De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 6 maart pagina 2

6 maart 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 506. Van over de Grenzen. W" Se joonrede, waarmede de Duhsche Rijkstdatf geopend is, stelt aan de nieuw verkozen ?leden den eisoh, dat zij de regeeringsvoork:-«tellen betreffende het septennaat «onverwijld, ** "blijmoedig, en eenstemmig" zullen aannemen, 'som daardoor den slechten indruk weg te -'nemen, dien de discussiën in de laatste zit tingen van den Rijksdag op het buitenland ..Rebben gemaakt, en te bewijzen, dat de ^Dwitsehe natie met inspanning van alle ?'krachteiwaanvallen van buiten wil afweren. De regeering tracht door dien eisch en door r de motiyeering daarvan de oppositie niet ilechts in een hatelijk, maar ook in een be lachelijk daglicht te stellen. Over het algemeen ontbreekt het haar en haren aanhan gers ten eenenmale aan die kalmte en beza digdheid, die zich in waardeering van den ?overwonnen tegenstander en eerbiediging van diens gevoelens openbaart. Vandaar die on.;behoorlijke haast, om niet slechts de zittingen 'jtKa den Rijksdag te openen, voordat deher-? Stemmingen afgeloopen zijn, maar om zelfs tot J«e lotjing voor de afdeeïingen en de benoeming WBÖhet bureau over te gaan op een oogenblik, dat van de 397 leden slechts 252 aanwezig ?jsgn, en dat 61 districten nog niet zijn vertjegenwoordigd. Dit is geschied onder voorzitterschap van graaf Moltke, den doven d'dge , van den Rijksdag; het bewijst dat de groote ?trateeg in de kennis der parlementaire con' venances nog niet veel verder dan het A. B. C. ?Is* gekomen. Doch men kan er hem nauweJMjjks een verwijt van maken, wanneer men net, dat zelfs een man met een zoo eervol parlementair verleden als Rudolf Von Ben.nigsen nederig de woorden van den minister " Von Boetticher onderschrijft: »De Rijksdag moet der regeering dankbaar zijn, omdat deze haar zoo spoedig heeft bijeengeroepen". Zoo wordt de dankbaarheid voor een slag in het aangezicht tot eene parlementaire deugd ver heven. Ongetwijfeld zal de volgzame ver? tegenwoordiging, na dezen kaakslag op de i-linker wang, den heer Von Bismarck OOK de .rechter toekeeren. De oppositie protesteerde . .tegen den onwelvoegelijken haast bij -monde van de heeren Windthorst en Richter; bij de verkiezing van een president onthield zij zich van stemming. Behalve de bovengenoemde liefelijkheden aan het adres der oppositie, bevat de troon?rède de_ verzekering van de yredelievendheid , des Keizers, en de aankondiging van eene niet nader omschreven belastinghervorming, waar achter zich wellicht de gevreesde monopoliën voor tabak en sterken drank verschuilen. Wat de verhouding tot het buitenland be treft, verwijst de Keizer naar het gezegde in de rede, waarmede de zitting in T^ovember 1886 werd geopend. Deze eenigszins onge bruikelijke vorm verraadt een alleszins ver klaarbare verlegenheid. Immers, na de beleedigingen aan de Fransche regeering toege voegd en na den koud waterstraal, uit St. .Petersburg op Duitschland gericht, was het niet veilig, bij de opsomming van «hartelijke," het levend geraamte telt niet mee. Kege len, een stuiver, een gulden vijf. Zeemeermin, maar toen we er binnenkwamen was ze dood, een stuiver, dat is n gulden en een dub beltje. Groote schouwburg: Cheristane de Villenbois of de moord in het duister woud. Een prachtige jonge dame, mijnheer, met erg roode wangen en een wezenlijk pistool, een stuiver vierde rang, dat 's een gulden vijftien. Gemberbier een stuiver ('k had zoo'n dorst!) een gulden twintig o-p op. En toen heeft de man van de schietbaan mij nog eens voor niet laten schieten, omdat ik, zei hij, op en top een heer was en mijn geld verteerde als een man." »Dat doe je, jongen! dat doe je!" riep de generaal met warmte. »\Vel! je verteert het als een prins. En nu zal je wel geen cent op zak hebben, is 't wel?" vroeg hij. »Ja wel," antwoordde Wildzang. »Een dub beltje. Opgespaard." En hij sloeg met de hand op zijn zak, zoodat de centen rammelden. »Je hebt toch zeker geen geld noodig, be halve als 't kermis is. wel ?" vroeg de generaal. Tegen zijn verwachting knikte Wildzang's krullebol »ja." »Als ik zooveel kon krijgen als ik noodig heb, zou ik wel weten Avat ik kocht," zeidehij. »En hoeveel zou je dan wel noodig hebben, als je het krijgen kon?'' «Wacht even, grootvader, totdat ik heb uit gerekend hoeveel er overblijft als ik een dub beltje aftrek van honderd tachtig gulden. Nul van nul blijft nul, n van nul kan niet, dan leen ik er tien, n van tien blijft negen; negentig cents, wilt u even onthouden: negen tig, totdat ik het u vraag; tien geleend van nul kan niet, dan van zijn buurman, n daarvan afgenomen, blijft negen, een geleend van acht wordt zeven n blijft n dus honderd negen-en-zeventig gulden en wat vroeg ik u ook weer om te onthouden?" «Negentig" antwoordde de generaal. «Honderd negen-en-zeventig gulden en ne gentig cents moet ik dus nog hebben," zeide Wildzang. »God bewaar me! waarvoor jongen?" »Om Lollo te koopen. Lollo wil zeggen rood, grootvader. De roode Zigeunersponey. Ol -hij is zoo mooi! U moest eens zien hoe zijn vel in de zon schittert! En zulke lange manen! en zijn staart! Zulke kleine pootjes, grootvader, en ze gaan als de wind zoo gauw! Zoo'n aardig snoetje ook en oogjes als van een muis! Maar hij is een harddraver en de Zigeuner moet honderd tachtig gulden voor hem hebben." «vriendschappelijke" of»innige" verhoudingen, namen te noemen. Even verklaarbaar is net, dat van den uitslag der verkiezingen in ElzasLotharingen met geen enkel woord werd melding gemaakt. De Norddeutsehe Allgemeine Zeitung laat zich intusschen door overwegingen van voor zichtigheid of opportuniteit niet weerhouden van eene bespreking; dezer beide netelige on derwerpen. Het ofhcieuse blad verkondigt den volke, dat de Brusselsche Nord en de Weener Politische Correspondent niet door de regeering te St. Petersburg geïnspireerd zijn. Jammer maar, dat Katkoff, die van Rus sische zaken altijd nog meer weet dan de Norddeutsehe, tegelijkertijd komt verklaren, dat de bedoelde, ongetwijfeld officieuse artikelen de uiting zijn van eene omkeeriiig in de mee ning der Russische diplomaten, die het thans met den redacteur der Moskouer Wjedomosti eens zijn, om een samengaan van Rusland met Duitschland als nadeelig en gevaarlijk voor de eerste mogendheid te veroordeelen. Zoo verkrijgt het (zonderling genoeg uit Madrid afgezonden) bericht eenige waarschijn lijkheid, dat Rusland zich formeel uit den driekeizersbond zou hebben teruggetrokken, en zijne geheele vrijheid van handelen zou hebben hernomen. Nog sterker speculatie op de lichtgeloovigheid van het goede publiek is de bewering van de Norddeutsehe, dat de verkiezing van protestcandidaten in Elzas-Lotharingen niet beduidt, dat de bewoners dier streken liever Franschen dan Duitschers zijn. Volgens het orgaan van den rijkskanselier hebben zij hunne Protestier (de Revanche noemde hen rondweg^candidats francais") alleen gekozen, omdat zij bang waren voor de Franschen, die bij het uitbreken van een conflict de Rijkslanden tot tooneel van den oorlog zouden maken. Op die wijze voortgaande, zal de Norddeutsehe mogelijk weldra beweren, dat de kiezers te Meppen den heer Windthorst en die te Hagen den heer Richter naar den Rijksdag hebben gezonden, louter om den heer Von Bismarck genoegen te doen. Hoe zouden overigens de Elzassers en Lotharingers niet het Duitsche régime boven het Fransche verkiezen, als zij nagaan, welke zegeningen de Strassburger Post hun voorspiegelt! Vol gens dit blad staat hun te wachten: scnorsing van het kiesrecht voor den Rijksdag, beper king der verblijfpassen voor vreemdelingen, opheffing van inlandsche genootschappen en vereenigingen, die geen geïmmigreerden in hun midden willen toelaten, opleiding der katholieke geestelijkheid volgens Duitsche begrippen; opvoeding der vrouwelijke jeugd op Duitsche scholen, en eindelijk ontbinding der gemeen teraden en_ vervanging van deze door regeeringscommissarissen, in al die plaatsen, waar de protest-candidaten eene groote meerder heid hebben verkregen. Men kan zich voor stellen, met welk eene geestdrift de ElzasLotharingers de vaderlijke hand van den heer Von Bismarck zullen kussen, al werd slechts een klein deel van dit verlokkend programma uitgevoerd. De Bulgaarsche quaestie zoo verzekeren ons de officieus-Russische organen is op dit oogenblik voor Rusland eene vraag van «Als 't een harddraver is, kunt gij toch niet op hem rijden. Zou je wel denken? »Ne?ee, grootvader, maar ik blijf toch wel op hem zitten. Verleden keer ben ik ook niet gevallen." »Wat zeg je! Nu, ik houd zelf ook heel veel van paardrijden en als het beest zoo goed is, als je zegt, zou hij mij misschien wel bevallen." «U bent te groot voor Lollo, denk ik," zeide Wildzang, zijn grootvader met de oogen metend. «Maar ik kan mijn beeiien toch wel optrek ken, zou ik denken. Wij zullen morgen eens naar hem gaan kijken." »Bent u niet nog al zwaar?" vroeg Wildzang. «Meest watten," antwoordde de generaal, zich op de borst boven zijn uniformjas slaande. «Het eerste wat wij morgenochtend zullen gaan doen, is die kleine harddraver op het Groen te laten komen, 'k Ben blij dat je er van gesproken hebt, kleinzoon 'k vind het erg prettig." De generaal hield woord. Den volgenden morgen waren de Zigeuner met Lollo, juffrouw Jessamine, Wildzang met zijn grootvader en de hond Vuurvreter, allen in een schilder achtige groep aan het eind van het Groen verzameld; wat zoodanig de wel te veront schuldigen nieuwsgierigheid opwekte van juf frouw Johnson, die hen van uit een der ra men in de bovenverdieping zag staan, dat zij wel een uur vroeger dan anders hare gewone wandeling met de kinderen ging maken. De generaal stond druk te praten met den Zi geuner, terwijl Wildzang zijn hand lief kpozend door Lollo's manen stre_ek en niet wist wat hij meer zou zijn als zijn grootvader hem kocht, blij of verdrietig. «Wildzang!" «Ja, grootvader!" »Ik heb Lollo gekocht, maar ik geloof dat jij gelijk hebt gehad. Hij is nauwelijks hoog genoeg voor mij. Als je met hem naar den. overkant van het Groen kunt rijden, zal ik hem jou maar geven." Hoe Wildzang op Lollo's rug was geko men, wist hij zich later niet meer te herinne ren. Juist had hij de teugels ter hand geno men, toen de Zigeunervaoer hem bij den arm greep. «Als u Lollo hard wil laten loopen, jonge heer...." begon hij. »Dat kan ik wei!" riep Wildzang en uit zijn zak de trompet te voorschijn halend, die hij op de kermis had gekocht, ontlokte hij daaraan een luiden doordringenden toon, die over het Groen schalde. ondergeschikt belang. Dit klinkt in zoover waarschijnlijk, als het voor Rusland beden kelijk zou zijn zich, hetzij door eene alliantie, hetzij door een bezwaarlijk te localiseeren conflict met Oostenrijk de handen te binden, wanneer het de kans heeft om, bij het uit breken van een oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland, op het gunstige oogenblik niet slechts als scheidsrechter in hoogste instantie uitspraak te doen, maar tevens met n slag en zonder noemenswaardige moeite in het Oosten alles te verkrijgen, wat het wenscht. Nemen wij aan, dat de verzekering niet is gegeven in den geest; die Talleyrand deed zeggen, dat den mensch het woord is ge schonken om zijne gedachten te verbergen, dan blijft het toch de vraag, of Rusland op dit gunstige oogenblik wachten kan. Want al is een Fransch-Duitsch conflict op den duur onvermijdelijk, op dit oogenblik schijnen noch de Franschen, noch de Duitschers lust te hebben om te vechten. En daarenboven is het moeielijk, zoo niet onmogelijk, den status quo in Bulgarije nog veel langer te handhaven, moeielijk vooral, omdat Rusland zelf niet bij machte is, de juiste gevolgen te berekenen van zijne intriges tegen het Bul gaarsche regentschap. Dit is deze week overtuigend gebleken. De militaire opstanden te Silistria en te Roestschoek zijn door de Bulgaarsche regeering betrekkelijk gemakkelijk gedempt, omdat zij op zich zelf stonden, en niet gepaard gingen met eene oproerige beweging in het gansche land. De mijn is al weer te vroeg gesprongen. Maar wat thans is geschied, kan zich dage lijks en overal herhalen, zoolang de Russi sche pope en de Russische roebel aan het werk blijven. De Bulgaarsche regeering is gedwongen die aanvallen af te we ren, en treft daarbij de vrienden van Rusland. Lang zal die toestand niet kun nen duren, zonder dat de openbare meening in Rusland de bezetting van Bulgarije, waar voor nu reeds het voorwendsel niet meer ont breekt, zoo luide eischt, dat zij voor den czar eene gebiedende noodzakelijkheid wordt. Wil Rusland dus wachten, dan moet het zijne vrienden in Bulgarije óók leeren wach ten ; anders zullen wellicht eerder «de poppen aan het dansen" zijn, dan men te St. Peters burg wenscht. E. D. PIJZEL. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre: Joan Woutersz. Stadsschouwburg: Martelares. Toen ik, voor een dertig, veertig jaren geleden, mij veroorloofde nu en dan wat water in den wijn der opgewondenheid te doen, die men ter eere der bewerkers en drijvers van den opstand der XVIe Eeuw plengde, zeido Martinus des Amorie van der Hoeven eens tegen mij: Beneem het volk zijn mythen niet; ieder volk moet zijn epos hebben, en men behoort er niet angstig naar te vragen of de feiten van het heldendicht overeen-komen met de rezultaten der historische kri tiek." De Joan Woutersz" is in het licht van dat mythische epos geschreven. Het stuk staat in alle opzichten hooger dan de dramatische vaderlandsche stukken van Klijn, Wiselius, en nog arglozer dichters: maar het is onmiskenbaar eenigszins ver ouderd. Op het spoor van Schiller geeft Schimmel allerlei wijsgeerige onderlagen aan de gebeurte nissen, die hij zich, ten jare 1573, in Enkhuizen laat voltrekken. De voorstanders van Oranje heb ben de overtuiging, dat het den Prins te doen is geweest om de vrijheid van den mensch, de vrijheid van den geest", 't Is jammer, dat men zoo lang vóór Spinoza, vóór de encyklopsedisten der XVIIIe Eeuw, zulke voorstellingen al schildert. Had de Zwijger de vrijheid van den geest" wil len scheppen, d. i. de leer verbreiden, dat het er niet op aankomt wat men gelooft, dan zou hij al heel slecht in dat streven geslaagd zijn. Het is ten minste nooit iemant in zijn hoofd gekomen het inkonsequent te vinden, dat te Amsterdam, in den foyer de rintelligencc, van wege de Burge meesters Sociniaansche boeken verbrand werden, en de Heeren Blaeu tot kcrkerstraf veroordeeld o. a. ook om dat zij paapsche boeken gedrukt hadden. Het |s waar, dat tot het ouderwetsche van Joan Wouter'sz." de alexandrijn wel wat bijdraagt. Wiltem, Prins van Oranje, de Heer Hesselink, had weinig bedrevenheid in het vergeeflijk maken dier 6-voetige rijmende jamben"; en Mevr. Ellen berger (Maria Euychaver). de Heer Veltman {De la Cerda) en de beniflciant, de Heer Potharst (Joan) konden door hun beteren toon dat niet goedmaken. Mev. Ellenberger is in de laatste 14, 15 jaar steeds jonger geworden, en ik kan niet nalaten te betuigen, dat haar jeugdig en bevallig uitzicht mijne hoogste verwondering heeft opge wekt. De Heer Veltman had een fraayon kop als de Spaanwlie Grande, en de Heer Potharst heeft, met al het vuur en gevoel, dat wij van hem ken nen, zijn rol vervuld. Ook Mej. Grader, als Charlotte van Bourbon, was zeer voldoende; misschien wat te jong. Indien men al eenige bontheid in het nieuwe drama van Adolphe D'Ennery en Edmond Barb niet verontschuldigen kan, komiek is het in geenen doele; maar dat was natuurlijk in het voorjaar van 1886, voor het Théatre de l'Ambigu-Comique", geen reden om het niet te spelen. Vele parijsche schouwburgen dragen namen, die niet over-eenkomen met de stukken, welke men geeft. L'ambigu-comique" heeft heel wel gedaan : want Martyre!" is een mooi stuk. 't Is onbegrijpelijk, dat de kundige overzetter, de Heer H. L. Berckenhoft, gemeend heeft dezen vokatief te moeten vertalen met, het woord Martelares". Hot is zonder voorbeeld, dat men aldus in 't Nederlandsch een persoonsaanduiding als titel gebruikt zonder lidwoord. Heeft men met een meervoud te doen, dan is 't iets anders: Keizer en bedelaar" bijv. Maar alleen Keizer"? Onmogelijk. D'Ennery en Barbéhebben ook blijkbaar bedoeld het mannelijk woord Martyre, martelaarschap, martelie, maar geenszins het vrouwelijk, De vertaling is anders goed van stijl, maar wij, Hollanders, gebruiken in het dagelijksch leven geen 2e naamvallen (als mijner, der en des). Het dankbare stuk is uitmuntend gespeeld. De Heer Morin trad op voor den Engelschen, buitoni Europeeschen, Konsul, Sir Elie Drack (wiens naam men te-recht, door de uitspraak Drake (Dreek), het wanluidende Drek (Drack) heeft doen vervangen. Den Italiaan, voor wien de Heer van Schoonhoven met veel gematigdheid optrad,noemde men Palmieri, met den toon op de uitgang. Naar de fransche Weg vloog Lollo en weg vloog Wildzang's hoed. Zijn goudblond haar fladderde om zijn hoofd als een aureool, waaruit zijn roode, door het trompetteren opgeblazen wangen, helder afstaken. Weg vloog ook Vuurvreter de hond, dol van pret over den wedren en met den wind in zijn zachte flossige ooren. Weg vlo gen de ganzen, de haan met zijn kippen en de geheele familie Johnson. Lucy klemde zich vast aan hare mama. Jane redde Emily door haar aan haar jurkje achteruit te trek ken en Tony ontkwam door een bokkesprong. De grijze gans kwam juist weer aanwaggelen, toen Wildzang op Lollo terug kwam rijden, met Vuurvreter hijgend achter hen aan. «Goed, jongeheer! heel goed!" zeide de Zi geuner. »U is voor den zadel geboren. U hebt de platte dij, de sterke knie, den veerkrachtigen rug en de lichte streelende hand, waarmede paarden worden getemd; al wat u nu nog noodig hebt te weten is het geheime woord. Kom eens hier!" «Wat had die rare kerel je toch te vertel len, kleinzoon ?" vroeg de generaal. «Dat mag ik niet zeggen, grootvader; 't is een geheim l" Weer zaten ze tegenover elkander in de twee leuningstoelen, de generaal eiken trek van zijn kleinzoon aandachtig bespiedend, terwijl zich een wonderlijke uitdrukking op zijn gezicht vertoonde. «Je zult zeker wel veel van je tante hou den, niet waar Wildzang?" «Ja, grootvader," antwoordde Wildzang met warmte. «En van wien houdt je na haar het meest ?" De banden des blocds deden zich bij den generaal zelf met kracht gelden en misschien dacht hij bij deze vraag aan Lollo. Maar liefde wordt niet zoo op n dag gekocht, zelfs niet met honderd negen-en-zeventig gul den en negentig cents. Wildzang antwoordde dan ook zonder aarzelen: «Van den brieven besteller." «Waarom de brievenbesteller ?" «Omdat hij mijn vader heeft gekend," antwoorde Wildzang, «en mij altoos van hem vertelt en van zijn zwarte merrie. Mijn pa was een soldaat een dapper soldaat. Hij stierf bij Waterloo. Als ik groot ben wil ik ook soldaat worden. «Dat zal je, mijn jongen, dat zal je!" «Dank u, grootvader. Tante wil het niet graag hebben, want ze is bang dat ik doodge schoten zal worden." «Wel nu komaan! Wou ze je dan onder een stolp zetten en daar laten blijven. Al werd je koekeb akker, dan zou je misschien door den bliksem kunnen getroffen worden en dan was je toch ook dood." »Ja zeker! Dat moet ik tante toch eens zeggen. Wat bent u een grappige man, groot vader. Zeg, zoudt u denken dat mijn pa het geheim van den Zigeuner heeft geweten ? De brievenbesteller zegt, dat hij zijn zwarte mer rie ook wel eens iets in het oor fluisterde," «Je vader heeft als kind leeren rijden van een der gebronsde ruiters uit het Oosten, die over de vlakten scheren en zwenken, als de zwaluwen in de herfstlucht boven ons hoofd kleinzoon! Houd ook een beetje van mij. Ik weet meer van je vader dan de brievenbe steller je kan vertellen." »Ik houd veel van u, grootvader," antwoordde Wildzang. «Voordat u kwam was ik bang, maar ik had geen idee dat u zoo aardig was." «Blijf altijd veel van mij houden, mijn jonfen. Wat ik ook doe of ongedaan mocht laten. In God helpe mij! wat gij doet of niet doet, ik zal je blijven liefhebben! Geen dag, neen! geen uur mag er een breuk tusschen ons zijn. Niemand is volmaakt en wij behoeven niet zoo bitter te wezen; het leven is onzeker ge noeg, al lijkt het alsof geen kwaad ons kan deren. Zie mij aan! Hier zit ik, na een dozijn gevechten en een verblijf in de ongezondste streken van de wereld en achter gindsche bemoste poort ligt je moeder, die misschien in haar leven geen vijf mijlen van haar tantes huis is geweest dood; zoo jong gestorven; mijn goudlokkige dochter, die ik nooit heb mogen zien." Wildzang was diep ontroerd. «Huil niet, grootvader," zuchte hij, terwijl zijn blauwe oogen zich ook met tranen vul den. »Ik zal heel veel van u houden en een goede jongen zijn. Maar ik zou toch graag soldaat worden." «Dat zal je, mijn jongen, dat zal je. Je hebt meer aanspraak pp een aanstelling dan je wel weet. Zeker bij de cavalerie. Zeg, kleine Wildzang? Wel! Wel! als je tot eer van je land in het leven blijft gespaard, dan zal dit oude hart van trots over jou weer jong wor den en als je in dienst van liet vaderland sterft dan God zegen je! jongen kan. het niet meer dan breken voor jou." En zich op de plaats kloppend, die volgens zijn zeggen hoofdzakelijk uit watten bestond, alsof ze hem benauwden, stond de oude man. op en stapte naar buiten op het Groen. (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl