Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 506.
Van over de Grenzen.
W"
Se joonrede, waarmede de Duhsche
Rijkstdatf geopend is, stelt aan de nieuw verkozen
?leden den eisoh, dat zij de
regeeringsvoork:-«tellen betreffende het septennaat «onverwijld,
** "blijmoedig, en eenstemmig" zullen aannemen,
'som daardoor den slechten indruk weg te
-'nemen, dien de discussiën in de laatste zit
tingen van den Rijksdag op het buitenland
..Rebben gemaakt, en te bewijzen, dat de
^Dwitsehe natie met inspanning van alle
?'krachteiwaanvallen van buiten wil afweren.
De regeering tracht door dien eisch en door
r de motiyeering daarvan de oppositie niet
ilechts in een hatelijk, maar ook in een be
lachelijk daglicht te stellen. Over het
algemeen ontbreekt het haar en haren aanhan
gers ten eenenmale aan die kalmte en beza
digdheid, die zich in waardeering van den
?overwonnen tegenstander en eerbiediging van
diens gevoelens openbaart. Vandaar die
on.;behoorlijke haast, om niet slechts de zittingen
'jtKa den Rijksdag te openen, voordat
deher-? Stemmingen afgeloopen zijn, maar om zelfs tot
J«e lotjing voor de afdeeïingen en de benoeming
WBÖhet bureau over te gaan op een oogenblik,
dat van de 397 leden slechts 252 aanwezig
?jsgn, en dat 61 districten nog niet zijn
vertjegenwoordigd. Dit is geschied onder
voorzitterschap van graaf Moltke, den doven d'dge
, van den Rijksdag; het bewijst dat de groote
?trateeg in de kennis der parlementaire
con' venances nog niet veel verder dan het A. B. C.
?Is* gekomen. Doch men kan er hem
nauweJMjjks een verwijt van maken, wanneer men
net, dat zelfs een man met een zoo eervol
parlementair verleden als Rudolf Von
Ben.nigsen nederig de woorden van den minister
" Von Boetticher onderschrijft: »De Rijksdag
moet der regeering dankbaar zijn, omdat deze
haar zoo spoedig heeft bijeengeroepen". Zoo
wordt de dankbaarheid voor een slag in het
aangezicht tot eene parlementaire deugd ver
heven. Ongetwijfeld zal de volgzame
ver? tegenwoordiging, na dezen kaakslag op de
i-linker wang, den heer Von Bismarck OOK de
.rechter toekeeren. De oppositie protesteerde
. .tegen den onwelvoegelijken haast bij -monde
van de heeren Windthorst en Richter; bij de
verkiezing van een president onthield zij zich
van stemming.
Behalve de bovengenoemde liefelijkheden
aan het adres der oppositie, bevat de
troon?rède de_ verzekering van de yredelievendheid
, des Keizers, en de aankondiging van eene niet
nader omschreven belastinghervorming, waar
achter zich wellicht de gevreesde monopoliën
voor tabak en sterken drank verschuilen.
Wat de verhouding tot het buitenland be
treft, verwijst de Keizer naar het gezegde in
de rede, waarmede de zitting in T^ovember
1886 werd geopend. Deze eenigszins onge
bruikelijke vorm verraadt een alleszins ver
klaarbare verlegenheid. Immers, na de
beleedigingen aan de Fransche regeering toege
voegd en na den koud waterstraal, uit St.
.Petersburg op Duitschland gericht, was het
niet veilig, bij de opsomming van «hartelijke,"
het levend geraamte telt niet mee. Kege
len, een stuiver, een gulden vijf. Zeemeermin,
maar toen we er binnenkwamen was ze dood,
een stuiver, dat is n gulden en een dub
beltje. Groote schouwburg: Cheristane de
Villenbois of de moord in het duister woud. Een
prachtige jonge dame, mijnheer, met erg roode
wangen en een wezenlijk pistool, een stuiver
vierde rang, dat 's een gulden vijftien.
Gemberbier een stuiver ('k had zoo'n dorst!) een
gulden twintig o-p op. En toen heeft
de man van de schietbaan mij nog eens voor
niet laten schieten, omdat ik, zei hij, op en
top een heer was en mijn geld verteerde als
een man."
»Dat doe je, jongen! dat doe je!" riep de
generaal met warmte. »\Vel! je verteert het
als een prins. En nu zal je wel geen cent op
zak hebben, is 't wel?" vroeg hij.
»Ja wel," antwoordde Wildzang. »Een dub
beltje. Opgespaard." En hij sloeg met de hand
op zijn zak, zoodat de centen rammelden.
»Je hebt toch zeker geen geld noodig, be
halve als 't kermis is. wel ?" vroeg de generaal.
Tegen zijn verwachting knikte Wildzang's
krullebol »ja."
»Als ik zooveel kon krijgen als ik noodig
heb, zou ik wel weten Avat ik kocht," zeidehij.
»En hoeveel zou je dan wel noodig hebben,
als je het krijgen kon?''
«Wacht even, grootvader, totdat ik heb uit
gerekend hoeveel er overblijft als ik een dub
beltje aftrek van honderd tachtig gulden.
Nul van nul blijft nul, n van nul kan niet,
dan leen ik er tien, n van tien blijft negen;
negentig cents, wilt u even onthouden: negen
tig, totdat ik het u vraag; tien geleend van
nul kan niet, dan van zijn buurman, n
daarvan afgenomen, blijft negen, een geleend
van acht wordt zeven n blijft n dus
honderd negen-en-zeventig gulden en wat
vroeg ik u ook weer om te onthouden?"
«Negentig" antwoordde de generaal.
«Honderd negen-en-zeventig gulden en ne
gentig cents moet ik dus nog hebben," zeide
Wildzang.
»God bewaar me! waarvoor jongen?"
»Om Lollo te koopen. Lollo wil zeggen
rood, grootvader. De roode Zigeunersponey.
Ol -hij is zoo mooi! U moest eens zien hoe
zijn vel in de zon schittert! En zulke lange
manen! en zijn staart! Zulke kleine pootjes,
grootvader, en ze gaan als de wind zoo gauw!
Zoo'n aardig snoetje ook en oogjes als van
een muis! Maar hij is een harddraver en de
Zigeuner moet honderd tachtig gulden voor
hem hebben."
«vriendschappelijke" of»innige" verhoudingen,
namen te noemen. Even verklaarbaar is net,
dat van den uitslag der verkiezingen in
ElzasLotharingen met geen enkel woord werd
melding gemaakt.
De Norddeutsehe Allgemeine Zeitung laat
zich intusschen door overwegingen van voor
zichtigheid of opportuniteit niet weerhouden
van eene bespreking; dezer beide netelige on
derwerpen. Het ofhcieuse blad verkondigt
den volke, dat de Brusselsche Nord en de
Weener Politische Correspondent niet door de
regeering te St. Petersburg geïnspireerd zijn.
Jammer maar, dat Katkoff, die van Rus
sische zaken altijd nog meer weet dan de
Norddeutsehe, tegelijkertijd komt verklaren, dat
de bedoelde, ongetwijfeld officieuse artikelen
de uiting zijn van eene omkeeriiig in de mee
ning der Russische diplomaten, die het thans
met den redacteur der Moskouer Wjedomosti
eens zijn, om een samengaan van Rusland
met Duitschland als nadeelig en gevaarlijk
voor de eerste mogendheid te veroordeelen.
Zoo verkrijgt het (zonderling genoeg uit
Madrid afgezonden) bericht eenige waarschijn
lijkheid, dat Rusland zich formeel uit den
driekeizersbond zou hebben teruggetrokken,
en zijne geheele vrijheid van handelen zou
hebben hernomen.
Nog sterker speculatie op de
lichtgeloovigheid van het goede publiek is de bewering
van de Norddeutsehe, dat de verkiezing van
protestcandidaten in Elzas-Lotharingen niet
beduidt, dat de bewoners dier streken liever
Franschen dan Duitschers zijn. Volgens het
orgaan van den rijkskanselier hebben zij
hunne Protestier (de Revanche noemde hen
rondweg^candidats francais") alleen gekozen,
omdat zij bang waren voor de Franschen, die
bij het uitbreken van een conflict de
Rijkslanden tot tooneel van den oorlog zouden
maken. Op die wijze voortgaande, zal de
Norddeutsehe mogelijk weldra beweren, dat de
kiezers te Meppen den heer Windthorst en
die te Hagen den heer Richter naar den
Rijksdag hebben gezonden, louter om den
heer Von Bismarck genoegen te doen. Hoe
zouden overigens de Elzassers en Lotharingers
niet het Duitsche régime boven het Fransche
verkiezen, als zij nagaan, welke zegeningen
de Strassburger Post hun voorspiegelt! Vol
gens dit blad staat hun te wachten: scnorsing
van het kiesrecht voor den Rijksdag, beper
king der verblijfpassen voor vreemdelingen,
opheffing van inlandsche genootschappen en
vereenigingen, die geen geïmmigreerden in hun
midden willen toelaten, opleiding der katholieke
geestelijkheid volgens Duitsche begrippen;
opvoeding der vrouwelijke jeugd op Duitsche
scholen, en eindelijk ontbinding der gemeen
teraden en_ vervanging van deze door
regeeringscommissarissen, in al die plaatsen, waar
de protest-candidaten eene groote meerder
heid hebben verkregen. Men kan zich voor
stellen, met welk eene geestdrift de
ElzasLotharingers de vaderlijke hand van den
heer Von Bismarck zullen kussen, al werd
slechts een klein deel van dit verlokkend
programma uitgevoerd.
De Bulgaarsche quaestie zoo verzekeren
ons de officieus-Russische organen is op
dit oogenblik voor Rusland eene vraag van
«Als 't een harddraver is, kunt gij toch niet
op hem rijden. Zou je wel denken?
»Ne?ee, grootvader, maar ik blijf toch wel
op hem zitten. Verleden keer ben ik ook niet
gevallen."
»Wat zeg je! Nu, ik houd zelf ook heel veel
van paardrijden en als het beest zoo goed is,
als je zegt, zou hij mij misschien wel bevallen."
«U bent te groot voor Lollo, denk ik," zeide
Wildzang, zijn grootvader met de oogen
metend.
«Maar ik kan mijn beeiien toch wel optrek
ken, zou ik denken. Wij zullen morgen eens
naar hem gaan kijken."
»Bent u niet nog al zwaar?" vroeg Wildzang.
«Meest watten," antwoordde de generaal,
zich op de borst boven zijn uniformjas slaande.
«Het eerste wat wij morgenochtend zullen
gaan doen, is die kleine harddraver op het
Groen te laten komen, 'k Ben blij dat je er
van gesproken hebt, kleinzoon 'k vind het
erg prettig."
De generaal hield woord. Den volgenden
morgen waren de Zigeuner met Lollo, juffrouw
Jessamine, Wildzang met zijn grootvader en
de hond Vuurvreter, allen in een schilder
achtige groep aan het eind van het Groen
verzameld; wat zoodanig de wel te veront
schuldigen nieuwsgierigheid opwekte van juf
frouw Johnson, die hen van uit een der ra
men in de bovenverdieping zag staan, dat zij
wel een uur vroeger dan anders hare gewone
wandeling met de kinderen ging maken. De
generaal stond druk te praten met den Zi
geuner, terwijl Wildzang zijn hand lief kpozend
door Lollo's manen stre_ek en niet wist wat
hij meer zou zijn als zijn grootvader hem
kocht, blij of verdrietig.
«Wildzang!"
«Ja, grootvader!"
»Ik heb Lollo gekocht, maar ik geloof dat
jij gelijk hebt gehad. Hij is nauwelijks hoog
genoeg voor mij. Als je met hem naar den.
overkant van het Groen kunt rijden, zal ik
hem jou maar geven."
Hoe Wildzang op Lollo's rug was geko
men, wist hij zich later niet meer te herinne
ren. Juist had hij de teugels ter hand geno
men, toen de Zigeunervaoer hem bij den arm
greep.
«Als u Lollo hard wil laten loopen, jonge
heer...." begon hij.
»Dat kan ik wei!" riep Wildzang en uit
zijn zak de trompet te voorschijn halend, die
hij op de kermis had gekocht, ontlokte hij
daaraan een luiden doordringenden toon, die
over het Groen schalde.
ondergeschikt belang. Dit klinkt in zoover
waarschijnlijk, als het voor Rusland beden
kelijk zou zijn zich, hetzij door eene alliantie,
hetzij door een bezwaarlijk te localiseeren
conflict met Oostenrijk de handen te binden,
wanneer het de kans heeft om, bij het uit
breken van een oorlog tusschen Frankrijk en
Duitschland, op het gunstige oogenblik niet
slechts als scheidsrechter in hoogste instantie
uitspraak te doen, maar tevens met n slag
en zonder noemenswaardige moeite in het
Oosten alles te verkrijgen, wat het wenscht.
Nemen wij aan, dat de verzekering niet is
gegeven in den geest; die Talleyrand deed
zeggen, dat den mensch het woord is ge
schonken om zijne gedachten te verbergen,
dan blijft het toch de vraag, of Rusland op
dit gunstige oogenblik wachten kan. Want
al is een Fransch-Duitsch conflict op den
duur onvermijdelijk, op dit oogenblik schijnen
noch de Franschen, noch de Duitschers lust
te hebben om te vechten. En daarenboven
is het moeielijk, zoo niet onmogelijk, den
status quo in Bulgarije nog veel langer te
handhaven, moeielijk vooral, omdat Rusland
zelf niet bij machte is, de juiste gevolgen te
berekenen van zijne intriges tegen het Bul
gaarsche regentschap.
Dit is deze week overtuigend gebleken. De
militaire opstanden te Silistria en te
Roestschoek zijn door de Bulgaarsche regeering
betrekkelijk gemakkelijk gedempt, omdat zij
op zich zelf stonden, en niet gepaard gingen
met eene oproerige beweging in het gansche
land. De mijn is al weer te vroeg gesprongen.
Maar wat thans is geschied, kan zich dage
lijks en overal herhalen, zoolang de Russi
sche pope en de Russische roebel aan het
werk blijven. De Bulgaarsche regeering
is gedwongen die aanvallen af te we
ren, en treft daarbij de vrienden van
Rusland. Lang zal die toestand niet kun
nen duren, zonder dat de openbare meening
in Rusland de bezetting van Bulgarije, waar
voor nu reeds het voorwendsel niet meer ont
breekt, zoo luide eischt, dat zij voor den czar
eene gebiedende noodzakelijkheid wordt.
Wil Rusland dus wachten, dan moet het
zijne vrienden in Bulgarije óók leeren wach
ten ; anders zullen wellicht eerder «de poppen
aan het dansen" zijn, dan men te St. Peters
burg wenscht.
E. D. PIJZEL.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre: Joan Woutersz.
Stadsschouwburg: Martelares.
Toen ik, voor een dertig, veertig jaren geleden,
mij veroorloofde nu en dan wat water in den wijn
der opgewondenheid te doen, die men ter eere
der bewerkers en drijvers van den opstand der
XVIe Eeuw plengde, zeido Martinus des Amorie
van der Hoeven eens tegen mij: Beneem het
volk zijn mythen niet; ieder volk moet zijn epos
hebben, en men behoort er niet angstig naar te
vragen of de feiten van het heldendicht
overeen-komen met de rezultaten der historische kri
tiek."
De Joan Woutersz" is in het licht van dat
mythische epos geschreven. Het stuk staat in alle
opzichten hooger dan de dramatische
vaderlandsche stukken van Klijn, Wiselius, en nog arglozer
dichters: maar het is onmiskenbaar eenigszins ver
ouderd. Op het spoor van Schiller geeft Schimmel
allerlei wijsgeerige onderlagen aan de gebeurte
nissen, die hij zich, ten jare 1573, in Enkhuizen
laat voltrekken. De voorstanders van Oranje heb
ben de overtuiging, dat het den Prins te doen is
geweest om de vrijheid van den mensch, de
vrijheid van den geest", 't Is jammer, dat men
zoo lang vóór Spinoza, vóór de encyklopsedisten
der XVIIIe Eeuw, zulke voorstellingen al schildert.
Had de Zwijger de vrijheid van den geest" wil
len scheppen, d. i. de leer verbreiden, dat het er
niet op aankomt wat men gelooft, dan zou hij al
heel slecht in dat streven geslaagd zijn. Het is
ten minste nooit iemant in zijn hoofd gekomen
het inkonsequent te vinden, dat te Amsterdam, in
den foyer de rintelligencc, van wege de Burge
meesters Sociniaansche boeken verbrand werden, en
de Heeren Blaeu tot kcrkerstraf veroordeeld o. a.
ook om dat zij paapsche boeken gedrukt hadden.
Het |s waar, dat tot het ouderwetsche van Joan
Wouter'sz." de alexandrijn wel wat bijdraagt.
Wiltem, Prins van Oranje, de Heer Hesselink,
had weinig bedrevenheid in het vergeeflijk maken
dier 6-voetige rijmende jamben"; en Mevr. Ellen
berger (Maria Euychaver). de Heer Veltman {De
la Cerda) en de beniflciant, de Heer Potharst
(Joan) konden door hun beteren toon dat niet
goedmaken. Mev. Ellenberger is in de laatste 14,
15 jaar steeds jonger geworden, en ik kan niet
nalaten te betuigen, dat haar jeugdig en bevallig
uitzicht mijne hoogste verwondering heeft opge
wekt. De Heer Veltman had een fraayon kop als
de Spaanwlie Grande, en de Heer Potharst heeft,
met al het vuur en gevoel, dat wij van hem ken
nen, zijn rol vervuld. Ook Mej. Grader, als
Charlotte van Bourbon, was zeer voldoende; misschien
wat te jong.
Indien men al eenige bontheid in het nieuwe
drama van Adolphe D'Ennery en Edmond Barb
niet verontschuldigen kan, komiek is het in geenen
doele; maar dat was natuurlijk in het voorjaar
van 1886, voor het Théatre de l'Ambigu-Comique",
geen reden om het niet te spelen. Vele parijsche
schouwburgen dragen namen, die niet
over-eenkomen met de stukken, welke men geeft.
L'ambigu-comique" heeft heel wel gedaan : want
Martyre!" is een mooi stuk.
't Is onbegrijpelijk, dat de kundige overzetter,
de Heer H. L. Berckenhoft, gemeend heeft dezen
vokatief te moeten vertalen met, het woord
Martelares". Hot is zonder voorbeeld, dat men
aldus in 't Nederlandsch een persoonsaanduiding
als titel gebruikt zonder lidwoord. Heeft men met
een meervoud te doen, dan is 't iets anders:
Keizer en bedelaar" bijv. Maar alleen Keizer"?
Onmogelijk. D'Ennery en Barbéhebben ook
blijkbaar bedoeld het mannelijk woord Martyre,
martelaarschap, martelie, maar geenszins het
vrouwelijk,
De vertaling is anders goed van stijl, maar wij,
Hollanders, gebruiken in het dagelijksch leven
geen 2e naamvallen (als mijner, der en des).
Het dankbare stuk is uitmuntend gespeeld. De
Heer Morin trad op voor den Engelschen,
buitoni Europeeschen, Konsul, Sir Elie Drack (wiens naam
men te-recht, door de uitspraak Drake (Dreek), het
wanluidende Drek (Drack) heeft doen vervangen.
Den Italiaan, voor wien de Heer van Schoonhoven
met veel gematigdheid optrad,noemde men Palmieri,
met den toon op de uitgang. Naar de fransche
Weg vloog Lollo en weg vloog Wildzang's
hoed. Zijn goudblond haar fladderde om zijn
hoofd als een aureool, waaruit zijn roode, door
het trompetteren opgeblazen wangen, helder
afstaken. Weg vloog ook Vuurvreter de hond,
dol van pret over den wedren en met den
wind in zijn zachte flossige ooren. Weg vlo
gen de ganzen, de haan met zijn kippen en
de geheele familie Johnson. Lucy klemde
zich vast aan hare mama. Jane redde Emily
door haar aan haar jurkje achteruit te trek
ken en Tony ontkwam door een bokkesprong.
De grijze gans kwam juist weer
aanwaggelen, toen Wildzang op Lollo terug kwam
rijden, met Vuurvreter hijgend achter hen aan.
«Goed, jongeheer! heel goed!" zeide de Zi
geuner. »U is voor den zadel geboren. U
hebt de platte dij, de sterke knie, den
veerkrachtigen rug en de lichte streelende hand,
waarmede paarden worden getemd; al wat
u nu nog noodig hebt te weten is het geheime
woord. Kom eens hier!"
«Wat had die rare kerel je toch te vertel
len, kleinzoon ?" vroeg de generaal.
«Dat mag ik niet zeggen, grootvader; 't is
een geheim l"
Weer zaten ze tegenover elkander in de
twee leuningstoelen, de generaal eiken trek
van zijn kleinzoon aandachtig bespiedend,
terwijl zich een wonderlijke uitdrukking op
zijn gezicht vertoonde.
«Je zult zeker wel veel van je tante hou
den, niet waar Wildzang?"
«Ja, grootvader," antwoordde Wildzang met
warmte.
«En van wien houdt je na haar het meest ?"
De banden des blocds deden zich bij den
generaal zelf met kracht gelden en misschien
dacht hij bij deze vraag aan Lollo. Maar
liefde wordt niet zoo op n dag gekocht,
zelfs niet met honderd negen-en-zeventig gul
den en negentig cents. Wildzang antwoordde
dan ook zonder aarzelen:
«Van den brieven besteller."
«Waarom de brievenbesteller ?"
«Omdat hij mijn vader heeft gekend,"
antwoorde Wildzang, «en mij altoos van hem
vertelt en van zijn zwarte merrie. Mijn pa
was een soldaat een dapper soldaat. Hij
stierf bij Waterloo. Als ik groot ben wil ik
ook soldaat worden.
«Dat zal je, mijn jongen, dat zal je!"
«Dank u, grootvader. Tante wil het niet
graag hebben, want ze is bang dat ik doodge
schoten zal worden."
«Wel nu komaan! Wou ze je dan onder
een stolp zetten en daar laten blijven. Al
werd je koekeb akker, dan zou je misschien
door den bliksem kunnen getroffen worden
en dan was je toch ook dood."
»Ja zeker! Dat moet ik tante toch eens
zeggen. Wat bent u een grappige man, groot
vader. Zeg, zoudt u denken dat mijn pa het
geheim van den Zigeuner heeft geweten ? De
brievenbesteller zegt, dat hij zijn zwarte mer
rie ook wel eens iets in het oor fluisterde,"
«Je vader heeft als kind leeren rijden van
een der gebronsde ruiters uit het Oosten, die
over de vlakten scheren en zwenken, als de
zwaluwen in de herfstlucht boven ons hoofd
kleinzoon! Houd ook een beetje van mij. Ik
weet meer van je vader dan de brievenbe
steller je kan vertellen."
»Ik houd veel van u, grootvader," antwoordde
Wildzang. «Voordat u kwam was ik bang,
maar ik had geen idee dat u zoo aardig was."
«Blijf altijd veel van mij houden, mijn
jonfen. Wat ik ook doe of ongedaan mocht laten.
In God helpe mij! wat gij doet of niet
doet, ik zal je blijven liefhebben! Geen dag,
neen! geen uur mag er een breuk tusschen
ons zijn.
Niemand is volmaakt en wij behoeven niet
zoo bitter te wezen; het leven is onzeker ge
noeg, al lijkt het alsof geen kwaad ons kan
deren. Zie mij aan! Hier zit ik, na een dozijn
gevechten en een verblijf in de ongezondste
streken van de wereld en achter gindsche
bemoste poort ligt je moeder, die misschien
in haar leven geen vijf mijlen van haar tantes
huis is geweest dood; zoo jong gestorven;
mijn goudlokkige dochter, die ik nooit heb
mogen zien."
Wildzang was diep ontroerd.
«Huil niet, grootvader," zuchte hij, terwijl
zijn blauwe oogen zich ook met tranen vul
den. »Ik zal heel veel van u houden en een
goede jongen zijn. Maar ik zou toch graag
soldaat worden."
«Dat zal je, mijn jongen, dat zal je. Je hebt
meer aanspraak pp een aanstelling dan je
wel weet. Zeker bij de cavalerie. Zeg, kleine
Wildzang? Wel! Wel! als je tot eer van je
land in het leven blijft gespaard, dan zal dit
oude hart van trots over jou weer jong wor
den en als je in dienst van liet vaderland
sterft dan God zegen je! jongen kan.
het niet meer dan breken voor jou."
En zich op de plaats kloppend, die volgens
zijn zeggen hoofdzakelijk uit watten bestond,
alsof ze hem benauwden, stond de oude man.
op en stapte naar buiten op het Groen.
(Wordt vervolgd.)