Historisch Archief 1877-1940
No. 510
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
uitslag gespeeld op het laatste examen. Het eerste
?X? bood veel goeds. De jonkman, die voor den Prins
d'JZewnw» speelde, moet echter nog eens nalezen,
hoe men (in 1770?) den degen droeg en daarmee
omging. Lord Chesterfleld zou zich dood geërgerd
hebben, ware hy getuige geweest van het op den
grond vallen der schee gelijk hier plaatshad.
De kunstschilders droegen in dat tijdvak zoo min
snorrebaard en Henri quatre als andere fatsoenlijke
menschen. Pierre Didier evenredigde zijn gebaar
aan het bezit van dat lipcieraad; daarom vooral
had hij het liever wech moeten laten. Er zyn,
buiten dat, middelen genoeg, om, des verkiezende,
tegen de chronologie te zondigen.
Behalve de toegiften, zijn er nog 9 losse stuk
ken, door 4 mannelijke en 5 vrouwelijke leerlin
gen, met veel waardeering van de zijde der toe
hoorders, opgezegd.
' Of men wél doet, gelijk hier geschiedt, stemmen
na te bootsen, of alleen den indruk te-rug te ger
ven, dien een stuk op den deklamator maakt, is
een punt dat onderzocht moet worden.
ALB. TH.
MUZIKAAL OVERZICHT.
ROTTERDAM, 31 Maart 1887.
Ook de heer Wertheim gevoelde zich gedrongen
te Rotterdam den Lohengrin te zingen en vol
bracht dit kunststuk op Zondag 20 Maart j.l.;
Toor de getrouwe operabezoekers zal dit een ge
denkwaardige datum blijven, om de herinnering
aan eenen Graalridder zonder n enkel greintje
poëzie, zonder actie en zonder voldoende
stemmiddelen. Het is bedroevend, zooals er dikwijls
met deze heerlijkste onder alle partijen gesold
wordt.
Een gast uit New-York, de heer Stieglitz, trad
jl. Zaterdag in den Barbier van Sevilla op in de
rol van Dr. Bartholo; voor zoover in deze kleine
partij over hem kan geoordeeld worden, bezit hy
een flink, soms fraai, basgeluid en is blijkbaar op
de Bühne thuis; een verder oordeel over dezen
zanger, die, naar men verneemt, bestemd is om
in het volgend seizoen als tweede bas naast den
heer Behrens (dien hij nu reeds, wegens het ver
trek van dezen laatsten naar Parijs, zoolang ver
vangen moet) op te treden, is beter tot nader
opgeschort. Van de overige bezetting verdienen
slechts de heeren Von Bongardt (Figaro) en
Behrens (Basilw) genoemd te worden. Mejuffrouw
Richter deed haar best, zooals in waarheid van
haar getuigd mag zijn dat zij steeds doet, maar
was geen Bosine zooals men zich die denkt;
overigens is dit eenigszins met de overtolking van
alle partijen in dit werk het geval en men zou
het, dunkt mij, slechts naar den eisch kunnen ver
toorn! zien door Italianen, of misschien nog
Franschen. Het orkest was onder leiding van
kapelmeester Starke recht goed; het is te
bejammeren dat deze verdienstelijke kunstenaar
ons gaat verlaten om te Koningsbergen als eer
ste kapelmeester op te treden.
Bene voorstelling na tal van jaren van
Marschner's Der Templer wnd die Jüdi/n had jl. Woensdag
plaats, aangeboden aan subsidiënten; hoe hoog
deze muziek ook staat en hoeveel schoons het
werk ook bevat, zal het toch moeielijk kunnen
boeien; Walter Scott's roman Ivanhoe, waaruit
de text getrokken werd, is van te groote uitge
breidheid dan dat uit zulk een overvloed van
stof een opera-libretto in drie bedrijven te
distilleeren zou zyn, dat ook maar eenigzins op den
naam van samenhangend of belangwekkend aan
spraak zou kunnen maken. Het bestaat dan ook
uit een reeks van korte scènes, telkens afgebroken
door verwisseling van decor bij open of gesloten
gordijn; vijf minuten muziek, vijf minuten pauze,
en dat dit doodend op de belangstelling werkt
weet ieder bij ondervinding. Ook eischen de vele
personen (mannelijke) die er in optreden eene
aanwezigheid van personeel, zooals bijna nergens
het geval is, waardoor enkele rollen in handen
van derde-rang's-solisten of zelis van koristen
komen; de koren vervullen eon groote rol in dit
werk, en van onze afgetobde koristen is wel geen
groote frischheid aan het eind van het seizoen
meer te verwachten.
De heer Van Bongardt (Der Templer) kweet
zich als gewoonlijk met toewijding van zijne zware
taak en bracht haar over 't geheel tot een goed
einde; van Mevr. Mielke (die Jüdiri) kan dit
niet zoo onvoorwaardelijk getuigd worden. Haar
zang schenkt alleen in het hooge register volko
men bevrediging; daar is het geluid echter nog
steeds schitterend..
De heer Behrens gaf een kostelijken Bruder
Tuck, de heer Grüning een ietwat schreeuwerigen
Ivarihoe. De heer Bolle (Narr) zong zijne beide
nummers recht verdienstelijk; hem werd een
krans vereerd als blijk van hulde voor zijne werk
zaamheid, en van a,ppreciatie van de
onbaatzuchtighsid waarmede hij van eene eigen
beneficevoorstelling afstand heeft gedaan ten behoeve van
het koorpersoneel. Het publiek drukte hierop
het zegel door warm applaus en het orkest door
fanfares. Over de overige bezetting wil ik liever
het stilzwijgen bewaren, het komt mij over 't ge
heel jammer voor, dat aan de wederopvoering
van dit werk, aan den laten avond van het seizoen
ooveel moeite en zorg is ten koste gelogd ; meer
dan twee voorstellingen zal het toch niet beleven.
V.
BERLIOZ' REQUIEM.
Van bevoegde zijde wordt ons geschreven:
Op 30 Maart 11. werd door de Afdeeling 's
Gravenhage van de Maatschappij ter bevordering der
Toonkunst voor 't eerst in ons land een uitvoe
ring gegeven van een der belangrijkste werken
vaii Hector Berlioz, t. w. diens Grande Messe
des Morts".
Dit werk werd geschreven in opdracht voor den
Franschen minister van binnenlandsche zaken,
Graaf de Gasparin in 1836 en was bestemd om
bij den lijkdienst, die jaarlijks gevierd werd voor
de slachtoffers der revolutie van 1830, te worden
uitgevoerd. Er werd echter plotseling besloten in
dat jaar een stille mis te lezen. Was men be
vreesd, dat wellicht de geesten der dooden zou
den ontwaken bij de uitvoering van dit werk ?
De verbazende klankmassa van het Tuba mirum"
kan allicht in bijgeloovige zielen die vraag heb
ben doen opkomen.
Het zou ons te ver veeren, om aan de hand
der inleiding van het tekstboek, die met veel
zorg bewerkt is, de meer of minder ware voor
stelling van de eerste uitvoering van dit werk te
vervolgen; hetzij ons genoeg mee te deelen, dat
het werk ter eere van de gesneuvelden bij de
inneming van Constantine, waaronder zich de
Generaal Damrémont bevond, voor het eerst werd
ten gehoore gebracht. Het maakte bij die eerste
uitvoering grooten indruk; ondanks dat bleef het
tot hiertoe bijna onbekend.
De enorme moeilijkheden, verbonden aan eene
uitvoering van dezen aard, zullen wel grooten
deels de oorzaak hiervan zijn. Niet alleen
toch wordt een buitengewone bezetting van
het orkest vereischt en moet het koor zeer tal
rijk zijn, maar buitendien zijn de eischen, die
aan elk der uitvoerenden op zich zelf worden
gesteld, zeer hoog. Om een werkelijk der vol
maaktheid nabij komende vertolking tot stand te
brengen, moet men een orkest van virtuozen ter
beschikking hebben en koorzangeressen en zan
gers bijeen brengen, die in stem en niet min
der in stemontwikkeling ten minste dilettant
so/o-zangers van talent genoemd mogen worden.
Tenoren die hoog 6 met weeke intonatie ge
makkelijk zingen en zich bijna voortdurend in de
hoogere registers zonder vermoeienis of detonatie
bewegen, vindt men in een gewoon koor slechts
bij uitzondering.
Dit meenen wij in aanmerking te moeten nemen
wanneer wij over de uitvoering van het werk een
juist gevoelen willen uitspreken. Dat de zuiver
heid en het klankgehalte van het koor zonder
voorbehoud lof verdienen, mogen wij niet verklaren,
telkens hoorde men een' zekere weiieling bij de
Tenoren, waardoor ook de vrouwenstemmen hier
en daar werden misleid, zoo b. v. in het eerste
gedeelte, in het Agnus Dei en op enkele andere
plaatsen. Daartegenover zijn echter gedeelten te
stellen, waar klank en zuiverheid onberispelijk
waren, wij wijzen op het Sanctus, het Domine
Jesu Christe", het slot van het geheele werk, en
m. a. plaatsen. De orkestrale uitvoering verdient
in hooge mate bewondering; met de grootste toe
wijding werd het werk vertolkt en alle nuancee
ringen werden met veel intelligentie weergegeven.
De klank van het Tuba rnirum" met zijn vier
orkesten van koper, pauken en groote trommen
was overweldigend, en de krachtsuiting op eene wijze
berekend, dat deze massa niet in een
oorverdoovend geweld ontaardde.
Mogen wij ook niet verklaren, dat wij geheel
voldaan' waren, wel mogen wij ons zeer dankbaar
betoonen voor het groote genot, dat ons door de
ernstig voorbereide en in menig opzicht voor
treffelijk geslaagde uitvoering werd geschonken.
Met onvermeld mag daarom blijven dat den
heer de Lange na afloop van de uitvoering een
lauwerkrans werd aangeboden, eon hulde die vooral
verdiend mag heeten wijl in dit werk deze begaafde
kunstenaar bewezen heeft welk een meesterschap
als directeur hij bezit. Geen enkel oogenblik,
zelfs niet in de meest ingewikkelde gedeelten
verliet hem de grootste rust; als een klassiek
meester beheerschte hij het geheele werk, terwijl
een blik, eene kleine handbeweging of een wen
ding rechts of links voldoende waren om koor en
orkest met zijn' intentiën bekend te maken. Met
het oog op de vele en groote moeielijkheden, ver
bonden aan de voorbereiding van dit werk, ware
het te wenschen eon tweede uitvoering er van te
geven; ongetwijfeld zou menig muziekliefhebber
bij eene tweede auditie des te meer er van ge
nieten.
Dat de heer Lestellier met veel talent den
tenor solo in het Sanctus vervulde, mag met voor
liefde voor dezen begaafden zanger worden ge
constateerd.
Na het ingewikkelde werk van Berlioz waren
Mozart's meesterwerkje Ave Verum" en
Mendelssohn's 98ste Psalm ware verkwikkingen voor het
oor. Do uitvoering dezer beido werken slaagde bij
uitnemendheid.
PROSERPINE.
Do nieuwe opera van Saint-Saëns, welke de
Opéra-comique te Parijs opvoert, heeft niets
komieks, dan de figuur van den bandiet Squarocca,
een soort van don Cesar de Bazan of Saltabadil,
een zorgeloos dief en moordenaar is lompen, maar
beminnelijk genoeg, dat een dame, die de keus
heeft uit den adel van Florence, kan voorgeven
hem te verkiezen. De dame heet Proaerpine. Zij
is eene universelle", welke naam daar zooveel
betoekent als horizontale, en de eerste acte van
het drama speelt in den tuin van haar paleis.
Het drama was indertijd, in de romantische periode,
door Auguste Vacquerie onder den invloed van
Victor Hugo en Théophlle Gautior geschreven; het
was toen in zeven tafereelen, en alleen voor de
lectuur bestemd. Thans heeft Louis Gallet het
omgewerkt tot vier bedrijven en het voor com
positie geschikt gemaakt. Saint-Saëns had het eerst
in het Italiaansch willen doen vertalen en de opera
op Italiaansche wijze bewerken; hij heeft zich nu
mot een Franschen texst tevreden gesteld en
veeleer in Wagneriaanschon, dan in Italiaanschen
of Franschen trant gecomponeerd.
Na eene allerwelluidendste ouverture, waar reeds
eene passage voor harpen, fluiten en violen het
zonnige van den Italiaansche hemel aankondigt,
gaat het gordijn op, en men ziet in den tuin van
Proserpine's paleis de jonge edellieden, die zich
over de wreedheid en zonderlingheid der scboone
courtisane beklagen:
Nous appartenons tous a Proscrpine,
Nul ne peut dire a qni Prosorpine appartient.
Weldra verschijnt Proserpine (Macl. Salla) en
zegt niet veel anders dan :
Sabatino n'est pas venu.
Sabatino is een rijk jong edelman, die weldra
met zijn aanstaanden zwager Renzo op het feest
komt. Renzo heeft dat gewild. Alvorens zijne
zuster Angiola uit het klooster te halen om haar
aan Sabatino uit te huwelijken, wil hij dat deze
met de vermaken van het jonggczellenleven afre
kent, door de schoone Proserpina eene declaratie te
doen. Proserpina nu bemint den jongen man te veel
om hem ongelukkig te willen maken; zij wijst hem
af, hij is verwonderd en beleedigt haar, maar ver
trekt. Als zij dan echter verneemt, dat zijn hu
welijk met Angiola reeds besloten is en hij haar
dus alleen spottend zijne liefde heeft aangeboden,
doen liefde, jaloezie en wraakzucht haar tot een
heftig besluit komen. Een dief, Squarocca (Taskin)
die op het stelen harer juweelen betrapt wordt,
stelt zij als haren cavalier aan de ridders voor,
en maakt hem aldus tot haren bondgenoot. Squa
rocca stemt toe, maar is haar dupe niet:
Elle est trop belle,
Pour ne pas exiger quelque chose de laid!
Met een drinklied, door Proserpina gezongen
en door het koor herhaald, sluit de acte.
Het tweede bedrijf is van het begin tot het
eind, van de uiterst melodieuse introductie tot het
finale, dat iederen avond gebisseerd wordt, het
glanspunt van het werk. Het speelt in het kloos
ter. Een Ave Maria doet zich in de kerk hooren,
en weldra omringen de pensionnaires Angiola en
wisselen met haar van gedachten over de toekomst.
Dit alles frisch, aangenaam, afgerond. De klok
doet zich hooren, die bezoek aankondigt. Het is
Renzo, die Sabatino bmnen leidt; deze (Lubert)
maakt van de gelegenheid gebruik om eene decla
ratie te zingen in den vorm van een sonnet:
Comment dire bien ce que je veux dire?
waarvan de goede verzen Saint-Saëns tot bekoor
lijke muziek geïnspireerd hebben. Een duo:
Effeuillons en riant la fleur de la jeunesse!
besluit dit tooneel, en doet de finale, een der
schoonste bladzijden van de opera-muziek, aan
vangen. Pelgrims en armen komen om uit de
handen der-jonge meisjes de overschotjes van de
tafel te ontvangen.
Bonnes gens, prenez ce que Dieu vous donne,
Pour vous il vendange, il moissonne;
II est secourable et doux,
Prenez et priez pour nous.
Het koor, waaronder zich ook Squarocca be
vindt, die door Proserpine op kondschap uitge
zonden is, antwoordt met een danklied; Sabatino,
Renzo en Squarocca deelen ieder hun eigen ge
dachten mede. De bandiet voorspelt er zich een
genoegen van, Angiola's portret te schilderen voor
Proserpine:
Ma terrible alliée en peut mourir de rage!
Ah, l'ingénue adorable!
Moi qui ne crains ni Dieu ni diable,
Pour elle en ce joli convent
Je me ferais frère servant!
Met het herhalen der koren sluit dit bedrijf en
het eigenlijk muzikale gedeelte der opera. De
twee volgende acten zijn zeer dramatisch, maar
bijna enkel declamatie. Proserpine wacht in eene
grot bij stormweder de reiskoets af, waarin Renzo
en Angiola zullen voorbijkomen. Sabatino is voor
uitgegaan om alles voor de ontvangst in gereed
heid te brengen. Squarocca zal door een zijner
gezellen het gareel doen doorsnijden; men zal de
reizigers in de grot geleiden, en terwijl de schade
hersteld wordt en men Renzo naar buiten lokt,
zal Proserpine met Angiola kunnen spreken
zooveel als zij wil. Proserpine blijft alleen en
spreekt een monoloog, die een solo had kunnen zijn:
Ah ! je n'avais que de l'amour,
Voici l'ardente jalousie!
Toch is het ook als declamatie meesterlijk
bewerkt, vooral het slot, de toespeling op haar
naam :
O déesse infernale, a qui mon nom se méle,
Ma sombre royautéde la tienne est jumelle :
Toi loin du jour, moi loin de l'amonr, sort pareil,
Nous sommes, 6 ma soeur, deux reines sans soleil!
Squarocca zingt dan een zonderling drinklied,
Vin, qni rougis ma trogne,
om do reizigers te lokken, en alles geschiedt zooals
afgesproken was. Proserpino begint mot Angiola
waar te zeggen, terwijl Squarocca Renzo buiten
vastbindt; maar weldra overmeestert haar hare
woede, en zij bedreigt Angiola's leven. Juist op
dat oogenblik hoort men de soldaten komen,
Proserpine en Squarocca weten te vluchten, maar
Squarocca heeft aan Angiola den naam harer
vervolgster gezegd.
In het vierde bedrijf is Sabatino in zijn paleis
en Proserpine komt hem hare liefde aanbieden.
Hij weigert, hoort Angiola's rijtuig naderen en
wijst de courtisane de deur. Proserpine echter
verwijdert zich niet, zij is getuige van liet duo
der verliefden, een zeer schoon duo:
Viens, suivons dans la lumière
Notre radieux chemin!
en het doet hare jaloezie ten top stijgen. Met
twee dolksteken, een door Proserpine aan het
jonge meisje, en een door Sabatino aan de moor
denares toegebracht, eindigt het drama. Mad. Salla
was in dit laatste bedrijf tragisch schoon; toen
zij, in vuurrood fluweelen kleed, zonder eenig
sieraad, met de blonde haren op haren rug golvend,
van het half duistere balcon te voorschijn trad,
waar zij zich had verborgen, scheen het oogenblik
de ontknooping van een romantisch drama; do
zangeres deed zich hier als eene groote actrice
kennen.
Bij het opnoemen der muzikale gedeelten be
hoort vooral niet vergeten te worden, in de eerste
acte, eene parane, die in de feestzaal achter het
tooneel gespeeld wordt, en die men wel had wil
len doen herhalen. Telkens ook komen er in de
beide laatste acten fraaie motieven voor, men
zou bijna meonen in het accompagnement van
Squarocca's woorden oen soort Leitmotiv te kun
nen herkennen?; zij verdwijnen weer en leiden tot
niets, maar toonon toch Saint-Saëns' rijkdom en
zijne macht van orchestratie. Proserpine zal zeker
een der opera's zijn, dio op hot répertoire der
Opéra-Comiquo blijven, langer waarschijnlijk dan
de Patrie van Paladilhe, de andere nouveauté, op
het répertoire der Groote Opera.
MADAME THÉNARD IN FELIX MERITIS.
In de vriendelijke zaal van Felix Meritis werd
verleden Zaterdag 16 Maart, des avonds te acht
uur, door Mme. Thénard, met medewerking van
den heer de Meij, eene soiree littéraire gegeven.
Op het programma kwamen voor.' *
1. Petite causerie sur la chanson franc, aise, par
mme. Thénard.
2. La date fatale, comédie en un acte, par
Quatrelles. La Comtesse mme. Thénard. Le Comte
M. de Meij.
3. Le billet de faveur, dit par M. de Me\j.
4. Le pays de trois Etoiles, dit par mme. Thénard.
5. La Collectionneur, comédie en un acte, par,
Ernest d'Hervilly, Mme Spoon, mine Thénard. Mr.
Honduras. M. de Mey.
Het eerste gedeelte der causerie was gewijd
aan eenige algemeene beschouwingen over het
lied; Mme. Thénard zeide o. a. dat het lied de
menschen altijd opvroolijkt; in Frankrijk doen de
wiegeliedjes van grootmama de kleinen zoo heerlijk
insluimeren en dat is zeker in Holland ook 't
geval, voegde zij er bij. Het neuriën van een ge
liefd refrein roept ons alle herinneringen voor
den geest; het liedje verdrijft de wolken die den
hemel van onze huiselijke tevredenheid somtijds
komen verduisteren!
Mme. Thénard wist nog goed uit hare jeugd,
hoe zij haar ouden buurman l'homme aux chan
sons", zooals zij hem met haar kameraadjes noemden,
en die niemand anders dan Béranger was, in het
kleine Passy dikwijls opgeruimd gemaakt had.
(Onze lezers weten zeker, dat een der liedjes van
Bérauger het is maar acht regels groot
Passy heet, air: T'en souviens-tu). En als zij dan
zongen van Grand'mère of van Lisette, zonder
het zelfs te verstaan, dan lachte de vriendelijke
grijsaard zoo tevreden: La musique n'est pas
dans la note; elle est dans Ie rythme et Ie sen
timent !" In dien goeden ouden tijd kon men nog
eens lachen en zich amuseeren; c'était l'époque
du Dieu des bonnes gens; 't was dezelfde
vroolijkheid als teu tijde van Molière, maar thans ....
men durft niet moor, men schaamt er zich voor,
men vindt dat 't gedistingeerd staat, in 't geheel
niet te lachen.
Mm Thénard las nu «nkele liedjes van Béran
ger en Gustave Nadaud voor, waarbij het eigen
aardig accent van la chanson meridionale" goed
tot zijn recht kwam, om verder, na even achter
het gordijn te zijn verdwenen, in de kleine co
médie van Quatrelles de rol van de gravin te
vervullen.
La date fatale is een echt Fransch stukje,
tintelend van goest, van dien esprit gaidois, welk*
allen Franschen aangeboren schijnt.Het onderwerp is
zeer eenvoudig: Mevrouw de Gravin is niet tevreden
over haar man die nog niet gedecoreerd is, terwijl het
knoopsgat van anderen, die veel minder verdien
sten hebben, met zulk een schoon lintje prijkt.
De graaf, die het eens is waar het de rechten
betreft, welke hij volgens zijne gade kan doen
gelden, moet haar dan ook beloven den volgenden
morgen naar den Minister te gaan en nu zal
Mevrouw hem eens voordoen, hoe hij zijne Excel
lentie moet toespreken. Als van zelf komt bij
den graaf, wiens eerzucht opgewekt is, de ge
dachte op, dat hij even goed lid van den ge
meenteraad, waarom niet van de Tweede Kamer
zou kunnen zijn.
En zou hij niet op zijn plaats zyn in den
Senaat (Un sénateur ne dit rien!) hij is er van
overtuigd, dat niemand boter geschikt zou zijn
dan hij voor de portefeuille van buitenlandsche
zaken (N'est-il pas tra-nger aux affaires!) Mevrouw
is in do wolken met die grootsche plannen, zij
maakt zich allerlei illusies; doch mijnheer hangt
haar zulk een somber schilderij op van de verplich
tingen, welke dan op hem zullen rusten, van de
wijze waarop zij zich bij receptie's, diners, voor
stellingen enz. te gedragen zullen hebben, dat zij
begrijpt, dat het niet haar huiselijk geluk dan
gedaan zou zijn en.... beiden vinden het toch
maar beter te blijven wat zij zijn. Dit stukje
werd met zeer veel entrain gespeeld en het
applaus was dan ook welverdiend.
Nu droeg de Heer de Mey Le billet de faveur"
voor, dat een koddige beschrijving is van de tegen
spoeden, welke een heer ondervindt, die van een
der artisten een vrijkaart voor den schouwburg
gekregen heeft, waar men Le canard a trois
boes" speelt die op de tweede galerij achter
aan komt te zitten, niets ziet of hoort, ten slotte
het driedubbele bedrag der plaats kwijt is en
zoo wat niets van de voorstelling genoten heeft.;
tot overmaat van smart wordt hem ook nog zijn
post ontnomen. Daarna kwam Mme Thénard weer
op het tooneel en vertelde met de noodige geba
ren Le pays de trois Etoiles" d. w. z. de ont
moetingen op een klein plaatsje in station, hotel,
wandelingen enz. en die alle stof tot lachen
geven.
In Le Collectionneur traden beiden weder op
De collectionnenr, Mr. Honduras, heeft de be
langrijke ontdekking gedaan, dat Mad. Spoon in
't bezit is van het deksel eener soeptcrrine, die
deel uitmaakt van zijne collectie. Mad. Spoon
meent bij zijn ongelegen bezoek met een waan
zinnige to doen te hebben en vlucht achter tafels
en stoelen, om haar vervolger te ontsnappen. Zij
belooft hem eindelijk het deksel te gaan halen
en het hem voor niets af te staan. In haar angst
laat zij het echter vallen en onzo collectionneur
valt daarbij ook ... in zwijm. Wanneer hij ein
delijk het bewustzijn terugkrijgt, maakt hij zijn
waren naam bekend en, wijl hij haar aanbidt met
geheel zijn soupière, geeft Mevrouw hem haar
couvercle. Ook dit nummer viel zeer in den smaak
van het publiek, dat de beide spelers met
luide toejuchingen begroette.
Als dankbetuiging voor de allerliefste ontvangst,
die Mme Thénard hier weder mocht ondervinden,
gaf zij met den Heer de Mey nog La Souris"
ten beste. De meeste bezoekers der Fancy Fair,
onlangs in 't Paleis gehouden, zullen het grap
pige stukje kennen; dit maakt het overbodig,
hier nog verder daarover uit te wijden.
Dat Mme Thénard en haar medewerker in
Félix geapplaudisseerd werden, was alleszins ge
wettigd. Het was dan ook een gezellig avondje
en velen onder de aanwezigen bewezen door hun
gullen, vroölijken lach het tegendeel van wat de
eerste in hare petite causerie" beweerd had. .