekeningen van een Fransch architect, Bodin, die ze bewerkte ter beantwoording eener prijsvraag, waarvoor hij met goud bekroond werd. Het ver toont Pompeji op het oogenblik, dat de uitbar sting begint en de bevolking, door schrik ontzet, van alle kanten naar de kust vlucht." Men wijst u de groepen van Christenen aan, die in dien schouwburg voor de dieren geworpen, aan deze ontzettende gebeurtenis hunne redding te danken, hadden en hiervoor dan ook hunne handen ten hemel heffen. In het jaar 63 na Chr. was Pompeji bijna ge heel door een aardbeving verwoest, toen het, spoe dig herbouwd, den 25n Aug. van het jaar 89 de prooi werd van een andere ramp. Plotseling sloe gen de vlammen uit den Vesuvius en de vulkaan wierp zulke massaas asch uit, dat de lucht tot Athene en ^Egypte verduisterd werd. Deze asch, vermengd met een regen van kokend water en gloeyende steenen, begroef Pompeji in korten tijd onder een slijklaag van 6 a 7 meter, terwijl een stroom gloeyende lava, die naar de andere zijde van den vulkaan heenvloeide, zich langzaam over de steden Herkulanum, Opolenta en Resina uitstrekte, en deze vulde, gelijk gesmolten metaal de holten van een vorm vult." Toen deze lava koud werd, werd zij hard als graniet en daardoor zijn deze steden overdekt met eene ondoordring bare laag asch en lava van 20 meter dikte. Door de hoogere ligging bleef Pompeji van de lava bevrijd. Het schijnt, dat de bevolking grooteudeels tijd tot ontvluchten gehad heeft: want van de 40.000 bewoners zijn tot heden maar 800 geraam ten gevonden. Vooral uit een arehseologiesch oogpunt is dit Panorama zeer bezienswaardig. De stad wordt voor onze oogen opengelegd: de blaauwe golf van Napels kontrebalanceert fraai den toornigen vul kaan, de roerloze huizen, en de vluchtende menschen. Voor hetgeen de Heeren van der Waay en Witkamp ter aanvoering dezer levendige stoffaadje gedaan hebben zijn wij dit talentvol vriendenpaar veel dank schuldig. Hot panorama zelf toch, de stad enz. is wat mat van toon, wellicht een gevolg van den wensch om den onschilderbaren aschrcgen uit te drukken. Naar wij ver nemen is toch ook hier het effekt door de kunst vaardige hand onzer langonoten nog vrij wat verhoogd. 16 Feb. 87. A Th. DE KUNSTENAARS CONTRA DEN REUZENTOREN. Eeno zaak van echt Parijsche belangrijkheid is het Fransch publiek van de bezorgdheid omtrent den oorlog komen afleiden. Het gold de kunst, het gold Parijs, het gold de tentoonstelling; een aantal van do meest bekende namen waren in de zaak betrokken ; er is met warmte gestreden en met geest beantwoord; de belachelijkheid ontbrak niet; een meer geschikt onderwerp voor de bab belaars op den boulevard was niet te vinden. De reuzontorcn van Eift'el zal, naar het plan, verleden jaar door de Kamer aangenomen, na de tentoonstelling van 1889 nog twintig jaren blijven staan, opdat de kosten van den bouw te beter kunnen goedgemaakt worden. Nu is bij den heer Alphand, directeur vau de tentoonstcllings-werken, het volgende protest ingekomen: Mijnheer en waarde landgenoot! Wij, schrijvers, schilders, beeldhouwers, bouw meesters, allen hartstochtelijk de tot heden onge schonden schoonheid van Parijs beminnend, komen met al onze kracht, met al onze verontwaardiging, uit naam van den miskenden Franschen smaak, uit naam van de bedreigde Fransche kunst en geschiedenis protesteeren tegen de oprichting in het hart onzer hoofdstad, van den nutteloozen en monsterachtigen toren van Eiffel, dien de spotlust van het publiek, dikwijls gestempeld door gezond verstand en billijkheid, reeds met den naam van toren van Kabel" heeft gedoopt. Zonder in de overdrijving van hot chauvinisme te vervallen, hebben wij het recht luide te verklaren, dat Parijs do schoonste stad ter wereld is. Boven zijne straten, zijne breede boulevards, langs zijn wonderschoone kaden, te midden zij ne heerlijke wandelplaatsen, verrijzen de edelste monumenten, die do menschelijke geest heeft voortgebracht. De ziel van Frankrijk, die al die meesterwerken geschapen heeft, glanst te midden van dien grootschen steenen bloemhof. Italië, Duitschland, Vlaanderen, zoo terecht trotsch op hun artistiek erfgoed, bezitten niets wat met het onze te vergelijken is en van alle hoeken der wereld lokt Parijs de nicuwgierigen en de bewon deraars. Zullen wij dan dat alles laten ontwijden ? Zal de stad Parijs zich dan nog langer aansluiten bij de baroke, koopmansachtige uitvindsels van een machinefabrikant, om onherstelbaar leelijk en onteerd te worden? Want de toren van Eiffel, voor welke het handelend Amerika geen plaats zou willen inruimen, is, twijfel er niet aan, de schande van Parijs. Ieder gevoelt het, ieder zegt het, ieder bedroeft er zich ten diepste over; en wij-zijn slechts een flauwe echo van de algemeene opinie, die terecht ontroerd is. Wanneer dan de vreemdelingen onze tentoonstelling komen zien, zullen zij verwonderd uitroepen: Wat! dit af schuwelijk voorwerp hebben de Franschen uitge vonden om ons eon denkbeeld te geven van hun hooggeroemdea smaak?1' En zij zullen gelijk heb ben, als zij ons bespotten, want het Parijs der verheven Gothieken, het Parijs van Jean Goujon en Germain Pilon, van Rude, Barye, enz. zal het Parijs van Mijnheer Eiffel geworden zyn. Om zich rekenschap te geven van wat wy be weren, zal het trouwens voldoende zyn, zich een oogenblik dien toren van duizelingwekkende be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl