De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 6 maart pagina 1

6 maart 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEK A*. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND; Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 6 Maart, Abonnement per 3 maanden ....... f 1.?. fr. p. p, Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20. Reclames per regel 0.401 ?1.15. 0.10. ^ I H H O V D: OORZAAK EN GEVOLG. FEUILLE TON : Wildzang, IV, vit het Engelsch van J. H. Ewing. - VAN OVER DE GRENZEN, door E. D. Pijzel. KUNST EN LETTEREN: 1 Het Tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Byroniana, door W. Gosler. Nieuwe Uitgaven in Duitschland, door J. van Mersresteyn. Een kasteel in Ierland, door W. J. Manssen. VABIA. SCHAAKSPEL. Oud-Amsterdamsche Verscheidenheden. Janlje's been,:naar Castelnuovo. De arbeiderskwessie, door A.. F. ALLERLEI. RECLAME. HANDEL. BEüRSOVERZICHT, door E. B. TE HUUR. ADVERTENTIËN. Oorzaak en gevolg. Het werk der grondwetsherziening wordt Boet de bekende Hollandsche degelijkheid on dernomen. Ieder spreekt zijn woordje; men wikt en weegt, diep doordrongen van het besef, dat het hier om het leven der natie gaat. Na vier jaren van voorbereiding, zal men nu spijkers met koppen slaan, maar behoed zaam, voorzichtig, er voor zorgende, dat elk spijkertje op zijn plaats, elke nagel kaars recht in het hout worde gedreven. Het is «en lust voor een ordelievend gemoed, den arbeid onzer hoogmogenden gadeteslaan. Een lust, slechts bedorven door dége dachte, dat misschien, waarschijnlijk, men kan bijna zeggen: zeker, drie vierde van al die vermoeienis des geestes vergeefsche inspanning^ zal wezen. De ro«este katholieken men wilde dat vroeger niet zoo grif toestemmen begeereii in het geheel geen grondwetsherziening. De antirevolutionnairen, begeeren deze grondwetsherziening niet. En zoo zal bij de tweede lezing, bij welke twee derde der stemmen worden vereischt, de grondwetsherziening grootendeels mislukken. Feuilleton. Wildzang. Uit het Engelsch VAN J". E ZIET Waartoe dient het zich, te vermoeien en i u het gedrang te geraken, wanneer men het gevaar kan ontloopen, zonder er een veer bij te laten. Waarom zich op de wereld de vreugde des levens te vergallen of zijn huid in gevaar te stellen, als men het even goed laten kan ? Alvorens deze vragen te beantwoorden, zou men eerst moeten bedenken, welke wereld, welk leven, en of zijn huid ook een ganzenhuid is; _maar het kopje der grijze gans zou al deze dingen nooit hebben kunnen bevatten. Het gras groeit spoedig over in den grond gedrukte voetsporen heen, en de dorpskinde ren verzamelden de pesterschelpen, om er hun tuintje mede te versieren; maar een jaar na dat Tony Bucephalus had bestegen, zwierf er in den omtrek nog een overblijfsel van den beerlijken kermistijd, waarin Wildzang ver bazend veel belang begon te stellen. Het Groen was oorspronkelijk slechts een klein gedeelte van eene uitgestrektheid braak lig gend land, dat op zijn beurt weer met een nog woester en kaler heidegrond samensmolt, waarop so_mwijlen en vooral na de jaarlijksche kermis, eene bende Zigeuners haar kamp opsloeg, wanneer de overheden er vergunning toe gaven. En na deze kermis gebeurde het dan ook, dat Wildzang, die in zijn eentje liep te dwalen, het onderste boven werd gereden door een Zigeunerzoon, die op een roodharigen Zigeunerponey gezeten, in vliegende vaart over de heide stoof. _ Wildzang krabbelde weer overeind en schudde zich als een poedel, die uit het water komt, met geen ander letsel, dan dat hij tot over de ooren op den roodharigen poney verliefd werd. Wat een gang! Zijn vlugge pootjes schenen nauwelijks den grond te raken! Hoe glom zijn bruinroode vacht in den zonne schijn! En wat schitterende oogjes keken uit de donkere manen, die in den wind heen en weer golfden. De Zigeunerknaap was werkelijk geschrikt, en gewillig genoeg om Wildzang voor Nu, dat is geen nieuws. Wij hebben dit zoo dikwijls voorspeld, dat onze lezers onmogelijk door den nade renden afloop van deze treurige kwestie' ver rast zullen kunnen zijn. Heel het ontbindings-spectakel, door al te kortzichtigen als een meesterlijke zet van mr. Heemskerk bewonderd, komt nu in al zjjn nietigheid uit. Zóó slim als onze premier is, hij heeft zich, 't blijkt alweder, vergist. Dat is altijd het geval met gladde geesten, die slim m het kleine zijn. Zij bekijken alle onderdeden af zonderlijk, maar overzien het geheel niet. Als men de antiliberalen maar eerst weder in de minderheid wist te brengen, dan zou er van de grondwetsherziening nog wel iets te recht kunnen komen.... Op welken redelijken grond rustte die ver wachting ? Op geen enkelen. Toch op een grond, maareen onredelijken inderdaad. Wanneer, zoo redeneerde mr. HeerBskerk, de anti-liberalen van 43 tot 40 of 35 slonken, zou hun de lust wel vergaan, nog verder zich te verzetten. Zij zouden tam worden. Een echt-Heemskerksche overweging. Onze minister kan zich onmogelijk iemand of een partij voorstellen, die niet, even als hij zelf, tam wordt, zoodra hij een meerder heid tegenover zich vindt. Heemskerk, zelf kneedbaar als was, denkt zich dg heele menschenwereld als van was. '?V'^Sfe" Het is te begrijpen, en dus 0J4jpp|ergeven, dat hij, in dien geloove, de Xaffliüj? ontbond. Ook nog om een andere reden." De heer Heemskerk, hoe groot staats man ook, heeft sedert langen tijd geleefd als eeji koning zonder volk, als een hoofd zonder lichaam. Waar men hem plaatste, deed men. hem. altoos gevoelen: wij plakken u daar, omdat wij weten, dat gij alleen, zijt, wij dulden u daar, want gij staat zoo wankel en wibbelend, gij staat zoo los. Het partijleven is hem onbekend. Dat er beginselen zijn, juiste en onjuiste, zijn tuimeling schadeloos te stellen, door hem toe te staan zelf een ritje op den poney te maken. "Moet je dat jongeheertje vermoorden en ons allen op het schavot brengen, jou deugniet!" schreeuwde de Ziareunermoeder, die juist kwam aanloopen toen Wildzang en de poney ervan door Dingen. «Hij wil met alle geweld," antwoordde haar zoon. »Hij zal er niet van sterven. Als hij valt. duikelt liij op zijn gele bol, en die is zoo hard als een kokosnoot." Maar Wildzang viel niet. Hij bleef even stevig zitten op den poney als vroeger op zijn hobbelpaard; maar o! welk een verschil, het verrukkelijke genot van dezen wilden galop op een paard van vleesch en bloed. Juist toen hij een gevoel begon te krijgen alsof hij geen beenen meer had, riep de Zigeuner knaap »Lollo!" De poney zwenkte zoo schie lijk om, dat Wildzang hem zonder plichtple gingen om den hals moest grijpen en eigentlijk niet recht goed meer wist waar hij was, voor dat Lollo met een schok stilhield op de plek waar hij met Wildzang was afgereden. »Heet hij Lollo?" vroeg Wildzang, met de hand door de ruige manen woelend. »Ja." »Wat wil dat zeggen, Lollo?" »Rood." »Is Lollo uw poney?" «Neen, vader's." En de Zigeunerknaap leidde Lollo weg. Zoodra hij zijn kans schoon zag, ontsnapte Wildzang en ging weer de hei in. Dezen keer trof hij er den Zigeunervader aan, die uit een vuil stompje pijp zat te roken. »Lollo is uwponey, nietwaar?" vroeg Wild zang. »Ja!" »'n Mooie." »Ja, een harddraver." »U wilt hem niet verkoopen, is 't wel?" «Honderd tachtig gulden," zeide de Zigeu nervader lakqnisch; Wildzang zuchtte en ging weer naar huis. Nog dienzelfden middag be reden hij en Tony de twee eenige ezels; Tony slaagde er in, zich uit den zadel te doen wer pen en Wildzang's ezel steigerde zelfs voor n oogeiiblik. Maar het was kinderspel, saai en vervelend, na de veerkrachtige snelheid en bevallige sprongen van den roodharigen poney. Eenige dagen later nam juffrouw Jessamine ^yildzang eens ernstig onderhanden. Zij was niet weinig in verlegenheid, toen zij hem ver telde dat zijn grootvader, de generaal, op het Groen zou komen en dat hij zich die onder zekere omstandigheden als cement zelfs heterogene bestanddeelen kunnen ver binden, zoodat men, hoe het geheel ook gehavend zij geworden, het toch als een r heel tegenover zich blijft behouden, Ex. heeft het slechts van hooren zeggen. Van een partij, denkt Mr. Heemskerk, maakt men, als men maar handig