Historisch Archief 1877-1940
r
No. 505
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ik ben zoo vrij, nu ik me, na het feest, aan
geen onbescheidenheid meer schuldig maak, zoo
als het Dagblad vóór'het leest verkoos te doen,
den woordeiyken inhoud hier te laten volgen. De
fraaiste zinsneden heb ik gecursiveerd om ze beter
in 't oog te doen vallen.
SIRE,
Het heugelijk feest, dat gansch Nederland op
dezen dag met vreugde vervult, wordt voorzeker
door de ingezetenen der Koninklijke Residentie
met groote dankbaarheid herdacht.
Die dankbaarheid aan den God, die Neêrland
en Oranje zoo nauw te saam verbond, wordt op
dezen feestdag by vernieuwing opgewekt, nu wi/j
mogen herdenken den zegen: dat God onzen zoo
Geliefden Koiing tot heil van zijn volk talrijke
jaren heeft gespaard.
Kwamen er, in de vervlogene jaren, dagen,
dat het Geliefde Oranjehuis zwaar werd beproefd,
groote vreugde was het voor ons gansene volk,
toen eene Princesse werd geboren, die in de toe
komst, onder Godes bescherming, het gezegende
Oranjehuis gal in stand houden.
Sire! Nog talrijke jaren moge het Uwe
Majesteit gegund zijn, aan de zijde van onze zoo
beminde Koniugin en in het bezit der jeugdige
Princesse in den zegen te blijven deelen, dien wij
allen met groote dankbaarheid genieten onder de
bescherming van onzen zoo geliefden Koning, die
geurisselijk zal kunnen begrepen dat het op dezen
dag eene behoefte is van de Ingezetenen der Ko
ninklijke Residentie om Uwe Majesteit een bewijs
aan te bieden van de ootmoedigste hulde, van
den innigsten dank en van de grootste vreugde,
die aller harten op dezen schoonen feestdag vervult.
Sire! Hef Oranje-boven, reeds eeuwen lang
de schoonste leuze van Neerlands volk, zal steeds
eene gevierde leuze blijven-; want Gij, o Koning,
hebt U eene eerezuil opgericht in het harte Uwer
onderdanen en het is daarom dat gansch Neder
land en niet het minst het Vorstelijk 's
Gravenhage, met diepe ontroering, de bede ten hemel
zendt:
Bewaar, o God! onzen Geliefden Koning tot
in lengte van dagen!"
Ik geloof niet, dat er ooit mooier proeven van
stijl geleverd zijn, tenminste in 't Hollandsch. Dat
herdenken" van een i'eest, dat men gaat vieren,
schittert vooral door ongeëvenaarde
oorspronkelykheid. Ook den zegen dat onze Koning zoo
lang werd gespaard herdenken" wij. Het even
tueel in stand houden" van het Oranjehuis door
eene Princesse, is een meesterlijke en hoogst
poëtische taalgreep van de Commissie, welke men
haar benijden moet. Het schoonste in het adres
is zeker wel de wensch, dat de Koning nog vele
jaren mag blijven deelen in den zegen van de
bescherming des Konings zelven. De eerezuil, die
de Koning in zijn hart" heeft opgericht, is een
monumentale stichting, wier ontdekking we de
Haagsche Feestcommissie van ganscher harte be
nijden.
We wachten steeds op de vijftig wei-verdiende
decoraties, die we reikhalzend tegemoet zien.
PASQUINO.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Thédtre: Hedwig Niemann-Raabe.
Sardous geestrijke dramatische afstraffing van
de echtscheiding, osder den titel Divorcons" in
'tFrahsch en Cyprienne" in andere talen gege
ven, is in het Gastspiel van Mevr.
MemannRaabe, met goeden uitslag opgenomen geweest.
De hoofdrol in dit fransche stuk blijkt meer aan
het talent van Frau Uedwig geëvenredigd te zijn
dan Frou-Frou. Het moi'ose, ongeduldige, goed
hartige, scherpe, onnoozele en lieftallige in Cy
prienne heelt zij ons met veel talent geschilderd.
Zij behield zelfs' zoo veel aantrekkelijks in hot
geheelo beeld, dat men zich haast niet kon voor
stellen, hoe zulk een vrouw op dezen Adhémar
min of meer verliefd had kunnen worden. Nu
moet men bekennen, dat do Heer Saalborn wol
te oud is voor die rol van wiai's-poppegek. (Onder
zijn blonde pruik, was bovendien zijn eigen hoofd
haar zichtbaar.) SchuJze zo A van Adhémar wat
anders gemaakt hebben!
Ook de Heer L'Hamé, als man van Cyprienne,
was niet bizonder op zijn plaats. Fransche aktours
weten meer geest en afwisseling iu die partij te
leggen. De Heer L'Haméwas eentonig, zijne ge
moedelijkheid al tézeer goed gemeend. Daar
kwam een (zeker hem niet welkome) verkoudheid
bij. De andere rollen in het stuk zijn te onbe
duidend om van veel invloed op het geheel to
kunnen zijn. Samenspel en mechanisme lieten nog
al wat te wenschcn.
Het was dus niet onder de gunstigste omstan
digheden, dat de voortroflijke kunstenares de
Cyprienne hier to vertolken had; maar ware 't
een examen-voorstelling geweest, dan zouden de
beoordeelaars haar het getal puntjcns hebben toe
gekend, dat met meer dan voldoende"
korrespóndecrt.
Maar een bijou was haar Marianne, in Gó'thes
kleine komedie Die Geschwister". Dit was, van
het begin tot het eind, hot bedrijf eoncr aktrice
van den allereersten rang, die met de harten der
toeschouwers doet wat zij wil. Welk een
wonderJieflijke schepping!
Voor den Kaufmann Wilhelm trad niet, zoo als
het program vermeldde, do Heer Timm op, maar
de Heer Harden; en aan innigheid van spel heb
ben wij zeker daardoor niet verloren. Het thema
is heel eenvoudig. Die Geschwister wonen samen :
hij is wel eens dwars of neerslachtig; maar heeft
haar toch zeer lief; zij is voor hem alles, zij be
mint hem vurig en denkt zijn zuster te zijn. Als
er zich een minnaar opdoet, Fabrice (do Heer
Nessberg), ontwaart zij iets raadselachtigs in haar
binnenste. Zij veroorlooft, in haar verwarring,
dezen Fabrice haar hand aan Wilhelm te vragen.
Men voelt dat hier een zeer delikato toestand
in het leven is geroopon. Wihelm maakt zich
boos, weigert met ruwheid. Het eind is, dat ieder
een weet, dat ze geen broer en zuster zijn, en
dat zij elkander krijgen.
Als Mevrouw Nicmann wil laten zien, hoe veel
zuiver en teer en offerwillig liefdegevoel er in
het hart eener duitsche vrouw kan huizen en hoe
zich dat op de beminnelijkste en treffendste wijze
kan uitspreken, dan moet ze die Geschwister"
geven.
Toen het publiek haar te-rug-riep, was er voor
de hulde geen gelegenheid, want de Heer Harden
moest voor het scherm treden, on} te zeggen, dat
de gordijn, door een vergissing (Irrthum) niet
opgehaald kon worden.
Vrijdag zagen wij Die Waise von Lowood".
Voorzien van groote tooneelkennis en vertrouwd
met de bovendrijvende smaak van het publiek,
verstond Charlotte Birch-Pfeiffer bij
uitnemendheid de kunst het goud der romans vau vreemde
schrijvers in de pasmunt van gangbare tragedies
en komedies om te zetten. Doorwerking van
de stof, gelijk kunstenaars dit plegen, bleef
bijzaak." Ziedaar de uitspraak van een landge
noot van Charlotte.
Het spreekt van zelf, dat zij een gedeelte van
haar effekt bereikte door de toevoeging van
eigenaardigen Duitschen pathos aan het natuurlijk
gevoel, dat de oorspronkelijke auteur haar voor
zette. Dit is ook in zekere mate 't geval met
Jean Eyre, de wees van Lowood". Toch laat
het stuk, goed gespeeld gelijk hier bij de
Duitschers het geval was en wij het jaren geleden,
ook van de Hollanders zagen zich met genoe
gen bijwonen.
De Jean Eyre van Mevr. Niemann?Raabe is
eene koninklijke schepping. Mevr. Niemann?Raabe
munt vooral uit door het in haar spel betrekken
van haar innigste natuur. Weinige aktrices doen
u der-mate vergeten, dat gij niet de personaadje
uit het stuk voor u hebt»
Hare oogenblikken van lieflijke gevoeligheid,
van gnootsche fierheid, van zelfbcheersching, die
de koelste onverschilligheid voorwendt, van woe
dende hartstocht (de haat) waren om het zeerst
bewonderingswaardig,
Mevrouw Niemann is een echto kunstenares;
zij ontvalt u geen oogenblik en lost daarbij de
dramatische dissonanten, die zij schilderen moet,
vaak op in de lieflijkste en reinste harmoniën.
In zonderheid het oogenblik der toenadering van
haar met Lord Rochester werd allertreffendst ge
speeld, en de Heer Timm bleef in geen opzicht
beneden zijn partij, Hij was hier werkelijk uit
muntend. Ook de andere vertooners kunnen wij
lof geven: Mevr. Pfund-Kühnan, als de trotsche,
hatelijke Mrs. Reed, Mej. Ziegler, als Lady
Georgiana Clarence, den Heer Saalborn (de minnaar
van gisteren), als den schijnheiligen Weezenrafler,
den Heer Pittmann, als den broeder (hoewel nu
niet pnecies een Britsche groote Hoer), Mej.
Ronald, als Gratia Poole, enz, enz.
Hedwig Niemann-Raabe, dio te recht in do woor
denboeken der beroemde tijdgenoten staat
aangoteekend, verdiende wel, dat men zich, als zij
speelde, nog wat meer aan do Theator-kasse
verdrong dan het geval is.
26 Febr. ALP. TH.
NUMA ROUMESTAN.
Gelijk van velo zijner vroegere romans, hoeft
Alphonse Daudet ook van Niimii Roumestan een
drama gemaakt; op don titel van hettoonoelstuk
in vijf bedrijven of zes tafereelen, staat niet ver
meld, of thans weder de handige man van het
vak, Busnach, hem geholpen heeft.
Les rois en exil viel, gedeeltelijk door het pro
test der aristocratie, gedeeltelijk door do zwakte
van het werk zelf; iima, Roumestan zal, ofschoon
l do eerste indruk geen teleurstelling was, ^zich
toch ook, naar allen schijn, niet als krachtig
tooncelwerk handhaven. Do titel, welken Daiulct or
eerst aan had willen geven, was Nord et Midi;
j het is, gelijk do roman, do tegenstelling tusschen
het luidruchtige, warme, heftige, zonnige Zuiden
j en het koolo Noorden, Numa en zijne vrouw.
Nitma Roumestan, in het Odéon opgevoerd, is
meer een reeks van tableanx dan een drama; de
knoop is al zeer eenvoudig, eu hot einde is niet
tragisch. Het eerste bedrijf speelt tijdens de be
roemde farandole in de arena te Apt in Provence
Men heeft ingezien, dat nooit iets to vertooncn
was, gelijkend op het kleurig, levendig, woelig en
luidruchtig tafereel van den roman; de acte speelt
dus in ecu lianen tont, waar Numa do Jiodeu dor
streek ontvangt; men hoort de menigte buiten, on
do indruk is voldoende. Numa, men weet dat,
ofschoon Daudet steeds tegen deze bewering pro
testeert, Gambetta bedoeld is, begroet allen
als warme vrienden, belooft ieder wat hij be
geert, eloctrisecrt allen. De acteur Paul Mounet
gaf aan die rol niet do gewenschte breedheid on
luidruchtigheid; zoodat do acte vrij koel ontvan
gen werd.
De tweede acte en do derde zijn uitmuntend,
en werden uitmuntend gespeeld. Men vindt don
grooten man dan te Parijs, in zijn kabinet. Aan
den oenen secretaris dicteert hij OCH rapport
over den toestand der schooiie kunsten in Frank
rijk ; met den ander praat hij over kootjes en
kalfjes, op spottcndcn toon. Do schrijvende secre
taris is Davin, een ijverig nederig werker; de
andere is de heer do Lappara, een sceptisch
Parijzenaar, geestig en amusant, die zich over de
mensfhheid in bet algemeen en zijn patroon in
't bijzonder vroolijk maakt.
Do patroon is bezig eene onvoorzichtigheid te
begaan. Onder de beloften, in do eerste acte ge
daan, behoort ook eene, waarvan do belanghebben
den terstond geprofiteerd hebben. De familie
Dachellery Bachellory stond er in den roman, maar
eene wezenlijke familie Bachellery heeft tegen bet
gebruiken van haren naam op do planken geprotes
teerd, zijn arfiston uit ilo provincie; hunne
dochter wil op hot tooneel zingen. Numa heeft
beloofd, haar aan een schouwburg te
rccommandeeren. Do moeder is op deze belofte te Parijs
gekomen en brengt hare dochter mede in de stu
deerkamer van den invloedrijkeu afgevaardigde,
den toekomstigen ministor.
Dio moeder is eeno madame Cardinal"; de
de dochter is opgevoed voor eene avontuurlijke
carrière. De petïte Dachellery is noch uit bet
Noorden, noch uit bet Zuiden, maar eene Par>
sienne van aanlog. Zij is aanlokkend, verdorven,
allerverloidelijkst, on speelt, verdorven als zij is,
voor een ondeugend schoolkind Do scène, waarin
zij en hare moeder Numa inpakken, is comedie,
zoo pikant en geestig en menschkundig, als nog
zelden voorkwam; daarbij wordt zij uitmuntend
gespeeld, de actrice die de rol der verachtelijke
moeder vervulde, was vermakelijk genoeg en char
geerde niet, denkende aan de waardigheid van
een theater als het Odéon; de dochter, Mlle Cerny,
is al wat Daudet slechts wenschen kon, brutaal,
ingénue, verdorven en mooi en pikant genoeg
om al de heeren Numa te doen verontschuldigen,
terwijl deze den bisschop van Nimes in de voor
kamer doef wachten om met de petite Dachellery
te blijven praten.
Numa heeft aan het meisje beloofd, dat hij een
groote soiree zal geven, om haar door geheel
Parijs te laten opmerken. De derde acte vertoont
dit feest. Het is schitterend en smaakvol op het
tooneel van het Odéon voorgesteld; vooral de
figuratie is uitmuntend. Een zestig of tachtig
heeren en dames wandelen er rond, nu eens deel
nemend aan de handeling, dan weer discreet
terugwijkend om haar haren gang te laten gaan.
De handeling bestaat enkel uit korte tooneeltjes,
in elkander grijpend ; bewegelijk zonder wanorde,
zeer duidelijk en zeer onderhoudend.
Op hot bal moeten twee personen dcbuteoren;
do tamboerijnspoler Valmajour, die bij de faran
dole door Numa is geprezen, en Mll. Dachellery.
De tamboerijnspeler heeft een allertreurigst fiasco
gemaakt; hij werd allervermakelijkst door Rebel
voorgesteld, in zijne teleurstelling, door de
menschen aangekeken als een zonderling gedierte,
wanhopig, niet wetende tot wien zich te wenden,
dan Numa in 't voorbijgaan aanklampend: Monsieur
Numa! Monsieur Numa!", niet Proven^aalsch accent,
en in het heengaan telkens zijn tamboerijn latende
vallen, om de aandacht te trekken.
Het zangeresje, dat een café-concert-liedje
moet zingen, is gekomen, als koksjongen verkleed.
Mlle Cerny werd er weer even lief gevonden als
in de eerste acte. Iedereen ook op het feest lacht
haar toe, Numa meer dan eenig ander. Hij heeft
zich geheel laten inpakken. Hij heeft het meisje
reeds een klein hotel cadeau gedaan, dat hij, na
het bal, met haar zal gaan inwijden. Hij is vol
vol attenties, maakt haar het hof onder de oogen
zijner gasten, bijna onder do oogen zijner vrouw.
Mevrouw Roumcstan is niot geheel dupe. Als
Numa na het feest zal vertrekken, om de proeven
van zijn redevoering te corrigeeren, zoo het heet,
smeekt zij hem te blijven, een fraaie scène, geheel
verschillende van de nog fraaier scène in Dumas
Fmncil.'on. over hetzelfde onderwerp handelend, en
eindigend met Numa's vertrek.
Het gordijn valt en gaat bijna terstond weer
op. De lampen verbleeken in het naderend dag
licht: Numa komt terug en ontmoet zijne vrouw.
Eene explicatie volgt; Numa heeft berouw als
hij bet goede nieuws eener blijde hoop verneemt,
dat zijn vrouw hem had willen mededeelen, maar
zij is beleedigd en vertrekt naar hare ouders.
Eene treffende scène, schoon pijnlijk, vormt
het voornaamste deel der vierde acte. Het is als
Mevrouw Roumestan door hare gestrenge, deftige,
eerwaardige ouders wordt aangemaand om haren
man vergiffenis te schenken, en bare moeder haar,
als laatste argument, op verlof' dos vaders mede
deelt, hoe deze, do geachte magistraat, de raads
heer, het toonbeeld van al wat eerwaardig is,
ook in het be»in van zijn huwelijk eens gezon
digd, en boe zijne vrouw hem vergiffenis geschon
ken heeft. Deze bekentenis is tragisch, aangrijpend.
Mevrouw Roumestan is niot genezen; eerst het
vijfde bedrijf brengt de verzoening, bij de wieg
van den jonggeborene. Numa is dan zoo hartelijk,
zoo gelukkig-, zoo liefhebbend en gul, dat zijn
vrouw hem zijne vergiffenis niet langer weigeren
kan, en tont (init ponr Ie, mienx.
Zelfs de zuster van Mevrouw Roumestan, die
in don roman sterft, wordt hier weer beter, en
de eenigo schaduw is, dat Numa, nauwelijks zijn
kind kussend, weer aan bot raam geroepen wordt
om eeno aubade to ontvangen en een rede to
houden. Het Zuiden hooft hom weder; ik zal
hem nooit alleen bezitten!" zegt zijne vrouw een
weinig mistroostig, maar men is toch tevreden.
Daarenboven is bet gehoele stuk doorweven mot
kleine amusante incidenten, die in Daudet, meer
dan ooit vroeger, den tooncelman aanduiden;
zoodat hot werk, ofschoon volstrekt niot krachtig,
onderhoudend is, en een aangenamen indruk nalaat.
MUZIKAAL OVERZICHT.
ROTTERDAM, Februari 1887.
Moj. Bcttaijuo had voor bare
benefice-voorstelgpkozen Figaro's IIoch.xit eu daarbij de rol vau
Griifiit in plaats van als tot dusverre don
page op zich genomen; reeds voor do keuze van
deze opera (hoewel m. i. voor dit benefiet eene
andere wellicht beter geweest ware) verdient zij
dank, daar ons deze eeuwig frisscho on heerlijke
muziek reeds te lang onthouden werd. De voor
stelling zolvo was verre van gesoigneerd; prof.
Sc.hrüdcr lag enkele malen mot zijn orkest over
hoop, waardoor o. a. het slot der door Mej.
Bcttaque werkelijk schoon gezongen groote aria be
dorven word; do souffleur scheen nog altijd ziek
en de rcmplacant onvoldoende, want de dialoog
haperde elk oogenblik; Moj. von Tarnay was een
allerliefste pago, maar miste nog elk gevoel van
zekerheid in zang en spel: eou volgend maal zal
dat echter wel beter zijn.
Do Suzaiiiia van Moj Richter was beter dan
ik verwacht bad, evenwel kwam zij bare voor
gangsters daarin op ons tooneel in geencn deelo
nabij. Mevr. Weiss vervulde haar kleine party
verdienstelijk. Van do heeren was Buhrcns
Figaro uitstekend, bei g ut er Laune. tmd Slimme;
do ridderlijke Alinai:ir<t van v. Bongardt is be
kend; do hoeren Bolle en Robe waren zeer ver
dienstelijk als Basilio en Barthoto, eerstgenoemde
gaf do aria van do Eaelshant zoo goed als men
van een tenor-lmffo verlangen kon. Maar het
geheel sloot, niet in elkaar, er zijn van dio
voorstellingen, waarbij hot is alsof de drommel
er mee spoelt, bot oen o is niet voorbij of'
bot andere gaat weer mank! Gelukkig voor Mej.
Bettaipae, dat het publiek hot al of niet goed sla
gen eener benen'ce-voorstclling niet verhaalt op
do beneliciantc ; bet beeft zich vau te voren
geprepareerd om eener geliefde kunstenares zijne
hulde te bewijzen, en die hulde werd Mej. B.
in ruime mate toebedeeld in bloemen in eiken
vorm. Mandjes, kransen, lieren, palet, kussens,
enz. enz. alsof Flora zich ten behoeve van haar
evenbeeld ditmaal geheel had willen ontdoen.
Het kan niet genoeg bejammerd worden dat
onze opera Mej. Bettaque zal moeten missen;
zij, die altijd bereid was der Directie of hare
kunstzusters behulpzaam te zijn, altijd klaar
stond om voor anderen bij plotselinge ongesteld
heid in te springen, waartoe haar uitgebreid
réper toire haar ook in staat stelde; die op het
tooneel altijd sympathie verwekte, óók als zij
wel eens minder goed gedisponeerd was; die
nimmer iets bedierf, door hare aangeboren
musicaliteit, en vaak door spel en zang onverdeeld
genot verschafte, zij zal met groot leedwezen
gemist worden.
De Feestvoorstelling op den TOsten geboortedag
van Z. M. den Koning slaagde volkomen; de
JubelOuverture van Weber sloot ditmaal met het
Nederlandsche Volkslied, hetwelk door het Orkest
staande gespoeld en door het publiek van alle
rangen staande werd aangehoord. De eerste uit
voering van Marie, Marie, die Tochter des
Megiments, liep flink van stapel; Mej. van Tarnay, die
als Marie het grootste deel dor handeling en der
muziek op hare jeugdige schouders had, weerde
zich dapper, zong als een nachtegaal en speelde
vrij genoeg. Alleen moet zij de herhaalde vrij
heden, die zij zich met de partituur veroorlooft, na
laten, de buitengewone hoogte, waarover zij beschikt,
kan zonder dat genoegzaam bewonderd worden,
in de Einlage in hot 2o bedrijf, een wals, door
den heer Gustav Starke, tweede kapelmeester
onzer Opera, gecomponeerd eu blijkbaar met het
oog op Mej. van Tarnays middelen geschreven.
Deze wals schijnt mij eeu fraai stuk muziek te
zijn; de inleiding is bepaald schoon en
eenigszins in Wagncr's stijl, de wals zelf daarentegen
recht frisch en melodieus; de coloratuur in de
tweede strophe en de Cadenz is van dien aard,
dat elke geroutineerde zangeres in dit genre er
van moet watertanden, zér moeiclijk, maar dank
baar. Aan Mej. van Tarnay de eer dat zij geen
nootje gemist heeft; een stormachtig applaus was
haar loon, dat ik gaarne door bijv. een enkele
handbeweging voor een deel op den dirigeerenden
componist had zien overgebracht.
Van do overige bezetting was de heer Robe
voortreffelijk; Mevr. Jaïde als altijd en de heer
Pfaffenberg goed. De heer Wertheim gaat
oogenschijnlijk sterk achteruit; hij was bepaald
onge.nictbaar, hetgeen, echter nog geen recht geeft aan
een vrouwelijk medelid van het gezelschap, om
zich, in de logo zittende, aan te stellen zooals
zij deed en- door bet geheele publiek gezien werd.
Zij verliest uit het oog dat een groot doel van
het applaus, dat zijzelvo bij haar optreden inoogst,
gewoonlijk van dezelfde rangen komt als dat, wat
den boer Wertheim noopte nog een couplet van
zijne Fjinlaqe ten beste te geven.
Do verdere voorstelling, bestaande uitFaasseu's
Militaire Willemsorde door de Holland&chc
tooneelisten, Feest-Oiicerture van Boers, toespraak door
Mevr. Beersmans on bet zingen der Volksliederen
door Hollandfcch eu Duitsch personeel gezamenlijk,
alsmede de Apotheose met 's Konings buste, liep
eveneens flink van stapel, on het geheel liet bij
do aanwezigen ecu plechtigcn en verheffeuden
indruk achter.
Do hoor Behrens trad jl. Maandag in die
Hugenotten als beiieticiant op in de rol van JI-ircel
en behaalde (ditmaal in werkelijkheid) vele lau
weren; ontelbare kransen bewezen den verdien
stelijken zanger, hoo hij in do gunst van
hetRotterdamscbo publiek staat. Hij was uitmuntend
bij stem en zong de hem vaak wat hooglig'gende
partij voortreffelijk. Als gast trad de hoer
Oborlandur uit Karclsruho op in de rol van Raoul', zou dit
ecu vermomd dcbut zijn'? Do ervaring heeft geleerd
mot do beoordceling van heldentenoren voorzichtig
te zijn; toch bezit do heer O. deugden, die reeds bij
zijn eerste optreden gewaardeerd kunnen worden,
als: uiterst duidelijke en correcte uitspraak, goe
den omvang von geluid, beschaafd zingen; maar
ook minder goedo eigenschappen, die even spoe
dig te constateercn zijn, als weinig klank, iets
droogs in de stem, niet altijd zuiver intoneeren.
De overige bezetting geeft geen aanleiding tot
bizomlerc bespreking, behalve dat Mej. Richter
eene goode Margarcthe was (behoudens to veel
uitzetten der stom), Moj. v. Tarnay eeiie allerliefste
Page.
Do opvoering van Tannbausor jl. Woensdag
hooft mijne hierboven uitgesproken mcening om
trent don beer Oberiiinder bevestigd; aanvanke
lijk niet onverdienstelijk, bleek het bij den
zangerswedstrijd, dat zijne middelen niot tegen de
taak van een echten heldentenor opgewassen
zijn. De voorstelling zelve was dooreen genomen
werkelijk goed, mot don boor Behrens als Landgraf,
von Bongardt als Wolfram, Mej. Betta<iue als
Venus, Mevr. Mielke (zichtbaar ongesteld) als
JSlisubeth en do heeren Griining, Shukowsky enz.
in do kleinere partijen. Do hoor Griining wilde
don gast, wel wat al te duidelijk, laten hooren, dat
er zich in zijne omgeving nog ecu heldentenor in
den dop bevond I
Do vureeniging Gemengd Koor" gaf op 15 dezer
hare tweede uitvoering mot Schumann's Ver Rose
Ptlgerf'ahrt on Rheiuberger's Montfort; deze
verconiging heeft den juisten weg gekozen en
belooft onder leiding van haren verdienstelijken
jeugdigen directeur George Rijken eenmaal een
goede plaats in bet muziokalo leven onzer sfad
in to nemen. De solisten, Rogmans (tenor), Paul
Ilaasc (baryton), Mevr. Haase (sopraan) en Mej.
M. (alt) waren uitstekend voor hunne taak berekend,
terwijl de koren moest vlekkeloos gezongen wer
den. Ecu weinig minder feu sacrébij de sopranen
waro misschien gewenscht; de hoer S. F. G.
Rijken bezorgde hot piano accompaguement met
zijne gewone virtuositeit.
Op denzelfden avond veroenigdo het
Feestgegcbouw eene grooto schare belangstellenden om
hot Vincentius-Concert bij to wonen; het is geen
geringe taak voor een directeur om circa 300
zangerossen en zangers, oen welbczet orkest en
een zestal solisten in het rechte spoor te houden.
De boer Th. H. H, Verliey heeft zich echter voor