De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 27 februari pagina 4

27 februari 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 505. V, "t* ;_'itee taak berekend -getoond en de hem in den van een krans n een geschenk gebrachte 9 was met het oog op de vele moeite en ...Mrgen, die hem de voorbereiding moet hebben .tfekost, ten volle verdiend. Afgezien van de waarheid, dat met een zóó dicht bezet koor ;(Bene aan alle eischen der critiek voldoende ^uitvoering van een werk als Der Rose Pilger?-"-]> onmogelijk is, werkten de koren recht af; de solisten, Mej. Coling (een lieve sopraan, ? het Feestgebouw echter wel wat zwak), Mevr. e, de heer Zarnekow (tenor) en de heer Orelio sterdam), voldeden grootendeels zeer goed. liefdadige doel van dit Concert zal door de /groote opkomst en de opbrengst van de Torn501* stellig ten volle bereikt en daardoor de moeite van zorgen, door de Commissarissen aan voorbereiding en uitvoering besteed, beloond zyn. V. TEN-TOON-STELLING WERESCHAGIN. Honderd nummers (behalve de teekeningen en fótografiën) bevat de ten-toon-stelling, die de Heer W- W. Wereschagin eigenhandig in Arti heeft "aangericht. Een diepen indruk maakt de aanblik ' 4er zalen. Men vindt hier op allerlei schaal by"een het werk van eens krachtigen menschen leef tijd (30 jaren arbeids). De Heer W. Wasiiy Wereschagin is een Rus, 66n Christen, een man van geavanceerde" denkIjeelden, van een onversaagddn moed en eene gezondheid tegen alle inspanning opgewassen. , Als een vreedzame Alexander heeft hij zijne ont" dekkingstochten, zijne kunstreken tot ver in Indi wtrekt. Zyne vrouw heeft hem steeds bij die irnemingen vergezeld en heeft ook voor de de geïllustreerde boeken geschreven, waarin z\jne ervaringen heeft opgeteekend *). Belangs zouden wij zeker nog uit den mond van den goedhartigen, humanen en hoogst bekwamen kunstenaar vernemen, had ons ruw klimaat hem, die toch zoo vél sneeuwstormen getrotseerd heeft, dezer .dagen niet naar Pary's gejaagd. De schilderijen, teekeningen en fótografiën zijn $a verschillende voorname steden ten-toon-gesteld geweest. Zy komen nu van Leipzig, waar zy 60,000 mark aan entrees hebben opgebracht. Zal Amsterdam niet te wy'd gapen, als het een som verwacht van gely'k bedrag, met afschrapping van een nul? Zelden zagen wij zulk een rekbaar talent. Met ongemeene beheersching van het onderwerp schil dert Wasiiy Wereschagin slagvelden en andere militaire tooneelen. Even gemakkelijk gaat hem het steenborduursel af van ee"n moskee, en de voorstelling der onbeweeglijke gelaatstrekken zij ner Oosterlingen. Tot de treiïendste tafereelen be hoort dat der te-recht-stelling van Russische samen zweerders, ieder voor een kanon gebonden, en der eproerlingen, die zich niet genoeg vereerd reken^len, dat ze Victoria tot Keizerin hadden. Interes sant is ook de olifantenoptocht, ter eere van den Prins van Wales, toen in het Engelsen Keizerrijk de Schach Maharad bevolen had, dat alle huizen rozenkleurig geschilderd moesten worden. Verheven en lieflijk omringd is het grafmonu ment Tadsch, da* de Groot-Mogol Schach Dschekan voer zy'ne favorite liet oprichten. Men kry'gt hier van de vroeg en laat arabische en van de russische architektuur een vrij volledig denkbeeld. Zelfs is er een kunstrijk gebouw, dat nog ten rjjde van Mohammed gesticht zal zyn. Ook He laat indische architektuur in haar vermenging Biet het Arabiesch is hier treffend naar kleur en ^rwm voorgesteld. " OpiSBrldijk is, dat Wereschagin, die somtijds in het geheel geen omtrekken maakt (ik hield de ruïnen van een samaritaanschen tempel aanvankeIjjk voor eea slagveld), vaak zeer naauwkeurig en ^tvderig teekent. Ook bewijst hij zijn kleur zeer BOed meester te zyn: want schijnt hij, hier of 'daar, zeer koel of zeer warm, elders blijkt, dat -6jj de natuur ziet zoo als allen, die binnen den kring der normale menschen plaats nemen. In de voorstelling van bijbeltooneelen heeft de schilder geheel met de konventie gebroken en ofschoon zich aan de H. Schrift houdende, is hij toch op vele punten een van de letterlijke redaktie afwijkende meening toegedaan. T«t de zeer opmerkelijke stukken van den Heer "Wereachagin behooren ook zijne portretten, 't Is jammer, dat zijn streven om buiten het kon' Wtntioneele te blijven, hem, den schoenen man, "aoo zorgvuldig heeft doen vermijden, wat men doorgaands menschelijke schoonheid noemt, op zijn doeken te brengen. Als men een grootsch kunstgenot wil smaken, Ijiet vreemd van eenigen weemoed, voor zoo ver de religieuze en sociale overtuigingen van dezen buitengevonen kunstenaar uit zijne tafereelen "spreken, moet men niet nalaten de verzameling Jn Arti te gaan bezichtigen. 22 Febr. '87. A. TH. *) Beiseskizzen aus Indien. Leipzig, Teubner, J882, 2 dln. Skizzen und Erinnerungen. Aus dem Russischen bersetzt von E. Kretschmann. Leipz. Teubner, 1885. Katalog der Gemalde und Zeichnungen. Berlin 1886. SDÜAM BOÜWES DEKER. Maart 1820?Februari 1887. Buitengewone tijdgenooten te verliezen, kun stenaars van groote gaven te zien heengaan, stemt altijd weemoedig. Onze Vader Vondel schreef eenmaal aan Hooft (Juli 1646) bij de toezending van een exemplaar zijner Vergifaisvertaling; Onze Maecenaten smilte vast: Eeael leit in de Westerkerk, Plemp, Saeck, Blaeuw, Vietoryn en Mostert liggen in de Nieuwe Kerk onder de zerken gekropen, een teken, dat wy vol gen eullen. Godt geve ter zalige ure". Bo&oom-Toussaint, Busken-Huet. Douwes Dek ker onherstelbare verliezen heeft hun dood in een kort tijdsverloop aan onze nationale letteren berokkend. Reeds lang had Douwes Dekker de pen neergelegd, waarmee hij zijn Max Havelaar, zijne Minne-Brieven, zijne Ideeën, zijn Vorsten school had volschreven. Voor zijn letterkundigen roem behoefde hij niets meer te doen. Zoo eenig auteur in Nederland" op waardeering mocht reke nen, dan zeker Multatuli. Voorstanders entegenstanders kwamen op dit punt geheel overeen. Indien het waar is, dat een auteur zal leven door zyn stijl, dan boven allen Multatuli. Busken Huet, die 'wel eens te schielijk toegaf aan zijne neiging om iets scherps te zeggen over Nederland, meende, dat het Multatuli^ ongeluk geweest was, Neder lander te zijn en stijl te hebben. Mij dunkt, het is een tragisch feit, dat Douwes Dekker voor de nakomelingschap zal leven door dienzelfden stijl, van welken hij zelf niets goeds wilde hooren. Ik heb hem met onstuimigen toorn zien uit barsten over het feit, dat men zijn stijl mooi vond. Het was op het elfde Letterkundig Congres te Leuven, in den zomer van 1869. De leden waren des'avonds vereenigd in een gebouw dat de Leu venaars het beloik van Willem Feel" noemden. Daar zaten eenige Hollandsche mannen en vrou wen, meest pennisten", en Douwes Dekker kwam er zich bij aansluiten. De nu reeds lang gestorven Haagsche kunstkenner Tobias van Westhreene maakte de opmerking, dat het voor niemand schande is geprezen te worden wegens zijn stijl, als hij inderdaad het talent bezit van Multatuli. Toen stoof hij op : Mooi schryven! Ik wil er niets van hooren! Ik veracht alle mooi-schrijverij: Waarom?. Wel, als ik u vertel, dat men mijne moeder heeft ver moord, mijn vader aan de galg gehangen, mijn vijf broers heeft'vergiftigd, en dat mijne zeven zusters eene onaangename behandeling ondervonden van een regiment kurassiers.... als ik u dat vertel, en u antwoordt: Dat is mooi verteld, ga zoo voort! dan draai ik u den rug toe!" Met groote woede en luide werden deze woorden uitgesproken, van daar dat ik ze naar de letter onthouden kon. Juist door den stijl zijner werken zal Douwes Dekker voor het nageslacht leven. Het eigenaardige zijner persoonlijkheid, of groote bewondering of feilen tegenstand te oogsten, waar hij optrad, wyst op het ongemeene van zijn gees tesgaven. Hij werd vergood ot verguisd, bemind of gehaat, ten hemel verheven of naar den afgrond geslingerd. Voor velen scheen hij een engel des lichts, voor niet weinigen een daemon der ver schrikking. De Nederlandsche jongelingschap trok meestal met geestdrift zijne parlij, mannen van middelbaren leeftijd lieten zich zoo snel niet meêsleepen Een fijn ontwikkeld en uiterst smaak vol man als Mr. C. Vosmaer zong zijn hoogsten lof, een scherpzinnige en onafhankelijke geest als i Dr. J. van Vloten sprak de scherpste blaam over ! hem uit. Van de luidruchtige aanvallen en zon derlinge krijgsverrichtingen eencr Mina Kruseman kan hier gevoegelijk gezwegen worden. Als eerlang de tijd zijn verzachtenden invloed zal hebben doen gelden, zal ook van vergoding en verguizing zoo veel verdwijnen," dat het ware i beeld des mans en des kunstenaars onpartij dig kan worden geschilderd. Tijdgenooten zijn niet altijd de onpartijdigste beoordeelaars. In elk geval mag het bericht van Multatuli's ver scheiden aan geen Nederlander, die zijne vaderlandsche letteren lief heeft, onverschillig zijn. Hoewel zijne bewonderaars er herhaaldelijk op l terugkwamen, dat Douwes Dekker grooter denker l dan schrijver was, meen ik met grond te mogen verwachten, dat latere geslachten juist het tegen overgestelde zullen doen. Enkele- bladzijden uit j zyn Max Havelaar", uit zijne Ideeën", uit zijne j Minne-Brieven" zullen blijven loven, zoolang er j Nederlandsch gesproken en geschreven wordt. Dr. JAN IE.N BBINK. TOEKOMST-MÜZIEK.. Een zeer geestig en schrander vriend, kwam mij voor korten tijd met eene uitdrukking van bekommering in stem en oogen. vragen: Amice! Wat wilt gij toch met uw.. Het Na turalisme is dood\" in een der vorige nummers van het weekblad: De Amsterdammer?'? Ik kan niet zeggen, dat ik er veel van begrijp." Gelukkig! Het onbegrijpelijke is een zeer ge zocht artikel tegenwoordig!" Ja, maar in ernst '' Zoo ving eene woordenwisseling aan, die een gesprek werd een gesprek, dat gcruimen tijd duurde. Weldra kwamen wij tot een verg-elijk. Het Naturalisme is dood!" schijnt eene soort van triumfkreet eener zeer jonge, nauwelijks nader te omschrijven, school, die vooral onder aankomende Fransche dichters, en ook elders onder de verzen schrijvende jongelingschap dezer dagen gevormd wordt. Het Naturalisme, uit de school van Baleac, Flaubert, de Goncourt, Daudet, Zola, voldoet hun niet meer, 'tgeen niet belet, dat deze groep van schrijvers eene even talrijke schare-van lezers onder zijne aanhangers telt, als de groep Feuillet, Cherbuliez, Tlieuriet, Malot. Ohnet. Deze laatste, den lezers der Revue des deux mondes," 't best bekend, telt, bij de allerjongste school, die het Naturalisme dood waant, natuurlijk niet eens mede. Georges Ohnet, die zich in een buitongemeenen steun van het gewone groote publiek verheugt, wordt door de heeren van de allerjongste bewe ging gewoonlijk genoemd: Ce dröle d'Ohnet," wat noch voor hun beschavingstoestand, noch voor hunne fatsoenlijkheid, noch voor hunne on partijdigheid pleit. Hoewel de oorlog tegen "het Naturalisme inden roman door deze heeren met minder felbeid gevoerd wordt, is de liefde voor de kunstenaars dezer richting, vooral, waar de namen der zegevierende meesters de Goncourt, Zola, Daudet, genoemd worden, nog al vrij platonisch. Mannen van naam, die door eene reeks van kunstwerken zich eene aclitenswaardige plaats in de letterkundige wereld ver overden, te huldigen met onpartijdigheid, schijnt voor enkele jongere artisten, nog tegen onbekend heid en gebrek aan waardeering worstelend, eene onmogelijkheid. Hoewel het: l out-comme dies nous! hier zeer gepast moge schijnen, bedenke men als ver zachtende omstandigheid dat het huldigen van nieuwe leuzen, het vinden eener eigen formule als men zich pleegt uit te drukken eene eigenaardige bekoorlijkheid bezit voor jonge schrijvers. En daar letterkundige omwentelingen gewoonlijk geene menschenlevens in gevaar bren gen, zal men zich over het herhaaldelijk voorko men dezer revolutiën niet ongerust behoeven te maken. Omdat voorts deze omwenteling zoowel hare nega tieve als positieve beginselen verkondigt, treft'en wij bij deze allerjongste school in de eerste plaats een negatief beginsel: al wat vóór 1886 in de geschiedenis der letteren geschied is, telt niet mé. Onze voorgangers, zeggen zij, zijn, op enkele bui tengewone uitzonderingen na, geen schrijvers ge weest. De classieke school, de Romantiek van 1830, r eole du bon sens van Emile Augier, het Realisme van Balzac en Flaubert, het Naturalisme van Zola, de Maupassant en Camille Lemonnier, het dichterlijk, humoristisch Naturalisme van Alplionse Daudet, de alledaagschheid onder den naam van Ohnet, dit alles te zamen achten zij geen twee peren, als onze middel-eeuwsche dich ters zeggen. Daarna verkondigen zy' hunne positieve begin selen. Men moet daarby' in het oog honden, dat zij zich in twee groepen splitsen, dichters en romanschrijvers. Deze laatsten zijn nog niet velen in getal; zy tellen tot de hunnen den zes-enzeventig-jarigen dandy Barbey d'Aurévilly, den vroegeren Naturalist J. K. Huysmans 1), Henry Céard, Paul Bourget, Paul Alexis, en Villiers de TIsle-Adam. Hunne positieve beginselen worden den volke bekend gemaakt in eene Recue Ind pendante, die sedert November 1886 geheel in hunne handen is. Zij streven er naar nieuwe formules" voor den roman te vinden, met geheele onafhankelijkheid van al de vroegere richtingen. Het zonderling versehy'nsei, dat een oud'dandy, nog meer in het oog vallend dan indertijd de diamanten-Hertog van Brunswvjk, dat oen Barbey d'Aurévilly als ideaal dezer nieuwe school optreedt, heb ik ge poogd in een vorig opstel zoo duidelijk mogelijk te maken. Voor dat ik nu aantoon, op welke wijze deze nieuwe romanschryvers in de geschie denis der letteren zijn te determineeren, dient even op de groep der geestverwante dichters gewezen. Deze hebben tot hun chef gekozen Ie maitre Stéphane Mallarmé, ongetwijfeld een geniaal kun stenaar, als zijne lezers hem maar verstaan kon den. In dit opzicht is er eene logische harmonie tusschen do jonge dichters en do jonge roman schrijvers. Ze trackten te zaam naar het onmete lijke, het ontzachlijke, het onbegrijpelijke, het bovenzinnelijke in verband met droomcn, geest verschijningen en allerlei soort van hallucinatiën. Misschien, dat Mallarmédoor zijne volgers be grepen wordt, mij zou het aangenaam zijn iiemand te ontmoeten, die ee» redelijken, verstaauJiarcn zin zon kunnen hechten aan het volgend sonet: Tont Orgueil furae-t-il du soir, Torche dans un branle touffée Sans que l' immortelle bouffée Ne puisse a l'abandon surseoir! La chambre ancienne do l' hoir, De maint riche mats chu trophée Ne serait pas mcme chauffée S'il survenait par Ie couloir. Affres dn passénécessaires Agrippant comme av-ec des serres Le sépulcre de désaveu, Sous un marbre lourd qu'elle isole Ne s' allume pas d'autre feu Lue la fulgurante console". 2) De- Bewonderaars dezer poëzie hebben zich een- j eigen orgaan gesticht, onder den titel: Ecriis pour FArt (mensuels), Paris, 1887, Direction, 43 rue Saint Lazare." Er zijn twee afleveringen ver schenen, 7 Januari en 7 Februari. Een soort van programma gaat vooraf. Hier volge een enkele volzin, even onvertaalbaar als het sonet van Mal larmé. Pour d'intelligenfs et probes regards ourerts sur les ugitations de poètes en les derniers mois de l'année 1SS6: par leur amour de f Art et leurs visées exemptes d'imprudence et de puériliiévers un progrès respectiieux du passé, quelques esprits s'imposent des un groupe que r on dénommera sormais: I.E. GEOUPK SYJIBOLIQUE ET INSTRUMESTISTE." De/e gulle bekentenis stelt ons dus in staat kennis te maken met de groep- van Symbolisten en Instrmnentisten, waartoe volgens bet programma behooren :: Ie Maitre Stéphane Mallarmé, Ie seul qui M' ig-nore pas de quel secret» tonnant soudain l' air vient de s' largir quand UN SYMBOLE est ld, qui dit!! voorts lienéGhill, schrijver van Traite d,M verbe" Stuart Merril, auteur vaneen bundel: Les Gammes", He/tri de liegnier en Francis Vielé-Griffin. _Dat deze symbolisten en instrumentiston nog niet tet ons Nederland zijn doorgedrongen, schijnt mij geen bezwaar, maar dat zij in raadselen spre ken eene kinderachtigheid, die hen tot onmacht doemt, tenzij men kan niet weten of er niet eene zeer diepzinnige aardigheid achter deze raadselen verborgen is hier met het oog op het laatste sonet van Mallarmé^ Tout Orgueil fume-t-il du soir ...." aan eene school van Futmsten moet gedacht worden. Of er ooit naar deze toekomstmuziek zal ge luisterd worden, mag de toekomst zelve beslisssen. Doch reeds, nu kunnen we over de nieuwe groep van romanschrijvers: (Barbey d'Aurévilly, Huysmans,Céard,Paul Bourget, Alexis en Villiers de risle. Adam) eenigszins nader oordeelen. Wij kunnen trachten hunne plaats en hunne beteekenis eenigszins nader te determi neeren. Het heeft zijn nut, de letterkundige ver schijnselen van den dag, zelfs al mocht later ge oordeeld wordenj dat zij van weinig blijvende waarde bleken, onmiddellijk op het studieveld der geschiedenis over te plaatsen. De eigenaardigheid dezer nieuwe school bestaat vooral hierin, dat zij er met geestdrift naar streeft, van al wat er geweest is te verschillen. Met eenige uitzonderingen evenwel. Zij heeft hare lievelings-schrijvcrs: Descartes, Hegel, Poe en Baudelaire, soms Shelley, soms Gêrard de Nerval, soms den Duitscher Hoffmann. De beide laatsten komen het minst in aanmerking, schoon zij wat hunne stemming en hun streven betreft, volkomen met de nieuwe school overeenstemmen. In de tweede plaats onderscheiden zij zich door diepen afkeer van den tijd en van de maat schappij, waarin zij leven. Een dergelijke stem ming kwam in het tijdvak van 1801 tot 1830 herhaaldelyk voor. De Chateaubriand (?Bene"), Sénancour (?Oberman"), de geheele jonge Roman tiek van 1830 staat vijandig tegenover de oudere vormen van het leven en de kunst. Onze tegen woordige ontevredenen ergeren zich over de toongevers op letterkundig gebied rignominieuse mufflerie du présent siècle", zegt Huysmans^. Zola en Daudet werden door hem'slecbts geduld, om dat zoovelen uit hun midden met navolging der beide meesters zijn begonnen. Toen het evenwel bleek, dat hunne navolging niet plotseling tot roem en fortuin leidde, beproefden zij het met eene andere methode. Het moet toegestemd worden, dat de groote massa van hen, die Fransch lezen, niet altijd rechtvaardig oordeelt. De beste schrijvers vinden niet immer de meeste lezers. Een ongemeen begaafd romancier, als Ferdinand Fabre, de dichter der geheele wereld van Fransche geestelijken en kloosters, kan maar op de driehonderd getrouwen rekenen, die Standhal zich wenscbte voor zijne boeken. Een middelmatig autear als Ohnet vindt tienduizenden lezers, en houdt niet op, kleurlooze romans en nog kleurloozer drama's te voltooien. En dat wordt door de vrienden van Poe en Bau delaire, r ignominieuse mufflerie du présent siècle" genoemd. Daarom heoft men besloten een adderen weg: in te slaan. Men herinnerde aan een paar ver geten boeken van Barbey d' Aurévilly, omdat deze in 1874 met een allerverwonderlijkst boek: Les Diaboliques" zich een vonnis op den hals hadl gehaald; men stichtte Ie Revue Indépendante;" Huysmans schreef; a Rebours" in 1884 en in1886 vestigde Kmile Bergerat de aandacht op den Graaf de Villiers de l'Isle-Adam, laatsten afstam meling der Koningen van Jeruzalem. Deze laatste, geboren in 1843, in zijn drama'sen romans niet meer dan een volgeling der groote meesters der Romantiek, muntte echter uit door son penchant aux mystifications" een schoone1 titel» om in de nieuwe school te worden opgeno men. Of hij er recht op had zullen wo later zien, andermaal luisterende naar de muziek der toekomst. Dr. JAN TEN BRINK. 1) Vergelijk over hom een artikel in Nederland Februari, 1887. 2) Meegedeeld in La Revue Indépendante, Janvier, 1887, p. 61. V A R I A. De Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taai en Letterkunde, heeft de volgende wedstrijden voor het jaar 1887 uitgeschreven: I. Oudgermaansche Taalkun de: Men vraagt eene verhandeling over de verbinding der volzinnen in het Gothisoh. De schrijver zal niet alleen de ver schillende wijze van samenvoeging, aanduiden, maar ook het gebruik der tcmpora en modi in den bij zin onderzoeken en de gevallen aangeven, waarin een bijzin door den infinitief of het participium. vervangen wordt. II. Middelnederlandsche Taalkunde: Men vraagt eene stelselmatige lijgt van al de uit gaven van Middelnederlandsche werken en van de studiën over Middelnedcrlandscbe- Taal- en Let terkunde, verschenen, hetzij afzonderlijk, hetzij in uitgaven van geloerde Genootschappen, Tijdschrif ten enz, Do mededmger raadplege, onder andere, de werken van von Goedeke (Kaïi). Grundrisz zur Geschichte der deutschen Dichtung aus den Quellen. Dresden 1862. (Ter Boekenverzameling van de Gentsche Hoogeschool,) Hoffman von Fallersleben. Uebersicht der mittelruederliindisehen Dichtung. (Zweite Ausgabe) Hannover, 1857. (Ibidem). Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappij der Nederland*che Letterkunde te Leiden. (Ibidem) Men zal, zooveel mogelijk, de openbare boeken verzamelingen aanduiden, waar. de aangehaalde werken te vinden zijn. III. Taalz-uivering: Eene alphabetische lijst opmaken van onnederlandsche of bastaardwoorden, die bij 't volk of' in gedrukte schriften meest ge bruikt worden; voegende naast elk zulk woord het evenveel beduidende echt Nederlandsche woord, voor zooveel, het nog, 't zij in. enkele plaatsen, 't zij overal, m levend gebruik te vinden zij. IV. Letterkunde. Lofrede op Jan-Frans Willems. De schrijver zal de diensten doen uit schijnen,, door den hoofdman der Vlaamsche be woging aan de taal. de letterkunde en het volk bewezem De stijl zal vooral in aanmerking ge nomen worden. V. Vaderlandsche geschiedenis. Een boek, in den volkstrant,. waarin bewezen wordt dat de vrijheden, welke het Belgische volk ge nieten mag, niet te danken zijn aan de Franscliarepublikeinen van het einde der vorige eeuw. VI. Vaderlaadsch tooneel. Groo.fr is het belang, dat liet Vlaamsch tooneel inboezemt. Echter kan men niet betwisten dat onze schouw burg onder den iavloed van vreemde tooaeelen gesticht werd. Ernstige maatregelen dieners geno~ men te worden om op ons vaderlandsch tooneel oenen oorspronkelijken, eigenaardigen stempel ta drukken. De Academie verlangt eene verhandeling over het hedendaagsch Nederlandsche tooneel in België. De schrijver zal, na eeno bondige historische inleiding, de maatregelen onderzoeken, sedert 1830 ter heropbeuring van. dit tooneel genomen, en de baan trachten aan te duiden, die de schrijvers.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl