De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 20 maart pagina 5

20 maart 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 508 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Plymouth-kerk te Brooklyn, behoorde tot de merk-waardigste persoonlijkheden van de Vereenigde Staten. De verhouding van Beecher tot zijne kerk was van een Europeesch standpunt beschouwd, zeker eigenaardig. Elk jaar werden de zitplaatsen in dit gebouw aan de meestbiedenden verkocht, en de opbrengst kwam, na aftrek der kosten van on derhoud, den predikant ten goede. Beecher was geen geestelijke in de gewone beteekenis van het woord; hy was eigenlijk een volksredenaar, en sprak op populaire wijze over de onderwerpen van den dag, waarbij de politiek eene eerste plaats innam, en gewoonlijk slechts un texte pour pr texte werd genomen. Steeds verdedigde de welsprekende redenaar de zaak van de vrijheid en den vooruitgang op elk gebied. Meer dan iemand anders heelt hij gedaan voor de afschaffing der slavernij, ofschoon onmiddellijk naast hein zijne zuster, Mrs. Beecher Stowe, de schrijfster van Linde Tom's Cabin mag worden genoemd. In 1863 werd hij door de re geering van zijn land naar Engeland gezonden, om daar de zaak der Unie te bepleiten in open bare redevoeringen. Die toespraken, overal met geestdrift ontvangen, waren de hoofdoorzaak, dat ?de sympathie, in Europa aanvankelijk voor de Zuidelgke staten gekoesterd, op de Unie werd overgebracht. De componist Victor Neszier, wiens Trompeter von Sakkingen de reis om de wereld heeft gemaakt, heeft zich door overspanning eene zenuwziekte op den hals gehaald, die wel geen aanleiding tot bezorgdheid geeft, maar toch voor hem een lang durig verblijf in een zachter klimaat noodig maakt. Rubinstein's opera Nero is deze week voor de eerste maal in de Engelsche taal te New-York opgevoerd. De National Opera Company behaalde met het werk groot succes. Uit Berlijn wordt aan de Frankfurter Zeitung met veel lof geschreven over do Es-dur Symphonie van den Rottcrdamschen muziekdirecteur Fr.Gcrnsheim. Het werk" zoo lezen wij is helder in al zijn onderdeden en echt symphonisch be werkt. Al wordt men dadelijk bij het begin ge troffen door een zekeren familietrek met Beethoven's gelijknamige symphonie, toch blijkt het spoedig, dat de componist aan zijn muzikale scheppingen een eigen karakter weet te geven. Vooral is dit in hot schoongedachte Adagio op te merken. De symphonie is eene zeer te waardeeren aanwinst voor onze orchest-literatuur en verdient in de volste mate. dat onze kapelmeesters haar alle aandacht wijden." Voor eenigen tijd kwam het gesprek tusschen den bekenden Franschen operetten-componist Lecocq en een paar van zijne vrienden op de vraag, hoe langen tijd eene melodie noodig had om populair te worden. Lecocq wedde om 1000 francs, dat hij oene melodie zou componeeren, die binnen acht dagen door heel Parijs zou worden gezongen. Hij zette zich aan de piano, en schreef de muziek voor een coupletlied, die door een bekend zanger denzelfden avond in een caf -chantant werd gezongen. Vier dagen later wandelde Lecocq met zijn vrienden langs do boulevards; een paar gomineux floten de melodie; uit een huis klonk zij, op de piano gespeeld; een paar kinderen zongen haar op de woorden van een poppenliedje, en een draaiorgel had haar als het nieuwste nummer op zijn repertoire staan. Lecocq had zijn weddenschap met glans gewonnen, maar hij werd door zijne melodie zóó vervolgd, dat hij naar Brussel moest reizen, om aan deze plaag van eigen maaksel te ontkomen. In twee nummers van de ReKue des deux Mondes heeft de bekende Fransche schrijver Henri Taine een karakterschets ontwerpen van Napoleon I, waardoor de verontwaardiging der Bonapartisten in niet geringe mate is opgewekt. Daar echter Taine voor het grove egoïsme en de onverholen on zedelijkheid van Napoleon I overtuigende bewijzen aanvoert, kan men zijne beschouwingen niet ge makkelijk wederleggen. Taine gaat overigens niet zoo ver als generaal Yung, de rechterhand van den Franschen minister van oorlog Boulanger, die in zijne geschriften aan den eersten keizer zelfs alle militair talent ontzegt. Integendeel, Taine erkent, dat Napoleon eene buitengewone intelli gentie had voor alle positieve zaken, en dat hij op militair gebied eene gave van combinatie en. als men het zoo noemen mag, van divinatie had, die in elk opzicht geniaal mocht heeten. De Evenement deelt mede, dat prins Napoleon in eene afzonderlijke brochure de studie van Taine zal bespreken en diens beschuldigingen zal wederleggen. Volgens den Tliorner Ostdeutsche Zeituny zijn in de kerk van Gurske twee portretten, van Luther en van Melanchton, gevonden, die gebleken zijn door Lucas Cranach te zijn geschilderd. Op beiden is het teeken van den schilder, de gevleu gelde slang, duidelijk waar te nemen. Do schil derijen, die iu den loop der tijden veel hebben geleden, zullen door den directeur der National trallerie te Berlijn, prof. Jordan, worden geres taureerd. De getrouwe vriendin van Liszt, do vorstin Karoline Sayn-Wittgenstein, is in hare woning in de Via Babuini te Rome overleden. De vorstin, die door Liszt tot uitvoerster van zijn laatsteu wil was benoemd, was sedert jaren ziekelijk en bedlegerig, zoodat de dood voor haar eene ver lossing was. De oude dame was in den laatsten tijd eenigszins wonderlijk geworden; zij was bang voor het daglicht en liet midden over dag in hare vertrekken de lampen opsteken. De studie van theologische werken maakte haar voornaamste bezigheid uit. Toch bleef zij in wereldsche zaken veel belang stellen. De armen van Rome verliezen in haar eene onvermoeide wcldoenster. Uit Bayreuth wordt bericht, dat op de prijs vraag voor een gedenktecken voor Franz Liszt - 60 antwoorden zijn ingekomen. De eerste prijs van Mk. 300 werd toegekend aan den architect Eugen Döllinger, te Miinchen, voor een ontwerp in Toskaanschen stjjl, in den vorm van een bal dakijn, waaronder zich een sarkophaag van syeniet, marmer en zandsteen bevindt, die met het borst beeld van Liszt en de zinnebeelden der toon kunst is versierd. Den tweeden prijs van Mk. 200 verwierf de architect Bruno Schmitz. De schilder Michael Munkaczy zal zich in de eerstvolgende jaren hoofdzakelijk, zoo niet uit sluitend, met plafond-schilderingen bezighouden. Behalve de reusachtige compositie voor het trap penhuis van het Kunsthistorisch Hofmuseum te Weenen, zal hij drie muurschilderingen maken voor het thans in aanbouw zijnde Parlements gebouw te Pest. Voor dezen laatsten arbeid zijn drie onderwerpen aangegeven: De inbezitneming van Hongarije door Arpad" De grondvesting van den Hongaarschen staat" en De eerste Wet geving door koning Stephanus den Heilige." Mad. Regnier, de verdienstelijke Fransche schrijf ster, die onder het pseudoniem Daniel Darc alge meen bekend is geworden, is te Parijs overleden. Behalve eenige romans, zooals Revanche posthiime, La Couleuvre, Le Pêche d'une Vierge, enz., schreef zij in den Figaro eene reeks van schetsen onder den titel Femmes troiMantes en Les Anges du Foyer. Eene tweede reeks verscheen eerst onlangs in iden Voltaire, onder den titel Femmes dangereuses. De romans van Daniel Darc getuigen van scherp waarnemingsvermogen en goede karakter studie. Militaire Zaken. DE VESTING HOLLAND. Neerlands verdedigingsstelsel voor Neêrlands volk geschetst door A. L. W. SF.IJFFARDT. Het was zeker geen gemakkelijke taak, welke de Majoor Seijffardt op zich genomen had, toon hij zich tot het schrijven van de vesting Holland" nederzette. Is hot toch al moeilijk, een werk over landsdefensie voor meer ingewijden te schrijven en zich daarbij strikt binnen do grenzen te houden van wat men zeggen mag en zwijgen moet, nog mocielijker wordt een dergelijke arbeid, wanneer hij bestemd is voor oningewijden, omdat men daarbij wel op sommige zaken den nadruk moet loggen, wil men geen gevaar loopcn geheel .ver keerd verstaan te worden. Het ziften van het geen al dan niet moet worden neergeschreven levert ontegenzeggelijk moeilijkheden op want men mag er niet op rekenen, dat de lezer, die leemten zal aanvullen, welke de schrijver met opzet bij zijn schildering liet insluipen, en toch heeft zulk een werk alleen waarde, indien het den leek een juist beeld van het behandelde on derwerp weet te geven. Maar behalve deze klip is er nog eene, ?waarop reeds zoo menig, zoogenaamd populair werk, ge strand is, namelijk: dat het niet boeiend was, tengevolge van de vele technische détails, die het den niet-ingewijden en toch belangstellenden lezer tot een waar kruis maken om zulk een ge schrift te doorworstelen en dan ook gewoonlijk oorzaak zijn, dat het niet of slechts half' gelezen wordt ter zijde gelegd. Welnu, het doet ons genoegen den S. geluk to kunnen wenschen met de welgeslaagde poging om beide klippen te ontzeileu: hot beeld is getrouw, en verhandeling pittig en boeiend geschreven. De S. begint met er op te wijzen, hoe door de kennis van datgene, wat het Nederlandsche leger op Neerlands bodem vermag, de tegenstand en weerzin, die nu nog door velen ton opzichte van hot persoonlijk vervullen van hun dienstplicht gekoesterd worden, zullen wegvallen en het ge loof aan de mogelijkheid van een verdediging van den vaderlandschen bodem, met hoop op goeden uitslag, gesterkt zal worden, omdat <lc twijfel daaraan bij een rechtgeaard Nederlander slechts uit gebrek aan bekendheid met do groote kracht, die in Neêrlands bodem voor de laudsdefonsiu schuilt, kan voortspruiten." Wij vreezen, dat do S. hier wat te optimistisch gestemd is; het is zeker waar, dat onbekend licht onbemind maakt, maar niet minder waar is het, dat de weerzin tegen den persoonlijken dienst en de twijfel aan Neerlands verdedigbaarheid, nog uit geheel andere oorzaken voortspruiten. Als het mij vergund is, een oogenblik bij die oorzaken stil te staan, dan wil ik er op wijzen, hoe Neerlands jeugd tegenwoordig geen tijd heeft, of zich geen tijd geeft, om de kennis, dio haar van alle zijden toevloeit, behoorlijk in zich op te nemen, hoe daardoor de hersenen overladen worden; het oordoel op verkoerden grondslag rust; de heldere blik in het verband tusschen oorzaak en gevolg verloren gaat cu daardoor het geloof in alles wat goed. edel en waar is, geschokt wordt. Door dit ongeloof, dat op geen enkeion vasten grondslag berust, door dezen twijfel, die door niets gerecht vaardigd is. wordt bovendien het egoïsme, de zelf zucht, aangekweekt, welke op hare beurt de moedor is der gemakzucht. Fn wie eenmaal door deze neiging beheerscht wordt, vindt daarin gcrecde aanleiding om zijn twijfel te versterken, want het gcweteu moet in slaap gesust eu de gemakzucht tegelijk bevredigd worden. Welnu, dan zegt men: Dat beginsel (in casu do persoonlijke dienst plicht) is gewis schoon on edel en ik zou het ook zeker in toepassing brengen, indien ik slechts overtuigd was, dat het iets gaf, doch juist dat betwijfel ik." Toch kan, ondanks het zooeven aan gevoerde, het nut van werken als het bovenge noemde, niet gering zijn, omdat, naarmate meer uit hun inhoud geput wordt, er in do publieke opinie een kracht zal ontwaken, welke het den uit gemakzucht voortgesproten eu op niets gegronden twijfel aan do verdedigbaarheid des lands, onmogelijk maakt, langer zijn weinig eervol bestaan te rekken. Moge het oogenblik van hot ontwaken dezer kracht, dio, wij zijn er van over tuigd, op den bodem van Nêerland's gemoed slui mert, niet verre meer zijn! Keeren wij, na deze uitweiding, tot den inhoud van het door ons besprokr-i werk terug. Geheel Nederland te willen verdedigen zou onze krachten verre te boven gaan; door alleen Am sterdam, de hoofdstad des rijks, aan den vijand te willen betwisten, zou men de kansen op ons behoud onnoodig verminderen en de kansen des vijands, om zijn doel te bereiken, slechts ver meerderen. Qui trop embrasse, mal treint", zou voorzeker voor hen gelden, die aan Neêrlands grenzen den vreemden indringer zou willen tegen houden, maar zoodra Neêrlands krachten vol doende zijn om op den weg van de grenzen naar de hoofdstad, aan den vyand een, zij het ook slechts tijdelijk, tot hiertoe en niet verder" toeteroepen, daar mag geen duim breed verder ach teruitgegaan worden, alvorens het onmogelijk wordt, zich daar langer te handhaven. Welken indruk zou het bovendien op gansch Europa maken en, wil men eenigen, zij het misschien slechts zedelijken, steun erlangen, dan dient daarmede rekening te worden gehouden welken indruk zou het maken, indien slechts weinige dagen na een oorlogsverklaring de overweldiger reeds aan de poorten van de hoofdstad des rijks kwam aan kloppen. Bovendien is het uit een militair-tech nisch oogpunt niet mogelijk, een verdedigingsstel ling zoo in te richten, dat het dadelijk ter verde diging bereid kan zijn (men denke bijv. alleen reeds aan het approviandeeren) en al gold er geen enkele andere reden, dan zou men reeds hierdoor gedwongen zijn, den vijand bij zijn opmarsch op te houden, ten einde de zoo noodza kelijke tijdruimte te verkrijgen. Welnu, do grenzen, waar binnen wij bij machte zijn den ernstigen weerstand te beginnen, zijn de lijnen, waardoor do Vesting Holland" omsloten wordt. Wat is nu echter do Vesting Holland zal men vragen ? De Vesting Holland omvat de pro vinciën Holland met een groot dool van T'trecht en kleine deelen van Gelderland en Noordbrabant; zij wordt in het Oosten begrensd door de zoogenaamde Nieuwe-HolJaiulsche-Waterlinie, een reeks van versterkingen, die over Naarden, Utrecht en Gorinchem tot in het land van Altena door loopt. In het noorden leunt deze linie aan de Zuiderzee, in het zuiden aan de Nieuwe Mcrwede, het Hollandsch Diep en de overige aldaar naar zee stroomeude breede wateren. De ver dere grenzen worden gevormd door de zee of door op zceboezems gelijkende rivierarmen." Maar, zal de aandachtige lezer vragen, als do Nieuwe llollandsche Waterlinie de buitenste linie vormt, welke wij ter verdediging inrichten, geldt dan voor haar niet hetzelfde, wat ge zoo even van de stelling van Amsterdam gezegd hebt; zal zij, zooveel dichter bij de grenzen gelegen. ter verdediging gereed zijn, als de vijand tot haar is doorgedrongen 'i Gij hebt groot gelijk, gij werkelijk belangstel lende lezer, omdat gij denkt bij hetgeen gij leest en, al hadden wij gaarne gezien, dat reeds hier ter plaatse uw bezwaar ontzenuwd werd, als ge doorleest, zult ge op bladz. 41 antwoord ont vangen op uw vraag. Daar toch bespreekt de S. de sper forten, die zoo dringend noodig zijn om den aanvaller den toegang tot ons land over de groote rivieren te ontzeggen en zoodoende den aanvoer vau al, wat voor een belegering van de Vesting Holland noodig is, te belemmeren of te vertragen." Uit verkeerd begrepen zuinigheid hoeft men tot dusverre den bouw dier sportbrten achterwege gelaten. Het onvermijdelijk gevolg daarvan zal zijn, dat bij het uitbreken van een oorlog in alle spoorwegbruggen een of meerdere vakken vernield zullen moeten worden; waardoor niet alleen een direct verlies geleden wordt, maar waarvan de gevolgen zich nog lang na het sluiten van den vreilo zullen doen gevoelen, omdat het handels verkeer dan geheel gestremd zal zijn. DU tijdelijke overspanningen toch, welke de vijand zal maken om de spoorbaan te kunnen gebruiken, zullen, naar het oordeel van deskundigen, ten eenenmale ongeschikt voor het groote handelsverkeer zijn. Bedenkt men daarbij, dat het toch al moeite zal kosten om na een oorlog het transito-verkeer weder over ons land te leiden, dan zal men ge makkelijk inzien, dat hoe langer de stremming duurt, er des te minder kans zal zijn in dit opzicht te slagen. In de vesting Holland ligt, als reduit, de stel ling van Amsterdam, het laatste toevluchtsoord der verdediging, maar zeker niet het minste; want mag <!e Nieuwe-Hollandschc-Waterlinie reeds van nature sterk hceteu, nog meer dan elders is in de stelling van Amsterdam het terrein onze bond genoot. Do S. zal ons nu in de vesting Holland rond leiden en begint daartoe eerst eenige bakens te stellen om ons dien tocht te vergemakkelijken. Daartoe geeft hij eerst een denkbeeld van kunst matige onderwatorzettingen (inundatien), welke eisclien daaraan gesteld en hoe die inundatiën gevormd worden. Tevens toont hij aan, hoe die breede watervlakten, welke voor den vijand zeer raoeielijk over te trekken hindernissen vormen. ons in staat stellen gemakkelijk verplaatsbaar ge schut aan to wenden, door het gebruik van uit leggers, dat zijn met n kanon gewapende vaar tuigen; hoe hot bewaken van die uitgestrekte vlakten ons gemakkelijk wordt gemaakt door het gebruik van met. infanterie gewapende sloepen (bewakingssloepen), waartoe men 1(>7'2 de zooge naamde Groenlandsche sloepen gebruikte. Dan wijst hij op droogblyvende gedeelten, wegen en breedere strooken, welke van 's vijands zijde naar het achter de linie gelegen terrein voeren eu hoe noodig het dus is, deze af te sluiten en te verdedigen en de S komt er dus als vanzelf toe om de algerneeno inrichting der verdedigings werken to schetsen, waardoor wij ons een denk beeld loeren vormen van de kracht, die, in die vestingen on forten schuilt. Hij wijst er voorts op, hoe een onderling verband tusschen do verschil lende werken noodig is, opdat zij elkander zullen kunnen ondersteunen en zoo zien wij de aanecngoschakelde linie van zelf voor ons geestesoog ontstaan. En nu beginnen wij van Naarden onzen tocht langs de wallen van de vesting Holland, waarbij menige bijzonderheid ons wacht en ons den tijd zal korten. Vooraf echter, nog een woord. Do Nieuwe llollandsche Waterlinie leunt in hot noorden bij Naarden aan de Zuiderzee, die, zooals de S. zegt; in handen van onze marine kan en moet blijven;'* Deze uitdrukking is en de S. zal het gelooven wij, wel dadelijk met ons eens zyn wél wat sterk. Aanvankelijk zal onze marine zich zeker op de Zuiderzee kunnen en moeten hand haven, maar op den duur kan die taak haar te zwaar worden en daarom moet de stelling van Amsterdam aan de Zuiderzee-zgde van kustversterkingen voorzien worden, waartoe het fort op Pampus en de kustbatter\jen bij Durgerdam en Diemerdam noodzakelijk gebleken z\jn. Wilden wij den S. geheel op zijn omgang vol gen, dan zou onze aankondiging wel wat lang worden; dit is trouwens ons doel ook niet; wjj stellen ons slechts voor, u op te wekken het be langrijk boekje ter hand te nemen en aan dachtig te lezen. Alleen zullen wij ons hier en daar een enkele opmerking veroorloven. Bij de bespreking van het fort IJmuiden, hadden wij gaarne een woord gewijd gezien aan het nauw verband, dat eventueel tusschen dat fort en de stelling van Amsterdam ontstaan kan. Wanneer toch een vijand bijv. na in Noord-Holland geland te z\jn en den Helder genomen te hebben, zijn aanval op de stelling van Amsterdam wil richten, dan zal het noodig zyn, hem in NoordHolland op te sluiten (evenals in 1799) en moet het noordelijk front van Amsterdam tot IJmuiden worden verlengd. Vooral in den tegenwoordigen tijd, nu de ha mer der sloopers reeds meermalen aan de stelling van den Helder geklopt heeft, verdient het krach tig pleidooi van den S., voor het behoud d'er stel ling, zeker, meer dan ooit, eene aandachtige le zing. Als Amsterdam werkelijk het reduit van de landsverdediging zal zijn, dan moet men voorko men, dat de vijand deze stelling kan aanvallen, zonder eerst de vesting Holland op een of ander punt doorbroken te hebben en zal men alle ha vens voor hem gesloten moeten houden, omdat daardoor een landing (doorbreking van het kustfront) waardeloos zal blijken te zijn. Bij de beschrijving van de Amsterdamsche stelling heeft de S. een zeer eigenaardige en doeltreffende methode bedacht om ons te wyzen op den krachtigen steun, welken de bodem ons daar verleent. Hij schetst ons namelijk de wy'ze, waarop een verdedigingswerk daar gebouwd moet worden, de tallooze hinderpalen, die zich in dat slappe terrein bij dien bouw voordoen, en doet daardoor bij ons het levendig besef onts'aan van de ciudelooze bezwaren, waarmede een aanvaller te kampen zal hebben bij elke poging, die hij zal aanwenden, om het terrein in zijn voordeel te wijzigen (bijv. bij den aanleg van batterijen enz.) Hiermede zijn wij aan het einde van onze be schouwing gekomen. Mogen deze weinige woorden er toe leiden, het belangrijk werkje van den heer S. in ruimer kring bekend te maken en mede oorzaak zijn, dat Neêrlands volk toont do poging van den S., om meerdere kennis omtrent 's lands defensie te verspreiden, op prijs te stellen door dit boekje veel en aandachtig te lezen. F HET HUWELIJKSNEST, naar KALMAN VON MIKSZATH. I. Ik heb achting en liefde voor al mijn bloed verwanten, want de stom des bloeds is toch niet een ijdele klank. Toch kwam ik vroeger by Paul Korvacs, mijn neef in den vijfden graad, het liefst logeeren. Hij leefde op grooten voet; in zijn welingericbt huis ontbrak het aan niets, zelfs niet aan erfdochters. Er waren er drie, de een al mooier dan de andere. Ieder zou 60 a 80,000 flo rijnen mee krijgen; het waren dus goede partyen; 80.000 florijnen vormen altoos, zelfs voor een ide alist en een minnaar der natuur, een schoon ver gezicht. Het toeval wilde, dat ik er juist was, op het oogenblik toen er zich een pretendent kwam aan melden. Het was een knappe jongen, die het recht ha*. twee vou's bij zijn naam te voegen, Karl voa Ilyende en von Boroth, een echt landedelrnan, uitmuntend paardrijder, drinker en kaartspeler. Hij was familiaar met alle magnaton. Vier of vijf dagen lang maakte hij het hof aan alle drie de jonge meisjes, zonder oenige voorkeur te ken nen te geven, toen scheen hij een besluit genomen to hebben, en vroeg de hand der oudste. Ik weet, dat gij elkander lief hebt," zeide de oude vader, en daar ge van goede familie zijt, mijn jongen, heb ik er niets tegen, u gelukkig te maken; toch voor alles moet ik als vader weten, waar gij mijn dochter wilt heenbrengen. Ik zou niet gaarne willen, dat zij al te ver van hier woonde." Mijn oude neef wilde op die wijze de delicate geldquaestie aanroeren; bet is in Hongarije niet fatsoenlijk, daarover rechtstreeks te spreken. Do woonplaats zal niet vlak hierbij zijn," antwoordde de pretendent; het is de puszta Gerely, in do omstreken van Kassa. ' Mijn oude neef woonde in de groote Hongaarscho vlakte, het Alfoeld, en vandaar naar Kassa, dat is een heel eind weg. O," zcide Paul Korvacs, veeleer om niet te spoedig toe te happen, dan uit werkelijken schrik, 't is aan hot andere eind dor wereld. Maar we zullen zien. Mijn arm duitje, als je zoo ver weg vliegt, zal ik misschien nooit je nestje zien. Hoe zcidet ge ook weer, dat de plaats heette ? Gerely." Ik moet het toch weten te vinden, als ik bij toeval eens dien kant uitkwam. Maar eigen lijk, ik heb to Kassa een zaakje te vereffenen. . . Als go me eens kwaamt verrassen, zou mij dat zeer aangenaam zijn." Ik zeg nog geen tweemaal neen ; als de drukten van den herfst ons maar geen verhinde ring brengen." Het behoeft niet gezegd te worden, dat de drukte van den herfst geen verhindering bracht, en dat mijn oude neef mij wist over te ha'.er, zoodat wij ons op een mooien dag op weg bega ven naar Gerelv.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl