De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 3 april pagina 2

3 april 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 510. __. koning, die voortaan in den letterlijken de wet zal stellen, is gelegen in de voor de, dat de besluiten, bij welke een district _r de uiteonderingswet wordt gebracht of t vereeniging in strijd met die wet wordt verJ«d, de goedkeuring van het Parlement zulJlflB noodig hebben. Het lijdt echter geen twijfel, Ie tegenwoordige meerderheid van het rhuis die goedkeuring zonder veel bedenzal geven. De eenige bepaling, tegen de liberale unionisten zich bij de tweede , lezing van het ontwerp, d. i. bij de lezing der j «wonderlijke artikelen zullen verzetten, is die, ;:yplgens welke lersche beschuldigden onder " ~~l -e omstandigheden voor eene in de Lon^ che Old Bailey bijeen te roepen Engelsche jury zullen moeten terecht staan. : JHet is te verwachten, dat de strijd tegen dit ontwerp, onder de leiding van de heeren Gladstone, Morley en Parnefl, met de groot ste verbittering zal worden gevoerd; maar het is te betwijfelen, of eene algemeene def monstratie buiten het Parlement, zpoals de 'PaU Mail Oazette die ter bestrijding van de Regeeringsplannen onmisbaar acht, in .Engeland, Schotland en Wales de noodige . sympathie zal vinden. *,, * * ~, i.' Sedert eenige dagen_ komen van alle zijden l -feÉrichteh over een nieuwen aanslag op het * ^fcven van den czar, die in het we_lbewaakte ?*' BUrk van Gatschina door een officier zou ziin 'i * 'beproefd; maar even als de vorige mislukt J, «, zou zijn. Officieus worden die berichten na», tuurlijk tegengesproken, hetgeen echter, '- *, {vooral in Rusland) niets bewijst. Integendeel 1 blijkt het, dat de nihiïisten in de Russische i '' hoofdstad weder op bedenkelijke wijze het 1 hoofd opsteken. Moordaanslagen o_p ambtenarea en particuliere personen, bedreigingen, ge paard met geldafpersing ten behoeve van het . -'«uitvoerend comité'* der nihiïisten, aanplakbilletten van opruienden aard ziedaar de bewij zen van eene nieuwe en zeer gevaarlijke gisting. Dat Alexander III den binnenlandschen vrede zal koopen door aan Rusland staatsinstellingen te geven, die op Westersche leest zijn ge schoeid, is volkomen ondenkbaar. Het auto cratisch régime, met ijzeren hand doorgevoerd. B in de oogen van dezen czar het eenige geneesmiddel voor de kwalen, waaraan Rus land lijdtGeheel in overeenstemming daarmede beschrijft de invloedrijke leider _der Oud-Russische party, Katkoff, het nihilisme als een product van vreemden bodem en spreekt hij Tpndweg het vermoeden uit, dat de samenzwe ringen tegen de bestaande orde van zaken in het buitenland worden gesmeed. Dat de czar aan dergelijke beschouwingen gaarne het oor leent, is niet te verwonderen. Vandaar dan ook, dat de verhalen over de zoogenaamde ongenade, waarin Katkoff zou zijn gevallen, niet het minste vertrouwen verdienen. Het is Waar, dat deze stoutmoedige publicist de offi'Cieele waarschuwingen der regeering voort durend in den wind slaat, en op de politiek "?an den heer Von Giers dus feitelijk op de tegenwoordige houding van den czar eene scherpe critiek uitoefent. . Maar het is zeer waarschijnlijk, dat in dezen strijd de heer Von Giers het onderspit zal delven, en dat daarmede de grootste waarborg voor het be houd van den vrede zal worden weggenomen. "Het zoeken van eene afleiding naar buiten is het oude recept, dat Hoor de Oud-Russi sche partij telkens op nieuw is toegepast. Zeker is de uitwerking daarvan noch in 1856, noch in 1878, voor Rusland gunstig geweest. Maar van een echec tegenover het buitenland geleden, heeft Rusland zich steeds weder hersteld: geen enkele der vernederende bepalingen van den in 1856 te Parijs gesloten vrede is thans meer van kracht, en het tractaat van Berlijn bestaat ter nauwernood meer op het papier. Zoo wordt de verleiding voortdurend grooter, om naar het zwaard te grijpen, ten einde den ontevre denen in eigen land, zij het dan ook tijdelijk het zwijgen op te leggen. En daar de Bulgaarsche quaestie verder dan ooit van eene wegen, mekaar soms een duw of een stoot geven, springen en dansen spring je niet, zoo helpt God je niet! En daarbij maar altijd uitkijken naar den kant van het dorp, of de ongeloovige kniddelenbakker nog niet kwam.... »Waar blijft de peperkoeke nou?" zegt eindelijk Cies, »me dunkt, dat we hem zoo even toch gezien hebben op den Blauwkop...." »Als hij ons maar niet te vroeg bemerkt heeft en weer is teruggeloopen ..." antwoordt Doris. »Dan zullen de steudschen morgen vroeg toch geen versche kadetjes eten", spot Wallem van den smid. En altijd maar dansen en springen als de bezetenen..... Intusschen kreeg Jean het toch een beetje benauwd want hij dacht: »Hoe zal de grap nu eigenlijk afloopen?" Maar in 't ergste ge val bleef hun nog altijd over zich bekend te maken en te zeggen: »Dat is er ook een, die ik van Brussel neb meegebracht". »Zoo'n weerlichtsche Kiskedi!" roept Cies ongeduldig »nu hij komen moet, verlekt hij 't en laat op zich wachten!" »Wie stoot me daar?" snauwt Manes van Dermenhof. »Ben jij 't Dores? Je kunt sakkerloot mekaar niet meer kennen..." »Ik kan niet meer ik moet wat uit rusten " hijgt Frans van den koster en gaat op het boschje aan. Maar op 't zelfde oogenblik heft Jean het hennepzeel op en trekt er hem eentje over zijn ruggegraat, dat de boerenduivel net uitgilt van pijn. »Ai" schreeuwt hij »waarom sla je mij ?" Op dien kreet draaien allen zich om en zien een van hen onbewegelijk met de armen over elkander in hun midden staan, die een helschen schaterlach uitslaat en een hennep zeel in de rechterhand houdt »Daar zijn er zeven, daar zijn er zeven!" gilt Frans en zet het op een loopen wat hij oplossing schijnt verwijderd te zijn, heeft Rus land het voorwendsel voor een agressief op treden voor het grijpen. Een lichtpunt tusschen deze duistere wolken is de duidelijk uitgesproken afkeer, dien de overgroote meerderheid van het Fransche volk van een oorlog gevoelt. Doch de houding der Duitsche Regeering is niet geschikt, om die vredelievende stemming te bevestigen. Gevaar lijk is vooral de houding, door den heer Von Bismarck tegenover Elzas-Lotharingen aan genomen. Over den uitslag der verkiezingen, waardoor slechts Protestier uit die streken naar den Rijksdag zijn afgevaardigd, schijnt de Regeering te Berlijn wraak te willen ne men, door aan de genanexeerde gewesten iederen schijn van zelfbeheer te willen ont nemen, en daar een régime te willen invoe ren, dat de Rijkslanden vroeger of later tot eene Pruisische provincie zal maken. Zoo wordt de wonde opzettelijk open gehouden. Het baat weinig, of men te Berlijn al op zalvenden toon over de zegeningen van den vrede spreekt, wanneer men zich tevens van de noodzakelijkheid ontslagen acht, om zelf verzoenend op te treden. De dwangmaatrege len, die in Elzas en. Lotharingen zullen wor den ingevoerd, zullen in Frankrijk meeryerbittering wekken dan de uitvallen der officieuse Duitsche pers tegen generaal Boulanger, Paul Deroulède en andere lieden, wier beteekenis opzettelijk wordt overschat. E. D. PIJZEL. Uit Parys. De veelbelovende knoppen van don bekenden kastanjeboom van 20 Maart zijn bevroren; ijzige koude, die ons veel sneeuw bracht en de straten van Parys in glibberbanen herschiep, maakte de jolige dwaasheden van den Mi-carême tot een zeer twijfelachtig vermaak, dat bibberend gevierd en bibberend aanschouwd werd, voor zoover de bou levards daarvan het tooneel waren. En terwijl Pa rijs ter eere van den Mi-carême feestvierde en danste, ging de oude Doodendans ook weder voorbij en voerde in zijn schimmen-reien bekenden en onbekenden mede. In de afgeloopen week waren het bekende namen maar al te veel. In de kracht des levens, in den bloeitijd van hun roem en ta lent werden zij weggerukt, lang voor dat hun taak geëindigd scheen. Zoo werd ons Mevr. Régnier ontnomen, die on der het pseudonym van Daniel Darc reeds een goeden naam in de letterkunde had veroverd. Se dert een tiental jaren had zij verscheidene merk waardige werken geleverd, merkwaardig vooral ook door hunne verscheidenheid, kinderwerkjes, gevoelsromans, verhalen van levendiger allures, als b.v. la Couleuvre. eene verzameling Pensees in aangenamen vorm en goed gedacht, een philosofische fantasie: Voyage au pays du Bonheur, een comedie les Rieuses, die in den Vaudeville veel op gang maakte welke te samen een rijken schat van talent en werkzaamheid vertegenwoordigen. Vrouw en moeder van een geneesheer, levende in een sfeer van ingespannen werkzaamheid, deelde zij hare omgeving rijkelijk mede van de in haar wonende echte vroolijkheid, mannelijke wijsbegeerte en eene buitengewone echt vrouwelijke gratie. Een ander romancier is verdwenen, nog jonger dan zij, nauwelijks 35 jaar oud en reeds bekend en gewaardeerd: ik bedoel Ricouard. Te samen met zijn vriend Vast, wiens naam met den zijnen n scheen uit te maken, had Ricouard reeds een dozijn romans in het licht gegeven, waarvan eenige een levendig succes hebben behaald. Door de wilde jacht des levens voortgedreven, werkte Eiconard met zichtbaren haast en misschien liet hij zich wat al te veel voortdrijven op den stroom der mode, die in de romans van iets, hoe zal ik het noemen, van iets overdrevens en brutaals houdt. Maar dit daargelaten, vindt men in zijne romans zoo vele kwaliteiten van verbeelding en fijne opmerkingsgave, dat men het levendig moet betreuren, dat deze schrijver, wiens krachtig en halen kan n de anderen hem na, op het dorp aan. »Jaises Marante" roept Wullem, »Heere! sta ons bij!" gilt Dorus. »Hulp, hulp!" schreeuwt Cies, terwijl hij een kruis slaat. Eiv allen vliegen den heuvel af en Jean hun achterna, terwijl hij hun beur telings de ribben streelt met zijn zeven knoopen-trus. »Hoei!.... boei!.... hoei!" roept hij met vervaarlijke stem, bij iederen slag, die hij hun toedient. 't Was een woest getier door mekaar een gillen eii huilen, een smeeken en bidden en altijd maar voort in wilde vaart den Blauwkop op, terwijl een ieder niet anders meent dan dat de Satan aanstonds de hand op hem zal leggen om ? hem met levenden lijve ter helle te steuren.... Eerst bij de brug aan den ingang van het dorp waagden zij het even om te zien. Ze hadden de laatste vijf minuten geen »hoeij meer gehoord en geen duivelskwast meer ge voeld. De zevende was verdwenen, zonder dat iemand wist waar hij gestoven of gevlo gen was. De zes duivelen van Wielder hebben nooit een woord gerept van hetgeen in dien avond was voorgevallen en Jeangske de bakker heeft den volgenden morgen aan de steedschen zijn kadetjes verkocht als altijd, steeds gedaan of hij van God geen kwaad wist en een half jaar later het mooie Mieke getrouwd, die thans nog ziin lieve vrouw is. Zoo heeft hij het mij zelf verteld, toen wij een paar j aar geleden 's avonds laat vroolijk en pleizierig terugkeerden van Wieldersche kermis. Maar er is tot op den huldigen dag zoo besluit de brouwer Dohmen zijn verhaal geen volk dat vaster aan den duivel gelooft dan de Wielderschen, uitgezonderd Thiske de kleermaker. gezond voorkomen nog kort geleden hem een lang leven scheen te voorspellen, zoo onverwacht het slachtoffer werd van de tering. De derde in de doodenrei is Gruülaumet, een schilder, bij het profanum vulgus weinig bekend, maar des te meer gezien en geliefd in de engere wereld. Op 45jarigen leeftijd gestorven, laat mj weinig werken na, maar die weinige zijn ware meesterstukken, waarvan n althans weldra voor het groote publiek geen vreemdeling zal wezen, wanneer het in een onzer museums zal prijken, namehjk zijn Labour au Maroc. Als figuur- en landschapschilder heeft hij zijn onderwerpen in navolging van Fromentin in Afrika en wel voornameüjk in Marocco gezocht, en aan zijn penseel danken wij menige even juiste als dichterlijk op gevatte voorstelling uit dat nog weinig bekende land. Den Afrikaanschen hemel met zijn verzen genden gloed en blakerend licht wist hij met aan grijpende waarheid op zijn doek te tooveren. Op nieuw wilde hij de Middellandsche Zee overste ken en naar zijn geliefd Afrika terugkeeren, toen de dood hem overviel, zóó plotseling, dat bij de verkiezing van de jury voor den aanstaanden Salon er nog een vijfhonderd stemmen op zyn naam, die mede op de lijst voorkwam, werden uitgebracht. Die salon welk een bron van teleurstellingen zal hij opleveren voor de hoopvolle kunstenaars van heden en de refusés van straks! Er is plaats voor een 2500 schilderijen. Als gij nu nagaat, dat er meer dan 7500 stukken zijn ingezonden, en een kleine vierhonderd buiten mededinging inge zonden doeken allereerst recht hebben op plaat sing, dan behoeft er geen groote verbeelding toe om het droevig défllévoor te stellen van lange gezichten, dat dezer dagen de poorten van het Palais de l'Industrie zal uittrekken om zijn verstooten kinderen naar alle hoeken van het groote Parijs terug te brengen, wie weet voor de hoe veelste maal? Een ware jour des dupes. Beter laat dan nooit!" zou men kunnen toe passen op het besluit van het comitévan het Theatre-Francjais om jaarlijks den geboortedag van Alfred de Musset door eene voorstelling te gaan vieren, een besluit, dat door de letterkundige wereld met gejuich is ontvangen. De bekoorlijke dichter van het Spectacle dans un Fauteuil was door de Comédie Frangaise evenzeer verwaar loosd als overal elders. Zijn kostelijke fantasiën, die een eenig tooneel-repertoire vormen, bekoor den de toeschouwers, zonder dat men er aan dacht den schrijver een plechtige hulde te brengen. Musset is blijkbaar in minachting bij de dichters van den jongsten tijd: zij, die verzot zijn op schitterende, luidklinkende vormen, verwijten hem de armoede van zijn rijm: anderen verfoeien zijn zangen der liefde en zijn kreten van hartstochte lijke smart. Het laatste vierendeel dezer eeuw, die eindigt in den ijzeren tijd, bekommert zich te veel om de stoifelijke belangen, de jacht naar fortuin, het veroveren van baantjes en betrek kingen, dan dat het veel behagen zou kunnen scheppen in bespiegelende droomerijen. Misschien zou men dit positivisme willen toeschryven aan den invloed van het naturalisme. Maar het hoofd dier school, Emile Zola, is een gloeiend bewonderaar van Musset. Een biograaf heeft ons de verrassende mededeeling gedaan, dat de zanger der Nuits de geliefkoosde dichter is van den schrijver van PAssommoir. Musset deelt thans met Corneille, Racine, Mo lière en Hugo de eer van een jaarlijkschen ge denkdag op ons eerste tooneel. Ik sprak daareven van Zola. Renée is thans in studie bij den Vaudeville en zal weldra voor het voetlicht verschijnen. Waar de kritiek al niet goed voor is? Zij had Zola verweten, dat hij slechts in medewerking met anderen voor het tooneel kon werken en de hulp van den heer Busnach voor hem onontbeerlijk was. Op die uit daging heeft Zola geantwoord: ik heb reeds lang een drama in portefeuille, dat ik nergens heb kunnen plaatsen; dat drama Renée is een werk van mij alleen!" Welnu, wat Zola zelf niet heeft kunnen gedaan krijgen, dat heeft de kritiek be reikt; zij heeft hem de poorten van den Vaudeville geopend voor zijne Renée. Eigenlijk had ik van het tooneel moeten zwij gen, want ik heb geen ruimte genoeg over om met meer dan een enkel woord te spreken over de drie premières der afgeloopen week. Eene is een volkomen succes geweest, De vaudeville in drie acten van de heeren Valabrégue en Ordonneau, geti teld Durand et Durand, heeft het Palais Royal doen daveren van een homerisch gelach. Daarente gen is de comedie Monsieur de Morat, door Edmond Tarbénaar zijn roman voor het tooneel bewerkt, den eersten avond althans een mislukking geweest en een weinig beter lot viel te beurt aan de on zinnige vaudeville la Noce a Nini van Najac en Millaud, in de Variétés opgevoerd. Zelfs een Judic was niet in staat een dergelijke zoutelooze en zeer scabreuse pots te redden. Voorbijgaande en blijvende waanzin beiden hebben den Mi-Carême met een bal gevierd. De eerste gaf aan haar dolste invallen en zonder lingste geestesafwijkingen lucht op het bal des Incohérents; de laatste vond voor een korte poos eenige afleiding en verademing op een bal dat binnen de sombere wanden van la Salpétrière, dat reusachtig gesticht voor vrouwelijke krankzinni gen, volgens eene gewoonte der laatste jaren ge geven werd. A. B. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Maaldrink. Veltman. looneelschool. Bij de herhalingen der voorstelling van Jan Masseur" werd de gunstige meening over de dra matische kracht, die in dit tooneelstuk uitkomt, alszins bevestigd. Daargelaten wat men tegen het plotselijk optreden van Louison in het 5e be drijf en tegen de geheele ontknoping mag inbrengen, maakt de oproeping der voor de giliotine bestemde dusgenaamde Aristokraten, in hun gevangenis, een diepen indruk. De personen, bjj hun verscheidenheid van stemming: de geheel verslagen Freule de Montmorency, met haren bruidegom? (beide personen, die tot de zwjjgenden behooren), de Priester, die zich schikt, maar een innig afscheid neemt van den Marquis de St. Cyr en van eene (ongenoemde) Markieiin, de echt fransche goede moed van den Heer de St. Cyr, die het nieuwe vermakelijke gezelschaps-gilotinespel" prsezideert, de Markieein, die hem gaarne galant vindt, en den mannen der Garde vraagt haar toch asjeblieft n^'et aan te raken", Cécile Renault (Jufvr. Weiman), die een aanslag op het leven van Robespierre gedaan heeft, de rustige student Latreille, al die personen, in hun charakter, deels door den auteur geschetst, grooten deels in al hun kracht verbeeld door de schik king en de kleuren, die de regisseur heeft weten aan te brengen, en hoofd voor hoofd opgeroepen om de treden der uitgang te bestijgen, en naar de kar" gedreven te worden leveren, zonder veel woorden, een alleraandoenlijkst tooneel. De Heer Maaldrink, die predikant te Twello schijnt te zgn, geeft mij de volgende verklaring van zijn putten uit Ch. Dickens: Zeer juist is [de] opmerking, dat ik, bij de samenstelling van mijn stuk, een en ander ontleend heb aan de Tales of two cities". Dit is niet het geval met den hoofdpersoon Jan Masseur; wat hem betreft had ik het schema reeds geheel gereed voor ik nog aan Dickens dacht. Maar toen ik er op be dacht werd, om in het 4e bedrijf, Lisette en Anne Marie tegenover elkander te plaatsen, omdat mij dit' logisch scheen, toen dacht ik aan Madame Defarge en aan haar tegenstandster Pross. En toen ik, in de laatste acte, om de ontsnapping van Méricourt aannemelijk te maken (immers het verlaten van den kerker door n persoon met een pas voor twee had zeer verdacht kunnen schijnen) er aan dacht nog een persoon te laten optreden, die voor Jeanne Masseur kon doorgaan toen kwam mij het naaistertje van Dickens voorden geest. Of nu niet onwillekeurig Dickens ook nog in andere opzichten invloed op mij heeft geoefend b\j de samenstelling van mijn stuk? Ik zou thans, na uwe opmerking, antwoorden: zeer waarschijnlijk wel. Want ik moet erkennen, dat de overeenkomst tusschen Dickens' roman en mijn tooneelstuk hier en daar zeer groot is". Nu is, dunkt mij, de zaak weer in 't gelijk ge breid. Een latere voorstelling van het stuk scheen, bij den Heer Louis Bouwmeester, zijne geestdrift voor de rol niet te hebben doen klimmen. Dit was wel jammer. De vrouwen daarentegen, waren niets minder, dan bij de première. Van het fluiten heeft Mevr. de Vries zich weer met tamelijke virtuoziteit gekweten, 't Is jammer, dat dit effektmiddel, van den Heer Maaldrink, eene herhaling was van het zelfde in zijn Herodes". Zulke din gen, al zijn ze ook nog zoo goed gevonden, kun nen door een dichter maar ns gebruikt worden. Door een schilder, naar 't schijnt, mér dan ns: de schilders verheugen zich in een vrijbrief, om meermalen het zelfde te mogen doen. Van uitvoerende kunstenaars spreekt dit van zelf. Hun kunstprodukt is dan ook niet te ge nieten, of zij moeten het op-nieuw leven geven. De jubilaris Veltman heeft dit, met goeden uitslag, in Ruy Bias" gedaan. Zijn spel als Don Salluste was, den avond van den 30en Maart, uit muntend, vol charakter, fijn geschakeerd. De Ruy Bias'' is misschien het meest aangrijpende, tretfendste, geestigste, schranderst verzonnen drama, dat de fransche romantische school heeft aan te wijzen. Het vordert echter zeer veel van de uit voerders. Men kan gelukkig de getuigenis afleg gen, dat de Koningin (Mevr. Ellenberger) en Don César de Bazan (Bigot) vrij diep in de intentiën des dichters waren doorgedrongen en, zoowel als de Heer Potharst (Ruy Bias), die onlangs eene pijnlijke keeloperatie ondergaan heeft, uitmun tende oogenblikken hebben gehad. Het charakter van D. Ouritan werd, helaas, geheel verkeerd opgevat. Het fransche tooneel geeft ons een dap per, stijf, zeer vormelijk, zeer ridderlijk, geduldig verliefd, hoog Edelman, die zich zorgvuldig moet wachten iets ophakkerigs aan den dag te leggen. Een ander-maal moet de verdienstelijke Heer van Beem hier eens over denken. Wat de Heer Veltman gelukkig was, in de hoog achting en vereering, waar hij zich,van den kant van al zijne kunstgenoten en van dien des publieks, het voorwerp van zag! Men heeft in de dagbladen de toe spraken gelezen, die er gehoï3en zijn en de beschrij ving der eeregit'ten, die hem werden opgedragen. Bizonder heeft uitgeblonken de warme en keurige gelukwensen van de Duitsche tooncelspelers, bij monde van den Heer Lhamé. Het bestek der helft van een heel lang menschenleven hebt gij, Altmeister der Schauspielerktmst, aan uwe kunst mogen wijden: maar men ziet aan u, hoe de kunst iemant verjongt". Men had dien hartelijken en welsprekender! Duitscher gaarne de hand willen drukken. Ook in dit Weekblad" wenschen wij de ge tuigenis te bewaren van de hulde, die een groot getal stad- en kunstgenoten Veltman hebben waardgckeurd. De oorkonde luidt aldus: Aan Louis Jacques Veltman, den kennis- en talentrijken Tooneelspeler, den zedigen en veelzijdigen Kunstenaar, wordt, in erkenning zijner groote verdiensten, bij gelegenheid der viering van zijn veertigjarige loopbaan, door «enige kunstlievende stadgenoten deze eerekrans van edel metaal dankbaar aangeboden". Donderdag, den Sisten dezer, werden er, voor de leden van het Nederlandsch Tooneelverbond", Afd. Amsterdam, eenige Proeven van voordracht en spel afgelegd door leerlingen van de Tooneelschool", in den schouwburg Van Lier (Plantaadje). Het schijnt ons voorbarig toe, van exainen-rezultaten, door nog steeds studeerende leerlingen ge leverd, eene kritiek te geven, die in bizonderheden, naamsvermeldingen, enz. treedt; maar toch kun nen wij niet nalaten de leeraren en leeraressen der genoemde instelling geluk te wenschen, met de vruchten hunner lessen. Het levert eeri eigen aardig genoegen op, die jonge-lieden aan het werk te zien, en zelfs do onbedrevenheid, waardoor hun spel enz. zich kenmerkt, heeft iets van het bekoorlijke, dat een knop ons aanbiedt tegenover d« bloemen. Men heeft de uit het Franscli vertaalde stukjens Ik eet bij mijne moeder" en Eene vrouw die liegt" vertoond. Het laatste was ook met goeden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl