De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 27 maart pagina 3

27 maart 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 509 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. : zrjn in Frankrijk onbekend en al verschilt het Hollandsche gehos" weinig van den halfdraf', die een groepje feestvierende Parijzenaars aan neemt, om niets van het onbeduidende schouw spel te verliezen, hoort men hier by dergelijke volte op straat hoogst zelden een onpassend woord of eene zedekwetsende uitdrukking, zelfs de meest antirevolutionnaire catechiseermeester zou ge rost over de boulevards kunnen wandelen, zonder z\jne ooren van watten te moeten voorzien. Ik heb dit jaar echter een allermerkwaardigst bal bijgewoond, waarvoor ik reeds vroeger vruch teloos toegang had trachten te verkrygen, nl. het bal der krankzinnigen in het Hópital de la Sal pétrière. Het getal der genoodigden is daar tot een dertigtal hoogstens beperkt, omdat men de ongehikkigen niet tot schouwspel der nieuwsgie righeid wil doen strekken. Het Hópital de la Salpétrière is een gebouw van reusachtigen omvang, waar men vier- a vijf duizend lijders hoofdzakelijk zenuwUjders onder de verdienstelijke leiding van dr. Charcot, verpleegd worden. Terwjjl Bicêtre en Chazenton meer den stempel dragen van inrichtingen gelijk Meerenberg, en hoofdzakelijk mannen als ver pleegden tellen, is de Salpétrière nagenoeg uit sluitend voor vrouwen bestemd en bevat, behalve een groot aantal krankzinnige lijderessen en idio ten, een niet onbeduidend getal kranken, wier ongesteldheid zenuwlijden is, met den naam van hysterie" bestempeld. Jaarlyks, op den Halfvastendag, heeft er een gekostumeerd bal plaats, waaraan al de verpleeg den, wier toestand niet van dien aard is, dat zij stoornis zouden kunnen veroorzaken, -deelnemen. Al de toiletten, die de ongelukkige» dragen, zyn door haar zelven onderling vervaardigd en lang vooraf houden de toebereidselen haar bezig. Van de 30 of 40 mannen, die in het gesticht verpleegd worden, verschjjnt er geen enkele op het feest, doch vele vrouwen verschenen er in mannelijke verkleeding. Ik zag er arlekyns, pierrots, markiezen en ridders en kon niet nalaten de opmerking te maken, dat hier het tegendeel als zegel gold van de gewoonten in Japansche en Chineesche schouw burgen, waar de vrouwenrollen steeds door ver momde mannen vervuld worden. Toen ik te 9 ure de balzaal binnentrad, waar het feest reeds te. 8 ure een aanvang had geno men, trof mij al dadelyk de volmaakte orde, die er in alle opzichten heerschte. De muziek heeft dit is bekend eene heilzame werking op het gemoed van krankzinnigen, en het zoude nie mand in de gedachten zijn gekomen, die onbewust ware geweest in welke inrichting hij zich bevond, dat al die dansende paren, aandachtig en fouteloos de maten der muziek volgend, in meerdere of mindere mate van hunne geestelyke vermogens beroofd waren! De wals geëindigd z\jnde, had ik de gelegen heid met meerdere aandacht het individueele ge halte der aanwezigen op te nemen, en te bespeu ren hoeveel zelfvoldoening velen smaakten, wan neer men haar onder het voorbijgaan de woorden toevoegde: tres rëussie, votre toilette" of que vous tes charmante dans ce costume la". Eene oude krankzinnige vrouw, die zich ver beeldt, de moeder des Keizers te zyn, houdt eenige omstanders met haar gesprek bezig; eene jonge verpleegde, als vorstin gekleed, wandelt in het volle besef harer waardigheid rond en deelt spreu ken en versjes uit, op kleine stukjes papier ge schreven; eene derde reikt mij de hand toe en vraagt mij of ik haar kapsel niet goed geslaagd vind; sommigen verwijderen zich niet van het buffet, waar haar verfrissehende dranken worden verstrekt en op eenige reien stoelen zitten half versuften den dans en het feest gade te slaan. Andermaal doen de tonen der muziek zich hooren, en ik sta verbaasd over de juistheid, waar mede eene polka door een grooi^etal paren ge danst wordt. Niemand zou zich daar in eene om geving van ongelukkigen wanen, of in die danse ressen krankzinnigen zien. Zeer tevreden de gelegenheid te hebben gehad, dit zonderlinge schouwspel te hebben kunnen bij wonen, verlaat ik te elf ure het feest, en begeef münaar de boulevards. Het vriest een weinig op de gevallene sneeuw, het ijzelt min. of meer, en sommige wegen zijn onberijdbaar; hier en daar ligt een paard op den grond; een tiental mannen tracht duwende een omnibus weder in gang te brengen, waartoe het driespan niet in staat is, en eindelijk kom ik, na een uur meestal stapvoets te hebben gereden, (want de Salp trière ligt bij de Gare d'Orléans, dus op een respektabelen afstand van het centrum van Parijs) op de groote boulevards. Daar zie ik de eerste groepen de Opera binnenstormen, en tal van nieuwsgierigen het gebouw en de onbeduidende maskers aangapen. Ik treed er ook binnen, en wil het onderscheid zien tusschen een bal van krankzinnigen en het dansen van zoogenaamd verstandige lieden. Het is er, toen het n ure is geworden, vol van dansers en toeschouwers, maar naar karak ters, die indruk maken of costumes, die het oog treffen, zoek ik vergeefs. Behalve eenige dozijnen heeren, die in zwarten rok het schouwspel gade slaan, en tal van domino's, die zonder herkend te willen worden, een kijkje komen nemen, is het een treurige verzameling. Hoeveel van die dan sende paren zullen hunne entree betaald hebben? Ook die bals verliezen ieder jaar in gehalte; geestige intriges hebben plaats gemaakt voor grofheden en banaliteiten; de gewone stem van een ridder verraadt den bewoner der achterbuurten en de hier en daar zichtbare arm en hals eener herderin verraden de epidennis eener conciërge. Al die dansers springen als dollen in het rond en hoe later het wordt, des te luidruchtiger wordt hunne vreugde. Mijne gedachten keeren terug naar de Salpétrière; ik verdiep mij in vergelij kingen, en kom tot de slotsom dat ik het bal der krankzinningen verkies boven het feest dergenen, die aanspraak maken op het bezit van verstand. Een fijne jachtsneeuw waait mij in het. gelaat, als ik huiswaarts keer op de Place del'Opéra dansen eenige paren (óók verstandige lieden) mij tegen het lijf, maar ik sla geen acht daarop, want mijne gedachten zijn nog geheel vervuld met het eigenaardige feest, dat ik in den voor avond heb bijgewoond, en wanneer ik my onder myne dekens nedervlei, vergelijk ik den indruk die beide lokalen op mij maakten, en ik vraag mjj af, waar ik de meeste gekken gezien heb? Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg: Jan Masseur. De Heer P. M. Maaldrink, die bij de vpltooying van. zijn Herodes" £*), van bevoegde zijde werd aangemoedigd om dit historisch drama" door den druk gemeen te maken, heeft zijn tooneelspel Jan Masseur" by de vertooning met welge vallen zien ontvangen. Het stuk is dan ook inderdaad met kennis en smaak geschreven. Het groote element, de sesthetische dryfkracht by uitnemendheid, het zuiver gevoel, ontbreekt er niet in. De schildering, die er in gegeven wordt, van den toestand der min dere klassen in Frankryk, kan niet overdreven worden genoemd, ofschoon het beeld van de drie broeders, door den held van het stuk zijne zuster voorgespiegeld, niet historiesch juist is In welke eeuw heeft de adel en de geestelijk heid zich onttrokken aan een (nooit bestaan heb bend) Cresammtlében met het volk" en zich van de bezittingen des volks meestergemaakt ? Het onderscheid van standen is er immers altijd ge weest l Maar, wy erkennen, die Lessingiaanschsymboolschildering wordt een partijganger in den mond gelegd. De balans in het stuk zou ook fraayer geweest zijn, indien de adel, behalve door de goed geschilderde charakters, die wij in den kerker te zien kr\jgen, behalve door den onmenschelyken Hertog de Mericowrt^n zy'n Rentmee ster, op een treffender wijs vertegenwoordigd ware dan door den jongen Markies. Om dezen een flaauwen indruk te doen maken werkt trouwens niet weinig mee de onvoldoende ontknoping. Jan Masseur offert zi<;h op, door de plaats van den Markies by de giuotine in te nemen: zeker een mooye daad, maar zij wordt gekocht met een min of meer gek flgttör, dat de met een kersversch vriendinnetjen wechloopende jonge Edelman maakt. 2oo iets zou een fransch tooneeldichter een legitimistiesch Edelman nooit laten doen. 't Is duidelijk, waar het van daan komt. Had de Heer Maaldrink de voorzichtigheid gebruikt aan zijn tooneelspel" Een woord vooraf" toe te voegen, gelijk hij het aan zijn Drama" deed, dan zou hij gelegenheid gehad hebben mee te deelen, dat hij vele hoofdelementen van het stuk aan Ch. Dickens, in zijn Tale of two cities", ont leend had, en dan zou hij misschien het er heen hebben kunnen wenden, dat de beroemde Boz een deel der verandwoordelijkheid van dit zon derling incident had gedragen, 't Is hier effektloos om dat het als een overtollig ornament uit de lucht komt vallen. Maar de y'lheid der ontknoping doet, naar onze meening, het stuk de aanspraak op den titel van een fraaye tooneelbijdrage voor onzen landaard te zijn, niet ver liezen, en van gantscher harte wenschen wij den Heer Maaldrink geluk. Ook met de voortreflijke vertooning. Mevrouw de Vries, als de tricoteuse van Robespiere en Mevr. Chr. Stoetz, als de legitimistische zuster van Jan Masseur, hebben zich met groot talent van hare taak gekweten. Dat in het 4e bedrijf de tirade van Anne-Marie aan het adres van haar dweependen broeder iets onnatuurlijks had, lag aan den auteur. Veel te lang duurde het vol houden van de orakelboekentaal, die zij uitstort. Over het geheel moet de Heer Maaldrink nog eens met de pen in de hand het stuk doorloopen en alle boekentaal er uit verwijderen. Wij zijn dat tijdperk ontwassen. De Heer Louis Bouwmeester heeft, als de held voortreffelijke oogenblikken gehad, 't Was jammer, dat hij nooit in den Markies zijn portuur vond; dit gaf aan zijn razen iets onverstandigs. Daaren tegen was zijn tooneel met Robespiere zeer fraai en vooral zijn afscheid van Jeanne en AnneMarie (voor hen, die wisten hoe alles af zoft loopen). De Heer Van Dommelen vond in Robespierre een oude kennis: hij heeft hem niet minder goed dan vroeger, dit-maal als den onverbiddelijken theokratischen Prsezident van het Comitédu salut public, voorgesteld. Het te-recht-brengen van zijn jabot, na de poging tot wurging van Masseur, was zeer goed. Mej. Sophie van Biene heeft met veel gevoel de rol van Jeanne vervuld. Frischheid en opgewekt heid lag in haar spel met Valentijn; Schulze, trouwens heeft het onwaarschijnlijk charakter van dezen edelmoedigen medeminnaar aannemelijk weten te maken. Mevrouw Rössing-Sablairolles is wel goed ge weest, dat zij het overtollige rolletjen van Louison op zich heeft genomen. Dat de Heer De Jong, die voor een der hoofd personen optrad (den jongen Markies), niet mér uitkwam, lag aan den auteur, niet aan hem. De H.H. Spoor (Hertog), Van Schoonhoven (Rent meester), de' Boer (Pieter Corin), Morin (Markies de Saint Cyr), Wensma (Tabouret) en Ising (Priester) hebben het hunne bijgedragen tot een harmoniesch samenspel. Wat voords het historische gedeelte van het stuk nog betreft: de Heer Maaldrink heeft na tuurlijk zijn reden gehad, om het Ie bedrijf bijna 6 jaar vroeger te laten spelen dan het tweede; maar de klove is niet gedempt door het op- en neerhalen van een gordijn. Jan Masseur heeft het volk gelukgewenscht met de bij-een-roeping der tats génêraux; daarmee eindigt het eerste be drijf. Als het tweede begint, meent men, dat het zich bij het eerste aan zal sluiten: maar er is van alles gebeurd: men heeft onder anderen den vreeselijken 21 Januari 1793 achter den rug, en met het zelfde gezicht voert de Heer Maaldrink Marie-Anne (de koningsgezinde) voor ons op, en laat haar badineeren met een kwastelorum" die een monstreus portret gemaakt heeft van haar nicht Gelukkig staat de volgorde der historische gebeurtenissen ons publiek niet zoo heel levendig voor den geest: maar het kunstwerk, Mijnheer Maaldrink! Of de boeren van 1788 het stopwoord sapristi" gebruikten is aan twijfel onderhevig, en of de fransche Jakobijnen zoo vervaarlijk dampten als onze patriotten is ook niet bewezen. Wat de kostumen betreft, heeft men er naar gestreefd ze in over-een-stemming met de tyd te maken; maar de halsbedekking der mannen,daar wordt nog al in gezondigd. Wjj hebben geen spoor gevonden van de cravate a la Laignadier. Het ergste is echter, dat er weer verscheidene akteurs zy'n geweest, die gemeend hebben zich met een paar snorren te moeten optooyen. Een dorpshoefsmit, later Lid der Nationale Con ventie, draagt, in 1788?93 een paar snorren, die een Luitenantjen onzer Schutterij zouden doen watertanden. Hoe kan een ernstig kunstenaar als de Heer Bouwmeester toch in zulk een kostuum ketterij vervallen? Trouwens de Heer de Jong heeft hem overtroffen; maar het is zy'n schuld niet. De auteur heeft gemeend zijn Markies on kenbaar te moeten maken, door hem een baard te geven. Als of zoo'n barbe a tous crins, trots Keizer Karel den Ve en mijn buurman uit den tabakswinkel, op zich-zelf niet reeds voldoende waar, om den schrijnwerker verdacht te maken! Een kastenmaker met een vollen baard in 1794! Ik bid u, waarde Heeren, leest toch een weinig Kulturgeschichte. Dat men schoenen met spleten draagt,toen deze reeds waren afgeschaft?zou ermee dóór kunnen: maar knevels op uw gezicht, dat geroepen is den toeschouwer onophoudelijk te lezen te geven, wat er in uw ziel omgaat, en dat hem steeds voorzingt: Ja, Maaldrink leutert wel van 1788 en 98, maar wij hooren thuis in 1860," dat is inderdaad niet uit te staan. Ondertusschen met of zonder zonden tegen de chronologie, wenschen wij Jan Masseur" spoe dig te-rug te zien. 24 Maart '87. A. TH. (*) Hist. Drama in 4 bedrijven, met een vooren naspel. 's-Grav., 1885. In ry'meloze vaerzen, 146 bladz. JUBILEUM VAN L. J. /ELTMAN. Daar zijn tooneelkunstenaars, die, bij hun op treden, steeds met eenig handgeklap en een fluiste ring van welgevallen bejegend worden. Tot deze vrienden van het publiek behoort de Amsterdam mer Louis Jacques Veltman. Hij werd geboren 29 December 1817 en even als Molière, was deze akteur en tooneelschryver een bebangerszoon. Hij kwam ter waereld in de Kerkstraat bij de Vijzelstraat. Het echtpaar, waar uit hij sproot, heette Jobannes Benjamin Velt man en Maria Coertsen. Zoo als vele wel opge voede jonge-lui, in die tijd en vroeger, werd hij, de schoolbanken verlatende, op een Notariskantoor geplaatst; later was hij, altoos hier te Amster dam, werkzaam op een der voornaamste bankiers kantoren. Den 29n Juli 1841 huwde hij met Jufvr. Elisabeth Rinkes, die den 22n Okt. 1880 overleed, hem nalatende twee zonen en vier dochters. Men zou oppervlakkig meenen, dat een getrouwd boek houder, die zich, in alle opzichten, een ordelijk huisvader betoonde, er niet aan denken zou, na 6. jaren huwelijks, zich aan het tooneel te wijden. Maar deze meening werd door de feiten gelogen straft, en den 22n Maart 1847 debuteerde Velt man in den Stadsschouwburg, die bespeeld werd door De Vries en Westerman. Vijf-en-twintig j aar lang is Veltman aan dat Tooneel, onder verschil lende Direktiën, verbonden gebleven. Van April 1872 tot September 1876 stond hij met den Heer W. Stumpff aan het hoofd der Vereenigde Tooneelisten". Van -76 tot -79 was hij geëngageerd bij het Nederlandsen Tooneel". In September van laatst genoemd jaar, werd hem, met Van Ollefen en Moor, de koncessie der bespeling van den Stads schouwburg gegeven. Sedert Sept. -82 is do Heer Veltman verbonden aan het talrijk gezelschap der Heeren van Lier. De studiekameraad van den Heer Veltman, vóór dat hij nog tooneelspeler werd, was Munnich, de geestdriftige jongeling, dien menig onzer zich met weemoed herinnert. Toen Veltman zich bij J. Eduard de Vries aanmeldde in 1847, wilde hij geen ander emplooi hebben dan dat van jonge eerst rol"; maar De Vries voerde niet alleen het penceel van den dekorateur, hy' schijnt ook het mikroskoop der menschenkennis ter zijner beschikking gehad te hebben en zag, dat er in Veltman een schran dere marquézat. Marquéis, in de nederlandsche tooneelwaereld, de fatsoenlijke naam, dien men aan het artistiek emplooi der booswichten geeft. Arthur Pougin zegt, in zijn Dict. historique et pittoresque du Théatre", p. 329: EMPLOIS MABQUÈS.?On donne cette qualification aux emplois qui comprennent des röles de vieillards ou de personnages d'un certain age, dont la flgures, les traits doivent tre accentués, marqués par les rides." Voords voegt Arthur Pougin er nog bij: Ces emplois sont pour les femmes, les duègnes, caractères et mères nobles; pour les hommes, les grimes, financiers, pères nobles, pères dindons, ganaches, premiers röles marqués et comiques marqués." Men ziet hieruit, dat er in Frankrijk een veel ruimer beteekenis aan het woord gegeven wordt dan bij ons te lande; maar de naam, gedragen door den Heer Veltman, is daarom niet minder passend: want deze kunstenaar slaagt er in beur telings de verst uit elkander loopende charakters voor te stellen: men denke maar eens aan den grootschen Karel den Groote of den wijzen" Nathan en den gierigen Warenar, aan den degelijken intendant in Denise" en aan den scha vuit Quilp. Tot op dit oogenblik hebben wij nog geen tooneelspeler, die bewezen heeft den Heer Velt man te kunnen vervangen. Wat het bizonder charakter van zijn spel aan gaat, wat hij niet zou kunnen verloochenen: het is de romantische doop, dien hy ondergaan heeft. Men voelt, als hij optreedt, ter-stond, dat men niet met een naturalist onzer dagen te doen heeft. Het Romantisme voerde o. a. in zijn gevolg het theatrale. Daar zijn oude (en ook minder oude) akteurs, bij wie dit theatrale al te ver van de natuur afwijkt; en dan is het te laken: maar door den Heer Veltman wordt die uiting van den menschelijken geest, met haar sterk koloriet doorgaands goed beheerscht en dan kan zij harruonieeren met de natuurlijke kunstopenbaringen, die haar omgeven. Als Veltman theatraal is, in min goeden zin, dan ligt dit alty'd aan de texten der stukkan, waarin hy' speelt. Het wordt hoog t\jd, dat de oude stukken, die men voortgaat te vertoonen, aan eene scherpe herziening en meêdoogenloze verwerking onder worpen worden. Het is niet langer te dulden, dat de uitvoerende kunstenaars naar hartelust achalten und walten met de texten: daar komen de grootste inkonsequentiën uit voort, en men is aan de verdiensten der schrijvers van het romantische tijdperk, zoowel als aan het thands levend publiek verschuldigd de oude stukken pasklaar te maken voor de moderne smaak en moderne gevoelig heden. Het is, wel is waar, voor kunstenaars van 's Heeren Veltmans generatie, een bezwaar, dat zij dan op nieuw de rollen moeten leeren: maar (kunst)liefde yerwint het al". Eene herziening der stukken als de bedoelde komt de natuur ten -goede, en Carel van Mander heeft het reeds gezegd: de kunstenaar, die de natuur te baet" heeft, is zeker van zy'n wel slagen. Dat Veltman geschitterd heeft als Holofernes, als Mephistopheles, als Frans Moor, als Karel IX, Nero, Richard 1Ü, Don Salluste, La Cerda, Lodewigk XI, is geen reden voor hem om ook niet een majestueuze Karel de Grroote,een recht XVIII-eeuwsche Van Posert, een brederodiaansche Warenar te zijn. Onder de vele overwinningen, die hy' behaald heeft, is geen der minste zy'ne kreatie van den Warenar. Men kent de geschiedenis dier voor stelling: hoe Adriaan de Vries vurig gewenscht had, dat Hooits kluchtspel geheel onveranderd voor het amsterdamsche publiek zou gespeeld zijn, hoe, ondanks de waarschuwing van een man van gezach uit de gi-oote waereld, Prof. M. de Vries, door een beminnelijk en licht verklaarbaar nepotisme verleid, den geheelen Warenar in Felix" is komen voorlezen, ayant soin de glisser, de ne pas toujours appuyer. Maar wat gebeurt er? Mijn vriend M. de V., een man niet slechts van ijver, van kennis, van smaak, maar ook van nagedachte verneemt, dat de gewijzigde AVarenar" in Haarlem zal gespeeld worden. Stillekens, stillekens, neemt mijn vriend een spoorkaartjen naar Haarlem en woont de (ver oordeelde) voorstelling bij. Hij ziet Veltman als Warenar en schrijft mij, weinige dagenlater.dat Veltman hem bekeerd heeft. Hy heeft den geprofaneerden Warenar" kunnen genieten; Velt-, man heeft hem, in het hoofdcharakter, dingen doen ontdekken, die hij er nooit in vermoed had! Eerst nukent hy' Warenar; on dat Prof. de Vries, die het stuk beter kent dan eenig Nederlander, die het als stof voor zijn doktors-dissertatie ge bruikt heeft! Het talent van den Heer Veltman is van een aard, dat het hem, als wijlen Roseveldt, tot in hoogen ouderdom getrouw zal blijven. Het wordt gesteund door zijne belezenheid, door zijne prak tijk ook als schrijver. De schilderachtige zijde zijner kunst wordt meer dan. ooit gewaardeerd, en wanneer wij dus den wensch uiten, dat hij nog vele, vele jaren aan het Tooneel moog verbonden blijven, is dat meer dan een be leefdheid: het is een oprecht uitgesproken hoop, die veel kans heeft vervuld te worden. 22 Maart, 1887. ALBEBDINOK THIJM. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Nu het muziekale seizoen ten einde spoedt, schijnt het dat operadirectiën en concertbesturen zich dubbele moeite geven om het publiek tevre den te stellen. De Parkschouwburg, volgens de laatste berichten, gedurende den zomer te sluiten, schonk aan de Amsterdammers de gelegenheid om het talent en de nog altijd fraaie stemmiddelen van Minnie Hauk te bewonderen. Zoowel in Carmen als in Faust trad deze kunstenaresse met veel succes op. Haar spel voldeed ons zeer goed, vooral in die gedeelten van Faust waar minder heftige passie moest aan den dag treden. Het orgaan was niet volkomen toereikend meer voor de geheele rol, doch er werd met de beschikbare kracht uit nemend rekening gehouden. Do leden van het Hollandsche operagezelschap kweten zich met lust van hunne taak; in Carmen zong de heer Belio de rol van den Toreador met fraai stemgeluid, terwijl hem als Valentijn in Faust niet minder succes ten deel viel. De heer Albers heeft aan het type van Mephisto het noodige relief gegeven en is er ook in geslaagd enkele vulgaire trekken, waarop hij vroeger erg belust scheen, achterwege te laten. * * * Voor de bezoekers der Fransche Operavoor stellingen was het optreden van Mme Albani een werkelijk kunstgenot. De opkomst van het publiek heeft zeker aan de goede verwachting van de directie beantwoord. Zoowel bij de opvoering van Violetta (La Traviata) als bij die van Lucie was de schouwburg eivol, een enkele plaats in de bovenloge was misschien onbezet gebleven. Er heerschte heel wat geestdrift in de zaal. Onzes inziens terecht. Zoowel door haar spel als door hare stemmiddelen en de kwalijk te overtreffen zangkunst is mevrouw Albani op dit oogenblik nog eene der beste vertolksters van rollen uit het repertoire der Italiaansche School waarbij de zoo genaamde bel canto eene ruime plaats inneemt. Het orgaan heef t natuurlijk geleden;de stem bezit niet meer de vastheid van vroeger, het vibrato doet zich nu en dan gelden. Doch wat thans nog te genie ten valt, is werkelijk niet alledaagsch. Wij heb ben bij herhaling gelezen, dat het Albani aan innigheid zou ontbreken. Met dat oordeel kunnen wij ons in geenen deele vereenigen. Wie de eisenen der kunst niet uit het oog verliest, zal nimmer de grens overschrijden, die tusschen de natuur zelve en hare reproductie ligt. Onverdeelden lof verdiende het spel, o.a. in het tooneel, waar Violetta het bezoek van den vader van Rodolphe ontvangt; fierheid en zelfopoffering werden door gebaar, muziek en houding op voor treffelijke wijze uitgedrukt, en in het laatste be drijf, wanneer het geluk een laatsten straal in de sombere kamer van Violetta zendt, welken diepen indruk maakte niet haar ijdel pogen om zich aan het leven vast te klampen! Als Lucie was zij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl