De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 3 april pagina 3

3 april 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 510 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. uitslag gespeeld op het laatste examen. Het eerste ?X? bood veel goeds. De jonkman, die voor den Prins d'JZewnw» speelde, moet echter nog eens nalezen, hoe men (in 1770?) den degen droeg en daarmee omging. Lord Chesterfleld zou zich dood geërgerd hebben, ware hy getuige geweest van het op den grond vallen der schee gelijk hier plaatshad. De kunstschilders droegen in dat tijdvak zoo min snorrebaard en Henri quatre als andere fatsoenlijke menschen. Pierre Didier evenredigde zijn gebaar aan het bezit van dat lipcieraad; daarom vooral had hij het liever wech moeten laten. Er zyn, buiten dat, middelen genoeg, om, des verkiezende, tegen de chronologie te zondigen. Behalve de toegiften, zijn er nog 9 losse stuk ken, door 4 mannelijke en 5 vrouwelijke leerlin gen, met veel waardeering van de zijde der toe hoorders, opgezegd. ' Of men wél doet, gelijk hier geschiedt, stemmen na te bootsen, of alleen den indruk te-rug te ger ven, dien een stuk op den deklamator maakt, is een punt dat onderzocht moet worden. ALB. TH. MUZIKAAL OVERZICHT. ROTTERDAM, 31 Maart 1887. Ook de heer Wertheim gevoelde zich gedrongen te Rotterdam den Lohengrin te zingen en vol bracht dit kunststuk op Zondag 20 Maart j.l.; Toor de getrouwe operabezoekers zal dit een ge denkwaardige datum blijven, om de herinnering aan eenen Graalridder zonder n enkel greintje poëzie, zonder actie en zonder voldoende stemmiddelen. Het is bedroevend, zooals er dikwijls met deze heerlijkste onder alle partijen gesold wordt. Een gast uit New-York, de heer Stieglitz, trad jl. Zaterdag in den Barbier van Sevilla op in de rol van Dr. Bartholo; voor zoover in deze kleine partij over hem kan geoordeeld worden, bezit hy een flink, soms fraai, basgeluid en is blijkbaar op de Bühne thuis; een verder oordeel over dezen zanger, die, naar men verneemt, bestemd is om in het volgend seizoen als tweede bas naast den heer Behrens (dien hij nu reeds, wegens het ver trek van dezen laatsten naar Parijs, zoolang ver vangen moet) op te treden, is beter tot nader opgeschort. Van de overige bezetting verdienen slechts de heeren Von Bongardt (Figaro) en Behrens (Basilw) genoemd te worden. Mejuffrouw Richter deed haar best, zooals in waarheid van haar getuigd mag zijn dat zij steeds doet, maar was geen Bosine zooals men zich die denkt; overigens is dit eenigszins met de overtolking van alle partijen in dit werk het geval en men zou het, dunkt mij, slechts naar den eisch kunnen ver toorn! zien door Italianen, of misschien nog Franschen. Het orkest was onder leiding van kapelmeester Starke recht goed; het is te bejammeren dat deze verdienstelijke kunstenaar ons gaat verlaten om te Koningsbergen als eer ste kapelmeester op te treden. Bene voorstelling na tal van jaren van Marschner's Der Templer wnd die Jüdi/n had jl. Woensdag plaats, aangeboden aan subsidiënten; hoe hoog deze muziek ook staat en hoeveel schoons het werk ook bevat, zal het toch moeielijk kunnen boeien; Walter Scott's roman Ivanhoe, waaruit de text getrokken werd, is van te groote uitge breidheid dan dat uit zulk een overvloed van stof een opera-libretto in drie bedrijven te distilleeren zou zyn, dat ook maar eenigzins op den naam van samenhangend of belangwekkend aan spraak zou kunnen maken. Het bestaat dan ook uit een reeks van korte scènes, telkens afgebroken door verwisseling van decor bij open of gesloten gordijn; vijf minuten muziek, vijf minuten pauze, en dat dit doodend op de belangstelling werkt weet ieder bij ondervinding. Ook eischen de vele personen (mannelijke) die er in optreden eene aanwezigheid van personeel, zooals bijna nergens het geval is, waardoor enkele rollen in handen van derde-rang's-solisten of zelis van koristen komen; de koren vervullen eon groote rol in dit werk, en van onze afgetobde koristen is wel geen groote frischheid aan het eind van het seizoen meer te verwachten. De heer Van Bongardt (Der Templer) kweet zich als gewoonlijk met toewijding van zijne zware taak en bracht haar over 't geheel tot een goed einde; van Mevr. Mielke (die Jüdiri) kan dit niet zoo onvoorwaardelijk getuigd worden. Haar zang schenkt alleen in het hooge register volko men bevrediging; daar is het geluid echter nog steeds schitterend.. De heer Behrens gaf een kostelijken Bruder Tuck, de heer Grüning een ietwat schreeuwerigen Ivarihoe. De heer Bolle (Narr) zong zijne beide nummers recht verdienstelijk; hem werd een krans vereerd als blijk van hulde voor zijne werk zaamheid, en van a,ppreciatie van de onbaatzuchtighsid waarmede hij van eene eigen beneficevoorstelling afstand heeft gedaan ten behoeve van het koorpersoneel. Het publiek drukte hierop het zegel door warm applaus en het orkest door fanfares. Over de overige bezetting wil ik liever het stilzwijgen bewaren, het komt mij over 't ge heel jammer voor, dat aan de wederopvoering van dit werk, aan den laten avond van het seizoen ooveel moeite en zorg is ten koste gelogd ; meer dan twee voorstellingen zal het toch niet beleven. V. BERLIOZ' REQUIEM. Van bevoegde zijde wordt ons geschreven: Op 30 Maart 11. werd door de Afdeeling 's Gravenhage van de Maatschappij ter bevordering der Toonkunst voor 't eerst in ons land een uitvoe ring gegeven van een der belangrijkste werken vaii Hector Berlioz, t. w. diens Grande Messe des Morts". Dit werk werd geschreven in opdracht voor den Franschen minister van binnenlandsche zaken, Graaf de Gasparin in 1836 en was bestemd om bij den lijkdienst, die jaarlijks gevierd werd voor de slachtoffers der revolutie van 1830, te worden uitgevoerd. Er werd echter plotseling besloten in dat jaar een stille mis te lezen. Was men be vreesd, dat wellicht de geesten der dooden zou den ontwaken bij de uitvoering van dit werk ? De verbazende klankmassa van het Tuba mirum" kan allicht in bijgeloovige zielen die vraag heb ben doen opkomen. Het zou ons te ver veeren, om aan de hand der inleiding van het tekstboek, die met veel zorg bewerkt is, de meer of minder ware voor stelling van de eerste uitvoering van dit werk te vervolgen; hetzij ons genoeg mee te deelen, dat het werk ter eere van de gesneuvelden bij de inneming van Constantine, waaronder zich de Generaal Damrémont bevond, voor het eerst werd ten gehoore gebracht. Het maakte bij die eerste uitvoering grooten indruk; ondanks dat bleef het tot hiertoe bijna onbekend. De enorme moeilijkheden, verbonden aan eene uitvoering van dezen aard, zullen wel grooten deels de oorzaak hiervan zijn. Niet alleen toch wordt een buitengewone bezetting van het orkest vereischt en moet het koor zeer tal rijk zijn, maar buitendien zijn de eischen, die aan elk der uitvoerenden op zich zelf worden gesteld, zeer hoog. Om een werkelijk der vol maaktheid nabij komende vertolking tot stand te brengen, moet men een orkest van virtuozen ter beschikking hebben en koorzangeressen en zan gers bijeen brengen, die in stem en niet min der in stemontwikkeling ten minste dilettant so/o-zangers van talent genoemd mogen worden. Tenoren die hoog 6 met weeke intonatie ge makkelijk zingen en zich bijna voortdurend in de hoogere registers zonder vermoeienis of detonatie bewegen, vindt men in een gewoon koor slechts bij uitzondering. Dit meenen wij in aanmerking te moeten nemen wanneer wij over de uitvoering van het werk een juist gevoelen willen uitspreken. Dat de zuiver heid en het klankgehalte van het koor zonder voorbehoud lof verdienen, mogen wij niet verklaren, telkens hoorde men een' zekere weiieling bij de Tenoren, waardoor ook de vrouwenstemmen hier en daar werden misleid, zoo b. v. in het eerste gedeelte, in het Agnus Dei en op enkele andere plaatsen. Daartegenover zijn echter gedeelten te stellen, waar klank en zuiverheid onberispelijk waren, wij wijzen op het Sanctus, het Domine Jesu Christe", het slot van het geheele werk, en m. a. plaatsen. De orkestrale uitvoering verdient in hooge mate bewondering; met de grootste toe wijding werd het werk vertolkt en alle nuancee ringen werden met veel intelligentie weergegeven. De klank van het Tuba rnirum" met zijn vier orkesten van koper, pauken en groote trommen was overweldigend, en de krachtsuiting op eene wijze berekend, dat deze massa niet in een oorverdoovend geweld ontaardde. Mogen wij ook niet verklaren, dat wij geheel voldaan' waren, wel mogen wij ons zeer dankbaar betoonen voor het groote genot, dat ons door de ernstig voorbereide en in menig opzicht voor treffelijk geslaagde uitvoering werd geschonken. Met onvermeld mag daarom blijven dat den heer de Lange na afloop van de uitvoering een lauwerkrans werd aangeboden, eon hulde die vooral verdiend mag heeten wijl in dit werk deze begaafde kunstenaar bewezen heeft welk een meesterschap als directeur hij bezit. Geen enkel oogenblik, zelfs niet in de meest ingewikkelde gedeelten verliet hem de grootste rust; als een klassiek meester beheerschte hij het geheele werk, terwijl een blik, eene kleine handbeweging of een wen ding rechts of links voldoende waren om koor en orkest met zijn' intentiën bekend te maken. Met het oog op de vele en groote moeielijkheden, ver bonden aan de voorbereiding van dit werk, ware het te wenschen eon tweede uitvoering er van te geven; ongetwijfeld zou menig muziekliefhebber bij eene tweede auditie des te meer er van ge nieten. Dat de heer Lestellier met veel talent den tenor solo in het Sanctus vervulde, mag met voor liefde voor dezen begaafden zanger worden ge constateerd. Na het ingewikkelde werk van Berlioz waren Mozart's meesterwerkje Ave Verum" en Mendelssohn's 98ste Psalm ware verkwikkingen voor het oor. Do uitvoering dezer beido werken slaagde bij uitnemendheid. PROSERPINE. Do nieuwe opera van Saint-Saëns, welke de Opéra-comique te Parijs opvoert, heeft niets komieks, dan de figuur van den bandiet Squarocca, een soort van don Cesar de Bazan of Saltabadil, een zorgeloos dief en moordenaar is lompen, maar beminnelijk genoeg, dat een dame, die de keus heeft uit den adel van Florence, kan voorgeven hem te verkiezen. De dame heet Proaerpine. Zij is eene universelle", welke naam daar zooveel betoekent als horizontale, en de eerste acte van het drama speelt in den tuin van haar paleis. Het drama was indertijd, in de romantische periode, door Auguste Vacquerie onder den invloed van Victor Hugo en Théophlle Gautior geschreven; het was toen in zeven tafereelen, en alleen voor de lectuur bestemd. Thans heeft Louis Gallet het omgewerkt tot vier bedrijven en het voor com positie geschikt gemaakt. Saint-Saëns had het eerst in het Italiaansch willen doen vertalen en de opera op Italiaansche wijze bewerken; hij heeft zich nu mot een Franschen texst tevreden gesteld en veeleer in Wagneriaanschon, dan in Italiaanschen of Franschen trant gecomponeerd. Na eene allerwelluidendste ouverture, waar reeds eene passage voor harpen, fluiten en violen het zonnige van den Italiaansche hemel aankondigt, gaat het gordijn op, en men ziet in den tuin van Proserpine's paleis de jonge edellieden, die zich over de wreedheid en zonderlingheid der scboone courtisane beklagen: Nous appartenons tous a Proscrpine, Nul ne peut dire a qni Prosorpine appartient. Weldra verschijnt Proserpine (Macl. Salla) en zegt niet veel anders dan : Sabatino n'est pas venu. Sabatino is een rijk jong edelman, die weldra met zijn aanstaanden zwager Renzo op het feest komt. Renzo heeft dat gewild. Alvorens zijne zuster Angiola uit het klooster te halen om haar aan Sabatino uit te huwelijken, wil hij dat deze met de vermaken van het jonggczellenleven afre kent, door de schoone Proserpina eene declaratie te doen. Proserpina nu bemint den jongen man te veel om hem ongelukkig te willen maken; zij wijst hem af, hij is verwonderd en beleedigt haar, maar ver trekt. Als zij dan echter verneemt, dat zijn hu welijk met Angiola reeds besloten is en hij haar dus alleen spottend zijne liefde heeft aangeboden, doen liefde, jaloezie en wraakzucht haar tot een heftig besluit komen. Een dief, Squarocca (Taskin) die op het stelen harer juweelen betrapt wordt, stelt zij als haren cavalier aan de ridders voor, en maakt hem aldus tot haren bondgenoot. Squa rocca stemt toe, maar is haar dupe niet: Elle est trop belle, Pour ne pas exiger quelque chose de laid! Met een drinklied, door Proserpina gezongen en door het koor herhaald, sluit de acte. Het tweede bedrijf is van het begin tot het eind, van de uiterst melodieuse introductie tot het finale, dat iederen avond gebisseerd wordt, het glanspunt van het werk. Het speelt in het kloos ter. Een Ave Maria doet zich in de kerk hooren, en weldra omringen de pensionnaires Angiola en wisselen met haar van gedachten over de toekomst. Dit alles frisch, aangenaam, afgerond. De klok doet zich hooren, die bezoek aankondigt. Het is Renzo, die Sabatino bmnen leidt; deze (Lubert) maakt van de gelegenheid gebruik om eene decla ratie te zingen in den vorm van een sonnet: Comment dire bien ce que je veux dire? waarvan de goede verzen Saint-Saëns tot bekoor lijke muziek geïnspireerd hebben. Een duo: Effeuillons en riant la fleur de la jeunesse! besluit dit tooneel, en doet de finale, een der schoonste bladzijden van de opera-muziek, aan vangen. Pelgrims en armen komen om uit de handen der-jonge meisjes de overschotjes van de tafel te ontvangen. Bonnes gens, prenez ce que Dieu vous donne, Pour vous il vendange, il moissonne; II est secourable et doux, Prenez et priez pour nous. Het koor, waaronder zich ook Squarocca be vindt, die door Proserpine op kondschap uitge zonden is, antwoordt met een danklied; Sabatino, Renzo en Squarocca deelen ieder hun eigen ge dachten mede. De bandiet voorspelt er zich een genoegen van, Angiola's portret te schilderen voor Proserpine: Ma terrible alliée en peut mourir de rage! Ah, l'ingénue adorable! Moi qui ne crains ni Dieu ni diable, Pour elle en ce joli convent Je me ferais frère servant! Met het herhalen der koren sluit dit bedrijf en het eigenlijk muzikale gedeelte der opera. De twee volgende acten zijn zeer dramatisch, maar bijna enkel declamatie. Proserpine wacht in eene grot bij stormweder de reiskoets af, waarin Renzo en Angiola zullen voorbijkomen. Sabatino is voor uitgegaan om alles voor de ontvangst in gereed heid te brengen. Squarocca zal door een zijner gezellen het gareel doen doorsnijden; men zal de reizigers in de grot geleiden, en terwijl de schade hersteld wordt en men Renzo naar buiten lokt, zal Proserpine met Angiola kunnen spreken zooveel als zij wil. Proserpine blijft alleen en spreekt een monoloog, die een solo had kunnen zijn: Ah ! je n'avais que de l'amour, Voici l'ardente jalousie! Toch is het ook als declamatie meesterlijk bewerkt, vooral het slot, de toespeling op haar naam : O déesse infernale, a qui mon nom se méle, Ma sombre royautéde la tienne est jumelle : Toi loin du jour, moi loin de l'amonr, sort pareil, Nous sommes, 6 ma soeur, deux reines sans soleil! Squarocca zingt dan een zonderling drinklied, Vin, qni rougis ma trogne, om do reizigers te lokken, en alles geschiedt zooals afgesproken was. Proserpino begint mot Angiola waar te zeggen, terwijl Squarocca Renzo buiten vastbindt; maar weldra overmeestert haar hare woede, en zij bedreigt Angiola's leven. Juist op dat oogenblik hoort men de soldaten komen, Proserpine en Squarocca weten te vluchten, maar Squarocca heeft aan Angiola den naam harer vervolgster gezegd. In het vierde bedrijf is Sabatino in zijn paleis en Proserpine komt hem hare liefde aanbieden. Hij weigert, hoort Angiola's rijtuig naderen en wijst de courtisane de deur. Proserpine echter verwijdert zich niet, zij is getuige van liet duo der verliefden, een zeer schoon duo: Viens, suivons dans la lumière Notre radieux chemin! en het doet hare jaloezie ten top stijgen. Met twee dolksteken, een door Proserpine aan het jonge meisje, en een door Sabatino aan de moor denares toegebracht, eindigt het drama. Mad. Salla was in dit laatste bedrijf tragisch schoon; toen zij, in vuurrood fluweelen kleed, zonder eenig sieraad, met de blonde haren op haren rug golvend, van het half duistere balcon te voorschijn trad, waar zij zich had verborgen, scheen het oogenblik de ontknooping van een romantisch drama; do zangeres deed zich hier als eene groote actrice kennen. Bij het opnoemen der muzikale gedeelten be hoort vooral niet vergeten te worden, in de eerste acte, eene parane, die in de feestzaal achter het tooneel gespeeld wordt, en die men wel had wil len doen herhalen. Telkens ook komen er in de beide laatste acten fraaie motieven voor, men zou bijna meonen in het accompagnement van Squarocca's woorden oen soort Leitmotiv te kun nen herkennen?; zij verdwijnen weer en leiden tot niets, maar toonon toch Saint-Saëns' rijkdom en zijne macht van orchestratie. Proserpine zal zeker een der opera's zijn, dio op hot répertoire der Opéra-Comiquo blijven, langer waarschijnlijk dan de Patrie van Paladilhe, de andere nouveauté, op het répertoire der Groote Opera. MADAME THÉNARD IN FELIX MERITIS. In de vriendelijke zaal van Felix Meritis werd verleden Zaterdag 16 Maart, des avonds te acht uur, door Mme. Thénard, met medewerking van den heer de Meij, eene soiree littéraire gegeven. Op het programma kwamen voor.' * 1. Petite causerie sur la chanson franc, aise, par mme. Thénard. 2. La date fatale, comédie en un acte, par Quatrelles. La Comtesse mme. Thénard. Le Comte M. de Meij. 3. Le billet de faveur, dit par M. de Me\j. 4. Le pays de trois Etoiles, dit par mme. Thénard. 5. La Collectionneur, comédie en un acte, par, Ernest d'Hervilly, Mme Spoon, mine Thénard. Mr. Honduras. M. de Mey. Het eerste gedeelte der causerie was gewijd aan eenige algemeene beschouwingen over het lied; Mme. Thénard zeide o. a. dat het lied de menschen altijd opvroolijkt; in Frankrijk doen de wiegeliedjes van grootmama de kleinen zoo heerlijk insluimeren en dat is zeker in Holland ook 't geval, voegde zij er bij. Het neuriën van een ge liefd refrein roept ons alle herinneringen voor den geest; het liedje verdrijft de wolken die den hemel van onze huiselijke tevredenheid somtijds komen verduisteren! Mme. Thénard wist nog goed uit hare jeugd, hoe zij haar ouden buurman l'homme aux chan sons", zooals zij hem met haar kameraadjes noemden, en die niemand anders dan Béranger was, in het kleine Passy dikwijls opgeruimd gemaakt had. (Onze lezers weten zeker, dat een der liedjes van Bérauger het is maar acht regels groot Passy heet, air: T'en souviens-tu). En als zij dan zongen van Grand'mère of van Lisette, zonder het zelfs te verstaan, dan lachte de vriendelijke grijsaard zoo tevreden: La musique n'est pas dans la note; elle est dans Ie rythme et Ie sen timent !" In dien goeden ouden tijd kon men nog eens lachen en zich amuseeren; c'était l'époque du Dieu des bonnes gens; 't was dezelfde vroolijkheid als teu tijde van Molière, maar thans .... men durft niet moor, men schaamt er zich voor, men vindt dat 't gedistingeerd staat, in 't geheel niet te lachen. Mm Thénard las nu «nkele liedjes van Béran ger en Gustave Nadaud voor, waarbij het eigen aardig accent van la chanson meridionale" goed tot zijn recht kwam, om verder, na even achter het gordijn te zijn verdwenen, in de kleine co médie van Quatrelles de rol van de gravin te vervullen. La date fatale is een echt Fransch stukje, tintelend van goest, van dien esprit gaidois, welk* allen Franschen aangeboren schijnt.Het onderwerp is zeer eenvoudig: Mevrouw de Gravin is niet tevreden over haar man die nog niet gedecoreerd is, terwijl het knoopsgat van anderen, die veel minder verdien sten hebben, met zulk een schoon lintje prijkt. De graaf, die het eens is waar het de rechten betreft, welke hij volgens zijne gade kan doen gelden, moet haar dan ook beloven den volgenden morgen naar den Minister te gaan en nu zal Mevrouw hem eens voordoen, hoe hij zijne Excel lentie moet toespreken. Als van zelf komt bij den graaf, wiens eerzucht opgewekt is, de ge dachte op, dat hij even goed lid van den ge meenteraad, waarom niet van de Tweede Kamer zou kunnen zijn. En zou hij niet op zijn plaats zyn in den Senaat (Un sénateur ne dit rien!) hij is er van overtuigd, dat niemand boter geschikt zou zijn dan hij voor de portefeuille van buitenlandsche zaken (N'est-il pas tra-nger aux affaires!) Mevrouw is in do wolken met die grootsche plannen, zij maakt zich allerlei illusies; doch mijnheer hangt haar zulk een somber schilderij op van de verplich tingen, welke dan op hem zullen rusten, van de wijze waarop zij zich bij receptie's, diners, voor stellingen enz. te gedragen zullen hebben, dat zij begrijpt, dat het niet haar huiselijk geluk dan gedaan zou zijn en.... beiden vinden het toch maar beter te blijven wat zij zijn. Dit stukje werd met zeer veel entrain gespeeld en het applaus was dan ook welverdiend. Nu droeg de Heer de Mey Le billet de faveur" voor, dat een koddige beschrijving is van de tegen spoeden, welke een heer ondervindt, die van een der artisten een vrijkaart voor den schouwburg gekregen heeft, waar men Le canard a trois boes" speelt die op de tweede galerij achter aan komt te zitten, niets ziet of hoort, ten slotte het driedubbele bedrag der plaats kwijt is en zoo wat niets van de voorstelling genoten heeft.; tot overmaat van smart wordt hem ook nog zijn post ontnomen. Daarna kwam Mme Thénard weer op het tooneel en vertelde met de noodige geba ren Le pays de trois Etoiles" d. w. z. de ont moetingen op een klein plaatsje in station, hotel, wandelingen enz. en die alle stof tot lachen geven. In Le Collectionneur traden beiden weder op De collectionnenr, Mr. Honduras, heeft de be langrijke ontdekking gedaan, dat Mad. Spoon in 't bezit is van het deksel eener soeptcrrine, die deel uitmaakt van zijne collectie. Mad. Spoon meent bij zijn ongelegen bezoek met een waan zinnige to doen te hebben en vlucht achter tafels en stoelen, om haar vervolger te ontsnappen. Zij belooft hem eindelijk het deksel te gaan halen en het hem voor niets af te staan. In haar angst laat zij het echter vallen en onzo collectionneur valt daarbij ook ... in zwijm. Wanneer hij ein delijk het bewustzijn terugkrijgt, maakt hij zijn waren naam bekend en, wijl hij haar aanbidt met geheel zijn soupière, geeft Mevrouw hem haar couvercle. Ook dit nummer viel zeer in den smaak van het publiek, dat de beide spelers met luide toejuchingen begroette. Als dankbetuiging voor de allerliefste ontvangst, die Mme Thénard hier weder mocht ondervinden, gaf zij met den Heer de Mey nog La Souris" ten beste. De meeste bezoekers der Fancy Fair, onlangs in 't Paleis gehouden, zullen het grap pige stukje kennen; dit maakt het overbodig, hier nog verder daarover uit te wijden. Dat Mme Thénard en haar medewerker in Félix geapplaudisseerd werden, was alleszins ge wettigd. Het was dan ook een gezellig avondje en velen onder de aanwezigen bewezen door hun gullen, vroölijken lach het tegendeel van wat de eerste in hare petite causerie" beweerd had. .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl