Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 503
?Ooittrad
, niet minder te prijzen. Wy vestigen slechts
ht op een paar tooneelen, die bijzonder
kt trokken: de tweede scène van het
bedrijf, waar Ashton op listige wijze bij
twijfel aan de trouw van Edgard opwekt
wal de .Scène de la folie".
C'in dit laatste tooneel ontbrak het niet
gewenschte soberheid. Met uitzondering van
passages, waar de stemmiddelen niet
vol, af staat waren te gehoorzamen, was de
een staaltje van technische en artistieke
als slechts zelden wordt geboden.
h ongetwijfeld de bekende cadence
begeleiding van fluit herinneren. Zóó
gezonleek het wel een wedstrijd, waarin met
gevirtuositeit naar den prijs werd gedongen.
het orkest de algemeene geestdrift, die in
zaal heerschte, door het aanheffen der
fan'fares" gepaste uiting gaf, zal iedereen hebben
; kannen billijken.
Wannér we van Mme. Albani tot Mej. Dyna
teumer overgaan is de afstand niet zoo ver als
ten zou kunnen vermoeden. Ook deze kunste
heeft hare groote kracht in de
voortreffecoloratuur en het heerlijk timbre der stem,
intusschen artistieke zin en muzikale
eling niet achterwege blijven. Nevens den
Jules de Swert, concertmeester van Z. M. den
van Duitschland en mej. Zélie Moriam
zij in de zaal van Odéon voor een zeer
publiek op. Toch was er van buitengewone
; reclame spoor noch teeken te merken geweest.
Be legende uit Lakméwerd in het eerste deel
?et veel virtuositeit gezongen; zonder
orkestbefeteiding en buiten de handeling gesteld die in
!$3* opera zelve aan dit nummer zijne werkelijke
nbeteekenis geeft, maakt het echter minder indruk.
t Met de Valse uit Le Pardon de Ploermel"
be;;Haalde deze cantatrice volkomen succes. Het
be, Itende lied van Rubenstein Du bist wie eine
cjfftume" als toegift gezongen, voldeed ons minder.
?; Over het spel van den bekenden violonceUist
^.jjoles de Swert liepen de meeningen buiten de
> ^concertzaal wat uiteen. Deze artist heeft een
bree? deu, flinken streek, is technisch zeer ontwikkeld,
speelt zonder jacht te maken op sentimenteel
' gejammer, waarin de Cantilena wel eens kan
ver' vallen wanneer de opvatting niet mannelijk is.
Was het daaraan toe te schrijven, dat sommigen
liet spel te ruw achtten? Het programma was niet
best samengesteld. De nocturnes van Chopin dient
men niet voor violoncel te arrangeeren. Als
com'?penist trad de heer de Swert met eene Caprice
~ narlesque" op, welks samenstelling vooral het
ver'" band met het epitheton burlesque", ten duidelijk
ste aantoonde en daarin ook hare verklaring kon
vinden.
Na de uitvoering van Moment Musical van
i Schubert werd eene kleine compositie van Popper
Als toegift uitgevoerd. De pianiste Mej. Zélie Mo
riamébehaalde door haar goeden smaak, hare
fraaie techniek, hare distinctie met de uitvoering
van Alöeste, caprice sur les airs de ballet, van
Huck-St. Saëns, Presto van Scarlatti en Rhapsodie,
No. 4, van Liszt veel toejuiching.
# #
*
Ia de laatste jaren heeft zich het verschijnsel
voorgedaan, dat het tweede Cecilia-concert minder
bezocht was dan het eerste, 't Valt moeilijk daar
van verklaring te geven.
De donateurs-repetitie wordt druk bezocht en |
1 daaronder lijdt misschien het concert zelve. Daaren
boven wordt er in de hoofdstad zooveel
symphonische muziek gehoord, dat de gelegenheid om
door een uitstekend orkest belangrijke werken te
hooren uitvoeren, niet zooveel waardeering meer
ondervindt.
Op het programma van het acht en negentigste
groot instrumentaal concert kwamen de volgende
nummers voor:
1. Ouverture: Die Fingalshöhle, F. Mendelssohn
Bartholdy.
2. Symphonie, met Alcsolo: Harold en Italië,
Hector Berlioz.
3. Symphonie, No. 7. L. van Beethoven.
De beide eerste nummers behooren tot de zoo
genaamde programma-muziek, indien men daar
onder zulke composities wil verstaan, waarbij de
fantasie van den toondichter zich met bepaalde
onderwerpen verbindt. Wij herhalen te dezer
plaatse wat wij elders over het karakter der
programma-muziek en vooral over Harold en Itali
mededeelden.
Dat bij vocale muziek overeenstemming tusschen
?woord en toon van het hoogste gewicht is, spreekt
wel van zelf; doch ook by zuiver instrumentale
toonwerken komt het voor dat een te voren vast
gesteld programma in de taal der tonen wordt
?overgebracht.
Wanneer nu de uiterste menschelijke hartstoch
ten worden geschilderd of de botsing der heftigste
karakters, wordt van de physische elementen der
muziek ruim gebruik gemaakt\ Geheele perioden
worden dan gebouwd op de grondslag van
dissoneerende harmonieën; thema's en motieven ook
van brutaal realisme volgen elkander op of schij
nen in ruwen strijd gewikkeld.
De zoogenaamde Programmmusiker" zijn dik
werf niet te veel mistrouwen bejegend; men heeft
wel eens uit het oog verloren, dat hur.ne werken
een rijkdom van nieuwe middelen van uitdrukking
bevatten en daardoor de ontwikkeling der kunst
bevorderd hebben. En nevens die gedeelten, waarin
het naturalisme zy'n sabbat viert kan men ook
wijzen op de teederste inspiratiën en de schilde
ringen van tooneelen vol vrede en rust.
In Berlioz' symphonie Harold en Italië, die meer
algemeen bekend is geworden dan zijne Sympho
nie fantastique, heeft de componist enkele scènes
uit Chüde Harold op muzikale wijze trachten weer
te geven. Eigenaardig in den bouw van het geheele
werk mag de Altsolo heeten, die in alle deelen
gespeeld wordt.
Men heeft er eene hulde ingezien aan Paganmi
van wiens edelmoedigheid de lettres van Berlioz
op verschillende plaatsen spreken. Intusschen
stelt de Altsolo de persoonlijkheid van Harold
voor. Het Leitthema" is in 't geheele werk te
herkennen.
De eerste Satz schetst ons Harold in 't gebergte.
Met een largo welks aanvang door een somber
fttgato der strijkinstrumenten geschiedt, wordt
het geheele werk geopend. Het volgend Allegro
is een landelijk tafereel, dat in zijne bewerking
punten van overeenkomst met het eerste deel der
zevende symphonie van Beethoven aanbiedt. Twee
fraaie motieven vormen de grondstof voor het
geheel, waartusschen de alt afwisselend het lied
van vreugde en smart doet hooren.
Het tweede deel draagt tot titel Marche des
Pélerins". Het hoofdthema is een marschlied vol
vromen eenvoud; de blaasinstrumenten voeren de
pelgrims met hun eentonigen zang ten tooneele.
De tegenwoordigheid van Harold wordt door de
arpegghiën aangekondigd, het pizzicato der contra
bassen geeft het rhytmus van den marsen aan. In de
verte weerklinkt nog eenmaal het vrome lied,
eindelijk rust alles. De nacht is neergedaald en
enkele sterren flikkeren aan den hemel.
Het derde deel: Serenade d'un montagnard
des Abruzzes a sa maltresse" begint met een klein
scherzo, waarvan de oorspronkelijke melodie aan
de populaire zangen van Italiëmoet ontleend
wezen. Piccolo en hobo voeren tegelijkertijd het
dansmotief uit, terwijl alten en klarinetten door
hunne harmonieën den Dudelsack" nabootsen.
De minnaar treedt op en speelt een eenvoudig
wijsjen. Harold stemt ook met het lied der liefde
in en speelt nog voort als allen reeds verdwenen
zijn.
Wie met de geschiedenis der romantiek van den
aanvang dezer eeuw in Frankrijk bekend is, zal
geene verdere verklaring behoeven van den laatsten
Satz door Berlioz Orgie des Brigands" geheeten,
waarin de held ten onder gaat. Herinneringen aan
de voorgaande deelen treden op; de pelgrimsmarsch,
de serenade hoort men beurtelings in fragmenten.
Doch de woeste Orgie" verslindt alles. Het mo
tief door Harold aangeheven, wordt ook verbroken
en vernietigd. Vreemde tonen weerklinken, welke
geweten, wroeging en straf' heeten aan te duiden.
Dat er verrassende klankeffecten in dit belang
rijke toonwerk op te merken vallen, zal na de
laatste uitvoering in de zaal van den Stadsschouw
burg, niet meer betwist kunnen worden. In het
Finale bereikt de componist wel de uiterste grens
van wat nog te hooren" is of dient te wezen.
Niet zonder grond heeft men gezegd dat de Orgie
des Brigands" de Walpurgisnacht der, Symphonie
fantastique is in 't menschehjke overgebracht.
Door eene reeks van vlijtige oefeningen was de
uitvoering van dit werk voorbereid. De verrassende
contrasten en grillige vormen, werden uitmun
tend weergegeven. Licht en bruin waren met
kunstvaardige hand aangebracht. De heer Daniël
de Lange heeft zich vooral met de leiding van
dit werk van zijne beste zijde doen kennen. Met
de Zevende van Beethoven werd het concert op
grootsche wijze besloten. De tempo's waren hier
en daar eenigszins anders dan wij gewoon zijn,
doch met betrekking tot de bijzondere opvatting
van een kunstenaar,wanneer zij het karakter van het
werk geen geweld aandoet, is het geraden eene
groote mate van vrijgevigheid te betoonen.
*
Tot op heden verzuimden wij de aandacht onzer
lezers te vestigen op den tweeden verbeterden
druk der groote theoretisch-praktisclie pianoschool
van Dr. S. Lebert en Dr. L. Stark, professoren
aan het conservatorium te Stuttgart, door den
heer Jacques Hartog volgens de tiende herziene
uitgaaf voor Nederland bewerkt.
Deze pianoscliool is door eene reeks van kun
stenaren uit het buitenland en ook uit Nederland
met warmte aanbevolen. De inleiding bevat uit
muntende werken over de studie der muziek, in
het algemeen en ook over de methode, die bij
het klavieronderwijs dient gevolgd te worden. Kun
nen en kennen zegt de heer Hartog terecht in
zijne voorrede bij den tweeden Hollandschen druk
behooren ook w|j het piano-onderwijs hand aan
hand te gaan. Pianisten te vormen, die in muzi
kale kennis met eene loi a musique" gelijk te
stellen zijn, is voor intelligente leeraren onmo
gelijk. Wie zich dat voorstelt, behoeft de
door ons aanbevolen pianoschool niet- ter hand
te nemen. Dat de Nederlandsche bewerker aan
de biographie der beide samenstellers eenige rege
len wijdde, mag als eene daad van te waardeeren
piëteit worden beschouwd. Druk en papier zijn
zeer goed. H. C. P. D.
L'AET DE DIRF,
Er zijn lieden die beweren, dat de kunst van
voordragen eigenlijk geen kunst is, dat eene
fraaie voordracht slechts een natuurlijke gave
is, dat zij niet door studie kan verkregen wor
den. Zij, die deze meening toegedaan zijn, zouden
gevoegelijk tot twee klassen gebracht kunnen
worden; tot de eerste (en dat zijn de
gelukkigsten!) zouden dan diegenen behooren, wien die
die kunst aangeboren is, wien het zonder eenige
inspanning gelukt, een gedachte juist weer te
geven. Tot de andere konden zij gerekend wor
den, wien de natuur met zulk talent niet bedeeld
heeft en uit de een of andere beweegreden nooit
de moeite gedaan hebben, zich die kunst eigen
te maken. In ors vaderland wordt die kunst zooal
niet geheel, dan ' toch grootelijks verwaarloosd.
Tribune, kansel en pleitzaal, feesten, bijeenkom
sten en partijtjes zijn daar, om onze bewering
te staven en wij zijn overtuigd, dat de goede
diseurs", die we in t publieke en 't private
leven aantreffen, bijna allen tot de eerstgenoemde
klasse gebracht moeten worden.
Waar in andere landen op programma's van
lagere, middelbare en hoogere scholen oefeningen
in de voordracht van stukken in de moedertaal
en in vreemde talen voor de meeste klassen aan
getroffen worden, ja zelfs bij wettelijke regeling
verplichtend gesteld zijn in ons land behooren
deze nog altijd tot de gunstige uitzonderingen.
Hoevelen onzer afgevaardigden, predikanten,
rechtsgeleerden zouden een?cours de diction" ge
volgd hebben'? Mij werd zelfs door een ontwik
keld mensch, wien ik verleden jaar een mijner
vrienden, een conférencier voorgesteld had, die
professeur de diction au barreau de B" is, later
gevraagd of de functies van genoemden professor
ongeveer gelijk stonden met die van
procureurgeneraal !
Tenzij groote organische gebreken het iemand
bepaald onmogelijk maken, eene goede dictie te
verkrijgen, meenen wij, dat iedereen door oefe
ning, door vlijtige studie zich in die kunst kan
bekwamen. Was niet een geboren Amsterdammer,
medewerker aan den Figaro, een der beste di
seurs te Parijs ? had hij het niet in die echt
Fransche kunst (en dat nog wel in een ireemde
taal!) tot een hoogte gebracht, die hem naast
de beide Coquelins, Mounet-Sully, Delaroche e. a.
deed noemen? Het spreekt van zelf, dat de voor
stelling der gedachten in letters altijd onvolko
men blijft: de taal toch heeft maar een betrek
kelijk gering aantal teekens en vormen tot hare
beschikking om de waarde der woorden te doen
uitkomen. Het gesproken woord alleen kan de
fijne nuances der gedachten doen uitkomen; het
woord geeft bezieling aan de doode letter. L'art
de la ecture, waarover de beroemde medewerker
van Scribe, Ernest Legouvé, zijn belangrijke Con
férences en een practische handleiding in 't licht
gegeven heeft, en Tart de la diction, zijn twee
lingszusters. Wijl het hoofddoel n van het lezen
n van het voordragen is, den toehoorders de ge
dachten juist weer te geven, zoo komt het er in
de eerste plaats op aan, die gedachten ? helder
voor den geest te hebben. Wij zouden de opmer
king van den klassieken dichter van ISart poétiqwe
eenigfzins willen wijzigen en met betrekking tot
het voordragen zeggen:
Ce que l'on contjoit bien, s'énonce clairement,
Et les tons pour Ie dire, arrivent aisément.
Uit de onvolkomen voorstelling der gedachten
volgt als van zelf, dat tusschen lezers verschil in
opvatting zal bestaan en de mededeeling der
zelfde gedachten door hen ook op verschillende,
somtijds ver uiteenloopende wijze zal geschieden.
Een spreker kan alleen zijn eigen gedachten vol
komen weergeven; de gedachten van anderen zal
hij mededeelen op een wijze, die hij zelf de juiste
meent te zijn i n\j, zal zün toehoorders den indruk
trachten te geven, dien hij zelf'gekregen heeft bij
zijne lezing, welke hij natuurlijk voor de ware
houdt. Het talent van een spreker hangt af van
de gemakkeiijkheid, waarmede hij zijne lezing van
gedachten aan de toehoorders als 't ware opdringt,
van de vaardigheid waarmede hij zijn eigen indruk
ken bij anderen doet ontstaan. Zou het noodig
zijn te wijzen op het groot gewicht dier kunst
voor hen, wier roeping het is politieke, kerkelijke
en bijzondere belangen te behartigen, voor die
genen, welke er naar streven hunne overtuigingen
b\j anderen ingang te doen vinden?
En mag het geen gelukkige greep heeten, die
kunst in een internationale Kunstvereeniging als
onderwerp eener conférence te kiezen ?
Voor een niet talrijk publiek, waarin de dames
de groote meerderheid hadden, hield de heer
van Hamel, professor te Groningen, op Maandag
14 Maart, in de benedenzaal van Odéon, eene
fransche voordracht over deze hoogst belangrijke
kunst, over Vart de dire.
Dat de Groningsche hoogleeraar zich bij zijne
causerie van de fransche taal bediende, ligt voor
de hand; doch dat zijne voordracht in de vreemde
taal aan de hoogste eischen beantwoordde, zal
wel eenige verwondering wekken bij hen, die
meenen, dat men door oefening zich geen dic
tion elegante" kan eigen maken. Zulk een voor
dracht is dan ook het meest geschikte middel om
die ongeloovigen te bekeeren.
De geachte conférencier begon met de
mededeeling, dat hij die kunst te Parijs onder leiding
van verschillende professeurs de diction" bestu
deerd heeft. Hij wees op de minder juiste be
grippen omtrent die kunst in ons land in de
school van wijlen Prof. Lulofs en bewees door
de voordracht naar die regelen van een fragment
uit Helmen' Hollandsche natie, dat de klip van
uniformiteit, van monotonie niet kon vermeden
worden. Zijne leermeesters hadden elk hunne
eigenaardige zienswijze. Waar de een zich uit
sluitend bezighield met het zoeken van Ie mot
de valeur" ten einde het te doen uitkomen, werd
door een ander meer de aandacht gevestigd op
maat en rijm; een derde legde meer gewicht op
kracht van tonen en gebaren. Spreker liet de een
zijdigheid, de overdrijving van die verschillende
opvattingen zion. De fransche taal, leent zich,
zoo zeide de Heer van Hamel, meer dan eenige
andere tot die studie: gedurige verplaatsing van
't accent, lenigheid in de versificatie komen hier
bij de studie der voordracht wel 't meest in aan
merking. Het misbruik der jongere school les
jeunes, les decadent» genoemd, (wij gelooven, dat
de meesten hun-ner ook tot de ratés behooren!)
die met hunne rimes riches" dweep«n, werd op
geestige wijze in 't licht gesteld. Dat het tempe
rament van den zegger van- invloed is op zijne
voordracht, is gemakkelijk te begrijpen; men dient
zich echter daardoor niet te laten medesleepen.
Het genre van elk voor te dragen stuk moet in
't oog gehouden worden. Lyrische, dramatische en
epische stukken kunnen niet op dezelfde wijze
voorgedragen worden; de voordracht zou dan eene
parodie worden. De pathethische toon, waarop Mou
net-Sully de meest eenvoudige stukjes reciteert, mist
dan ook geheel zijn uitwerking en brengt dan ook
een komisch effect te weeg. Ten oinde de practijk
aan de theorie te verbinden, vergastte de hoog
leeraar ons op de voordracht van eenige der
schoonste lyrische ca epische gedichtjes. Zoo
hoorden wij van Franrois Coppée: Un Evangüe,
Le Liseron en La Bénédiction; van Sullly
Prudhomme: Le vase briséen Le Gué, Paul
Deroulède werd vertegenwoordigd door La belle fitte,
Manuel door La robe en Alfred de Musset door
het laatste gedeelte van Nuit de Mai.
Hoewel de keuze dezer stukjes, welke wij reeds
herhaalde malen hebben hooren voordragen, van
fijnea smaak getuigt, hadden wij toch liever van
den Groningschen professor nieuwere produkten
der hedendaagsche fransche dichters gehoord. Zou
misschien in die keuze de betrekkelijke froideur"
van het publiek gelegen zijn?
Na een kleine entr'acte gaf de geachte spre
ker eenige opmerkingen ten beste over het ka
rakter der monologues, die in den laatsten tijd
zoozeer te Parijs in smaak zijn. Coquelin cadet,
de voornaamste der tegenwoordige diseurs de
monologues" heeft dan ook altijd groot succes.
De monologues, zeide de heer Van Hamel,
ontleenen hun verdienste aan hunne stupiditeit; hoe
onzinniger ze zijn, hoe meer ze geapplaudisseerd
worden, mits men ze goed zegt. Bij deze treedt
de inhoud geheel op den achtergrond, de voor
dracht is alles. LIndécis, la Situation, Le Hareng
saur en Ie Chirurgien du Roi s'amuse werden nu
achtereenvolgens tot groot vermaak der toehoor
ders voergedragen en hiermede was* de fransche
conférence van den heer Van Hamel geëindigd.
Tot slot las Spreker nog in 't Nederlandsch een
verslag van zijne hand voor over de onlangs ge
houden feestelijkheden te Parijs ter eere
vandenhonderdsten geboortedag van Uhevreuil. Wyl de
meesten onzer lezers hiervan meer of minder uit
voerige beschrijvingen in binnen- en
buitenlandsche bladen gelezen hebben, meenen wy met deze
korte vermelding te mogen volstaan.
Het zij ons eindelijk vergund, onze openlijke
hulde te brengen' aan het redenaarstaient van den
Heer Van Hamel, wiens bekroonde critische uitgave
van Li Romans de caritéet Miserere du Menclus
de Moiliens, wij nog onlangs met zooveel belang
stelling gelezen hebben. Voor velen, die geneigd
zijn, alleen buitenlandsche talenten te bewonde
ren, is deze conférence weder een goede les ge
weest. Maar al te dikwijls toch gebeurt het ten
onzent, dat buitenlandsche middelmatigheden niet
alleen getolereerd, maar zelfs boven nederlandsche
mannen van verdienste gesteld worden. Kn dit is
te betreuren, niet alleen om de onjuiste voorstel
ling, die men zich door zulk een onverdiende
achterstelling van de wezenlijke talenten onzer
landgenooten maakt; het werkt ook ontmoedigend
op ontluikende talenten, die juist in waardeering
een spoorslag tot studie moesten vinden.
J. A. DIBKS.
Fredigundis. Historischer Koman aus
der Völkerwanderung vonFixixDAHN
Leipzig, 1886.
De tijd ligt reeds eenige jaren achter ons, waarin
een nieuwe roman van Feiix Dahn met gretigheid
werd ter hand genomen. De oorzaak van die
verminderde geestdrift is niet ver te zoeken De
oude Germanen?door den duitschen hoogleeraar
ten tooneele gevoerd verloren allengs de be
koorlijkheid van het nieuwe en daarbij hebben zijne
helden en heldinnen uit verschillende romans zoo
veel gelijkenis met elkander, dat men ook hier
gaarne eenige meerdere afwisseling zou wenschen
Voor de liefhebbers van den historischen roman
zullen evenwel Dahn's geschriften steeds groote
waarde blijven behouden, want deze schrijver heeft
de goede eigenschap dat hij in het door hem
behandelde tijdvak volkomen thuis is. Menigeen
leest een paar boeken over een of ander tijdvak
der historie en meent dan behoorlijk toegerust te
zijn om een historisch verhaal de wereid in te
zenden. Niet alzoo onze schrijver. Door jaren lanee
naspormg en ijverige studie der bronnen is hii
geheel op de hoogte van den tijd, waaruit hij zijn
roman kiest. Vandaar dat voor hen, die van his
torische lectuur houden, de lezing van Dahn's
romans altyd een genot zal blijven. Men heeft
toch de zekerheid, dat de geschiedkundige achter
grond, waartegen de min of meer in een roman
tisch kleed gehulde personen en gebeurtenissen
uitkomen, niet gefantaseerd is, en dat men wer
kelijk een beeld erlangt van het leven, de denk
wijze, zeden en gewoonten dier grijze oudheid
De nieuwste roman van Dahn is de vijfde'in
de serie kleine romans uit den tijd der volksver
huizing en als hoofdpersoon treedt koningin Fre
digundis op. Als motto koos de schrijver:
On chante encore, on craint
encoreDe l'Austrasie au Périgord
La belle, la blonde
La terrible Frédigonde."
Vreeselijk was zij dan ook wel die Fredigundis,
de gemalin van koning Chilperich, zóó verschrik
kelijk dat den lezer een rilling door de leden
gaat, bij de beschrijving der tallooze gruwelen,
welke door deze vreuw zonder hart bedreven
werden. Men is geneigd te vragen of Dahn den
boog niet wat heel sterk gespannen heeft, door
een persoon zoo'n reeks van euveldaden te doen
volbrengen en haar te schilderen als zóó wreed,
dat alle menschelijke gevoel in deze schoone
duivelin schijnt te ontbreken. Hij gaf hierbij toe
aan het volksgeloof, uit de dagen waarin zijn
verhaal speelt, 't welk in elk ongeluk, in elke ramp
dadelijk gereed was de hand der booze koningin
te ontdekken. Vandaar dat ons tal van misdrijven,
als door Fredigundis bedreven, worden verhaald,
van welke het volstrekt niet vast staat, dat zij
werkelijk door de koningin zijn verricht. Dat is
echter het recht van den romanschrijver, die het
te doen was om een beeld der genoemde -«rouw
te ontwerpen, dat in hoofdzaak beantwoordt aan
hetgeen door de geschiedenis is geboekt.
Verkwikkelijk moge dez& roman niet zijn, belangrijk
als schets van den toestand van het Frankenrijk
aan het einde der zesde eeuw ishij in hoogemate.
Wat dit tijdvak der historie ons te aanschouwen
geeft is niet van vroelijken aard. De Meroiingers,
wellustig en wreed,, waren aïs een geesel voor
het land, waarover zij heerschten. De kerk deed
slechts weinig om hen voor hunne euveldaden ter
verantwoording te roepen; ja, hooggeplaatste
geestelijken waren laag genoeg om in hooggestemde
lofliederen de deugden der onmenschclijke koningin
Fredigundis te bezingen. In Chilperich schetst
Dahn ons een getrouw beeld van den vorst dier
dagen. In steeds, toenemende mate greep destijds
het wondergeloof' om zich heen en daarvan vinden.
wij ook in den roman wein'g voorbeelden. Dat
Dahns geliefde heldengestalten niet mochten ont
breken, spreekt van zelf. Hier treden als zoodanig
op koning Sigisbert, zijne gade Brunehilde en de
Gott Sigila; zij komen hier echter slechts in de
tweede plaats in aanmerking. Veel verliest de
lezer daarbij niet, want onder andere namen leerde
hij hen reeds uit vroegere romans kennen.
Een andere trek, dien men co'i in vroegere
romans van dezen schrijver terugvindt is zijn open
oog voor komische toestanden. Bij al de treurig
heid welke wij aanschouwen, wordt ons toch een
enkel maal een glimlach ontlokt. Zoo het verhaal
hoe koning Chlothachar twee zusters tegelijk tot
wettige gaden had. (De Merovingers hielden er
gewoonlijk een geheelen harem op na). Toen de
oudste zuster, des konings gemalin, hem opwekte
om hare zuster, die alreeds tot een bloeiende
jonkvrouw was opgegroeid, te gaan bezoeken ton
oinde een gemaal voor haar te vinden, kwam de
tijding terug dat hij haar zelf tot vrouw genomen.
had, omdat hij in zijn rijk geen enkel man.