Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
een soireetje, dat toch littéraire heet, is
bevorderlijk voor de digestie der meesten.
titel van peute causerie sur la chanson
frane" maakt, dat wy' onze eischen niet al te hoog
i; wg kunnen evenwel de opmerking niet
rwege laten dat de inhoud der causerie
< tpjjzonder pover was. Wij zyn trouwens in dat
hl* niet verwend: Sarcey zelf, was het vorige
met een soortgelijke causerie over Les
sons de Béranger" in de Groote Club
evengelukkig. Het gebrek, waaraan vele
entrei, causeries, conférences of met welke namen
Ook aangekondigd worden, gewoonlijk mank
in, is een onbeduidende inhoud. Het hoofddoel
, _^ de lachspieren der toehoorders in beweging te
."brengen. En al is het waar, dat Tous les genres
f «rat bons, hors Ie genre emmyeux", toch dient
men zich steeds af te vragen of datgene, wat men
Bnderen gaat mededeelen, werkelijk belangstelling
verdient; een fraaie vorm behoeft degelijkheid
Biet uit te sluiten.
Het spel van Mme. Thénard voldeed ons goed ;
haar voordracht leed onzes inziens aan
onduide|.]j$kheid: Mme. Ihénard mange un peu trop les
'-fcefe; en dit moge in de conversatie plaats vinden,
;?Jtój een optreden, vooral voor een publiek in het
r buitenland is dit zeker niet gewenscht.
|u/, De Heer de Meij stond haar verdienstelijk ter
in ifljde, en toonde ook in Le billet de faveur" een
' 06^ fee99er" te zijn. Het Bestuur der
Maatpy Felix Meritis verdient ongetwy'feld den
van Leden en Belangstellenden voor dezen
Mppot vollen avond.
J. A. DIKKS.
OUD-VADERLANDSCHE KUNST.
- De Vereeniging voor Noord-Nederlands
Mu? fickgeschiedems heeft de belangrijke reeks harer
''Uitgaven wederom vermeerderd. In de eerste plaats
noemen wjj hier het Tydschrift der Vereeniging;
In de jongste verschenen aflevering zet Prof. Dr.
J. P. N. Land zyne mededeelingen voort over het
Ituitbock van Thysius, terwijl de heer Jhr. Mr.
-?jF, C. M. van Riemsdijk een belangryk artikel
geeft over het onlangs afgebroken orgel van de
Nicolaikerk te Utrecht, een door zijn hooge oud
heid zeer merkwaardig instrument. De beschrij
ving wordt verduidelykt door een plan van het
oude instrument, volgens de nauwkeurige
opme- tingen van den heer M. Maarschalkerweerd, en door
v eene fraaie teekening van het orgelfront, van de hand
- van den heer J. D. Mengelberg. De heer vanRiemsdijk
j;, gaf verder nog in deze aflevering mededeelingen
?Bik over Sioeelmck en over Oud-Nederlandsche
Volks£? liederen; de heer Jhr. Mr. F. A. L. Ridder van
S*!"' Bappard verzamelde Aanteekeningen uit het
Ar£ - ehief te Utrecht, over toonkunstenaren die daar
" , ter stede tusschen 1375 en 1650 werkzaam zijn
' ?? geweest, terwy'l Mr. Ch. M. Dozy met hetzelfde
j ?'? deel het Archief van Amsterdam heeft
geraad, "' ffeegd. Als gewoonlijk besluiten de programma's
$ ^ v*u eenige historische concerten de reeks der arti.
'?'" kelen; twee dezer concerten, met zeer
belang".. wekkende programma's, zijn te Utrecht gegeven
i v onder de leiding van den bovengenoemden heer
'"?. Van
Riemsdyk*,- Tevens is van de door het y'verige qn bekwame
bestuur der Vereeniging bezorgde uitgave van
oudere Noord-Ncderlandsche Meesterwerken een
v, veertiende nummer verschenen, en wel de Partite
L \ diverse sopra Varia Schweiget mir von
Weiberneh"< l «en, eene reeks Variatiën voor piano" zoo
'%[? afe wy' thans zouden zeggen van den
beroemT£" ten musicus J. A. Reinken (1623?1722). Hetzij
!jjf hferby vermeld, dat een der Suites uit den ten
,'i wigen jare verschenen Hortus Musicus van
den;'r--*eifden componist voor zeer korten tijd te Utrecht
|" 0{i uitnemende wijze en met groot succes ten
ge' hoore werd gebracht, en wel zonder eene op die
'te het werk voorkomende becijfering van den
Sas»u3 eOntinuag gebaseerde begeleiding. Het
Week by' de uitvoering, dat door de strijkinstru
menten alleen een zeer fraai, welluidend en vol
geheel verkregen werd. Mogelijk zal het te
Utrecht gegeven voorbeeld eenige onzer beste
vereenigingen voor kamermuziek dringen, om en
kele der Suites van dezen Oud-Nederlandschen
meester op haar programma's te brengen.
Voor wie het nog niet weten mocht, laten wij
Mer volgen, wat de secretaris der Vereeniging,
Dr. H. C. Rogge, te Amsterdam, op den omslag
van het Tijdschrift mededeelt:
Ieder die in 1887 als Beschermer toetreedt en
een postwissel van f 3.?zendt (of zooveel mér
ak hij in het belang onzer kostbare nasporingen
. gelieft by te dragen), en voor zooveel hij niet
m Amsterdam woont naam en adres van zijn
Boekhandelaar opgeeft, ontvangt in den loop van
dit jaar door mij: lo J. A Reinken, Hortus
Musicus, Partituur en Stemmen; 2o. Het Tijd
schrift; 3o. Wat de Vereeniging verder in 1887
zal uitgeven. Wie op de bovenaangewezen manier
als Lid toetreedt (postwissel van f 1.25 of meer)
«tttvangt het Tydschrift.
t
?i
t
NOS POMA NATAMUS."
lederen Zondag komt het Volksbelang uit Gent
ffiy' verrassen met de eene of andere goede tijding
van onze vrienden uit Zuid-Nederland. Zuid-Ne
derland is de naam, dien ik gaarne zou geven
aan de Vlaamsche, Brabantsche en Limburgsche
gewesten in België, waar men Nederlandsen ver
staat, schrijft en leest. In het laatste nummer
van Zondag 19 Maart 1887 troffen mij eenige
regelen, die, onder het opschrift: Vertalingen van
Nederlandsche Schrijvers, aldus beginnen :
Zeker is de Nederlandsche Letterkunde in
Europa niet bekend zooals zij het verdient. Bui
ten Goncience's romans, die in alle (sic) talen
gelezen worden, buiten Beets' Camera Obscura en
Multatuli's Max Havelaar, die in de voor
naamste (?) spraken werden overgebracht, zijn de
buitenlandsche vertalingen onzer beste schrijvers
dun gezaaid en weinig gelezen."
Eene kleine toelichting op dezen tekst schy'nt
mij niet overbodig. Er bestaat een misverstand
in sommige maatschappelijke en letterkundige
dingen, dat my' dikwijls hoogst pijnlijk treft. Het
is genoeg, dat ergens met het verpletterend ge
zag der halve-wetenschap geleeraard wordt, liefst
in een dagblad, voorts in weekblad of tydschrift
onze letteren zijn niet bekend in den vreemde"
of wel wij hebben niets te beduiden in de Let
terkunde van Europa" ; het is genoeg, dat zoo
iets eenmaal gezegd wordt en terstond komt een
koor van Nederlandsche napraters ons luide om
de ooren gonzen: Wij zijn niet bekend in den
vreemde. Onze Letterkunde is niet geëerd in
Europa!"
Het is jammer, dat zij, die zoo hard blazen,
zich den mond niet eens branden kunnen. Ik
weet wel, dat de mededeeling in het Volksbelang
volkomen ter goeder trouw werd gedaan, en daar
om juist zal ik pogen aan te toonen,' dat onze
moderne Nederlandsche letteren vrij wel bekend
zijn by de ons omringende beschaafde natiën, daar
het aan vertalingen in het Duitsch, Engelsch,
Fransch, Italiaansch en Zweedsch van onze beste
schrijvers sedert 1830 niet ontbreekt.
Schoon het wel wat stout gesproken is, dat
Conscience's werken in alle talen gelezen worden,
van een Spaanschen of Turkschen Conscience
is my tot heden niets tor ooren gekomen mag
men aan de vertaling van Conscience in het
Fransch en in het Duitsch niet twyfelen. Het
Volksbelang spreekt alleen van Beets' Camera en
van Multatuli's Max Havelaar, die, in do voor
naamste spraken werden overgebracht."
De waarheid is. dat van de Camera bestaat
eene Fransche vertaling:
Léon Wocquier, Scènes de la vie Hollandaise
par Hildebrand. Paris, Michel Lévy, 1856, 2e
druk aldaar bij denzelfde, 1860; voorts
Duitsche vertalingen van fragmenten: Dr. A. Glaser,
Niederlandische Novellen. Kegge und Stastok.
Braunschweig, Vieweg und Sohn 1865.
Die familie Kegge von Hildebrand, Leipzig,
Philipp Reclam jun. N. 648 der Universal
Eibliothek;?eindelijk eene Italiaansche vertaling:
Giovanni Antonioli, La Camera Oscura Ai
Ildebrand, versione prima dall' Olandese. Novara,
Fratelli Miglio, 1879.
Van Beets werden nog bovendien vertolkt: zijn
Leven van Van der Palm in het Engelsch:
J. P. Westervelt, Life and character of
J. H. Van der Palm from the Dutch. New-York,
1865 ;
zijne Stichtelijke uren, in het Duitsch :
J. T. Meyerinck, Erbauungsstunden von Nic.
Beets, Th. D. In einer Auswahl bersetzt und
herausgegeben. Bonn, 1858;
en van zijn Paulus in het Duitsch en Zweedsch:
Paulus in den wichtigsten Augenblicken
seines Lebens und Werken. Aus dem Hollaudischen
bersetzt von C. Gross. Gotha, 1857;
Paulus, Bibelske Skildringer af Nicolas
Beets. Paa Dansk, Kjobenhavn, 1858.
Wat den Max Havelaar aangaat, hij werd in
het Fransch, Duitsch en Engelsch overgebracht:
Max Havelaar, traduction de A. J.
Nieuwenhuis et Henri Crisafulli. Rotterdam, J. van der
Hoeven, 1876, 2 vol.
(Deze vertaling door een Nederlander geschre
ven en door een Nederlander uitgegeven, behoorde
eigenlijk niet mee te tellen.)
Max Havelaar oder die Hollander auf Java,
Zeitgemalde. Deutsch von Th. Stromer. Berlin,
G. M. F. Muller, 1875.
Max Havelaar, translated from the Dutch.
Edinburgh, Edmandson & Douglas.
Doch, zooals nu blijkt, dat het met Beets en
Douwes Dekker ging, zal men zien, dat het ook
met de besten onzer romanschrijvers en dichters
is gegaan.
Vooreerst met Mr. Jacob van Lennep,
Van zijne Roos van Dekema bestaan een
Duitsche en eene Fransche vertaling:
Vie Rose von Dekema; ein historischer
Roman, aus dem Hollandischen bersetzt von L.
Tross Moseier, Hamm, 1837 (3 deelen).
La Hose de Dekama: traduit par L.
Wocquier et D. van Lennep. Paris. 1860 (2
deelen).
Van Ferdinand Huyck kwam eene Fransche
vertaling uit.
Aventwes de Ferdinand Huyck. Roman
Hollandais traduit par L. Wocquier et D. van
Lennep. Paris, 1858.
Klaasje Zevenster werd in het Duitsch en in
het Fransch vertaald:
Hanschen Siebenstern. Dem Hollandischen
nacherzahlt von Ad. Glaser. Braunschweich,
Westermann, 1867.
??Aventwes de Nicolette Septétoiles. Scènes
de la vie Neerlandai.se. Racontée d'après J. v.
Lennep par L. P. Dclinotte.
Paris-Bruxelles-Ilotterdam, 1878.
Mevrouw Bosboom-Toussaint zag haar
Lauernesse in het Duitsch door Wolff, in het Engelsch
door Vogin vertaald. De beroemde J G. Ampère
schreef in de Revue des deux mondes een zeer
vleiend artikel over Lauernesse (1848), welk arti
kel in het Duitsch vertolkt werd in het Magazin
für die Litteratur des Auslandes (September 1850),
in welke beide artikelen belangrijke fragmenten
uit Lauernesse in het Fransch en in het Duitsch
werden overgebracht.
De Delftsche Wonderdokter werd in het Duitsch
vertaald:
Der Delfter Wunderdoctor aus dem Hol
landischen bersetzt von (Frau) M. Karstens
in der Agentur des Rauhen Hauses zu Hamburg,
1881.
Door deze vertaling werden de romans van
Mevrouw Bosboom in Duitschland bekend en in
ernstige protestantsche kringen zur christlichen
Unterhaltungsliteratur" gerekend.
Major Frans werd voor de Revue des deux
Mondes (1875) vertaald door Albert Réville en
afzonderlijk uitgegeven bij Pion te Parijs in 1876.
In een Amerikaansch tijdschrift verscheen eene
Engelsche vertaling naar Réville's Fransch van
Samuel C. Eastman.
Ten Kate's Schepping is door eene
Duitsche en eene Zweedsche vertaling bekend; de
Duitsche van J. Koppelmann, Evangelisch predi
kant te Schuttorff bij Osnabrück, met eene inlei
ding van Karel Gerok (1880) ; de Zweedsche van
Dr. J. J. Björkland, Goteborg, (1880-1883).
De fraaie middel-eeuwsche novelle: Geertruid
van Oosten van Alberdingk Thijm werd in het
Fransch vertolkt:
Gertrude van Oosten, traduit du flollandais
par D. Carnel. Paris, J. Tardieu. 1859.
Koetsveld's Pastory te Mastland, is in het En
gelsch en in het Duitsch vertaald:
The manse of Mastland, sketches serious and
humorous from the life of a village pastor in the
Netherlands. London, 1860.
Skizzen aus dem Pastorat zu Mastland.
Aus dem Leben eines Hollandischen Dorfpastors
vom H. R. Schollenbruch. Elberfeld, 1865.
Busken Huet zou in den vreemde een geliefd
auteur worden, in de eerste plaats door:
Lidewyde Dem HollandiscJien nacherzahlt von
Dr. A. Glaser. Brauuschweig, Westermann, 1874.
Voorts door eene gedeeltelijke vertaling van
zijn: Van Napels naar Amsterdam in het Ita
liaansch door W. M. de Jongh, in de Rivista
Europea. Februari en Maart 1878 opgedragen
aan Emilia Peruzzi, geboren Toscanelli en ein
delijk door:
Rembrandts Heimath door mejuffrouw
Marie Mohr, onder toezicht van Fhr. von der
Ropp, professor te Giesen. (Leipzig 1886?1887).
Mr. C. Vosmaers Amazone werd bekend door
drie vertalingen.
In het Fransch door E. Gacon, Paris,
Neufchatel, Genève. Sandoz et Fischbacher, 1883;
??In het Duitsch door Lina Schneider de
vertolkster van Jonckbloet's Geschiedenis der Ne
derlandsche Letterkunde met een voorrede
van Prof. G. Ebers, Stuttgart, 1884;
in het Engelsch door Miss E. J. Irving. London,
Fisher Unwin 1884; van -welke laatste in Amerika
drie nadrukken werden uitgegeven
Waarschy'nlijk is hier reeds genoeg stof verza
meld om met grond te verklaren dat het
Volksbelang te ver ging, toen het beweerde:
de Nederlandsche Letterkunde is in Euopa niet
bekend, zooals zij het verdient" of: de bui
tenlandsche vertalingen onzer beste schrijvers zijn
dun gezaaid en weinig gelezen."
Het kostte mij weinig moeite op de meest be
kende vertalingen onzer beste schrijvers"
tewyzen. Ik heb nog vele anderen in voorraad:
Duitsche vertalingen van Keller's novellen, van
Cremer's romans door Adolf Glaser, Fransche van
Piet Paaltjens, verzen door F. L. A. de Jagher,
eene Zweedsche van Haverschmidt's Familie en
Kennissen (V art hem door Mevrouw Louise Sigfrid
Flodin. Stockholm, 1881); Duitsche
vanVanMaurik's kluchten en eene Fransche van zijne Mie
de Porster (Mie la Réveilleuse par Edniond J. P.
Hochepied. Revue de Genève 1882) maar ik
dring er niet verder op aan.
Onze Noord-Nederlandsche Letteren hebben na
1830 minstens evenveel aandacht in Europa
eewonnen als de Deensche, trots Andersen, als de
Spaansche ondanks Fernan Caballero, als de
Rumeensch-Duitsche, spijt Carmen Sylva.
NOS poma natamusl kunnen wij gerust verkla
ren. Zoodra evenwel geklaagd wordt over de
01bekendheid onzer letteren in den vreemde, si hij it
mij een zwijgen miskennen der eenvoudige his
torische gegevens.
Dr. JAN TEN BBINK. 1)
1) Mijne Oost-Indisclie Dames en Heeren wer
den in het Fransch vertaald door E. Boetzel als
feuilleton, voor het Journal de Paris, 18G7 in
het Journal de Genève 1868; in het Duitsch door
mevrouw Lina Schneider, Leipzig, Denike, 1868.
Mijn Het vuur dat niet wordt uitgebluscht, werd
door dezelfde in het Duitsch en door Mathilda
Langlet, in het Zweedsch vertolkt: En eld som
Aldrig Slocknar, Stockholm Sigf. Flodin 1880.
Dr. A. Glaser bewerkte mijn Schoonzoon als Der
Schwiegersohn, der Frau von Roggeveen, Braunsch
weig Westermann 1876. 2 deelen. My'n Zola ver
schijnt eerlang vertaald door H. Georg Rahstede
in het Duitsch.
VICTOR HUGO, LECONTE DE LISLE
EN DUMAS.
De plechtigheid, die Donderdag l April plaats
had, de receptie van Lcconte de Lisle in de
Académie Franc.aise, werd met te meer belang
stelling te gemoet gezien, omdat zij reeds eenigen
tijd was uitgesteld en dit uitstel volstrekt niet
toevallig was.
De positie door Victor Hugo in den laatsten
tijd ingenomen, toen de jonge Republiek, en
vooral de roodo linkerzijde in haar Parlement, den
dichter als haar eigen specialen profeet had
trachten to veroveren, en Victor Hugo zich deze
inbeslagneming tamelijk wel had laten aanleunen,
was der conservatieve Académie een doorn in hot
oog, en maakte haar zeer wantrouwend in de
keuze van een lofredenaar. Men was dus blijde,
Leconte do Lisle te kunnen benoemen, die anders
op de hem toekomende plaats nog wol langer zou
hebben moeten wachten. Leconte de Lisle zou
den dichter alleen als dichter beschouwen; hij
zelf heeft geen oogon voor iets anders en zou
vooral in Victor Hugo iedere afwijking daarvan
een heiligschennis vinden.
Behalve de kous van den lofredenaar was
echter de keus van den académicien die zich met
het antwoord zou belasten, moeielijk. Er waren
liefhebbers genoeg, maar de een zou in Victor
Hugo zaken releveoren die men liever verzwegen
achtte, de ander zou hem zoo hoog op den
Olympus plaatsen, dat de Académie er duizelig
van werd. Men zocht, en rekende uit, dat met
eenig wachten de rij aan Alexandre Dumas zou
komen, wiens onpartijdigheid tegenover de beide
groote dichters en vooral wiens tact en voorzich
tigheid niet verdacht konden worden, en die
bijna de eenige was, die geheel onafhankelijk hen
beiden de puissance a puissance kon behandelen.
*
* *
Leconte de Lisle, de récipiendaire, is in en
buiten Frankrijk meer bewonderd dan bekend.
Men leest hem niet; ik verdenk zelis Aycard, die
Zondag in Figaro een artikel over hem schreef,
van hem niet gelezen te hebben. Toch zijn
Leconto de Lisle's gedichten vaak geniaal als die
van Victor Hugo, vol kunst en kunstvaardigheid als
die van Théophile Gautier of Théodore de
Banvillo, vol kleur als die van Jean Aycard,
volphilosophie als die van Sully Prudhomme; alleen
ontbreekt hem te vaak wat hen allen aantrekkelijk
maakt, Ie charme. Wanneer men zich de moeite geeft
met aandacht zijne gedachten te volgen, bevindt
men dat ze grootsch, bewonderenswaardig, treffend
zijn, verwant aan die der groote klassieken, door
drongen van eene Boeddhistische verachting voor
het voorbijgaande en nietige; maar een zijner
bundels opslaande, zal men nooit onwillekeurig
geboeid blijven voortlezen, zooals wanneer men
Alfred de Musset of Lamartine toevallig in handen
krijgt. Sedert Victor Hugo's dood is er zeker in
Frankrijk geen dichter, die in poëtische diepte of
rijkdom met Leconte de Lisle te vergelijken is;
noch Richepin, noch Coppée, noch Sully Prud
homme, om van Stéphane Mallarméniet te
spreken, maar van populariteit geen spoor.
Leconte de Lisle is in 1820 geboren, op het
eiland Réunion; hij ontving op het eiland zelf
zijne opvoeding, reisde in Indiëen kwam zich in
1847 te Parijs vestigen. Daar deed hij de Poêmes
Antiques verschijnen, die de aandacht der kenners
op hem vestigden, maar hem niet zooveel lezers
bezorgden, dat hij zich alleen aan de litteratuur
kon wijden. Hij gaf lessen, o. a. in het Grieksch,
en werd daardoor geleid tot het vertalen van
Homerus, Hesiodus, Theocritus en anderen. Hij
hechtte aan het behouden der oude Grieksche
schrijfwijze voor de eigennamen, in plaats van
de gelatiniseerde van den grand-siècle; hij sprak
dus vaH Héraklès, Erinnyes, Klutaimnèstra, in
plaats van Hercule, Euménides, Clytemnestre,
hetgeen aan zijne gedichten een barbaarsche
zonderlingheid gaf. Den naam Poêmes barbares
gaf hij echter eerst aan een volgenden bundel, die
zijne beelden en namen aan andere mytbologiën en
andere wereldstreken, de Noordsche, de Indische,
de Afiïkaansche ontleende. Nog volgden de Poêmes
tragiques en Les Erinnyes, dat in 1873 door het
Odéon gespeeld werd. In 1872 gaf men hem een
post aan de bibliotheek van het Luxembourg, in
1873 werd hij er onder-bibliothekaris.
Het is hier de plaats om uit een zijner laatste
bundels, de Poêmes Tragiques, een klein en wel
geroemd gedicht aan to halen, waarin al de door
ons genoemde eigenschappen, zoowel de rijkdom
van het vers als het gemis aan eigenlijke bekoor
lijkheid, aan het licht komen
La lam p e du ciel.
Par la chaine d'or des toiles vives
La Lampe du ciel pend du sombre azur
Sur l'immense mer, les monts et les rives,
Dans la molle paix de l'air tiède et pur;
Bcrcée au soupir des boules pensives,
La Lampe du ciel pend du sombre azur.
Elle baigne, emplit l'horizon sans fin
De Fenchantement de sa clartécalme;
Elle argente l'ombre au fond du ravin
Et, perlant les nids poses sur la palme
yui dorment, légers, leur sommeil divin,
De l'enchantement de sa clartécalme
Elle baigne, emplit l'horizon saus fin.
Dans Ie doux abime, Lune, oütu pionges,
Es-tu Ie soleil des morts bienheureux,
La blanc paradis oüs'en vont leurs songes?
O monde muet, panchant sur eux
Do beaux rêves, fruits do meilleurs mensonges.
Es-tu Ie soloil des morts bienheureux
Dans Ie doux abime, 6 Lune, oütu pionges?
Toujours, a jamais, ternellement,
Nuit! silence! oubli des heures amères!
Que n'absorbez-vous le'désir qui ment,
Haine, amour, pensee, angoisse et chiinères?
Que n'apaisez-vous l'antique tourment,
Nuit! silence! oubli des heures amères?
Toujours, a jamais, ternellement?
Par la chainc d'or des toiles vives,
O Lampe du ciel qui pends de l'azur,
Tombe, plonge aussi dans la mer sans rives
Fais un gouft're noir de l'air tiède et pur
Au dernier soupir des boules pensives,
O Lampe du ciel qui pends de l'azur
Par la chaine d'or des toiles vives!
Minder aangehaald, maar meer tot ons spre
kend en in zijn slotregels geheel de richting van
zijn poëzie weergevend, is:
A u n pocto mort.
Toi, dont les yeux erraient, altérés de lumière,
De la couleur divine au contour immortel
Et de la chair vivante a la spiendeur du ciel!
Dors en paix dans la nuit qui scelle tapaupière.
Voir, entendre, sentir? Vent, fumée et poussière.
Aimer ? La coupe d'or ne contient que du fiel.
Comme un dieu plein d'ennuis qui désorte l'autel
Rentre et disperse-toi dans l'immcnse matière.
Sur ton muet sépulcre et tes os consumés
Qu'un autre verse ou non les pleurs accoutumés,
Que ton siècle banal t'oublie ou te renomme;
Moi, jo t'envie, au fond du tombeau calme et noir,
D'être affranchi de vivre et de ne plus avoir
La honte de penser et l'horreur d'être un homme!
Meer gelijkend op het werk van een zijner
tijdgenooten is Le parfum impérissable; men kan
er uit zien, hoe Leconte de Lisle, indien hij
wilde, niet minder bekoorlijk zou kunnen zijn dan,
Coppée of Soulary of Jean 'Lorrain.
Quand la fleur du soleil, la rose de Lahor,
De son ame odorante a rempli goutte a goutte
La fiole d'argile ou do cristal ou d'or,
Sur Ie sable qui brüle on peut l'épandre toute.
Les fleuves et la mer inonderaient en vain
Ce sanctuaire troit qui la tint enfermée ;
II garde en se brisant son aröme divin,
Et sa poussière heureuse en reste parfumée.
Puisque par la blessure ouverte de mon cceur
Tu t'écoules de même, o céleste liqueur,
Inexprimable amour, qui m'enffemmais pour elle;
Qu'il lui soit pardonné, que mon mal soit béni!
Par dela l'heure humaine et Ie temps infini
Mon cccur est cmbauméd'une odeur immortclle!