is, wat paen wil,, en natuurlijk ook met een natie, kan men, als ik het roer slechts in handen heb, laveerenderwijs wel land bezeilen. Dit is eene misrekening. Reeds bij Hoofdstuk I hebben de clericalen getoond, dat zij van de non-possumuspolitiek geenszins afkeerig zijn geworden. De schrik is hun nog niet om het hart ge slagen. En zij durven, wijl zij heusche par tijen zijn, dat wil zeggen, wijl -hun politieke overtuigingen in onverbrekelijken samenhang verkeeren met de geestesrichting van een zeer groot deel der natie. De dubbele kracht der kerkelijke partijen: aan de eene zijde hun geloof in hun beginse len, aan den anderen kant, het bewustzijn van op n bodem te staan met wellicht de meerderheid van het Nederlandsche volk dit was voor Heemskerk niets. Een Kamerontbinding, meer had hij niet noodig. De groote man legde zijn handjes aan den stam en schudde, zoodat er enkele blaadjes vielen, maar dat was dan ook alles; den boom te buigen of te breken vermocht hij niet. Wij wijzen hierop niet mot leedvermaak. Integendeel. Ware er iemand in ons land verschenen, die de kerkelijke partijen had ?Weten te breidelen, wij zouden ons daarin "^stS zfterste hebben verheugd. Maar hoe zou men dat wonder verrichten, op een gegeven oogenblik, op n dag? In den regel, en daarop zal men hier ook te rekenen hebben, worden partijen slechts op deii duur, door den invloed der omstandigheden tot een be ter inzicht gebracht, m. a. w. zij bekeeren veeleer zichzelf dan dat zij door anderen zoolang het bezoek duurde, zoo goed mogelijk moest gedragen. Ware het doenlijk geweest, op te houden hem Wildzang te noemen en aan zijn doopnaam Theodoor te gewennen vóór overmorgen (wanneer de generaal zou aankomen), dan zou dat haar aangenaam wezen. Maar juffrouw Jessamine vreesde, dat zulks in de praktijk niet zou opgaan en had er uit principe iets tegen. Het zou min of meer oneerlijk schijnen, hoewel zij altijd vast en zeker besloten was geweest, dat hij Theo door zou worden genoemd, zoodra hij de be lachelijke eigendommelijkheid van zijn bij naam zou zijn ontwassen. Het geval wilde echter dat hij dien geenszins ontgroeid was, maar daarom moest hij opletten om te weten wie er bedoeld werd, als zij n grootvader «Theo door" riep. Nu wat dat betreft moest hij wel overal voor oppassen. "Je bent soms vreeselijk ongedurig en kunt geen oogenblik op je stoel blijven zitten,Wildzang," begon juffrouw Jessamine. «Ja, tante," stemde Wildzang toe. «Je bent een goede jongen, Wildzang, dat kan ik je grootvader Goddank! zeggen een gehoorzame, eerlijke en goedhartige jongen, maar je bent in n woord, je bent een jongen", vervolgde juffrouw Jessemine, »en ik hoop," voegde zij er bij, half wanhopend over hetgeen de ondervinding haar reeds ge leerd had, «dat jongens jongens zijn." Tegen alle jongensstreken, die mogelijker wijze te voorzien waren, moest Wildzang be loven te zullen waken. Hij moest er om den ken zijn kleederen en handen zindelijk te hou den, zijn catechisatieboekje nog eens dcor te lezen, geen kleverige dingen m zijn zakken te_ steken, zijn haar netjes te houden (»de wind maakt het altijd in de war, tante," zeide Wildzang ? «ik zal morgen den conducteur van de omnibus wat klapperolie laten mee brengen," antwoordde juffrouw Jessamine, een knoop in haren zakdoek leggend) niet zoo woest de kamerdeur binnen te stormen, niet zoo hard te schreeuwen als hij wat vroeg, zijn Zondagspakje niet te knoeien en stil te blij ven zitten in de kerk, vooral den generaal met «grootvader" aan te spreken, zijn voeten op de vloermat af te vegen en dadelijk zijn schoolboeken bij zijn tante te brengen, dan zou zij er met een heet ijzer de ezelsooren uitstrijken. De generaal kwam aan en den eersten dag ging alles goed, behalve dat Wild zang's haar even slordig zat als gewoonlijk, want_ de kapper had «momenteel geen klap perolie voorhanden." Hij begon zich bij zijn zich laten bekeeren. En zoo treffen wij hier weder de oude dwaling aan, ook door de liberalen zoo lane reeds omhelsd; Heemskerk heeft gemeei^f; dat men in de politiek iets verder zou kuip'" nen komen door kunstmatig de tegenpartij in de minderheid te brengen; men zon haar wel klein krijgen, even als de liberalen 't geloofd hebben, dat men het cleriealisiae zon ondermijnen, door de neutrale school te handhaven voor allen, die er niet van ge diend wilden ?,ijn. Al die soort van proefnemingen mislukken en kunnen niet anders dan mislukken, wiji ?zij uitgaan van een miskenning van het wezen van den menschelijken geest, aan welke het eigen is eiken drang, die niet uit' het individu zelf voorkomt, te weerstaan, e» de werking die men op ziéh ziet ? gericht, te beantwoorden met een tegenwerking, waarbij alle kracht van verzet, die tot dusverre slui merde, wordt wakker geroepen. Men kan de .volkeren .slechts voor uitbreid ? gen door allsi jEfrét' voorbedachte rade ge* plaatste hinderpaleif; weg??>ténemen; elk element de. vrijheid -te geven, door 'alle par' tijen err groepen de gelegenheid te openen, onder gelijke omstandigheden, met gelijke rechten toegerust, elkaar te bekampen. Alleen de resultaten uit zulk een strijd te Voorschijn gekomen, kan men vertrou wen. Doch zeg dit eens mr. Heemskerk,'ieer dit de liberale partij. Het schijnt hun dwaas heid: Wijsheid is hun trouwens de wijs* heid van alle mogelijke partijen die de vrijheid' vreezen en de politieke gelijkheid verachten. houdt u zelf voor mondig en tracht anderen naar uw hand te zetten. Werk met wetjes en met kunstgrepen om de tegenpartij te overheerschen en te verzwakken.. Die wijsheid heeft ons gebracht waar Wf zijn, die wijsheid ziet men nu vruchten. dragen bij de Grondwets-herziening. Zij zal oorzaak zijn, dat er alweder na vier jaren sukkelens zoo weinig van terecht komt. Dit is de diepe grond van Heemskerk's en der liberalen vele teleurstellingen. grootvader op zijn gemak te gevoelen en ge neigd tot een vertrouwelijk praatje met hem, precies als met den brievenbesteller. Wat de generaal gevoelde, onder woorden te brengen, zou veel te lang duren, maar de uitkomst was dezelfde. Hij gevoelde zich eveneens geneigd tot een vertrouwelijk praatje met Wildzang. «'n Aardige plaats hier," zeide hij, door hét kleine venster naar buiten ziende op het Groen waar het gras in de ondergaande zon schit terde en de lange schaduwen der boomen vredig op afstaken. »U moest het eens met kermis zien, groot vader," zeide Wildzang, zijn geheele krullebol schuddend en achterover liggend tegen, -de rugleuning van een der beide armstoelen, waarin zij tegenover elkander hadden plaats genomen. «Prettige tijd, hè?" zeide de generaal, met een knipje van zijn linker oog. (Het .andere was van glas). Wederom knikte Wildzang va» ja. '»De laatste keer heb ik nog het meeste pret ge had," zeide hij. >Ik had zooveel geld". «Waarachtig! daar wordt anders tegenwoor dig niet algemeen over geklaagd. Hoeveel had je wel?" »Een gulden twintig. Een nieuw tienst iverstuk van tante, dertien stviivers die ik had opgespaard en een stuiver van den brievenbesteller grootvader!" voegde Wildzang, die het vergeten had, er met een ruk bij. »En waar heb je dat aan uitgegeven kleinzoon?" vroeg de generaal. Wildzang spreidde zijn tien vingers over de armleuningen van zijn stoel uit en eloot de oogen, om te nauwkeuriger te kunnen tellen. «Horlogestander voor tante, drie stuivers. Trompet voor mijzelf, twee, dat 's n kwartje krakelingen voor Tony, een dubbeltje, en een glas met een grenadier er op voor den brievenbesteller, twintig cents, dat 's elf stui vers. Schijfschieten een stuiver, dat 's twaalf. Draaimolen een stuiver, dat 's vijf-en-zestig cents. Tony vrijgehouden, een stuiver veer tien. Turksche schop (Tony betaalde voor zichzelf) een stuiver, dat is drie kwartjes, Nog eens schijfschieten een stuiver, dat '« tachtig cents; dikke dame een stuiver vijien-tachtig. Weer in de draaimolen, een stui ver negentig. Schijfschieten vijf-en-negentig. Tony vrijgehouden, maar hij wou niet schie ten, daarom heb ik het voor hem gedaan, dat 's n gulden. Levend geraamte, een stui ver, neen, toen heeft Tony mij vrijgehoudea

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl