De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 13 maart pagina 2

13 maart 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 807. dat voortdurend onnoemelijke groote voordeelen afwerpt maar dan moeten wij voor dat bezit goed en bloed hebben. 'Er ligt hardgrondige vaarheid in des dichwoord: Dag,Leben ist der Güter Höchstes nicht; iledóch der Uebel Grösstes is die Schuld. Hier en in Indiëhebben wij meer dan Sne eereschuld te delgen. En men weet, 1 %«ea*schulden lijden geen uitstel. f.' 4 Van over de Grenzen. De Italiaansche ministercrisis is geëindigd. Vijfentwintig dagen zijn verloren gegaan in liet zoeken naar eene nieuwe ministerieele combinatie, die eene betrouwbare meerder heid en eene breedere basis voor het Kabinet -'sou opleveren. De pogingen mislukten, om dat de door den koning gestelde voorwaarden »aeen Kamerontbinding en geen wijziging in ? de buitenlandsche staatkunde" een ministerie 1 ran de linkerzijde onmogelijk maakten. Zoo is iaën weder teruggekeerd tot den ouden *»TOB van Stradella". De heer Depretis komt terug, of liever hij blijft met zijn gansche .personeel. En indien de Kamer zich vereenigt met zijne voorstellen, om een drietal nieuwe, ministerieele departementen in te voe ren en een half dozijn staatssecretarissen aan i' te Stellen, zal het hem mogelijk wederom ge.. lukken, door die uitbreiding de dissidenten *-WJj* rechter- en ter Imkerzijde tevreden te stelden, en zoo wederom eene stevige meer derheid te verkrijgen. Dat onder deze omstandigheden de allian tie van Italiëmet Duitschland en Oostenrijk zal worden vernieuwd, is meer dan waar"lijnlijk. Wat echter wordt verteld over voorwaarden, onder welke Italiëzijne medewerking bij een mogelijken oorlog met Frankrijk of Rusland zou nebben beloofd, is waarschijnlijk niet veel meer dan het product_.eener levendige phantasie. Alle berichten in tusschen stemmen hierin overeen, dat Duitschland en Oostenrijk, speculeerende op de eerzucht van de jongste der groote mogend heden, aan deze eene vermeerdering van grondgebied hebben toegezegd, voor het ge val, dat zij hare troepen bij een FranschDuitschen of een Russisch-Öostenrijkschen beschikbaar stelt. De zeer gereserveerde houding van Rusland in het Bulgaarsche vraagstuk schijnt de on derstelling te wettigen, dat de triple alliantie ' van Duitschland, Oostenrijk en Italiëte St. , ' Petersburg als een voldongen feit wordt be schouwd; i)e vriendschap van Frankrijk, die den Czar dezer dagen weder op tamelijk luid ruchtige wijze wordt opgedrongen, weegt tegen zulk eene coalitie ter nauwernood op. Daarbij komt nog, dat Engeland, al heeft het uitmun, ^ tende redenen om geen deel te nemen aan n oorlog tusschen de groote mogendheden van het uropeesch vasteland, zonder twijfel de gelegenheid zal waarnemen, om gedurende dien strijd zijn slag te slaan, en dat die maf noeuvre zeker niet in het voordeel van Rust land of van Frankrijk zal zijn. ?j.. Deze nieuwe groepeering verklaart het feit, dat Rusland tot nu toe geen maatregelen genomen heeft, om de Bulgaarsche regenten te straffen voor de executie der opstandelingen. De voltrekking van het door den krijgsraad fc gevelde doodvonnis aan een achttal, met de wapenen in de hand gevatte, muitende mili tairen was ongetwijfeld eene daad van recht vaardigheid, maar zij zou toch voor Rusland het voorwendsel hebben kunnen zijn voor eene son met paarden altijd ongelukkig geweest. Op dezen dag en nog wel juist dezen stond zijn eigen paard op de zieken lijst en had hij een minder geoefend en koppig beest moeten bestijgen, waarvan hij tot overmaat van ramp aftuimelde en wel juist op hetzelfde oogenblik, waarin overhaaste vlucht een quaestie van leven of dood voor hem was. Het paard viel bovenop hem, maar sprong weer overeind en Tony kon het nog juist vastgrij1 pen. Doch toen hij beproefde het weer te be stijgen ontdekte hij door zijn hulpeloosheid en pijn, dat zijn linkerbeen door den val ge kneusd of gebroken was en dat hij geen mid del verzinnen kon, om weer in den zadel te komen. Hij kon zelfs niet zonder steun blij ven staan; hij was niet in staat zijn stilstaand paard te bestijgen; hij leed verschrikkelijke pijnen en toch hechtte hij nog zoo sterk aan het leven! Aan den eenen kant dwarrelden de stof- en rookwolken, die door zijn nade rende vijanden werden opgejaagd, aan den anderen die, waarachter zijn terugtrekkende vrienden_ voor zijn oogen werden verborgen. Hij wierp hun een smeekenden blik na, terwijl zich een bittere trek op zijn gelaat vertoonde, die echter niet door verwijt, maar door een gevoel van verlatenheid werd teweeg gebracht; daarna hinkte hij naar zijn paard, kunde er tegen aan, trok zijn pistool uit den gordel en wachtte het einde af. Of hij zoo slechts enkele seconden doorbracht of uren, heeft hij later nooit geweten. Plotseling greep iemand hem bij den arm. »Wildzang! Goddank! 't Is mijn linker been. Als je me er bovenop kunt helpen...." Het was juist weer zoo iets voor Tony, dat znn pistool vlak bij den staart van zijn ros afging, zoodat het begon te steigeren; maar Wildzang tilde hem in den zadel. »Zie nu maar dat je zitten blijft en geef hem de sporen. Ik zal de teugels wel houden. Buk je hoofd, ze schieten hoog." En Wildzang boog zelf het hoofd tegen Lollo's oor. gewapende, tusschenkomst. De Russische pers eeft dan ook luide den eisch gesteld, dat het bloed der voor de wallen van Roestschoek gefusilleerde «patriotten" moest worden ge wroken; zij acht het eene beleediging van Rusland, dat het regentschap de hand heeft durven opheffen tegen de warmste vrienden van den Russischen invloed, en beweert, dat de tegenwoordige Bulgaarsche regeering onwettig is n dus niet het souvereine recht over leven en dood bezit. De officieuse en officieele pers heeft deze beschou wingen niet weersproken, maar tot daden is het tot nu toe niet gekomen. Dat de Panslavistische partij, de militairen en de geeste lijkheid niets onbeproefd laten om den czar te bewegen, zijne troepen naar de overzijde van den Donau te zenden, is algemeen be kend. Men weet echter pok, dat Alexander III zich verbeeldt, dat hij in zijne buitenlandsche staatkunde geheel zelfstandig en zonder eenige ruggespraak kan en moet te werk gaan. Daar nu de voorstanders van den vrede, diplomaten van het karakter der heeren Van Giers en Jomini, hoogstens eene zachte, bijna onmerkbare pressie op den czar uitoefenen, terwijl de Panslavisten hunne wenschen met onstuimigen aandraag kenbaar maken, is het niet te verwonderen, dat de czar op dit oogen blik het meest reageert tegen het streven der oorlogspartij. Niets waarborgt echter, dat deze stemming eene blijvende zal zijn. Het is niet duidelijk, of de Bulgaarsche regenten tot een voor hen inderdaad buiten gewoon betoon van zelfstandigheid en energie zijn gedreven uitsluitend door het bewustzijn van hun goed recht, of wel mede door de heimelijke aanmoediging van eene der groote mogendheden. Het gerucht wordt thans ver spreid, dat zij, Rusland niet in staat achtende om op dit oogenblik het vorstendom te be zetten, de onafhankelijkheid van Bulgarije en Oost-Roemeliëwillen proclameeren. Dat zou zeker eene groote dwaasheid zijn, die eene tot nu toe goede zaak geheel zou kunnen be derven. * * * Het Septennaat is door den Duitschen Rijks dag aangenomen; de oppositie onthield zich grootendeels van stemmen. Dit resultaat was voor niemand twijfelachtig. Daarentegen blijft nog een geheimzinnig duister verspreid over de fiscale plannen der regeering. Versterking van inkomsten zou eerst worden beproefd met een gewilligen Rijksdag. Die voorwaarde schijnt vervuld, maar het is nog niet geblekens dat de nationaal-liberalen voor de be lasting-plannen der regeering gewonnen zijn. De partij heeft echter, ter wille van den heer Von Bismarck, reeds meer dan n liberaal beginsel verloochend, en de kans is gering, dat zij, nu zij juist als regeeringspartij tot eer en aanzien is gekomen, in belastingzaken oppositie zal beginnen te voeren. Nog steeds feldt voor haar het woord, twee jaren gele en door haren leider Vpn Bennigsen uitge sproken ; »Wij kunnen niets doen zonder den heer Von Bismarck, en niets tegen hem". De Fransche Kamer heeft met eene aan zienlijke meerderheid het voorstel aangenomen, om het invoerrecht op graan van fr. 3 tot fr. 5 per 100 kilogram te verhoogen. Vrijhandelaars en protectionisten hebben hunne ge wone argumenten te berde gebracht; den doorslag heeft de omstandigheid gegeven, dat de plattelandsbevolking in de bescherming van haar bedrijf het eenige geneesmiddel ziet voor de tegenwoordige crisis, en dat de republikeinen diep doordrongen zijn van de noodzakelijkheid, om juist mt gedeelte der bevolking te vriend te houden. Dit is wel geen zeer verheven argument, maar het ftrincimis obsta is bij de opportunisten al lang in onbruik geraakt. Zonderling was bij dit belangrijk debat de Juist toen zij goed op weg waren, had een plotseling opdringen van den vijand in alle richtingen het noodzakelijk gemaakt, de ge regelde aftocht onzer troepen in een over haaste vlucht te doen overgaan. En toen Wildzang dit gewaar werd en Tony's paard van uitputting achter zich hoorde blazen en hijgen, begon hij te wenschen, dat hij zijn vriend maar liever bij zich in den zadel ge nomen had en het behoud van hun beider leven aan Lollo allén had overgelaten. Toen Tony het ook bemerkte, kwamen hem verschillende gedachten in den geest. 1. Dat het gevaar waarin zij verkeerden nu meer dan verdubbeld was. 2. Dat, wanneer Wild zang en Lollo niet met hem waren opge scheept, zij hoogstwaarschijnlijk konden ont komen. 3. Dat Wildzang's leven onnoemelijk veel waard was en het zijne niets. 4. Dat dit oogenblik als hij het zich ten nutte kon maken, het meest geschikt was om de zelfde deugden te toonen, die Wildzang in zoo hooge mate versierden en dat wanneer hij nu moedig en onzelfzuchtig handelde Hij greep naar de teugels en riep luidkeels: » Wildzang! het lukt niet! Gij en Lollo moet vooruitgaan. Zeg aan de jongens, dat ik je hun van ganscner harte heb terugge geven. Wildzang, als je eenigzins van mij houdt, laat me dan achter!" De avondlucht boven hen, glansde in rozenrooden gloed en goot een vreemden weerschijn over Wijdzangs's haar en trekken. Hij wend de zich in den zadel om, met een wonderlijke uitdrukking in zijn oogen, die een minder be scheiden man dan Tony, voor broederlijken trots had kunnen houden. Daarna schudde hij zijn blonde hoofd en riep lachend terug; »Jou achterlaten! Om mijn eigen huid te redden? Neen, Tony, zelfs niet om mijn ziel te redden l" (Slot volgt.) houding der Regeering. Ter wille van de twee protectionnisten, die in het Ministerie zitting nebben, zwegen de negen andere leden van het Kabinet, die alleen bekende vrijhandelaars zijn. De heer Goblet. Minister-President, trachtte deze onthouding te verontschuldigen door er op te wijzen, dat déquaestie der graanrechten in het programma van het Mi nisterie niet was aangeroerd. Men had de heeren, als men het zoo mag uitdrukken daarop niet gehuurd. Indien deze zonderlinge theorie ingang vindt, zal men voortaan voorzichtigheidshalve moeten eischen, dat de ministerieele program ma's den omvang van een handboek verkrij gen' Ten gerieve van het groote publiek zou wellicht de katechismus-vorm aanbeveling verdienen. Elk nieuw ministerie behoeft dan slechts de antwoorden in te vullen. E. D. PIJZEL. Uit het Haagje. We z\jn hier bijzonder gelukkig, mijn goede menheer. We leven te midden der edelmoedigste en heldhaftigste bevolking der bekende wereld. Alle Hagenaars komen van lieverlede tot de over tuiging dat z\j op den 19n Februari onze Ko ningin en onze Kroonprinses het leven hebben gered. Tot op 't oogenblik heb ik voor me zelf die overtuiging nog niet geheel, maar ik ben bezig me te herinneren, dat ik op dien dag 's middags om streeks twee uren, langs de Koninginnegracht wan delend, om me naar den Beestentuin te begeven, Hare Majesteit in een rijtuig, bespannen a la Daumont, me voorbij heb zien rijden; dat ik toen stil heb gestaan, eerbiedig mijn hoed afgenomen, en een van die vriendehjke groeten terugkreeg, zooals onze Koningin die geven kan en die me een genoegen verschafte, dat ik voor geen geld zou willen missen. Verder kan ik me herinneren, dat ik in genoemden Beestentuin eens naar mijn vrienden, de palingen van 't aquarium ben gaan zien, en ze er zoo welgedaan uitzagen, dat ik 't inderdaad jammer vond, ze daar onge bruikt in luiheid en vadsigheid te moeten laten liggen, het, vette der aarde.... ik bedoel, des waters, genietende. Ook herinner ik me, dat ik, steeds mijmerend over dikke mooten paling in 't zuur, naar de Concertzaal ben gewandeld, waar de kapel der Grenadiers speelde en 't zoo vol was, dat ik in de voorzaal moest blijven; dat ik, na me daar te plaatse een half uur kostelijk te hebben verveeld, ben opgestaan en verder opge wandeld, langs de Maliebaan, waar heel veel menschen bijeen waren om naar de volksspelen te kijken, in afwachting van de komst der Koningin, die beloofd had te zullen verschijnen. Ik vind volksspelen heel mooi en ook nuttig, maar ik kan niet zeggen dat ze mij bijzonder amuseeren; daarom bleef ik een oogenblik uit de verte staan kijken, met gelukkig gevolg dat ik niets zag behalve een krioelende menschen-massa ik weet niet de hoeveelste dien dag wat me zoozeer bekoorde en aantrok, dat ik heenging, tegen een grooten menschen-stroom in. In het Korte Voorhout scheen een verstopping plaats te hebben en dat was ook zoo. De menschen bleven staan en zag ik hoeden afnemen. Dat herinner ik me allemaal. Ik bleef ook staan en nam eveneens mijn hoed af; dat was voor den tweeden keer in ongeveer vijf kwartier, hoogstens anderhalf uur tijds, en nog wel voor de twee zelfde vorstelijke personen, de Koningin en de Kroonprinses. Men moet maar met een helm geboren zijn. Ik herinner me ook, dat ik dadelijk met mijn valkenblik opmerkte, dat H. M. in een ander rijtuig zat, dat ditmaal door een koetsier van den bok gereden werd. Dat trof me en ik weet wezenlijk niet meer, wat ik er bij dacht. Ik ben toen voortgewandeld en ik herinner me ook nog, dat ik een bittertje ben gaan drinken op het lang leven en de gezondheid van onzen Koning. En na 't gebruik van gezegden morgendrank, vernam ik iets van 't ongeluk, bijna aan H. M. en de Prinses overkomen, wat me met zulk een schrik sloeg, dat ik me in de droevige noodzake lijkheid zag gebracht, een tweede glaasje dito te nemen. Bij de herdenking aan de gelukkige red ding van ons koninklijk tweetal moeder en kind had ik er gaarne een derde aan toege voegd, uit louter dankbaarheid voor do schier wonderdadige afwending van het gevaar, dat zulke onmetelijke gevolgen had kunnen na zich slepen. Maar ik begreep bij tijds, dat te veel zenuwstillende droppelen nadeelig zijn voor de gezond heid, ??ergo, ik nam nummer drie... in mijn gedachten en wandelde huiswaarts. Onderweg ontmoette ik een paar kennissen, die me aanhielden om me over het ongeval te spre ken. Ze vroegen mij naar bijzonderheden, die ik niet wist en derhalve improviseerde, zooals ieder een bij zulke gelegenheden doet, teneinde de een voudige waarheid zooveel mogelijk in haar ge boorte te stikken en er allerlei fantastische ver halen voor in de plaats te brengen. Ik hoorde al spoedig verschillende namen van redders noemen, die elk in 't bijzonder aanspraak mochten maken op de dankbaarheid des Nederlandschen volks in 't algemeen en op die der Koninklijke familie in 't bijzonder. Ik geloof dat ik er een paar bij ver zonnen heb om niet bij andere romandichters achter te staan, en al spoedig was 't dank zij dit loffelijk procédézoo ver gekomen, dat een honderdtal redders gelijke rechten konden doen gelden op een levenslang pensioen uit de Koninklijke cassette, als belooning voor hun edele, zelfopofferende daad. Behalve dit groot aantal directe deelnemers aan het historisch reddings werk, is het aantal indirecte dito legio, en nu mijn gedachten zoo lang over dit onderwerp heb ben gegaan, is 't me eindelijk onmogelijk gewor den, het denkbeeld te verbannen, of ik niet mee geholpen heb de stuurlooze paarden tot staan te brengen. Me dunkt, het kan bijna niet anders; ik moet tusschen het tijdstip waarop ik het Ko ninklijk rvjtuig op de Koninginnegracht en dat ?waarop ik 't weer in het Korte Voorhout ontmoette, in de Zeestraat.; en 't Noordeinde zijn geweest, en dan zou 't wel een wonder z\jn, als ik daar juist het hollend rijtuig ware misgeloopen; en heb ik dit niet gedaan, wat waarsclujnhjk is, dan heb ik natuurlijk mee geholpen aan het reddings werk. Ik zou me den naam van Nederlander schamen als ik dat niet had gedaan; bijgevolg behoor ik tot de mede-redders; maar met mijn gewone edelmoedigheid maak ik niet de minste aanspraak op een beloouing voor mijn edele daad. De zelfvoldoening van ze verricht te hebben, is mij genoeg. Ge weet dat de koetsier Kabelaar de man is die door een paar Haagsche kranten, vooral door het Dagblad, wordt vooropgezet als redder No 1. Nog vóór dat het reddingsproces was onder zocht, was er reeds door een krant uitgemaakt, dat dien primus een levenslang weekgeld van f 5 uit de koninklijke kas was toegekend, 't Is altijd goed riemen snijden van een anders leer. Maar tot nog toe verheugt zich gezegdo primus alleen in 't bezit van een zilveren lucifer-doosje met een inscriptie voor moed, beleid en trouw", hem door een Utrechtsch bewonderaar toegezon den en in 't vooruitzicht van een horloge met ketting, dat hem door andere bewonderaars zal ?worden vereerd. Intusschen heeft onze burgemeester door zijn beste politiemannen de zaak laten onderzoeken, want de Koning en de Koningin verlangen niets liever dan hem of hen te beloonen, die er aan spraak op hebben, Dat onderzoek heeft ten ge volge gehad een brief, door den Burgemeester aan de Haagsche bladen gericht, waarin wordt aange toond, dat de eigenlijke redder is geweest een rijtuig waartegen de Koninklijke equipage is opgestormd. Er kwamen toen tegelijk een aantal menschen toeschieten om de stilstaande paarden vast te houden, onder wie Kabelaar, met zijn zweep gewapend. Die brief heeft in al onze bladen gestaan, maar opmerkelijk is 't dat de krant die met het stedelijk wapen van den Haag prijkt, onder het burgemeesterlijk schrijven eëfi nota plaatst, waarin vr\j duidelijk te lezen staat, dat de burgemeester ons maar wat wijs wil maken, want Kabelaar is inderdaad de redder, die de belooning hebben moet. 't Spreekt van zelf, want het blad is begonnen den man in de hoogte te steken en om nu bij slot van rekening geen gelijk te krijgen, dat gaat immers niet aan ? Nu heeft het blad bovendien een aantal schriftelijke verklaringen van oogge tuigen opgenomen om nader aan te toonen dat het gelijk heeft. Enfin, de burgemeester kan nu van voren af aan beginnen; maar als hij soms denkt, dat eindelijk zijn haan koning zal kraaien, zeg dan maar dat hij zich schromelijk vergist. 't Is Kabelaar, for ever. Doch wacht maar: als ik vandaag of morgen tot de overtuiging koin, dat ik, van eenvoudig mede-redder, primus-redder ben geworden, dan kom ik op de proppen niet om de belooning, dat weet ge wel, maar om aan 't gehaspel een einde te maken. Als men mij dan later een Nederlandschen Leeuw wil geven, zal ik hem aannemen, niet uit hoogmoed of ijdel heid, dat verzeker ik u, maar alleen om het be ginsel mede te huldigen, dat ware verdienste beloond moet worden. PASQUINO. Uit de Bissehopstad. ZONDAGSRUST Het is zoo algemeen gebruikelijk geworden, van Utrecht's vromigheid en ernst te spreken, dat men elders wel eens moet gaan denken, daf onze studenten met een witte das loopen, dat de sijsjes in het plantsoen niet anders dan psalmen zingen, en dat zelfs de honden zich op straat loo pen te vervelen. Edmondp di Amicis, die Utrecht met een donkeren bril en zeker met somber weer bekeken heeft, spreekt ook over het vervelende. Hij vindt 't uiterlijk der stad droefgeestig en ernstig, haar karakter godsdienstig." Hij vindt dat 't volk er een ernstiger voorkomen heeft dan elders, dat onze dames een houding van nonnen aannemen eu zelfs onder de studenten een zeker iets is, als wilden ze een ingetogen en boetvaar dig leven leiden". Hoe komt hij er aan! heeft de man zijn kennis geput uit een wandeling langs de Plompetorengracht? Maar dan nog schetst hij niet natuurgetrouw. Wij mogen al geen hoofdpijn krygen van de drukte op straat, op vele punten moge niet veel anders gehoord worden dan 't schrijven met de pen en 't knippen met de couponschaar het portret, dat Amicis van ons levert, dient bij een reproductie wel wat geretoucheerd. Zulke saaie patriotten, als de levenslustige Italiaan in ons ziet, zijn wij niet allen. Wij waren 't vroeger niet denk slechts aan 't getal van 45 kermis sen, die in vorige eeuwen jaarlijks hier ter stede gehouden werden en aanleiding gaven tot 't spreekwoord, dat 't in Utrecht altijd kermis was; wij zijn 't tegenwoordig evenmin let maar op de l, 8 en 7 daagsche feestelijkheden, die er thans plaats hebben, 't zij de Koning zijn TOsten, de Universiteit haar 250sten, of de voornaamste rede rijkerskamer haar 25sten jaardag vieren, en die binnenkort van Utrecht den roep zullen doen uit gaan, dat 't er voortdurend feest is. Intusschen Utrecht kan als een jong meisje dar tel wezen, mits in de week; maar het kan stichtelijk en vroom zijn als een bestje uit een hofje, als we een Zon- of christelijk erkenden feestdag hebben. Op de werkdagen is de Bisschopstad een parades vol weelde," zooals Hooft beweerde, maar Zon dags. ... o hemelsche goedheid, wat kan 't er dan vervelend zijn! Nergens in ons vaderland kan men zooveel Zondagsrustende gezichten, di Ami cis zegt: zulke bleeke en uitgestreken gezichten van Puriteinen, zien als hier. Het debiet in orthodoxe witte dassen, doleerende lange sluitjassen en recht zinnige neepjeskapjes, uitsluitend voor Zondagsgebruik, moet dan ook ongelooflijk groot zijn. Op den zevenden dag wordt er algemeen ge rust; er zijn zelfs velen, die niet meer wetende welke de zevende dag is, alle dagen der week maar rusten, Toch wordt er ook hier tegen het 4e gebod gezondigd. Al werden die zondaren van verschillende kanten met strenge straffen bedreigd, volgens 't 35ste hoofdstuk van Exodus door de Voorzienigheid met niet minder dan de dood»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl