De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 27 maart pagina 4

27 maart 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 503 ?Ooittrad , niet minder te prijzen. Wy vestigen slechts ht op een paar tooneelen, die bijzonder kt trokken: de tweede scène van het bedrijf, waar Ashton op listige wijze bij twijfel aan de trouw van Edgard opwekt wal de .Scène de la folie". C'in dit laatste tooneel ontbrak het niet gewenschte soberheid. Met uitzondering van passages, waar de stemmiddelen niet vol, af staat waren te gehoorzamen, was de een staaltje van technische en artistieke als slechts zelden wordt geboden. h ongetwijfeld de bekende cadence begeleiding van fluit herinneren. Zóó gezonleek het wel een wedstrijd, waarin met gevirtuositeit naar den prijs werd gedongen. het orkest de algemeene geestdrift, die in zaal heerschte, door het aanheffen der fan'fares" gepaste uiting gaf, zal iedereen hebben ; kannen billijken. Wannér we van Mme. Albani tot Mej. Dyna teumer overgaan is de afstand niet zoo ver als ten zou kunnen vermoeden. Ook deze kunste heeft hare groote kracht in de voortreffecoloratuur en het heerlijk timbre der stem, intusschen artistieke zin en muzikale eling niet achterwege blijven. Nevens den Jules de Swert, concertmeester van Z. M. den van Duitschland en mej. Zélie Moriam zij in de zaal van Odéon voor een zeer publiek op. Toch was er van buitengewone ; reclame spoor noch teeken te merken geweest. Be legende uit Lakméwerd in het eerste deel ?et veel virtuositeit gezongen; zonder orkestbefeteiding en buiten de handeling gesteld die in !$3* opera zelve aan dit nummer zijne werkelijke nbeteekenis geeft, maakt het echter minder indruk. t Met de Valse uit Le Pardon de Ploermel" be;;Haalde deze cantatrice volkomen succes. Het be, Itende lied van Rubenstein Du bist wie eine cjfftume" als toegift gezongen, voldeed ons minder. ?; Over het spel van den bekenden violonceUist ^.jjoles de Swert liepen de meeningen buiten de > ^concertzaal wat uiteen. Deze artist heeft een bree? deu, flinken streek, is technisch zeer ontwikkeld, speelt zonder jacht te maken op sentimenteel ' gejammer, waarin de Cantilena wel eens kan ver' vallen wanneer de opvatting niet mannelijk is. Was het daaraan toe te schrijven, dat sommigen liet spel te ruw achtten? Het programma was niet best samengesteld. De nocturnes van Chopin dient men niet voor violoncel te arrangeeren. Als com'?penist trad de heer de Swert met eene Caprice ~ narlesque" op, welks samenstelling vooral het ver'" band met het epitheton burlesque", ten duidelijk ste aantoonde en daarin ook hare verklaring kon vinden. Na de uitvoering van Moment Musical van i Schubert werd eene kleine compositie van Popper Als toegift uitgevoerd. De pianiste Mej. Zélie Mo riamébehaalde door haar goeden smaak, hare fraaie techniek, hare distinctie met de uitvoering van Alöeste, caprice sur les airs de ballet, van Huck-St. Saëns, Presto van Scarlatti en Rhapsodie, No. 4, van Liszt veel toejuiching. # # * Ia de laatste jaren heeft zich het verschijnsel voorgedaan, dat het tweede Cecilia-concert minder bezocht was dan het eerste, 't Valt moeilijk daar van verklaring te geven. De donateurs-repetitie wordt druk bezocht en | 1 daaronder lijdt misschien het concert zelve. Daaren boven wordt er in de hoofdstad zooveel symphonische muziek gehoord, dat de gelegenheid om door een uitstekend orkest belangrijke werken te hooren uitvoeren, niet zooveel waardeering meer ondervindt. Op het programma van het acht en negentigste groot instrumentaal concert kwamen de volgende nummers voor: 1. Ouverture: Die Fingalshöhle, F. Mendelssohn Bartholdy. 2. Symphonie, met Alcsolo: Harold en Italië, Hector Berlioz. 3. Symphonie, No. 7. L. van Beethoven. De beide eerste nummers behooren tot de zoo genaamde programma-muziek, indien men daar onder zulke composities wil verstaan, waarbij de fantasie van den toondichter zich met bepaalde onderwerpen verbindt. Wij herhalen te dezer plaatse wat wij elders over het karakter der programma-muziek en vooral over Harold en Itali mededeelden. Dat bij vocale muziek overeenstemming tusschen ?woord en toon van het hoogste gewicht is, spreekt wel van zelf; doch ook by zuiver instrumentale toonwerken komt het voor dat een te voren vast gesteld programma in de taal der tonen wordt ?overgebracht. Wanneer nu de uiterste menschelijke hartstoch ten worden geschilderd of de botsing der heftigste karakters, wordt van de physische elementen der muziek ruim gebruik gemaakt\ Geheele perioden worden dan gebouwd op de grondslag van dissoneerende harmonieën; thema's en motieven ook van brutaal realisme volgen elkander op of schij nen in ruwen strijd gewikkeld. De zoogenaamde Programmmusiker" zijn dik werf niet te veel mistrouwen bejegend; men heeft wel eens uit het oog verloren, dat hur.ne werken een rijkdom van nieuwe middelen van uitdrukking bevatten en daardoor de ontwikkeling der kunst bevorderd hebben. En nevens die gedeelten, waarin het naturalisme zy'n sabbat viert kan men ook wijzen op de teederste inspiratiën en de schilde ringen van tooneelen vol vrede en rust. In Berlioz' symphonie Harold en Italië, die meer algemeen bekend is geworden dan zijne Sympho nie fantastique, heeft de componist enkele scènes uit Chüde Harold op muzikale wijze trachten weer te geven. Eigenaardig in den bouw van het geheele werk mag de Altsolo heeten, die in alle deelen gespeeld wordt. Men heeft er eene hulde ingezien aan Paganmi van wiens edelmoedigheid de lettres van Berlioz op verschillende plaatsen spreken. Intusschen stelt de Altsolo de persoonlijkheid van Harold voor. Het Leitthema" is in 't geheele werk te herkennen. De eerste Satz schetst ons Harold in 't gebergte. Met een largo welks aanvang door een somber fttgato der strijkinstrumenten geschiedt, wordt het geheele werk geopend. Het volgend Allegro is een landelijk tafereel, dat in zijne bewerking punten van overeenkomst met het eerste deel der zevende symphonie van Beethoven aanbiedt. Twee fraaie motieven vormen de grondstof voor het geheel, waartusschen de alt afwisselend het lied van vreugde en smart doet hooren. Het tweede deel draagt tot titel Marche des Pélerins". Het hoofdthema is een marschlied vol vromen eenvoud; de blaasinstrumenten voeren de pelgrims met hun eentonigen zang ten tooneele. De tegenwoordigheid van Harold wordt door de arpegghiën aangekondigd, het pizzicato der contra bassen geeft het rhytmus van den marsen aan. In de verte weerklinkt nog eenmaal het vrome lied, eindelijk rust alles. De nacht is neergedaald en enkele sterren flikkeren aan den hemel. Het derde deel: Serenade d'un montagnard des Abruzzes a sa maltresse" begint met een klein scherzo, waarvan de oorspronkelijke melodie aan de populaire zangen van Italiëmoet ontleend wezen. Piccolo en hobo voeren tegelijkertijd het dansmotief uit, terwijl alten en klarinetten door hunne harmonieën den Dudelsack" nabootsen. De minnaar treedt op en speelt een eenvoudig wijsjen. Harold stemt ook met het lied der liefde in en speelt nog voort als allen reeds verdwenen zijn. Wie met de geschiedenis der romantiek van den aanvang dezer eeuw in Frankrijk bekend is, zal geene verdere verklaring behoeven van den laatsten Satz door Berlioz Orgie des Brigands" geheeten, waarin de held ten onder gaat. Herinneringen aan de voorgaande deelen treden op; de pelgrimsmarsch, de serenade hoort men beurtelings in fragmenten. Doch de woeste Orgie" verslindt alles. Het mo tief door Harold aangeheven, wordt ook verbroken en vernietigd. Vreemde tonen weerklinken, welke geweten, wroeging en straf' heeten aan te duiden. Dat er verrassende klankeffecten in dit belang rijke toonwerk op te merken vallen, zal na de laatste uitvoering in de zaal van den Stadsschouw burg, niet meer betwist kunnen worden. In het Finale bereikt de componist wel de uiterste grens van wat nog te hooren" is of dient te wezen. Niet zonder grond heeft men gezegd dat de Orgie des Brigands" de Walpurgisnacht der, Symphonie fantastique is in 't menschehjke overgebracht. Door eene reeks van vlijtige oefeningen was de uitvoering van dit werk voorbereid. De verrassende contrasten en grillige vormen, werden uitmun tend weergegeven. Licht en bruin waren met kunstvaardige hand aangebracht. De heer Daniël de Lange heeft zich vooral met de leiding van dit werk van zijne beste zijde doen kennen. Met de Zevende van Beethoven werd het concert op grootsche wijze besloten. De tempo's waren hier en daar eenigszins anders dan wij gewoon zijn, doch met betrekking tot de bijzondere opvatting van een kunstenaar,wanneer zij het karakter van het werk geen geweld aandoet, is het geraden eene groote mate van vrijgevigheid te betoonen. * Tot op heden verzuimden wij de aandacht onzer lezers te vestigen op den tweeden verbeterden druk der groote theoretisch-praktisclie pianoschool van Dr. S. Lebert en Dr. L. Stark, professoren aan het conservatorium te Stuttgart, door den heer Jacques Hartog volgens de tiende herziene uitgaaf voor Nederland bewerkt. Deze pianoscliool is door eene reeks van kun stenaren uit het buitenland en ook uit Nederland met warmte aanbevolen. De inleiding bevat uit muntende werken over de studie der muziek, in het algemeen en ook over de methode, die bij het klavieronderwijs dient gevolgd te worden. Kun nen en kennen zegt de heer Hartog terecht in zijne voorrede bij den tweeden Hollandschen druk behooren ook w|j het piano-onderwijs hand aan hand te gaan. Pianisten te vormen, die in muzi kale kennis met eene loi a musique" gelijk te stellen zijn, is voor intelligente leeraren onmo gelijk. Wie zich dat voorstelt, behoeft de door ons aanbevolen pianoschool niet- ter hand te nemen. Dat de Nederlandsche bewerker aan de biographie der beide samenstellers eenige rege len wijdde, mag als eene daad van te waardeeren piëteit worden beschouwd. Druk en papier zijn zeer goed. H. C. P. D. L'AET DE DIRF, Er zijn lieden die beweren, dat de kunst van voordragen eigenlijk geen kunst is, dat eene fraaie voordracht slechts een natuurlijke gave is, dat zij niet door studie kan verkregen wor den. Zij, die deze meening toegedaan zijn, zouden gevoegelijk tot twee klassen gebracht kunnen worden; tot de eerste (en dat zijn de gelukkigsten!) zouden dan diegenen behooren, wien die die kunst aangeboren is, wien het zonder eenige inspanning gelukt, een gedachte juist weer te geven. Tot de andere konden zij gerekend wor den, wien de natuur met zulk talent niet bedeeld heeft en uit de een of andere beweegreden nooit de moeite gedaan hebben, zich die kunst eigen te maken. In ors vaderland wordt die kunst zooal niet geheel, dan ' toch grootelijks verwaarloosd. Tribune, kansel en pleitzaal, feesten, bijeenkom sten en partijtjes zijn daar, om onze bewering te staven en wij zijn overtuigd, dat de goede diseurs", die we in t publieke en 't private leven aantreffen, bijna allen tot de eerstgenoemde klasse gebracht moeten worden. Waar in andere landen op programma's van lagere, middelbare en hoogere scholen oefeningen in de voordracht van stukken in de moedertaal en in vreemde talen voor de meeste klassen aan getroffen worden, ja zelfs bij wettelijke regeling verplichtend gesteld zijn in ons land behooren deze nog altijd tot de gunstige uitzonderingen. Hoevelen onzer afgevaardigden, predikanten, rechtsgeleerden zouden een?cours de diction" ge volgd hebben'? Mij werd zelfs door een ontwik keld mensch, wien ik verleden jaar een mijner vrienden, een conférencier voorgesteld had, die professeur de diction au barreau de B" is, later gevraagd of de functies van genoemden professor ongeveer gelijk stonden met die van procureurgeneraal ! Tenzij groote organische gebreken het iemand bepaald onmogelijk maken, eene goede dictie te verkrijgen, meenen wij, dat iedereen door oefe ning, door vlijtige studie zich in die kunst kan bekwamen. Was niet een geboren Amsterdammer, medewerker aan den Figaro, een der beste di seurs te Parijs ? had hij het niet in die echt Fransche kunst (en dat nog wel in een ireemde taal!) tot een hoogte gebracht, die hem naast de beide Coquelins, Mounet-Sully, Delaroche e. a. deed noemen? Het spreekt van zelf, dat de voor stelling der gedachten in letters altijd onvolko men blijft: de taal toch heeft maar een betrek kelijk gering aantal teekens en vormen tot hare beschikking om de waarde der woorden te doen uitkomen. Het gesproken woord alleen kan de fijne nuances der gedachten doen uitkomen; het woord geeft bezieling aan de doode letter. L'art de la ecture, waarover de beroemde medewerker van Scribe, Ernest Legouvé, zijn belangrijke Con férences en een practische handleiding in 't licht gegeven heeft, en Tart de la diction, zijn twee lingszusters. Wijl het hoofddoel n van het lezen n van het voordragen is, den toehoorders de ge dachten juist weer te geven, zoo komt het er in de eerste plaats op aan, die gedachten ? helder voor den geest te hebben. Wij zouden de opmer king van den klassieken dichter van ISart poétiqwe eenigfzins willen wijzigen en met betrekking tot het voordragen zeggen: Ce que l'on contjoit bien, s'énonce clairement, Et les tons pour Ie dire, arrivent aisément. Uit de onvolkomen voorstelling der gedachten volgt als van zelf, dat tusschen lezers verschil in opvatting zal bestaan en de mededeeling der zelfde gedachten door hen ook op verschillende, somtijds ver uiteenloopende wijze zal geschieden. Een spreker kan alleen zijn eigen gedachten vol komen weergeven; de gedachten van anderen zal hij mededeelen op een wijze, die hij zelf de juiste meent te zijn i n\j, zal zün toehoorders den indruk trachten te geven, dien hij zelf'gekregen heeft bij zijne lezing, welke hij natuurlijk voor de ware houdt. Het talent van een spreker hangt af van de gemakkeiijkheid, waarmede hij zijne lezing van gedachten aan de toehoorders als 't ware opdringt, van de vaardigheid waarmede hij zijn eigen indruk ken bij anderen doet ontstaan. Zou het noodig zijn te wijzen op het groot gewicht dier kunst voor hen, wier roeping het is politieke, kerkelijke en bijzondere belangen te behartigen, voor die genen, welke er naar streven hunne overtuigingen b\j anderen ingang te doen vinden? En mag het geen gelukkige greep heeten, die kunst in een internationale Kunstvereeniging als onderwerp eener conférence te kiezen ? Voor een niet talrijk publiek, waarin de dames de groote meerderheid hadden, hield de heer van Hamel, professor te Groningen, op Maandag 14 Maart, in de benedenzaal van Odéon, eene fransche voordracht over deze hoogst belangrijke kunst, over Vart de dire. Dat de Groningsche hoogleeraar zich bij zijne causerie van de fransche taal bediende, ligt voor de hand; doch dat zijne voordracht in de vreemde taal aan de hoogste eischen beantwoordde, zal wel eenige verwondering wekken bij hen, die meenen, dat men door oefening zich geen dic tion elegante" kan eigen maken. Zulk een voor dracht is dan ook het meest geschikte middel om die ongeloovigen te bekeeren. De geachte conférencier begon met de mededeeling, dat hij die kunst te Parijs onder leiding van verschillende professeurs de diction" bestu deerd heeft. Hij wees op de minder juiste be grippen omtrent die kunst in ons land in de school van wijlen Prof. Lulofs en bewees door de voordracht naar die regelen van een fragment uit Helmen' Hollandsche natie, dat de klip van uniformiteit, van monotonie niet kon vermeden worden. Zijne leermeesters hadden elk hunne eigenaardige zienswijze. Waar de een zich uit sluitend bezighield met het zoeken van Ie mot de valeur" ten einde het te doen uitkomen, werd door een ander meer de aandacht gevestigd op maat en rijm; een derde legde meer gewicht op kracht van tonen en gebaren. Spreker liet de een zijdigheid, de overdrijving van die verschillende opvattingen zion. De fransche taal, leent zich, zoo zeide de Heer van Hamel, meer dan eenige andere tot die studie: gedurige verplaatsing van 't accent, lenigheid in de versificatie komen hier bij de studie der voordracht wel 't meest in aan merking. Het misbruik der jongere school les jeunes, les decadent» genoemd, (wij gelooven, dat de meesten hun-ner ook tot de ratés behooren!) die met hunne rimes riches" dweep«n, werd op geestige wijze in 't licht gesteld. Dat het tempe rament van den zegger van- invloed is op zijne voordracht, is gemakkelijk te begrijpen; men dient zich echter daardoor niet te laten medesleepen. Het genre van elk voor te dragen stuk moet in 't oog gehouden worden. Lyrische, dramatische en epische stukken kunnen niet op dezelfde wijze voorgedragen worden; de voordracht zou dan eene parodie worden. De pathethische toon, waarop Mou net-Sully de meest eenvoudige stukjes reciteert, mist dan ook geheel zijn uitwerking en brengt dan ook een komisch effect te weeg. Ten oinde de practijk aan de theorie te verbinden, vergastte de hoog leeraar ons op de voordracht van eenige der schoonste lyrische ca epische gedichtjes. Zoo hoorden wij van Franrois Coppée: Un Evangüe, Le Liseron en La Bénédiction; van Sullly Prudhomme: Le vase briséen Le Gué, Paul Deroulède werd vertegenwoordigd door La belle fitte, Manuel door La robe en Alfred de Musset door het laatste gedeelte van Nuit de Mai. Hoewel de keuze dezer stukjes, welke wij reeds herhaalde malen hebben hooren voordragen, van fijnea smaak getuigt, hadden wij toch liever van den Groningschen professor nieuwere produkten der hedendaagsche fransche dichters gehoord. Zou misschien in die keuze de betrekkelijke froideur" van het publiek gelegen zijn? Na een kleine entr'acte gaf de geachte spre ker eenige opmerkingen ten beste over het ka rakter der monologues, die in den laatsten tijd zoozeer te Parijs in smaak zijn. Coquelin cadet, de voornaamste der tegenwoordige diseurs de monologues" heeft dan ook altijd groot succes. De monologues, zeide de heer Van Hamel, ontleenen hun verdienste aan hunne stupiditeit; hoe onzinniger ze zijn, hoe meer ze geapplaudisseerd worden, mits men ze goed zegt. Bij deze treedt de inhoud geheel op den achtergrond, de voor dracht is alles. LIndécis, la Situation, Le Hareng saur en Ie Chirurgien du Roi s'amuse werden nu achtereenvolgens tot groot vermaak der toehoor ders voergedragen en hiermede was* de fransche conférence van den heer Van Hamel geëindigd. Tot slot las Spreker nog in 't Nederlandsch een verslag van zijne hand voor over de onlangs ge houden feestelijkheden te Parijs ter eere vandenhonderdsten geboortedag van Uhevreuil. Wyl de meesten onzer lezers hiervan meer of minder uit voerige beschrijvingen in binnen- en buitenlandsche bladen gelezen hebben, meenen wy met deze korte vermelding te mogen volstaan. Het zij ons eindelijk vergund, onze openlijke hulde te brengen' aan het redenaarstaient van den Heer Van Hamel, wiens bekroonde critische uitgave van Li Romans de caritéet Miserere du Menclus de Moiliens, wij nog onlangs met zooveel belang stelling gelezen hebben. Voor velen, die geneigd zijn, alleen buitenlandsche talenten te bewonde ren, is deze conférence weder een goede les ge weest. Maar al te dikwijls toch gebeurt het ten onzent, dat buitenlandsche middelmatigheden niet alleen getolereerd, maar zelfs boven nederlandsche mannen van verdienste gesteld worden. Kn dit is te betreuren, niet alleen om de onjuiste voorstel ling, die men zich door zulk een onverdiende achterstelling van de wezenlijke talenten onzer landgenooten maakt; het werkt ook ontmoedigend op ontluikende talenten, die juist in waardeering een spoorslag tot studie moesten vinden. J. A. DIBKS. Fredigundis. Historischer Koman aus der Völkerwanderung vonFixixDAHN Leipzig, 1886. De tijd ligt reeds eenige jaren achter ons, waarin een nieuwe roman van Feiix Dahn met gretigheid werd ter hand genomen. De oorzaak van die verminderde geestdrift is niet ver te zoeken De oude Germanen?door den duitschen hoogleeraar ten tooneele gevoerd verloren allengs de be koorlijkheid van het nieuwe en daarbij hebben zijne helden en heldinnen uit verschillende romans zoo veel gelijkenis met elkander, dat men ook hier gaarne eenige meerdere afwisseling zou wenschen Voor de liefhebbers van den historischen roman zullen evenwel Dahn's geschriften steeds groote waarde blijven behouden, want deze schrijver heeft de goede eigenschap dat hij in het door hem behandelde tijdvak volkomen thuis is. Menigeen leest een paar boeken over een of ander tijdvak der historie en meent dan behoorlijk toegerust te zijn om een historisch verhaal de wereid in te zenden. Niet alzoo onze schrijver. Door jaren lanee naspormg en ijverige studie der bronnen is hii geheel op de hoogte van den tijd, waaruit hij zijn roman kiest. Vandaar dat voor hen, die van his torische lectuur houden, de lezing van Dahn's romans altyd een genot zal blijven. Men heeft toch de zekerheid, dat de geschiedkundige achter grond, waartegen de min of meer in een roman tisch kleed gehulde personen en gebeurtenissen uitkomen, niet gefantaseerd is, en dat men wer kelijk een beeld erlangt van het leven, de denk wijze, zeden en gewoonten dier grijze oudheid De nieuwste roman van Dahn is de vijfde'in de serie kleine romans uit den tijd der volksver huizing en als hoofdpersoon treedt koningin Fre digundis op. Als motto koos de schrijver: On chante encore, on craint encoreDe l'Austrasie au Périgord La belle, la blonde La terrible Frédigonde." Vreeselijk was zij dan ook wel die Fredigundis, de gemalin van koning Chilperich, zóó verschrik kelijk dat den lezer een rilling door de leden gaat, bij de beschrijving der tallooze gruwelen, welke door deze vreuw zonder hart bedreven werden. Men is geneigd te vragen of Dahn den boog niet wat heel sterk gespannen heeft, door een persoon zoo'n reeks van euveldaden te doen volbrengen en haar te schilderen als zóó wreed, dat alle menschelijke gevoel in deze schoone duivelin schijnt te ontbreken. Hij gaf hierbij toe aan het volksgeloof, uit de dagen waarin zijn verhaal speelt, 't welk in elk ongeluk, in elke ramp dadelijk gereed was de hand der booze koningin te ontdekken. Vandaar dat ons tal van misdrijven, als door Fredigundis bedreven, worden verhaald, van welke het volstrekt niet vast staat, dat zij werkelijk door de koningin zijn verricht. Dat is echter het recht van den romanschrijver, die het te doen was om een beeld der genoemde -«rouw te ontwerpen, dat in hoofdzaak beantwoordt aan hetgeen door de geschiedenis is geboekt. Verkwikkelijk moge dez& roman niet zijn, belangrijk als schets van den toestand van het Frankenrijk aan het einde der zesde eeuw ishij in hoogemate. Wat dit tijdvak der historie ons te aanschouwen geeft is niet van vroelijken aard. De Meroiingers, wellustig en wreed,, waren aïs een geesel voor het land, waarover zij heerschten. De kerk deed slechts weinig om hen voor hunne euveldaden ter verantwoording te roepen; ja, hooggeplaatste geestelijken waren laag genoeg om in hooggestemde lofliederen de deugden der onmenschclijke koningin Fredigundis te bezingen. In Chilperich schetst Dahn ons een getrouw beeld van den vorst dier dagen. In steeds, toenemende mate greep destijds het wondergeloof' om zich heen en daarvan vinden. wij ook in den roman wein'g voorbeelden. Dat Dahns geliefde heldengestalten niet mochten ont breken, spreekt van zelf. Hier treden als zoodanig op koning Sigisbert, zijne gade Brunehilde en de Gott Sigila; zij komen hier echter slechts in de tweede plaats in aanmerking. Veel verliest de lezer daarbij niet, want onder andere namen leerde hij hen reeds uit vroegere romans kennen. Een andere trek, dien men co'i in vroegere romans van dezen schrijver terugvindt is zijn open oog voor komische toestanden. Bij al de treurig heid welke wij aanschouwen, wordt ons toch een enkel maal een glimlach ontlokt. Zoo het verhaal hoe koning Chlothachar twee zusters tegelijk tot wettige gaden had. (De Merovingers hielden er gewoonlijk een geheelen harem op na). Toen de oudste zuster, des konings gemalin, hem opwekte om hare zuster, die alreeds tot een bloeiende jonkvrouw was opgegroeid, te gaan bezoeken ton oinde een gemaal voor haar te vinden, kwam de tijding terug dat hij haar zelf tot vrouw genomen. had, omdat hij in zijn rijk geen enkel man.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl