De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 6 maart pagina 6

6 maart 1887 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.506 amputatie aanraadt, zal hij wel reden hebben. Adieu1'. fc^JMaie uitslag van mijn Bomeinsche reis! fl :EÜvier dagen van huis en wist niets van "t Te Florence had ik verzuimd mijn adres aan het Hotel du Nord op te geven; i, mu aan Adèle, dat ik geen nieuws mee:' verzocht bericht omtrent Jantje aan -te Florence Ik ontving er het voltttegram: ' jaet erger. Wacht u. Ontvingt gy tweede die ik twee dagen geleden Hotel du Nord Méle." tweede dépêche? De trein had de aansh gemist; ik moest een paar uur te Florence m «n kon de verzoeking niet weerstaan, aan Tijtel naar het telegram van twee dagen gelet te vragen. De eerste der twee luidde: j&okter Allinori, die vroeger gekomen is, zegt et geen tyd te verliezen is; kom spoedig, lift spoedig." Geen tijd te verliezen beteekende onmiddellijke "e. Was dia gebeurd? De tweede depêche fleruBtstellender, maar onduidelyk. Intusschen tik twee dagen verloren te Rome! En Allinori den knaap, en mijne kamer was eene Myn toestand gedurende de reis naar was onbeschrijfelijk. En als men nog gewacht had, en intusschen de zaak was, en ik Jantje stervende vond? O, ; hielp niet, of ik mij wilde voorpraten dat het as, hem dood dan kreupel te zien; als hij sred was! Als hij maar leefde! hefc station niemand; men wist niet met trein ik kwam. Op de trap in huis kwam ray tegen. Ik schrikte. Zij zag wit als een ek. '" vraagde ik met gesmoorde stem. [9 slaapt, er is hoop. Kom boven. Myn God, t, wat ziet ge er uit." g\j, Adèle ,.. Maar hoe is het met den l? Zeg mij alles." ri is vertrokken." j,Vertrokken? Hy moet terstand terugkomen! verzet mij niet langer tegen de amputatie!" «Niet?" Er was droevige verrassing in hare Gy vergeeft mij dus?" En nu kreeg ik het Allinori was gekomen en had Jantje geHet was hoog tyd. Het gezwel was verwonverergerd; er kon ieder oogenblik koudvuur komen. Alle drie de geneesheeren hadden d, dat de eenige kans op redding de amwas. Adèle had de ontzettende verantdelijkheid, die men van haar eischte, op zich l? Twee dagen geleden heeft de amputatie plaats bad." Adèle stond by den stoel; zij hield zich met hand aan de leuning vast. Ik bedekte mijn acht met de handen en riep: '""' »Anne Jan! Arm wezentje! En hy heeft het ifltnanen uithouden?" Hy is gechloroformeerd. Hij keek mij aan et zy'n mooie oogjes vol liefde, ongerustheid en 'schrik en zei: Mama! wat is dat ? Neen mama, Hy schudde tweemaal met zijn hoofd, be de hand, alsof hy een mug wilde wegjagen, | «n viel toen in verdooving. Toen ... 'O, stil, waart gij er bij?" Zy wilden mij in een andere kamer zenDenkt ge dat ik gegaan ben! Ik bleef er tot het einde, weinige minuten, eene eeuw, weet het niet.... ik hoorde alles, ik zag alles. het doordringende knarsen van de zaag, ik het altoos hooren; ik zal het bloed altoos zien stroomen. En toen de operatie gedaan was, het arme beentje, dat zooveel geleden had, «te een onnut werktuig in een hoek geworpen werd, ik zweer het u, ik meende dat al mijn zielskracht Inweek en ik zelf sterven zou. Maar ne gedachte ir* Meld mij by het bewustzyn: Jantje was in verdoo*jj«hlg; hij moest wakker worden. Moest ik, zijne jStOttbeder, er dan niet bij zijn? ?ij? Het kostte moeite, hem weer frisch te krijgen, >siet ge? Tweemaal keken de doctoren elkander -zwijgend aan; ik keek naar hen. Welke ??oogenblikken, welk een spanning. Eindelijk bewoog Jantje zyn armen, hy sloeg dof de oogen op en Joch t my', ach hij zocht mij terstond: Mama, ik «Trfl die leelijke lucht niet meer." En had hij geen pijn aan zijn been?" 5 Toen nog niet, maar later." Genoeg.... genoeg." Ik J>egon te schreien als een kind. Nu," zeide zij, om mij te troosten, voelt .* i$ haast geen pijn meer, hij heeft zich in het " -verlies van zijn been geschikt. Hy zegt: leelijk ^* been, het is maar goed dat ze je weggegooid Vi hebben." Ik weende voort, en hield eerst op toen Adèle ? treesde, dat ik haar nog het geval niet vergeven had. Jantje was nog niet buiten gevaar; het kon 'I Mog een dag of acht duren, nog acht dagen van ', spanning. VII. De acht dagen vergingen in beurtelingsche hoop %n ongerustheid, en zonder dat de genezing ver zekerd was. Eerst na drie weken drukte dr. Alli. aeri mijne vrouw de hand, en zeide: Heb ik het niet gezegd, mevrouw, dat wij hem zouden redden? Geef nu uw hart rust; uw Jan<ge is behouden. En gij, mijnheer, dank uwe -vrouw, zonder haar was Jantje dood". Ik was daarvan zoo overtuigd, dat ik mij aan Adèlé's voeten had willen werpen. In plaats daar aan moest ik haar in mijne armen opvangen. Bare zenuwen, die de smart zoo goed verdragen "hadden, schenen aan de vreugde geen weerstand te kunnen bieden. Bij de woorden van den dokter ?was zij eerst hoogrood geworden, toen plotseling -wit als was; zij had willen glimlachen, iets zeg1gen, vergeefs, zij viel flauw en zou op den grond Crallen zijn, als ik haar niet had opgevangen. ; dokter bracht haar spoedig met wat vlugzout bij, Toen zij echter weer bijkwam, zeide zij: het is weer over, maar ik ben zoo moede ik zou wel , iiaar bed willen gaan. Is Norina bij Jantje ?" Ik bracht haar naar de kamer, waar zij sedert ?vier jaren alleen was, als eene weduwe, erger als eene verstootene. Met Norina bracht ik haar te Tfed; ik bleef aan het hoofdeinde zitten. Zij werd %eder bleek, maar sliep weldra mstig. Ik kon geen oog van haar afwenden. Ongerustheid, dat zij zwaar ziek zou worden, hield mij steeds bezig; ik besloot te waken. Een zeker gevoel van schaamte, alsof ik onwaardig was, in deze kamer den nacht door te brengen, beving mij; 's morgens tegen zes uur ontwaakte zy, en het was bijna eene verrassing voor mij, dat zij my vriendelijk aanzag en glimlachte. Hoe laat is het?" By zessen." Zyt ge zoo vroeg opgestaan? Is Jantje niet wel?" Jantje slaapt rustig. Ik ben niet opge staan." Zyt gij den ganschen nacht opgebleven?" Ik antwoordde niet. Ach, Robert..." zeide zij, zij zag mij met haar schoone oogen vol tranen aan. Sedert dien morgen zijn vele jaren voorbijge gaan. Jantje draagt zonder veel bezwaar zijn houten been; hij is vroolyk en verstandig, hij zegt: ik kan worden wat ik wil, behalve soldaat." Hij heeft een heele familie broertjes en zusjes, allen vroolijk en gaaf, en wij hebben het vroolijke nestvol lief, dat het beste bewijs onzer verzoening is. Alleen, als wij Jantjes houten been over den vloer hooren klepperen, overkomt ons soms eene diepe weemoedige aandoening; wij zien elkander aan en voelen ons nader tot elkander aangetrokken. Wij maken geen onderscheid, toch zegt Arthur, de ondeugendste van mijn jongens, wel eens: O ja, als Jan spreekt, krijgt hjj altoos gelijk." Ik geloof ook wel dat Adèle hem wat voortrekt. n ding hebben wij afgesproken: Jantje zal nooit weten, welk wonder hij gedaan heeft. DE ARBEIDERSKWESTIE. (Ingezonden.) Mijne verklaringen voor de enquête-commissie afgelegd, nader toegelicht door J. H. Wijnen, rector te Maastricht." Het ideaal dat men zich van den geestelijke, onverschillig tot welke gezindte hij dan ook behoore, vormt, is op de eerste plaats dat van een vriend der ongelukkigen, meer nog, van een moe digen onverschrokken verdediger van de bedruk ten, onder welken vorm en op wat wijze die ver drukking dan ook geschiedt. Ja, men vergeeft het gaarne, als hij eens in zijn ijver wat overdrijft, er wordt immers zooveel ten zijnen nadeele overdre ven van den anderen kant, dat het eveuwicht nog niet eens hersteld wordt. Zulk een geestelijke kan er zeker van zijn, dat hij door zijn moreelen steun de erkenning der waarheid van hun ongeluk is reeds een steun meer voor hen doet, dan door geldelijken bijstand, want het bewustzijn dat er iemand is, die openlijk erkent dat zij ongeluk kig zijn, en dat nog wel een man van zijn invloed dat durft, troost die ongelukkigen onvergelijkelijk meer in den moeielijken strijd des levens. Geheel Nederland stond te kijken, als uit een soes wak ker geschud, toen het uit de dagbladen het ver slag der enquête-commissie vernam; er waren dus nog ongelukkige fabriekswerkers in Nederland. De Eerw. Heer Wijnen heeft een goed werk gedaan; zijn naam, reeds in zegening niet slechts bij de fabrieksarbeiders, maar bij alle goede bur gers te Maasstricht (want men moet zijns ondanks een geestelijke eeren, die in den waren zin des woords volksvriend is), zal nog meer in aaazien komen, getuige het aanzienlijk debiet van zijn boekje, hoewel men toch reeds wist in welken geest hij gesproken had. Die erkenning heeft de schrijver ook wel verdiend, want er behoort moed toe om zulke zaken in het aanschijn van Nederland te durven zeggen, maar nog meer om het te durven schrijven. Zijne hoedanigheid van geestelijke staat hem borg voor zijne rechtzinnige beginselen bij iedereen, maar anders, als men het er even door had kun nen krijgen, geloof ik waarlijk dat men van socialistische denkbeelden had gesproken, want zoo zijn er tegenwoordig, alsof het verkeerde en dwaze van de socialistische denkbeelden bestaat in de erkenning van maatschappelijke kwalen en niet veel eer in de utopische middelen, waarvoor zij heil verwachten. Wat men wel geprobeerd heeft is hem van overdrijving te beschuldigen, een kostelijk middel, dat vooral in ons bezadigd Ne derland probaat werkt, en daarbij nog een- beetje de draak niet hem gestoken, belachelijk gemaakt. In het Centrum in dato Maandag 14 Februari, komt een hoofdartikel voor, waarin de heer De Bieberstein, vice-president van de arrond. recht bank te Maastricht, op eene wijze wordt behan deld, die beneden alle kritiek is. Braaf werd er overal gelachen omdat deze heer beweerd had, dat de doeken soms verzengden, waarmede de fa briekswerkers hun hootd omwinden als zij het aardewerk uit de biscuitovens halen. De schrijver, blijkbaar iemand die niets van de quaestie af weet en maar in het wilde schermt, spreekt van die beruchte quaestie der biscuit ovens" en schijnt maar niet te begrijpen dat in die ovens, gelijk overal elders, de warme lucht naar boven stijgt en dat bij de arme menschen evengoed als bij de rijker bedeelde natuurgenooten het hoofd het edelste en teerste deel is; te midden van al die fraaiheden heet dan: in hot voorbijgaan zij gezegd dat de heer Wijnen het nog wat erger maakt." Er wordt dan ook in een flink geschreven ingezonden stuk (Centrum van Woensdag 16 Februari) beweerd dat door zulke woorden, op twee geachte ingezetenen van Maas tricht een blaam wordt geworpen, dat het onge hoord is door zulke lichtvaardigheid aan de repu tatie van anderen voor het gansche land zulk een slag toe te brengen, door te beweren dat de heeren Wijnen en De Bieberstein in vollen ernst volslagen onzin debiteeren. Indien me» zulk een onverdacht getuige als de heer Wijnen geen geloof schenkt, een man die meer dan twintig jaren, en als geestelijke der fabrieksparochie, de vriend der fabriekswerkers was, die zelfs andersdenkenden van allerlei pricipes achting heeft ingeboezemd, die door de enquête-commissie als een deskundige werd beschouwd om zijn ondervinding, die met de woordvoerders en specialiteiten in zake de arbeidersquaestie in briefwisseling heeft gestaan, wie dan nog geloofd ? Zou een fabriekswerker wien het ernst is bij zijn patroon in dienst te blijven, dien patroon voor het aanschijn van het heele land beschuldigen, ja zelfs in een minder gunstig daglicht stellen. Zal hij dan liegen ? Och neen, maar tusschen liegen en de waarlieid zeggen is onderscheid, en de heer Wijnen wist de waarheid, hem door zoovele honderden toever trouwd, als zij in bange stonden hem raad kwamen vragen. Hij weet van zooveel ellende, stond zoovelen van hen, die in den strijd des levens voor hun tijd bezweken in hun laatste lijden ter zijde. Ik eindig met de woorden van den onbekenden, doch naar men duidelijk kan zien, goed ingelichten schrijver van het ingezonden stuk in het Cen trum van Woensdag 16 Februari: als de Eerw. heer Wijnen alles gezegd had wat hij wist, dan zou het geheele land nog meer verbaasd hebben gestaan wat hij heeft gezegd, heeft hij gezegd omdat hij in geweten meende dat te moeten zeggen." M. A. F. Allerlei. In St, Petersburg is dezer dagen een man be graven, die aldaar als de koning der reporters" gold en inderdaad moeielijk zijn gelijke vond. Ieder die aan het openbaar leven te St. Peters burg deel nam, kende Julius Ossipowitsch Schreyer, die sprekend op Johann Strauss geleek. Voor hem waren geen deuren gesloten, geen geheimen veilig. Hij deed niet alleen in geruchten en praatjes, hij was goed voor alle rubrieken. 's Morgens ontving hij aan het station eene mi litaire, diplomatieke, politieke, artistieke of andere beroemdheid, interviewde haar op den rit naar het hotel; ontbeet met een andere beroemdheid; had dan juist nog tijd om eene inwijding of eene rste-steenlegging bij te wonen of het voornaam ste punt van een sensatie-proces te genieten; vloog dan naar eene belangrijke auctie of woonde eene vergadering bij; dineerde ter eere van een jubileerend grijsaard en toastte er zooals het be hoorde; stormde dan naar het theater, om er een première bij te wonen of een openingsfeest te zien; soupeerde met eene beneficiante, enz. en, wat het verwonderlijkste was. den volgenden dag zag men alles uitvoerig en betrekkelijk degelijk in de cou rant, goed geordend, met cijfers, namen en datums, biographische en statististieke bijzonderheden en voldoende beschrijving. Van Schreyers vindingrijkheid, het in een rijtuig springen bij een gezant, het bijwoaen van ge heime vergaderingen van actie-maatschappijen, het opdoen van nieuws uit allerlei gesloten bronnen, worden wonderen verteld; de Russische pers ver liest in hem een harer meest bekende en tevens degelijkste leden. In Britsch-Indiëworden nog steeds post en telegraaf als wonderbaarlijke zaken beschouwd. Op sommige buitenplaatsen brengt men zelfs aan de brievenbus een soort van godsdienstige hulde. Men zag een man zijn brief in de bus werpen en luide de plaats van bestemming er in roepen, om den geest die binnen in de bus zou zitten, inlichting te geven. Andere inboorlingen trokken hun schoenen uit, naderden de bus met buigingen, wierpen er behoedzaam de brieven in, en eindigden met eenige penningen vóór de bus neder te leggen, om de godheid goedgunstig te stemmen. Bij jongeluispartijen in het gezellig Amerika is thans het nieuwste amusement het ezelstaartspel". Een groote ezel, zonder staart, wordt uit katoen geknipt, en tegen het behangsel gespeld; ieder gast ontvangt dan een speld en een katoe nen staart voor den ezel. Men wordt dan beur telings geblinddoekt, in het midden der kamer geplaatst en driemaal rondgedraaid. Dan moet men den staart op de rechte plaats vastspelden. Daar de blindeman meestal de rechte plaats niet vindt, verschaft het spelletje veel pret. Voor de handelsrechtbank te Parijs verscheen dezer dagen de markies Beauharnais, aangeklaagd door den bloemenhandelaar Duponchelle, omdat hij weigert dezen de kleinigheid van 15,000 francs, gedurende het afgeloopen carneval door de markiezin aan balbouquetten gebruikt, te betalen. De rechter zelf vindt deze som wat hoog, maar de heer Duponchelle verdedigt zijn nota. ,,Een dame als de markiezin Beauharnais, kan men niet het eerste het beste bouijuet viooltjes, niet een paar gewone rozen zenden lederen morgen kwam de kamenier bij mij, bracht een staaltje van het toilet harer meesteres, en precies in dezelfde nuance moesten dan de verlangde bloemen bijeengebracht worden. Voor een bouquet van hyacinthen, die bij een heliotrope-costuum moest passen, heb ik zes uur lang in een fiacre rondgereden; van de twaalf takjes, die ik noodig had, miste ik er nog drie, ik vond ze, als door een wonder, voor hot raam van een zolderkamertje; de naaister die er woonde, heb ik ze met het gewicht in goud betaald; wat bij de bloemenverkoopsters in voorraad was, kwam niet in de juiste kleur. Voor een bouquet van mosrozen, bij oen rose toilet, met zilver bestoven, reed ik in per soon met den express naar Nico en terug. De bloemen voor een Japansch bouquet, bij een Japansch costuum, uit mijn eigen kassen geno men, kwamen nog goedkooper uit." De markiezin Beauharnais zelve, vindt de re kening niet hoog; het weigeren der betaling noemt zij een booze luim van haar man. Zij laat haar bouquet van dezen morgen aan den rechter zien; het zijn vioolknoppen, zoo groot als noten. Zij glimlacht en zegt: zulke bouquetten koopt men niet voor twintig centimes op de boulevards." Eindelijk is eone schikking' getroffen; de mar kies betaalt de 15,000 francs, en Duponchelle verbindt zich, do markiezin tot Paschen gratis van bouquetten voor de bals te zullen voorzien. Te Londen is de bekende parfumeriefabrikant Rimmel overleden. De kristallen flacons en kleu rige sachets, de geurige zakdoekdoozen en waaiers van den bekenden winkel aan het Strand zijn hal verwege met floers bedekt. Rimmel had de kunst der parfumerie verbazende vorderingen doen maken en zich een enorm vermogen er mede verworven» dat hij voor een deel aan liefdadige doeleinden besteedde. Het Fransche bureau de bienfaisance te Londen, het Fransche hospitaal en andere in richtingen ten behoeve' zijner landgenooten, wer den vooral door hem onderhouden. Zijne fabrieken had Rimmel te Londen, boven zijn winkel en te Beaufort House, zijn groote bloemkweekerijen lagen natuurlijk te Nice en te Grasse. Rimmel is nu 66 jaar, hij was een leer ling geweest van den beroemden parfumeur van het Fransche hof, Lubin, en zijn fijne reuk, eene hoofdvoorwaarde in het vak, was hem steeds bij gebleven. Hij bracht in het vak talrijke nieuwe bestanddeelen, en eenige der parfums door hem uitgevonden, Jockey-club, Ylang-Ylang, zijn alge meen bekend geworden. Rimmel was ook litterator; er is van hem eene vertaling van Othello in Fransche verzen en een prachtig en kostbaar werk over de geschiedenis der geuren, in wel wat bloemrijken stijl geschreven. De grondstoffen voor Rimmel's producten komen uit de meest verschillende oorden. Het Zuiden van Frankrijk levert rozen, oranjebloemenjasmijn en ruikende viooltjes; Italiëzendt bergamot en citroengcur; de Spaansche provincie Estramadura geeft lavendel en rozemarijn; uit Turkije krijgt men de rozenolie; uit Indiëde cassia, kruidnagelen, sandelhout en patchouli; uit China do muskus. Engeland zelf levert ook pepermunt, mariolein, thijm, lavendel, maar kan met de zuidely'ke landen niet concurreeren wat kracht van geur betreft. Een handelaar zond een aantal kwitanties aan een zaakwaarnemer ter incasseering. Een daarvan was voor een zekeren Jasman, die kortelings geleden was gestorven, waarom de zaakwaarnemer deze pretentie met het endossement Jasman is dood" terugzond. Een poosje later kreeg hij een nieuwe partij kwitanties, waarbij weer een voor Jasman, die nu door den zaakwaarnemer op nieuw werd teruggezonden met het endossement Jasman is nog dood." Reclames 40 cents per regel. Speciale inrichting voor Schoenen naar maat, in gips afdruksel voor gevoelige, pijn lijke, gebrekkige voeten, knobbels, etc. etc. ANTON HUF Jr., Kah-erstraat 200. Handel Over onze Goederenmarkt valt weinig verande ring te vermelden. De prijzen hielden zich over het algemeen staande met enkele fluctuatiën. Suiker. Biet- met weinig nieuws, stemming we derom flauw. Prijzen gingen iets terug. Wij slui ten echter heden iets vaster met geringe zaken, bij gebrek aan verkoopers. De noteeringen zijn: Maart ? 12%, April ? 12K, Mei / 12%, Juni / 13, Oct./Dec. / 13%, Geraffineerd met geringo vraag, noteering; Sup. Crushed f 16%, IIRNo. l flöM, R S prima f 15%. Koffie zeer vast gestemd en was de omzet zoo wel in loco als op termijnen bevredigend. Goed ordinair Java wordt thans genoteerd op 41 % a 42 et. met gering aanbod. Tin. Voor loco was deze week goede vraag. Voor Banka werd geboden f 61 % on Billiton gedaan tot f60% a?61 J4. Het aanbod is echter beperkt. Op levering werd niets gedaan. De no teering is ? 61/4 a ? 61M nominaal. Specerijen met bevredigende verkoopen; verkocht werden 149 kn. Noot tot belangrijk boven taxatie. Foelie kalm, verkocht zijn 35 kn. en 16 bn. Nagelen en Peper flauw. Granen. De afgeloopen week leverde voor dit artikel niets als teleurstelling- op. In Tarwe ging bij iets dalende prijzen bijna niets om. Een restant Varna bleef a f 205 contant lichtersovernaine aangeboden en werd niet boven ? 200 geboden, terwijl de eerste partijen uit dezelfde lading ii ?215 afgedaan werden. Rogge zeer flauw, do koers van Maart-levering liep van / 122.50 terug op f 118.50, terwijl die in het begin des jaars nog / 132.50 was. De voorraad is hier en aan de Zaan ca. 19,700 last en blijven de prijzen op af lading voorjaar van Petersburg ook laag, Maan dag werden enkele partijen tot voor dien dag lage prijzen afgegeven, sedert ging in Rogge niets van belang om. De prijzen voor kleinigheden daalden 4 ii 5 gulden. Kuilen. Koolzaad stil. Lijnzaad zonder handel door gebrek aan koopers. Oliën. Raapolie mot weinig zaken nagcnoea: als vorige week gesloten. Voor Lijnolie bestond flinke kooplust waardoor do prijs ca. f % verbeterde; het slot was evenwel zeer kalm. Petroleum. Onze locoprijs zijnde ?7.70 E. bleef geheel onveranderd, met goede vraag. Op termijnen was iets meer leven te bespeuren ten gevolge van de lage prijzen. Russische werd slechts met klei nigheden verhandeld. Beursoverzieht Van 26 Febr. tot 4 Maart 1887. De handel ter beurze had in de afgeloopen week bijzonder weinig te beteekenen, en de verleven diging die wij de vorige maal te vermelden had den, hoe gering ook, behoort al weder tot do ge schiedenis. Zooals te verwachten was, zijn de ultimo-liqnidatiën te Parijs en Berlijn zeer kalm verloopen ; op onze beurs was daarvan zelfs nauwelijks iets te bespeuren. Ook in de politiek meenden de Europeesche beurzen niets verontrustende te be speuren ; de stemmingen voor den Duitschen Rijks dag wekken, nu hot hoofdresultaat bekend is, weinig belangstelling meer; het wisselen van liefelijkheden tusschen de Duitsche en Fransche

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl