Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 505.
hunner aanvallers; wie weet van welke af
grijselijke tooneelen men getuige ware geweest ?
Poen het gewichtigste feit heeft thans
>plaats: de politie wendt zich niet
tegen de aangevallenen, om de
bende te verjagen, maar v er Be
nig t zich met hen en valt de b
eW o n er s a au.
Dit is inderdaad bijkans ongelooflijk: noch
tans is het door onwraakbare getuigen ge
staafd.
Toen het rapport over de Juli-onlusten
' verscheen, waarin betoogd werd dat aan de
politie geen enkele fout kon worden toege
schreven; een betoog dat later verschillende
malen is herhaald, heeft menigeen het hoofd
geschud. Men twijfelde; men wantrouwde
al die verzekeringen van volmaaktheid. Edoch,
de zaak was geschied; en daar 't inderdaad
gevaarlijk is, den eerbied voor 't gezag te
verminderen door zijn beleid in twijfel te
trekken, heeft men berust.
Dat berusten moet evenwel binnen zekere
* grenzen kunnen blijven. En waar, als in
aeze week, een zoo afdoend bewijs werd ge
geven van volslagen gebrek aan tucht en
leiding, is het plicht daarop te wijzen; ware
het Alleen omdat zoo mogelijk de schijn moet
worden weggenomen, alsof de politie gemeene
zaak met de bende aanvallers had gemaakt.
In,het rapport over de Juli-onlusten werd
?- als oorzaak aangegeven de voortdurende
op' faling van de zijde der socialisten. Men kan
de vraag stellen of dit wel van een breede
.' opvatting getuigt. De vatbaarheid voor
opruüng toch moet aanwezig zijn. En de
oorzaken die de Amsterdamsche burgerij zoo
onrustig maken, zoo vatbaar om bij elke
ge. legenheid ongeregeldheden te plegen, die
oorzaken liggen veel dieper. De geringe eer
bied voor 't gezag; de lust tot uitspattingen;
het weinig of niet ontwikkelde gemeenschaps
gevoel, dit alles kan niet met dien
dooddoender, »het socialisme", worden verklaard.
Daarvoor zijn historische oorzaken, die zich niet
tot den kring onzer gemeente beperken. Maar
wel in 't bijzonder aan deze gemeente eigen
is de organisatie der politie, ??die volgens
verklaringen van hoogerhand niets te
wenschen overlaat. Hoe het gebeurde met die
verklaringen te rijmen-^Mt, is een raadsel.
Dat agenten, die van de socialisten veel te
verduren en te lijden hebben gehad, zich
een oogenblik kunnen vergeten en tegen hen
optreden, die zij moeten verdedigen, het
is uit een psychologisch oogpunt verklaar
baar, maar het is voor 't gezag vernietigend.
Daar moet een leiding zijn, die zoo iets
voorkomt.
Ook het gehalte van het politiecorps moet
verbeterd worden. Het eenige afdoende mid
del, tractements-verhooging, is steeds tegen
gegaan. .Nog bij de jongste
begrootingsdiscussiën is daartegen aangevoerd, dat men
rekening moet houden met de tractem enten
van de andere beambten der gemeente. Doch
inen verliest uit het oog, dat het ambt van
politieagent in vele opzichten zoo zwaar en
zoo moeielijk te vervullen is, dat een beloo
ning van tien tot twaalf gulden in de week,
geheel buiten verhouding is tot de eischen
die men stellen kan en mag. Een goed
politiecorps is goud waard ; een onvoldoend
corps, onder onvoldoende leiding, berokkent
lijk en gezond was opgevoed als Wildzang,
die, wanneer zij samen kattekwaad uitvoer
den, het toch warempel niet helpen kon, dat
zjjn vriendje niet net als hij, straffeloos een
nat pak kon oploopen, een koppige ezel in
toom houden en in den draaimolen zitten, of
het geluid van klappers niet verdragen en
geen papieren sigaren rooken kon.
Niet dat er ooit de geringste onaangenaam
heden tusschen beide dames voorvielen; het
leek er zelfs niet naar, behalve n keer, toen
Tony zoo duizelig was geworden omdat hij
v Bucephalus in den draaimolen had bestegen.
Mevrouw Johnson had juffrouw Jessamine
uitgelegd, dat de reden, waardoor Tony zoo
gauw van streek raakte, in de buitengewone
gevoeligheid van zijn zenuwgestel zat, zooals
dei docter haar had verteld «Vervelend schaap!"
Dit althans verstond mevrouw Johnson, maar
het kwam uit, dat juffmiw Jessamine haar
toen alleen «levertraan" had willen aanraden,
wat iets heel anders was en eene lekkernij
waar Tony niet erg op was gesteld.
Het was bij gelegenheid van de kermis dat
Tony ziek werd van het paardrijden. Een
maal per jaar werd het Ganzengroen het
tooneel van een carneval. Om te beginnen kwa
men dagen en nachten te voren, wagens met
troepen er op aanrollen. Wildzang kon ze
hooren als hij in bed lag en kon haast niet
slapen, zoo was zijn hoofd vervuld van gis
singen, welke kramen en draaimolens het
zouden zijn, die hij den volgenden morgen al
kant en klaar zou opgesteld vinden, als hij
na het ontbijt met zijn hond Vuurvreter uit
ging. Het spreekt van zelf. dat hij zelden
zoo lang op tijding _van de kermis behoefde
te wachten. De brieven besteller kende het
raam, waar Wildzang gewoonlijk zijn blonden
krullebol doorstak en was klaar met zijn
. verslag.
»t Koninklijk Theater, Wildzang, op zijn
OTide plaats, maar pas een beetje op de ban
ken, jongeheer, ze zijn wrakker dan ooit.
Twee koekkramen en een zeemeermin onder
den Eikenboom, en de Turksche Schop komt
daar juist in de verte aan."
_Dat Tony het in den draaimolen zoo spoe
dig te kwaad kreeg, kwam ongetwijfeld
omdirect, maar vooral indirect, onnoemelijk veel
schade.
Ten slotte zijn hier enkele aanhalingen
op hare plaats, uit het rapport, door het
Hoofd der Politie omtrent de Juli-onlusten
uitgebracht.
»Door een en ander bestond genoegzame
«zekerheid, dat verrassingen nimmer konden
»plaats hebben, en te allen tijde een voldoende
»politiemacht binnen een minimum van tijd
»op ieder punt der stad kon worden
gecon«centreerd, terwijl de leiding steeds in ne
»hand kon blijven berusten."....
»Het behoeft geen betoog, dat onder de
«voorgeschreven en stipt gehandhaafde
waak«zaamheid vrees voor overrompeling van het
»gezag niet behoefde te bestaan Verrast
kon de Politie echter niet worden, omdat
zij toen, evenals steeds en ook iiu
nog, op elke gebeurtenis was en is
voorbereid.''
En het rapport eindigt aldus:
»Ik heb althans gegronde reden om te
«vermoeden, dat het gebeurde bij voortduring
»den meest mogelijken afschrik van
weer»spannigheid tegen het wettig gezag zal
ge»ven aan hen die, overigens rustige burgers
«zijnde, soms tot groote uitspattingen zouden
«kunnen vervallen of ze onbewust en zonder
«bedoeling in de hand zouden kunnen werken.
«Mocht dit echter onverhoopt niet het geval
«zijn of blijven, dan zal ook in de toekomst
«de overheid haar plicht weten te volbrengen
«en de orde handhaven, zonder welke de
vrij«heid en het welzijn der ingezetenen niet
«bestaanbaar is."
Dit zijn gulden woorden. Zoo ooit, dan
dunkt ons thans de gelegenheid daar voor een
der leden van den Gemeenteraad, om aan
het Dagelijkseh Bestuur de vraag te stellen,
in hoever aan de theoretische beschouwingen
van dit d.d. 11 Januari 1887 uitgebracht
rapport, nog geen anderhalve maand daarna,
practische uitvoering is gegeven. D. M.
(1) Naar wij vernemen wordt een justitieel en
administratief onderzoek ingesteld. RED.
Van over de Grenzen.
De heer Von Bismarck heeft bij de stem
bus eene schitterende overwinning behaald,
en op nieuw bewezen, dat hij de Duitschers
beter kent, dan iemands anders. De onge
hoorde pressie, door de Regeering uitgeoefend,
heeft hare werking niet gemist. De stemming
geleek veel op een plebisciet in de laatste
dagen van het Fransche Keizerrijk, en drukt
waarschijnlijk den wensch en de gezindheid
van het volk even nauwkeurig, of?beter ge
zegd even onnauwkeurig uit. «Cijfers liegen
niet"?zal men wellicht opmerken; »het is
niet te ontkennen, dat de Duitsch vrijzin
nige partij van haar 67 mandaten er 40
heeft verloren, dat de Volkspartij uit _den
Rijksdag is verdwenen; dat de
sociaaldemocraten in plaats van hun 25-tal afge
vaardigden, zooals algemeen werd verwacht,
met een nieuw dozijn te zien vermeerderen,
allerwaarschijnlijkst over slechts 15 zetels zal
kunnen beschikken; dat eindelijk zelfs het
Centrum verzwakt uit den strijd te voorschijn
komt."
Ontegenzeggelijk valt op de juistheid dezer
feiten niets af' te dingen. Maar hare
beteedat hij het in de Turksche schop reeds zoo
benauwd had gehad. Hij had alleen Bucepha
lus bestegen (een gevlekteii, zonder staart) om
dat Wildzang er hem toe had aangezet, en
hem de vernuftig uitgedachte^ hoop had voor
gespiegeld, dat de ronddraaiende beweging
hoogst waarschijnlijk het op en neergaand
gevoel genezen zou. Dat gebeurde echter niet
en toen hij pas eenmaal rond was geweest,
duikelde Tony van zijn ros.
Wildzang zelf was niet geheel en al vrij
van draaierigheid, maar eenmaal op den rug
van den Zwarten Prins gezeten, bleef hij in
den zadel zooals het een ruiter betaamt. Toen
hij de eerste maal rond ging, wuifde hij met
zijn hoed, en deed eenigzins verdrietig de
ontdekking, dat de Zwarte Prins sedert de
laatste kermis een oor was kwijt geraakt; bij
de tweede keer zag hij min of meer bleek, maar
bleef' rechtop, hoewel in een omioodig stijve
houding zitten ; bij den derden keer kneep
hij zijn oogen dicht. In den vierden viel zijn
hoed af en omklemde hij den nek van zijn
paard. Gedurende den vijfden hield hij zijn
blond hoofd, stevig tegen de manen van den
Zwarten Prins gedrukt, en hield zich op deze
wyze_ in de stijgbeugels totdat de paarden
stilhielden, waarna de eigenaar hem behulp
zaam was in het afstijgen en hij wel een
beetje haastig ging zitten met de woorden:
»dat het dol prettig was geweest."
Zopdra de eerste kermistroep pp het Groen
zijn intrede hield, maakte de grijze gans dat
zij wegkwam, en keerde niet terug voor dat
er niet anders dan voetstappen en
mosselschelpen van de kermis waren overgebleven.
Wegloopen was haar geliefkoosde leer; de
eenige manier, volgens haar beweren, waarop
men lang en rustig kan leven en niets te
verliezen heeft. Als ge weg loopt voor het
gevaar, kunt ge weer terugkomen zoodra het
geweken is. Loop hard weg, keer langzaam
terug, draag het hoofd fier omhoog en snater
zoo hard ge kunt, dan zult ge tot in hoogen
ouderdom de achting van het Ganzengroen
genieten.
(Wordt vervolgd.)
kenis doet zich voor in "een gansch ander
licht, wanneer men de omstandigheden na
gaat, onder welke de verkiezingen hebben
plaats gehad.
In de eerste plaats maakt de uiterst gebrek
kige, door de regeering sedert yijftieiT-jaren
hardnekkig gehandhaafde indeeling der kies
districten een zuiver resultaat onmogelijk. In
plaats van 397 leden, moest de Duitsche Rijks
dag e? 468 hebben. De aanwas der bevolking,
die zich vooral ki de groote steden heeft doen
gevoelen, heeft op de samenstelling van de
vertegenwoordiging geenerlei invloed gehad.
Hierdoor alleen is het te verklaren, dat de soci
aal-democraten, ofschoon de op hun
candidaten uitgebrachte stemmen van 600,000 tot een
millioeii zijn gestegen, en dus met 66 percent
zijn vermeerderd, toch het aantal hunner
afgSvaardigden met 40 percent moeten zien ver
minderd.
In de tweede plaats is de herinnering der
groote daden, in de jaren 1806 eu 1870?71
door het Duitsche leger volbracht, zoo leven
dig gebleven, dat de onfeilbaarheid van een.
man als veldmaarschalk Moltke bijna
tot een geloofsartikel is geworden, en hem
ontslaat van de verplichting om voor zijne
beweringen eenig bewijs aan te voeren. Wan
neer Moltke, nadat de vorige Rijksdag het
gansche door hem noodig geoordeelde aantal
manschappen heeft toegestaan, de orakel
spreuk verkodnigt: »het triennaat is de oor
log ; het septennaat is de vrede," dan gelooft
men hem, ook zonder hem te begrijpen. En
wanneer dan een lid der linkerzijde het waagt
op te merken, dat zulk eene bewering onzin is,
dan roept men hem verontwaardigd toe: «Wilt
Qij het beter weten dan onze groote veld
heer?" En het »weg met den landverrader!"
wordt de leuze van-hen die, wellicht zonder
het zelf te weten, in de meening vau aan de
nationale zaak bevorderlijk te zijn, de kracht
der reactie vermeerderen.
Het septennaat komt; maar dit is op het
oogenblik eene zaak van ondergeschikt be
ling. De groote quaestie is: wat zal de regee
ring doen met hare meerderheid van pi. m. 235
leden ?
*
* *
ledere dag heeft genoeg aan .zijn eigen
kwaad. Het zal later moeten blijken, of de
Duitschers inderdaad met een alcohol- en een
tabaksmonopolie zullen worden gezegend, en
of de nieuwe meerderheid van heele en halve
conservatieven den heer Von Bismarck zal
willen helpen in het beperken en verkorten
der tegenwoordige bij de grondwet verzekerde
rechten en vrijheden. Wat Europa wenscht
te Aveten is, of' het gevaar voor een oorlog,
nu de heer Von Bismarck de Duitsche libe
ralen machteloos heeft gemaakt, is afgewend
of verminderd. Op die vraag luidt het ant
woord alles behalve gunstig'.
Terwijl in Duitschland de verkiezings
campagne met ongekende verbittering werd
gevoerd, heeft d# Russische staatkunde in
alle stilte eene volledige volte, face gemaakt.
Het nieuwe standpunt, waarop men zich te
St. Petersburg heeft geplaatst, is door de
artikelen in Katkpff's Wjedomosti, in de
Ween er Politisélie Correspondent; en in den
Brusselschen Nord volkomen toegelicht.
Rusland zoo vernemen wij kan zich
door eene toenadering tot Duitschland slechts
verzwakken, omdat het daardoor Frankrijk
in de handen van den heer Von Bismarck
zou overleveren en in de Oostersche quaestie
concessiën aan Oostenrijk zou moeten doen.
Daarenboven heeft men te St. Petersburg niet
vergeten, dat de in 1870 aan Duitschland be
wezen diensten met ondank zijn beloond, en
dat het de heer Von Bismarck is geweest, die
Rusland belet heeft de vruchten te plukken
van den kostbaren en Moedigen oorlog tegen
Turkije. Eene rechtstreeksche alliantie met
Frankrijk zou echter op dit oogenblik voor
Rusland niet gewcnscht zijn; zij zou on
middellijk een algemeenen Europeeschen
oorlog doen uitbreken, en dit verlangt het
Russische volk niet. Rushind moet daarom
vpprloopig de onbekende in het vraagstuk
blijven; het moet zich ook in de Bulgaarsche
quaestie niet door onnoodige overhaasting
bloot geven. Het kan wachten. Maar het
moet zijne maatregelen nemen om, indien een
conflict tusschen Duitschland en
Frankrijkuitbreekt, ten allen tijde met een »tot hiertoe
en niet verder" tusschen beiden te kunnen
komen en de rol van scheidsrechter op liet
beslissend oogenblik te kunnen spelen. Het
zal dan tegenover Duitschland doen, wat dit
laatste in 1878 tegenover Rusland heeft ge
daan. Even als toen het congres te Berlijn
eene streep heeft gehaald door het traktaat
van San Stefano, zouden dan de voorwaarden
voor een nieuwen Frankforter vrede uit
St.- Petersburg worden voorgeschreven.
Heeft men hier te doen met eene aanmoe
diging van Frankrijk om een oorlog te be
ginnen, waarvan de ernstigste gevolgen door
eene machtige hand zullen worden afgewend?
Of moet men denken aan eene bedreiging
die alleen dienen moet om Duitschland te
dwingen, den czar in het Balkanschiereiland
geheel de vrije hand te laten, desnoods met
opoffering van den Oostenrijkschen bondge
noot ? In het eerste geval zal de houding
van Duitschland tegenover Frankrijk, zoo de
heer Von Bismarck werkelijk een conflict wil
vermijden, volkomen moeten veranderen. En
in het tweede geval doet zich de verontrus
tende vraag voor, wat de heer Von Bismarck,
die misschien een eerlijk makelaar is,maar zeker
niet van alle provisie afziet, zal vragen in
ruil voor de alliantie met Oostenrijk en voor
de concessiën in de Oostersche quaestie.
De onzekerheid van den tegenwpordigen
politieken toestand, wordt grootelijks ver
meerderd door het voortduren der
ministrieele crisis in Italië. De heer Depretis, de
oude »Vos van Stradella" heeft moeten afzien
van de samenstelling van een ministerie, bij
welke hem het behoud van graaf Robilant als
Minister van Buitenlandsche Zaken als eenige
voorwaarde was gesteld. Maar die voorwaar
de beteekent, dat Italiëzal blijven samen
gaan met Duitschland en Oosterijk, en dat
het zal trachten, wellicht door
tusschenkomst van den heer Von Bismarck, die
den paus tot een der gewichtigste factoren
zijner politiek heeft gemaakt een modus
vwendi tusschen het Quirinaal en het Vatikaan
tot stand te brengen. Noch het eene, noch
het andere denkbeeld is in Italiëpopulair. De
froote moeielijkheid bestaat dus op het
oogenlik in het vinden eener combinatie van mi
nisters, die aan het nieuwe kabinet eene
meerderheid schenkt, groot genoeg om het
voor een spoedigen val te beveiligen, wanneer
het maatregelen neemt, die wellicht zeer ver
standig, maar stellig zeer impopulair zijn.
E. D. PlJZEL.
Uit het Haagje.
Wel, mijn waarde heer, wat zegt ge er nu
van ? Hebben wij, Hagenaars, ons niet
allerkranigst gehouden ? Gij ook met uw Amsterdammers
hebt u kapitaal gedragen, dat moet ik zeggen,
op den 19en dezer, den onvergetelijken dag, dien
de kroniek-schrijver met gouden en oranje letteren
zal noteeren, wil hij geen gevaar loopen, na zijn
dood nog, naar verdienste, te worden gestoenigd ?
En nu gaat ge in 't begin van April, als de
Koninklijke familie u haar jaarlijksch bezoek
komt brengen, 't nog eens dunnetjes. . . neen, dik
en dwars, overdoen V Bravo, bravissimo, brave,
Hollandsche kerels ! Geeft me de hand. Ik kom
op uw feest, zoo niet, dan ben ik dood. Een
betere reden voor mijn onverhoopte afwezigheid
kan ik niet geven.
Ge weet van ons feestvieren alles, want onze
kranten zijn er dagen achtereen vol van geweest.
Ge weet dus ook dat het schitterend feest voor
ons bijna in droevigen rouw was verkeerd. Wat
zit toch een ongeluk, ja, een nationale ramp, soms
in een klein hoekje! Do onhandigheid van een
jockey had bijna over het lot van een geheel ko
ninkrijk beslist. ??Ja, oen onhandigheid, anders
niets.
Al heeft onze Koningin zich voor den man in
do bres gesteld en dat is hoogst edelmoedig
en ridderlijk van onze geliefde Vorstin dit belet
echter niet dat hij of zijn hoofd verloren had, of
om een andere reden zijn jockeyplicht niet naar
behooren heeft vervuld. L>e paarden holden niet,
maar sloegen alleen een weinig door, toen de
rijder, in plaats van de, teugels aan te houden,
voorover boog om de stang van het paard te
grijpen. Welke bekwame ruiter doet dat V L)oor
dat voorover buigen verloor hij zijn evenwicht en.
buitelde uit het zaal. Voila! En toen gingen de
paarden door, hoewel mot op den hol. Een ho'lend
span is blind en loopt in gestrekte carrière liefst
recht vooruit, en als 't goed blind is goloopon,
zelfs tegen een muur. Zoover is 't, Goddank, niet
gekomen, maar had het kunnen komen, als 't
jonge, vurige paarden waren geweest, maar de
beesten waren sinds lang van don tand.
Men hoeft liet ongeval den dag zelf voor den
Koning verzwegen, daar Zijne Majesteit, het ver
nemende, zeer zeker niet zou hebben toegestaan
dat de Koningin weder uitreed, zooals ze nu
onmiddellijk deed toen er haastig een ander
rijtuig was ingespannen. Den volgenden dag,
toon de Koning het ongeluk vernam en hom.
voorgesteld werd de paarden te doon verkoopen,
daar ze nu niet meer vertrouwbaar waren, beval
hij terstond zo dood te schieten, omdat hij niet
wilde dat een ander aan 't zelfde gevaar KOU zijn
blootgesteld, als waaraan de Koningin zou geluk
kig was ontsnapt.
Ik behoef u niet te zeggen, welke
vreemdsoortio-e, nitoonloopcnde en onwaarschijnlijke verhalen
er over de zaak de ronde hebben gedaan en hoe
veel moedige heidon getracht hebben zich voor
redders der Koningin en de Prinses te doen door
gaan. Ik ken heeron, die toevallig iets van fcet
ongeval uit de verte bespeurd hebbende, terstond
naar hot paleis liepen om te weten hoo de zaak
was afgeloopen en die nu uit dit heldenfcit het
betoog trachten te trekken dat zij aanspraak mo
gen maken op do hoogste erkentelijkheid van ons
Vorstelijk Huis en de Nederlandsche natie. .*
Welnu, als die menschen zich daardoor geluk
kig gevoelen, que bien leur fasso!
Verder kan ik u, als mijn persoonlijk gevoelen
meedeelen, dat het Haagsche feest van don l'Jrt
schitterend is geslaagd. De kranten hebben er
niet te voel van gezegd en konden er uiot te
voel van zeggen. Ik wist niot or zooveel
vlaggodoek op do wereld was. Hoo drommel, zijn de
monsclien er aan gekomen? Ik heb geen huis
gezien of er stak oen driekleur of driekleurtje
inet oranje uit. Eu de geringe buurten waren 't
mooisto opgeschikt. Daar hadden de bewoners
zelf dagen achteroen gewerkt om hun straten
en huizen in feestdos te tooien. En dan de
oranjelinten en strikken op borst on hood! Nu, ze
mogen van den Haag niet zeggen, dat het minder
Oranje-gezind is dan vroeger. Maar ziet u, dat
alles zou zeker niet zoo gegaan zijn als we niet
zoo'n uitstekende feestcommissie hadden gehad.
Wat hebben die vijftig hoeren zich geweerd!
Wol-wel! Ik vroeg een hunner, zoo langs mijn
neus weg: Wel, hebt u't niet verbazend druk, als
lid dor Commissie ?" Merkwaardig en naïef was 't ant
woord: Wel ik heb er niets voor gedaan dan
mijn naam op de lijst gezet, die den Koning wordt
aangeboden." Hebt u ook soms het adres mede
geredigeerd?" vroeg ik leuk. Eerst wilde hij de
waarheid zeggen en Neen antwoorden, maar
's mans ijdelheid kwam boven en hij verklaarde
dat hij er een beetje aan mee geholpea had. Ik
maakte hem mijn compliment en voegde er bij,
dat ik het een meesterstuk van stijl vond, dat
evenals de Ilias, die aan Homerus wordt toege
schreven, onmogelijk het werk kan zyn van n
persoon, maar dat het van meer stylisten in
dat geval vijftig moest wezen. De man slikte
het koopje gaaf, wel een bewijs dat hij met oor
deel in de commissie gekozen ea er volkomea
op zijn plaats was.