Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 510.
__. koning, die voortaan in den letterlijken
de wet zal stellen, is gelegen in de voor
de, dat de besluiten, bij welke een district
_r de uiteonderingswet wordt gebracht of
t vereeniging in strijd met die wet wordt
verJ«d, de goedkeuring van het Parlement
zulJlflB noodig hebben. Het lijdt echter geen twijfel,
Ie tegenwoordige meerderheid van het
rhuis die goedkeuring zonder veel
bedenzal geven. De eenige bepaling, tegen
de liberale unionisten zich bij de tweede
, lezing van het ontwerp, d. i. bij de lezing der
j «wonderlijke artikelen zullen verzetten, is die,
;:yplgens welke lersche beschuldigden onder
" ~~l -e omstandigheden voor eene in de
Lon^ che Old Bailey bijeen te roepen
Engelsche jury zullen moeten terecht staan.
: JHet is te verwachten, dat de strijd tegen
dit ontwerp, onder de leiding van de heeren
Gladstone, Morley en Parnefl, met de groot
ste verbittering zal worden gevoerd; maar
het is te betwijfelen, of eene algemeene
def monstratie buiten het Parlement, zpoals de
'PaU Mail Oazette die ter bestrijding van
de Regeeringsplannen onmisbaar acht, in
.Engeland, Schotland en Wales de noodige
. sympathie zal vinden.
*,, * *
~, i.' Sedert eenige dagen_ komen van alle zijden
l -feÉrichteh over een nieuwen aanslag op het
* ^fcven van den czar, die in het we_lbewaakte
?*' BUrk van Gatschina door een officier zou ziin
'i * 'beproefd; maar even als de vorige mislukt
J, «, zou zijn. Officieus worden die berichten
na», tuurlijk tegengesproken, hetgeen echter,
'- *, {vooral in Rusland) niets bewijst. Integendeel
1 blijkt het, dat de nihiïisten in de Russische
i '' hoofdstad weder op bedenkelijke wijze het
1 hoofd opsteken. Moordaanslagen o_p
ambtenarea en particuliere personen, bedreigingen, ge
paard met geldafpersing ten behoeve van het
. -'«uitvoerend comité'* der nihiïisten,
aanplakbilletten van opruienden aard ziedaar de bewij
zen van eene nieuwe en zeer gevaarlijke gisting.
Dat Alexander III den binnenlandschen vrede
zal koopen door aan Rusland staatsinstellingen
te geven, die op Westersche leest zijn ge
schoeid, is volkomen ondenkbaar. Het auto
cratisch régime, met ijzeren hand doorgevoerd.
B in de oogen van dezen czar het eenige
geneesmiddel voor de kwalen, waaraan Rus
land lijdtGeheel in overeenstemming daarmede
beschrijft de invloedrijke leider _der
Oud-Russische party, Katkoff, het nihilisme als een
product van vreemden bodem en spreekt hij
Tpndweg het vermoeden uit, dat de samenzwe
ringen tegen de bestaande orde van zaken
in het buitenland worden gesmeed. Dat de
czar aan dergelijke beschouwingen gaarne het
oor leent, is niet te verwonderen. Vandaar dan
ook, dat de verhalen over de zoogenaamde
ongenade, waarin Katkoff zou zijn gevallen,
niet het minste vertrouwen verdienen. Het is
Waar, dat deze stoutmoedige publicist de
offi'Cieele waarschuwingen der regeering voort
durend in den wind slaat, en op de politiek
"?an den heer Von Giers dus feitelijk op
de tegenwoordige houding van den czar
eene scherpe critiek uitoefent. . Maar het is
zeer waarschijnlijk, dat in dezen strijd de heer
Von Giers het onderspit zal delven, en dat
daarmede de grootste waarborg voor het be
houd van den vrede zal worden weggenomen.
"Het zoeken van eene afleiding naar buiten
is het oude recept, dat Hoor de Oud-Russi
sche partij telkens op nieuw is toegepast. Zeker
is de uitwerking daarvan noch in 1856, noch in
1878, voor Rusland gunstig geweest. Maar van
een echec tegenover het buitenland geleden,
heeft Rusland zich steeds weder hersteld: geen
enkele der vernederende bepalingen van den in
1856 te Parijs gesloten vrede is thans meer van
kracht, en het tractaat van Berlijn bestaat
ter nauwernood meer op het papier. Zoo wordt
de verleiding voortdurend grooter, om naar
het zwaard te grijpen, ten einde den ontevre
denen in eigen land, zij het dan ook tijdelijk
het zwijgen op te leggen. En daar de
Bulgaarsche quaestie verder dan ooit van eene
wegen, mekaar soms een duw of een stoot
geven, springen en dansen spring je niet,
zoo helpt God je niet! En daarbij maar altijd
uitkijken naar den kant van het dorp, of de
ongeloovige kniddelenbakker nog niet kwam....
»Waar blijft de peperkoeke nou?" zegt
eindelijk Cies, »me dunkt, dat we hem zoo
even toch gezien hebben op den Blauwkop...."
»Als hij ons maar niet te vroeg bemerkt
heeft en weer is teruggeloopen ..." antwoordt
Doris.
»Dan zullen de steudschen morgen vroeg
toch geen versche kadetjes eten", spot Wallem
van den smid.
En altijd maar dansen en springen als de
bezetenen.....
Intusschen kreeg Jean het toch een beetje
benauwd want hij dacht: »Hoe zal de grap
nu eigenlijk afloopen?" Maar in 't ergste ge
val bleef hun nog altijd over zich bekend te
maken en te zeggen: »Dat is er ook een, die
ik van Brussel neb meegebracht".
»Zoo'n weerlichtsche Kiskedi!" roept Cies
ongeduldig »nu hij komen moet, verlekt hij
't en laat op zich wachten!"
»Wie stoot me daar?" snauwt Manes
van Dermenhof. »Ben jij 't Dores? Je kunt
sakkerloot mekaar niet meer kennen..."
»Ik kan niet meer ik moet wat uit
rusten " hijgt Frans van den koster en
gaat op het boschje aan.
Maar op 't zelfde oogenblik heft Jean het
hennepzeel op en trekt er hem eentje over
zijn ruggegraat, dat de boerenduivel net
uitgilt van pijn.
»Ai" schreeuwt hij »waarom sla je mij ?"
Op dien kreet draaien allen zich om en
zien een van hen onbewegelijk met de armen
over elkander in hun midden staan, die een
helschen schaterlach uitslaat en een hennep
zeel in de rechterhand houdt
»Daar zijn er zeven, daar zijn er zeven!"
gilt Frans en zet het op een loopen wat hij
oplossing schijnt verwijderd te zijn, heeft Rus
land het voorwendsel voor een agressief op
treden voor het grijpen.
Een lichtpunt tusschen deze duistere wolken
is de duidelijk uitgesproken afkeer, dien de
overgroote meerderheid van het Fransche volk
van een oorlog gevoelt. Doch de houding der
Duitsche Regeering is niet geschikt, om die
vredelievende stemming te bevestigen. Gevaar
lijk is vooral de houding, door den heer Von
Bismarck tegenover Elzas-Lotharingen aan
genomen. Over den uitslag der verkiezingen,
waardoor slechts Protestier uit die streken
naar den Rijksdag zijn afgevaardigd, schijnt
de Regeering te Berlijn wraak te willen ne
men, door aan de genanexeerde gewesten
iederen schijn van zelfbeheer te willen ont
nemen, en daar een régime te willen invoe
ren, dat de Rijkslanden vroeger of later tot
eene Pruisische provincie zal maken. Zoo
wordt de wonde opzettelijk open gehouden.
Het baat weinig, of men te Berlijn al op
zalvenden toon over de zegeningen van den
vrede spreekt, wanneer men zich tevens van
de noodzakelijkheid ontslagen acht, om zelf
verzoenend op te treden. De dwangmaatrege
len, die in Elzas en. Lotharingen zullen wor
den ingevoerd, zullen in Frankrijk
meeryerbittering wekken dan de uitvallen der officieuse
Duitsche pers tegen generaal Boulanger, Paul
Deroulède en andere lieden, wier beteekenis
opzettelijk wordt overschat.
E. D. PIJZEL.
Uit Parys.
De veelbelovende knoppen van don bekenden
kastanjeboom van 20 Maart zijn bevroren; ijzige
koude, die ons veel sneeuw bracht en de straten
van Parys in glibberbanen herschiep, maakte de
jolige dwaasheden van den Mi-carême tot een zeer
twijfelachtig vermaak, dat bibberend gevierd en
bibberend aanschouwd werd, voor zoover de bou
levards daarvan het tooneel waren. En terwijl Pa
rijs ter eere van den Mi-carême feestvierde en
danste, ging de oude Doodendans ook weder voorbij
en voerde in zijn schimmen-reien bekenden en
onbekenden mede. In de afgeloopen week waren
het bekende namen maar al te veel. In de kracht
des levens, in den bloeitijd van hun roem en ta
lent werden zij weggerukt, lang voor dat hun taak
geëindigd scheen.
Zoo werd ons Mevr. Régnier ontnomen, die on
der het pseudonym van Daniel Darc reeds een
goeden naam in de letterkunde had veroverd. Se
dert een tiental jaren had zij verscheidene merk
waardige werken geleverd, merkwaardig vooral
ook door hunne verscheidenheid, kinderwerkjes,
gevoelsromans, verhalen van levendiger allures, als
b.v. la Couleuvre. eene verzameling Pensees in
aangenamen vorm en goed gedacht, een philosofische
fantasie: Voyage au pays du Bonheur, een
comedie les Rieuses, die in den Vaudeville veel op
gang maakte welke te samen een rijken schat
van talent en werkzaamheid vertegenwoordigen.
Vrouw en moeder van een geneesheer, levende in
een sfeer van ingespannen werkzaamheid, deelde
zij hare omgeving rijkelijk mede van de in haar
wonende echte vroolijkheid, mannelijke wijsbegeerte
en eene buitengewone echt vrouwelijke gratie.
Een ander romancier is verdwenen, nog jonger
dan zij, nauwelijks 35 jaar oud en reeds bekend
en gewaardeerd: ik bedoel Ricouard. Te samen
met zijn vriend Vast, wiens naam met den zijnen
n scheen uit te maken, had Ricouard reeds een
dozijn romans in het licht gegeven, waarvan
eenige een levendig succes hebben behaald. Door
de wilde jacht des levens voortgedreven, werkte
Eiconard met zichtbaren haast en misschien liet
hij zich wat al te veel voortdrijven op den stroom
der mode, die in de romans van iets, hoe zal ik
het noemen, van iets overdrevens en brutaals
houdt. Maar dit daargelaten, vindt men in zijne
romans zoo vele kwaliteiten van verbeelding en
fijne opmerkingsgave, dat men het levendig moet
betreuren, dat deze schrijver, wiens krachtig en
halen kan n de anderen hem na, op
het dorp aan.
»Jaises Marante" roept Wullem,
»Heere! sta ons bij!" gilt Dorus.
»Hulp, hulp!" schreeuwt Cies, terwijl hij
een kruis slaat. Eiv allen vliegen den heuvel
af en Jean hun achterna, terwijl hij hun beur
telings de ribben streelt met zijn zeven
knoopen-trus.
»Hoei!.... boei!.... hoei!" roept hij
met vervaarlijke stem, bij iederen slag, die hij
hun toedient.
't Was een woest getier door mekaar een
gillen eii huilen, een smeeken en bidden
en altijd maar voort in wilde vaart den
Blauwkop op, terwijl een ieder niet anders meent
dan dat de Satan aanstonds de hand op hem
zal leggen om ? hem met levenden lijve ter
helle te steuren....
Eerst bij de brug aan den ingang van het
dorp waagden zij het even om te zien. Ze
hadden de laatste vijf minuten geen »hoeij
meer gehoord en geen duivelskwast meer ge
voeld. De zevende was verdwenen, zonder
dat iemand wist waar hij gestoven of gevlo
gen was.
De zes duivelen van Wielder hebben nooit
een woord gerept van hetgeen in dien avond
was voorgevallen en Jeangske de bakker heeft
den volgenden morgen aan de steedschen zijn
kadetjes verkocht als altijd, steeds gedaan of
hij van God geen kwaad wist en een half
jaar later het mooie Mieke getrouwd, die
thans nog ziin lieve vrouw is. Zoo heeft
hij het mij zelf verteld, toen wij een paar j aar
geleden 's avonds laat vroolijk en pleizierig
terugkeerden van Wieldersche kermis.
Maar er is tot op den huldigen dag zoo
besluit de brouwer Dohmen zijn verhaal
geen volk dat vaster aan den duivel gelooft
dan de Wielderschen, uitgezonderd Thiske
de kleermaker.
gezond voorkomen nog kort geleden hem een
lang leven scheen te voorspellen, zoo onverwacht
het slachtoffer werd van de tering.
De derde in de doodenrei is Gruülaumet, een
schilder, bij het profanum vulgus weinig bekend,
maar des te meer gezien en geliefd in de engere
wereld. Op 45jarigen leeftijd gestorven, laat mj
weinig werken na, maar die weinige zijn ware
meesterstukken, waarvan n althans weldra voor
het groote publiek geen vreemdeling zal wezen,
wanneer het in een onzer museums zal prijken,
namehjk zijn Labour au Maroc. Als figuur- en
landschapschilder heeft hij zijn onderwerpen in
navolging van Fromentin in Afrika en wel
voornameüjk in Marocco gezocht, en aan zijn penseel
danken wij menige even juiste als dichterlijk op
gevatte voorstelling uit dat nog weinig bekende
land. Den Afrikaanschen hemel met zijn verzen
genden gloed en blakerend licht wist hij met aan
grijpende waarheid op zijn doek te tooveren. Op
nieuw wilde hij de Middellandsche Zee overste
ken en naar zijn geliefd Afrika terugkeeren, toen
de dood hem overviel, zóó plotseling, dat bij de
verkiezing van de jury voor den aanstaanden
Salon er nog een vijfhonderd stemmen op zyn
naam, die mede op de lijst voorkwam, werden
uitgebracht.
Die salon welk een bron van teleurstellingen
zal hij opleveren voor de hoopvolle kunstenaars
van heden en de refusés van straks! Er is plaats
voor een 2500 schilderijen. Als gij nu nagaat, dat
er meer dan 7500 stukken zijn ingezonden, en
een kleine vierhonderd buiten mededinging inge
zonden doeken allereerst recht hebben op plaat
sing, dan behoeft er geen groote verbeelding toe
om het droevig défllévoor te stellen van lange
gezichten, dat dezer dagen de poorten van het
Palais de l'Industrie zal uittrekken om zijn
verstooten kinderen naar alle hoeken van het groote
Parijs terug te brengen, wie weet voor de hoe
veelste maal? Een ware jour des dupes.
Beter laat dan nooit!" zou men kunnen toe
passen op het besluit van het comitévan het
Theatre-Francjais om jaarlijks den geboortedag
van Alfred de Musset door eene voorstelling te gaan
vieren, een besluit, dat door de letterkundige
wereld met gejuich is ontvangen. De bekoorlijke
dichter van het Spectacle dans un Fauteuil was
door de Comédie Frangaise evenzeer verwaar
loosd als overal elders. Zijn kostelijke fantasiën,
die een eenig tooneel-repertoire vormen, bekoor
den de toeschouwers, zonder dat men er aan dacht
den schrijver een plechtige hulde te brengen.
Musset is blijkbaar in minachting bij de dichters
van den jongsten tijd: zij, die verzot zijn op
schitterende, luidklinkende vormen, verwijten hem
de armoede van zijn rijm: anderen verfoeien zijn
zangen der liefde en zijn kreten van hartstochte
lijke smart. Het laatste vierendeel dezer eeuw,
die eindigt in den ijzeren tijd, bekommert zich
te veel om de stoifelijke belangen, de jacht naar
fortuin, het veroveren van baantjes en betrek
kingen, dan dat het veel behagen zou kunnen
scheppen in bespiegelende droomerijen.
Misschien zou men dit positivisme willen
toeschryven aan den invloed van het naturalisme.
Maar het hoofd dier school, Emile Zola, is een
gloeiend bewonderaar van Musset. Een biograaf
heeft ons de verrassende mededeeling gedaan, dat
de zanger der Nuits de geliefkoosde dichter is
van den schrijver van PAssommoir.
Musset deelt thans met Corneille, Racine, Mo
lière en Hugo de eer van een jaarlijkschen ge
denkdag op ons eerste tooneel.
Ik sprak daareven van Zola. Renée is thans in
studie bij den Vaudeville en zal weldra voor het
voetlicht verschijnen. Waar de kritiek al niet
goed voor is? Zij had Zola verweten, dat hij
slechts in medewerking met anderen voor het
tooneel kon werken en de hulp van den heer
Busnach voor hem onontbeerlijk was. Op die uit
daging heeft Zola geantwoord: ik heb reeds lang
een drama in portefeuille, dat ik nergens heb
kunnen plaatsen; dat drama Renée is een werk
van mij alleen!" Welnu, wat Zola zelf niet heeft
kunnen gedaan krijgen, dat heeft de kritiek be
reikt; zij heeft hem de poorten van den Vaudeville
geopend voor zijne Renée.
Eigenlijk had ik van het tooneel moeten zwij
gen, want ik heb geen ruimte genoeg over om
met meer dan een enkel woord te spreken over
de drie premières der afgeloopen week. Eene is een
volkomen succes geweest, De vaudeville in drie acten
van de heeren Valabrégue en Ordonneau, geti
teld Durand et Durand, heeft het Palais Royal
doen daveren van een homerisch gelach. Daarente
gen is de comedie Monsieur de Morat, door Edmond
Tarbénaar zijn roman voor het tooneel bewerkt,
den eersten avond althans een mislukking geweest
en een weinig beter lot viel te beurt aan de on
zinnige vaudeville la Noce a Nini van Najac en
Millaud, in de Variétés opgevoerd. Zelfs een Judic
was niet in staat een dergelijke zoutelooze en zeer
scabreuse pots te redden.
Voorbijgaande en blijvende waanzin beiden
hebben den Mi-Carême met een bal gevierd. De
eerste gaf aan haar dolste invallen en zonder
lingste geestesafwijkingen lucht op het bal des
Incohérents; de laatste vond voor een korte poos
eenige afleiding en verademing op een bal dat
binnen de sombere wanden van la Salpétrière, dat
reusachtig gesticht voor vrouwelijke krankzinni
gen, volgens eene gewoonte der laatste jaren ge
geven werd.
A. B.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Maaldrink. Veltman. looneelschool.
Bij de herhalingen der voorstelling van Jan
Masseur" werd de gunstige meening over de dra
matische kracht, die in dit tooneelstuk uitkomt,
alszins bevestigd. Daargelaten wat men tegen
het plotselijk optreden van Louison in het 5e be
drijf en tegen de geheele ontknoping mag
inbrengen, maakt de oproeping der voor de
giliotine bestemde dusgenaamde Aristokraten, in
hun gevangenis, een diepen indruk. De personen,
bjj hun verscheidenheid van stemming: de geheel
verslagen Freule de Montmorency, met haren
bruidegom? (beide personen, die tot de
zwjjgenden behooren), de Priester, die zich schikt, maar
een innig afscheid neemt van den Marquis de
St. Cyr en van eene (ongenoemde) Markieiin, de
echt fransche goede moed van den Heer de St. Cyr,
die het nieuwe vermakelijke
gezelschaps-gilotinespel" prsezideert, de Markieein, die hem gaarne
galant vindt, en den mannen der Garde vraagt
haar toch asjeblieft n^'et aan te raken", Cécile
Renault (Jufvr. Weiman), die een aanslag op het
leven van Robespierre gedaan heeft, de rustige
student Latreille, al die personen, in hun
charakter, deels door den auteur geschetst, grooten
deels in al hun kracht verbeeld door de schik
king en de kleuren, die de regisseur heeft weten
aan te brengen, en hoofd voor hoofd opgeroepen
om de treden der uitgang te bestijgen, en naar
de kar" gedreven te worden leveren, zonder
veel woorden, een alleraandoenlijkst tooneel.
De Heer Maaldrink, die predikant te Twello
schijnt te zgn, geeft mij de volgende verklaring
van zijn putten uit Ch. Dickens: Zeer juist is
[de] opmerking, dat ik, bij de samenstelling van
mijn stuk, een en ander ontleend heb aan de
Tales of two cities". Dit is niet het geval met
den hoofdpersoon Jan Masseur; wat hem betreft
had ik het schema reeds geheel gereed voor ik
nog aan Dickens dacht. Maar toen ik er op be
dacht werd, om in het 4e bedrijf, Lisette en Anne
Marie tegenover elkander te plaatsen, omdat mij
dit' logisch scheen, toen dacht ik aan Madame
Defarge en aan haar tegenstandster Pross. En
toen ik, in de laatste acte, om de ontsnapping
van Méricourt aannemelijk te maken (immers het
verlaten van den kerker door n persoon
met een pas voor twee had zeer verdacht kunnen
schijnen) er aan dacht nog een persoon te laten
optreden, die voor Jeanne Masseur kon doorgaan
toen kwam mij het naaistertje van Dickens
voorden geest. Of nu niet onwillekeurig Dickens
ook nog in andere opzichten invloed op mij heeft
geoefend b\j de samenstelling van mijn stuk? Ik
zou thans, na uwe opmerking, antwoorden: zeer
waarschijnlijk wel. Want ik moet erkennen, dat
de overeenkomst tusschen Dickens' roman en mijn
tooneelstuk hier en daar zeer groot is".
Nu is, dunkt mij, de zaak weer in 't gelijk ge
breid. Een latere voorstelling van het stuk scheen,
bij den Heer Louis Bouwmeester, zijne geestdrift
voor de rol niet te hebben doen klimmen. Dit
was wel jammer. De vrouwen daarentegen, waren
niets minder, dan bij de première. Van het fluiten
heeft Mevr. de Vries zich weer met tamelijke
virtuoziteit gekweten, 't Is jammer, dat dit
effektmiddel, van den Heer Maaldrink, eene herhaling
was van het zelfde in zijn Herodes". Zulke din
gen, al zijn ze ook nog zoo goed gevonden, kun
nen door een dichter maar ns gebruikt worden.
Door een schilder, naar 't schijnt, mér dan ns:
de schilders verheugen zich in een vrijbrief, om
meermalen het zelfde te mogen doen.
Van uitvoerende kunstenaars spreekt dit van
zelf. Hun kunstprodukt is dan ook niet te ge
nieten, of zij moeten het op-nieuw leven geven.
De jubilaris Veltman heeft dit, met goeden
uitslag, in Ruy Bias" gedaan. Zijn spel als Don
Salluste was, den avond van den 30en Maart, uit
muntend, vol charakter, fijn geschakeerd. De Ruy
Bias'' is misschien het meest aangrijpende,
tretfendste, geestigste, schranderst verzonnen drama,
dat de fransche romantische school heeft aan te
wijzen. Het vordert echter zeer veel van de uit
voerders. Men kan gelukkig de getuigenis afleg
gen, dat de Koningin (Mevr. Ellenberger) en Don
César de Bazan (Bigot) vrij diep in de intentiën
des dichters waren doorgedrongen en, zoowel als
de Heer Potharst (Ruy Bias), die onlangs eene
pijnlijke keeloperatie ondergaan heeft, uitmun
tende oogenblikken hebben gehad. Het charakter
van D. Ouritan werd, helaas, geheel verkeerd
opgevat. Het fransche tooneel geeft ons een dap
per, stijf, zeer vormelijk, zeer ridderlijk, geduldig
verliefd, hoog Edelman, die zich zorgvuldig moet
wachten iets ophakkerigs aan den dag te leggen.
Een ander-maal moet de verdienstelijke Heer van
Beem hier eens over denken.
Wat de Heer Veltman gelukkig was, in de hoog
achting en vereering, waar hij zich,van den kant van
al zijne kunstgenoten en van dien des publieks, het
voorwerp van zag! Men heeft in de dagbladen de toe
spraken gelezen, die er gehoï3en zijn en de beschrij
ving der eeregit'ten, die hem werden opgedragen.
Bizonder heeft uitgeblonken de warme en keurige
gelukwensen van de Duitsche tooncelspelers, bij
monde van den Heer Lhamé. Het bestek der
helft van een heel lang menschenleven hebt gij,
Altmeister der Schauspielerktmst, aan uwe kunst
mogen wijden: maar men ziet aan u, hoe de kunst
iemant verjongt". Men had dien hartelijken en
welsprekender! Duitscher gaarne de hand willen
drukken.
Ook in dit Weekblad" wenschen wij de ge
tuigenis te bewaren van de hulde, die een groot
getal stad- en kunstgenoten Veltman hebben
waardgckeurd. De oorkonde luidt aldus:
Aan Louis Jacques Veltman, den kennis- en
talentrijken Tooneelspeler, den zedigen en
veelzijdigen Kunstenaar, wordt, in erkenning zijner
groote verdiensten, bij gelegenheid der viering van
zijn veertigjarige loopbaan, door «enige
kunstlievende stadgenoten deze eerekrans van edel
metaal dankbaar aangeboden".
Donderdag, den Sisten dezer, werden er, voor
de leden van het Nederlandsch Tooneelverbond",
Afd. Amsterdam, eenige Proeven van voordracht
en spel afgelegd door leerlingen van de
Tooneelschool", in den schouwburg Van Lier (Plantaadje).
Het schijnt ons voorbarig toe, van
exainen-rezultaten, door nog steeds studeerende leerlingen ge
leverd, eene kritiek te geven, die in bizonderheden,
naamsvermeldingen, enz. treedt; maar toch kun
nen wij niet nalaten de leeraren en leeraressen
der genoemde instelling geluk te wenschen, met
de vruchten hunner lessen. Het levert eeri eigen
aardig genoegen op, die jonge-lieden aan het werk
te zien, en zelfs do onbedrevenheid, waardoor
hun spel enz. zich kenmerkt, heeft iets van het
bekoorlijke, dat een knop ons aanbiedt tegenover
d« bloemen.
Men heeft de uit het Franscli vertaalde stukjens
Ik eet bij mijne moeder" en Eene vrouw die
liegt" vertoond. Het laatste was ook met goeden