De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 3 april pagina 4

3 april 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. een soireetje, dat toch littéraire heet, is bevorderlijk voor de digestie der meesten. titel van peute causerie sur la chanson frane" maakt, dat wy' onze eischen niet al te hoog i; wg kunnen evenwel de opmerking niet rwege laten dat de inhoud der causerie < tpjjzonder pover was. Wij zyn trouwens in dat hl* niet verwend: Sarcey zelf, was het vorige met een soortgelijke causerie over Les sons de Béranger" in de Groote Club evengelukkig. Het gebrek, waaraan vele entrei, causeries, conférences of met welke namen Ook aangekondigd worden, gewoonlijk mank in, is een onbeduidende inhoud. Het hoofddoel , _^ de lachspieren der toehoorders in beweging te ."brengen. En al is het waar, dat Tous les genres f «rat bons, hors Ie genre emmyeux", toch dient men zich steeds af te vragen of datgene, wat men Bnderen gaat mededeelen, werkelijk belangstelling verdient; een fraaie vorm behoeft degelijkheid Biet uit te sluiten. Het spel van Mme. Thénard voldeed ons goed ; haar voordracht leed onzes inziens aan onduide|.]j$kheid: Mme. Ihénard mange un peu trop les '-fcefe; en dit moge in de conversatie plaats vinden, ;?Jtój een optreden, vooral voor een publiek in het r buitenland is dit zeker niet gewenscht. |u/, De Heer de Meij stond haar verdienstelijk ter in ifljde, en toonde ook in Le billet de faveur" een ' 06^ fee99er" te zijn. Het Bestuur der Maatpy Felix Meritis verdient ongetwy'feld den van Leden en Belangstellenden voor dezen Mppot vollen avond. J. A. DIKKS. OUD-VADERLANDSCHE KUNST. - De Vereeniging voor Noord-Nederlands Mu? fickgeschiedems heeft de belangrijke reeks harer ''Uitgaven wederom vermeerderd. In de eerste plaats noemen wjj hier het Tydschrift der Vereeniging; In de jongste verschenen aflevering zet Prof. Dr. J. P. N. Land zyne mededeelingen voort over het Ituitbock van Thysius, terwijl de heer Jhr. Mr. -?jF, C. M. van Riemsdijk een belangryk artikel geeft over het onlangs afgebroken orgel van de Nicolaikerk te Utrecht, een door zijn hooge oud heid zeer merkwaardig instrument. De beschrij ving wordt verduidelykt door een plan van het oude instrument, volgens de nauwkeurige opme- tingen van den heer M. Maarschalkerweerd, en door v eene fraaie teekening van het orgelfront, van de hand - van den heer J. D. Mengelberg. De heer vanRiemsdijk j;, gaf verder nog in deze aflevering mededeelingen ?Bik over Sioeelmck en over Oud-Nederlandsche Volks£? liederen; de heer Jhr. Mr. F. A. L. Ridder van S*!"' Bappard verzamelde Aanteekeningen uit het Ar£ - ehief te Utrecht, over toonkunstenaren die daar " , ter stede tusschen 1375 en 1650 werkzaam zijn ' ?? geweest, terwy'l Mr. Ch. M. Dozy met hetzelfde j ?'? deel het Archief van Amsterdam heeft geraad, "' ffeegd. Als gewoonlijk besluiten de programma's $ ^ v*u eenige historische concerten de reeks der arti. '?'" kelen; twee dezer concerten, met zeer belang".. wekkende programma's, zijn te Utrecht gegeven i v onder de leiding van den bovengenoemden heer '"?. Van Riemsdyk*,- Tevens is van de door het y'verige qn bekwame bestuur der Vereeniging bezorgde uitgave van oudere Noord-Ncderlandsche Meesterwerken een v, veertiende nummer verschenen, en wel de Partite L \ diverse sopra Varia Schweiget mir von Weiberneh"< l «en, eene reeks Variatiën voor piano" zoo '%[? afe wy' thans zouden zeggen van den beroemT£" ten musicus J. A. Reinken (1623?1722). Hetzij !jjf hferby vermeld, dat een der Suites uit den ten ,'i wigen jare verschenen Hortus Musicus van den;'r--*eifden componist voor zeer korten tijd te Utrecht |" 0{i uitnemende wijze en met groot succes ten ge' hoore werd gebracht, en wel zonder eene op die 'te het werk voorkomende becijfering van den Sas»u3 eOntinuag gebaseerde begeleiding. Het Week by' de uitvoering, dat door de strijkinstru menten alleen een zeer fraai, welluidend en vol geheel verkregen werd. Mogelijk zal het te Utrecht gegeven voorbeeld eenige onzer beste vereenigingen voor kamermuziek dringen, om en kele der Suites van dezen Oud-Nederlandschen meester op haar programma's te brengen. Voor wie het nog niet weten mocht, laten wij Mer volgen, wat de secretaris der Vereeniging, Dr. H. C. Rogge, te Amsterdam, op den omslag van het Tijdschrift mededeelt: Ieder die in 1887 als Beschermer toetreedt en een postwissel van f 3.?zendt (of zooveel mér ak hij in het belang onzer kostbare nasporingen . gelieft by te dragen), en voor zooveel hij niet m Amsterdam woont naam en adres van zijn Boekhandelaar opgeeft, ontvangt in den loop van dit jaar door mij: lo J. A Reinken, Hortus Musicus, Partituur en Stemmen; 2o. Het Tijd schrift; 3o. Wat de Vereeniging verder in 1887 zal uitgeven. Wie op de bovenaangewezen manier als Lid toetreedt (postwissel van f 1.25 of meer) «tttvangt het Tydschrift. t ?i t NOS POMA NATAMUS." lederen Zondag komt het Volksbelang uit Gent ffiy' verrassen met de eene of andere goede tijding van onze vrienden uit Zuid-Nederland. Zuid-Ne derland is de naam, dien ik gaarne zou geven aan de Vlaamsche, Brabantsche en Limburgsche gewesten in België, waar men Nederlandsen ver staat, schrijft en leest. In het laatste nummer van Zondag 19 Maart 1887 troffen mij eenige regelen, die, onder het opschrift: Vertalingen van Nederlandsche Schrijvers, aldus beginnen : Zeker is de Nederlandsche Letterkunde in Europa niet bekend zooals zij het verdient. Bui ten Goncience's romans, die in alle (sic) talen gelezen worden, buiten Beets' Camera Obscura en Multatuli's Max Havelaar, die in de voor naamste (?) spraken werden overgebracht, zijn de buitenlandsche vertalingen onzer beste schrijvers dun gezaaid en weinig gelezen." Eene kleine toelichting op dezen tekst schy'nt mij niet overbodig. Er bestaat een misverstand in sommige maatschappelijke en letterkundige dingen, dat my' dikwijls hoogst pijnlijk treft. Het is genoeg, dat ergens met het verpletterend ge zag der halve-wetenschap geleeraard wordt, liefst in een dagblad, voorts in weekblad of tydschrift onze letteren zijn niet bekend in den vreemde" of wel wij hebben niets te beduiden in de Let terkunde van Europa" ; het is genoeg, dat zoo iets eenmaal gezegd wordt en terstond komt een koor van Nederlandsche napraters ons luide om de ooren gonzen: Wij zijn niet bekend in den vreemde. Onze Letterkunde is niet geëerd in Europa!" Het is jammer, dat zij, die zoo hard blazen, zich den mond niet eens branden kunnen. Ik weet wel, dat de mededeeling in het Volksbelang volkomen ter goeder trouw werd gedaan, en daar om juist zal ik pogen aan te toonen,' dat onze moderne Nederlandsche letteren vrij wel bekend zijn by de ons omringende beschaafde natiën, daar het aan vertalingen in het Duitsch, Engelsch, Fransch, Italiaansch en Zweedsch van onze beste schrijvers sedert 1830 niet ontbreekt. Schoon het wel wat stout gesproken is, dat Conscience's werken in alle talen gelezen worden, van een Spaanschen of Turkschen Conscience is my tot heden niets tor ooren gekomen mag men aan de vertaling van Conscience in het Fransch en in het Duitsch niet twyfelen. Het Volksbelang spreekt alleen van Beets' Camera en van Multatuli's Max Havelaar, die, in do voor naamste spraken werden overgebracht." De waarheid is. dat van de Camera bestaat eene Fransche vertaling: Léon Wocquier, Scènes de la vie Hollandaise par Hildebrand. Paris, Michel Lévy, 1856, 2e druk aldaar bij denzelfde, 1860; voorts Duitsche vertalingen van fragmenten: Dr. A. Glaser, Niederlandische Novellen. Kegge und Stastok. Braunschweig, Vieweg und Sohn 1865. Die familie Kegge von Hildebrand, Leipzig, Philipp Reclam jun. N. 648 der Universal Eibliothek;?eindelijk eene Italiaansche vertaling: Giovanni Antonioli, La Camera Oscura Ai Ildebrand, versione prima dall' Olandese. Novara, Fratelli Miglio, 1879. Van Beets werden nog bovendien vertolkt: zijn Leven van Van der Palm in het Engelsch: J. P. Westervelt, Life and character of J. H. Van der Palm from the Dutch. New-York, 1865 ; zijne Stichtelijke uren, in het Duitsch : J. T. Meyerinck, Erbauungsstunden von Nic. Beets, Th. D. In einer Auswahl bersetzt und herausgegeben. Bonn, 1858; en van zijn Paulus in het Duitsch en Zweedsch: Paulus in den wichtigsten Augenblicken seines Lebens und Werken. Aus dem Hollaudischen bersetzt von C. Gross. Gotha, 1857; Paulus, Bibelske Skildringer af Nicolas Beets. Paa Dansk, Kjobenhavn, 1858. Wat den Max Havelaar aangaat, hij werd in het Fransch, Duitsch en Engelsch overgebracht: Max Havelaar, traduction de A. J. Nieuwenhuis et Henri Crisafulli. Rotterdam, J. van der Hoeven, 1876, 2 vol. (Deze vertaling door een Nederlander geschre ven en door een Nederlander uitgegeven, behoorde eigenlijk niet mee te tellen.) Max Havelaar oder die Hollander auf Java, Zeitgemalde. Deutsch von Th. Stromer. Berlin, G. M. F. Muller, 1875. Max Havelaar, translated from the Dutch. Edinburgh, Edmandson & Douglas. Doch, zooals nu blijkt, dat het met Beets en Douwes Dekker ging, zal men zien, dat het ook met de besten onzer romanschrijvers en dichters is gegaan. Vooreerst met Mr. Jacob van Lennep, Van zijne Roos van Dekema bestaan een Duitsche en eene Fransche vertaling: Vie Rose von Dekema; ein historischer Roman, aus dem Hollandischen bersetzt von L. Tross Moseier, Hamm, 1837 (3 deelen). La Hose de Dekama: traduit par L. Wocquier et D. van Lennep. Paris. 1860 (2 deelen). Van Ferdinand Huyck kwam eene Fransche vertaling uit. Aventwes de Ferdinand Huyck. Roman Hollandais traduit par L. Wocquier et D. van Lennep. Paris, 1858. Klaasje Zevenster werd in het Duitsch en in het Fransch vertaald: Hanschen Siebenstern. Dem Hollandischen nacherzahlt von Ad. Glaser. Braunschweich, Westermann, 1867. ??Aventwes de Nicolette Septétoiles. Scènes de la vie Neerlandai.se. Racontée d'après J. v. Lennep par L. P. Dclinotte. Paris-Bruxelles-Ilotterdam, 1878. Mevrouw Bosboom-Toussaint zag haar Lauernesse in het Duitsch door Wolff, in het Engelsch door Vogin vertaald. De beroemde J G. Ampère schreef in de Revue des deux mondes een zeer vleiend artikel over Lauernesse (1848), welk arti kel in het Duitsch vertolkt werd in het Magazin für die Litteratur des Auslandes (September 1850), in welke beide artikelen belangrijke fragmenten uit Lauernesse in het Fransch en in het Duitsch werden overgebracht. De Delftsche Wonderdokter werd in het Duitsch vertaald: Der Delfter Wunderdoctor aus dem Hol landischen bersetzt von (Frau) M. Karstens in der Agentur des Rauhen Hauses zu Hamburg, 1881. Door deze vertaling werden de romans van Mevrouw Bosboom in Duitschland bekend en in ernstige protestantsche kringen zur christlichen Unterhaltungsliteratur" gerekend. Major Frans werd voor de Revue des deux Mondes (1875) vertaald door Albert Réville en afzonderlijk uitgegeven bij Pion te Parijs in 1876. In een Amerikaansch tijdschrift verscheen eene Engelsche vertaling naar Réville's Fransch van Samuel C. Eastman. Ten Kate's Schepping is door eene Duitsche en eene Zweedsche vertaling bekend; de Duitsche van J. Koppelmann, Evangelisch predi kant te Schuttorff bij Osnabrück, met eene inlei ding van Karel Gerok (1880) ; de Zweedsche van Dr. J. J. Björkland, Goteborg, (1880-1883). De fraaie middel-eeuwsche novelle: Geertruid van Oosten van Alberdingk Thijm werd in het Fransch vertolkt: Gertrude van Oosten, traduit du flollandais par D. Carnel. Paris, J. Tardieu. 1859. Koetsveld's Pastory te Mastland, is in het En gelsch en in het Duitsch vertaald: The manse of Mastland, sketches serious and humorous from the life of a village pastor in the Netherlands. London, 1860. Skizzen aus dem Pastorat zu Mastland. Aus dem Leben eines Hollandischen Dorfpastors vom H. R. Schollenbruch. Elberfeld, 1865. Busken Huet zou in den vreemde een geliefd auteur worden, in de eerste plaats door: Lidewyde Dem HollandiscJien nacherzahlt von Dr. A. Glaser. Brauuschweig, Westermann, 1874. Voorts door eene gedeeltelijke vertaling van zijn: Van Napels naar Amsterdam in het Ita liaansch door W. M. de Jongh, in de Rivista Europea. Februari en Maart 1878 opgedragen aan Emilia Peruzzi, geboren Toscanelli en ein delijk door: Rembrandts Heimath door mejuffrouw Marie Mohr, onder toezicht van Fhr. von der Ropp, professor te Giesen. (Leipzig 1886?1887). Mr. C. Vosmaers Amazone werd bekend door drie vertalingen. In het Fransch door E. Gacon, Paris, Neufchatel, Genève. Sandoz et Fischbacher, 1883; ??In het Duitsch door Lina Schneider de vertolkster van Jonckbloet's Geschiedenis der Ne derlandsche Letterkunde met een voorrede van Prof. G. Ebers, Stuttgart, 1884; in het Engelsch door Miss E. J. Irving. London, Fisher Unwin 1884; van -welke laatste in Amerika drie nadrukken werden uitgegeven Waarschy'nlijk is hier reeds genoeg stof verza meld om met grond te verklaren dat het Volksbelang te ver ging, toen het beweerde: de Nederlandsche Letterkunde is in Euopa niet bekend, zooals zij het verdient" of: de bui tenlandsche vertalingen onzer beste schrijvers zijn dun gezaaid en weinig gelezen." Het kostte mij weinig moeite op de meest be kende vertalingen onzer beste schrijvers" tewyzen. Ik heb nog vele anderen in voorraad: Duitsche vertalingen van Keller's novellen, van Cremer's romans door Adolf Glaser, Fransche van Piet Paaltjens, verzen door F. L. A. de Jagher, eene Zweedsche van Haverschmidt's Familie en Kennissen (V art hem door Mevrouw Louise Sigfrid Flodin. Stockholm, 1881); Duitsche vanVanMaurik's kluchten en eene Fransche van zijne Mie de Porster (Mie la Réveilleuse par Edniond J. P. Hochepied. Revue de Genève 1882) maar ik dring er niet verder op aan. Onze Noord-Nederlandsche Letteren hebben na 1830 minstens evenveel aandacht in Europa eewonnen als de Deensche, trots Andersen, als de Spaansche ondanks Fernan Caballero, als de Rumeensch-Duitsche, spijt Carmen Sylva. NOS poma natamusl kunnen wij gerust verkla ren. Zoodra evenwel geklaagd wordt over de 01bekendheid onzer letteren in den vreemde, si hij it mij een zwijgen miskennen der eenvoudige his torische gegevens. Dr. JAN TEN BBINK. 1) 1) Mijne Oost-Indisclie Dames en Heeren wer den in het Fransch vertaald door E. Boetzel als feuilleton, voor het Journal de Paris, 18G7 in het Journal de Genève 1868; in het Duitsch door mevrouw Lina Schneider, Leipzig, Denike, 1868. Mijn Het vuur dat niet wordt uitgebluscht, werd door dezelfde in het Duitsch en door Mathilda Langlet, in het Zweedsch vertolkt: En eld som Aldrig Slocknar, Stockholm Sigf. Flodin 1880. Dr. A. Glaser bewerkte mijn Schoonzoon als Der Schwiegersohn, der Frau von Roggeveen, Braunsch weig Westermann 1876. 2 deelen. My'n Zola ver schijnt eerlang vertaald door H. Georg Rahstede in het Duitsch. VICTOR HUGO, LECONTE DE LISLE EN DUMAS. De plechtigheid, die Donderdag l April plaats had, de receptie van Lcconte de Lisle in de Académie Franc.aise, werd met te meer belang stelling te gemoet gezien, omdat zij reeds eenigen tijd was uitgesteld en dit uitstel volstrekt niet toevallig was. De positie door Victor Hugo in den laatsten tijd ingenomen, toen de jonge Republiek, en vooral de roodo linkerzijde in haar Parlement, den dichter als haar eigen specialen profeet had trachten to veroveren, en Victor Hugo zich deze inbeslagneming tamelijk wel had laten aanleunen, was der conservatieve Académie een doorn in hot oog, en maakte haar zeer wantrouwend in de keuze van een lofredenaar. Men was dus blijde, Leconte do Lisle te kunnen benoemen, die anders op de hem toekomende plaats nog wol langer zou hebben moeten wachten. Leconte de Lisle zou den dichter alleen als dichter beschouwen; hij zelf heeft geen oogon voor iets anders en zou vooral in Victor Hugo iedere afwijking daarvan een heiligschennis vinden. Behalve de kous van den lofredenaar was echter de keus van den académicien die zich met het antwoord zou belasten, moeielijk. Er waren liefhebbers genoeg, maar de een zou in Victor Hugo zaken releveoren die men liever verzwegen achtte, de ander zou hem zoo hoog op den Olympus plaatsen, dat de Académie er duizelig van werd. Men zocht, en rekende uit, dat met eenig wachten de rij aan Alexandre Dumas zou komen, wiens onpartijdigheid tegenover de beide groote dichters en vooral wiens tact en voorzich tigheid niet verdacht konden worden, en die bijna de eenige was, die geheel onafhankelijk hen beiden de puissance a puissance kon behandelen. * * * Leconte de Lisle, de récipiendaire, is in en buiten Frankrijk meer bewonderd dan bekend. Men leest hem niet; ik verdenk zelis Aycard, die Zondag in Figaro een artikel over hem schreef, van hem niet gelezen te hebben. Toch zijn Leconto de Lisle's gedichten vaak geniaal als die van Victor Hugo, vol kunst en kunstvaardigheid als die van Théophile Gautier of Théodore de Banvillo, vol kleur als die van Jean Aycard, volphilosophie als die van Sully Prudhomme; alleen ontbreekt hem te vaak wat hen allen aantrekkelijk maakt, Ie charme. Wanneer men zich de moeite geeft met aandacht zijne gedachten te volgen, bevindt men dat ze grootsch, bewonderenswaardig, treffend zijn, verwant aan die der groote klassieken, door drongen van eene Boeddhistische verachting voor het voorbijgaande en nietige; maar een zijner bundels opslaande, zal men nooit onwillekeurig geboeid blijven voortlezen, zooals wanneer men Alfred de Musset of Lamartine toevallig in handen krijgt. Sedert Victor Hugo's dood is er zeker in Frankrijk geen dichter, die in poëtische diepte of rijkdom met Leconte de Lisle te vergelijken is; noch Richepin, noch Coppée, noch Sully Prud homme, om van Stéphane Mallarméniet te spreken, maar van populariteit geen spoor. Leconte de Lisle is in 1820 geboren, op het eiland Réunion; hij ontving op het eiland zelf zijne opvoeding, reisde in Indiëen kwam zich in 1847 te Parijs vestigen. Daar deed hij de Poêmes Antiques verschijnen, die de aandacht der kenners op hem vestigden, maar hem niet zooveel lezers bezorgden, dat hij zich alleen aan de litteratuur kon wijden. Hij gaf lessen, o. a. in het Grieksch, en werd daardoor geleid tot het vertalen van Homerus, Hesiodus, Theocritus en anderen. Hij hechtte aan het behouden der oude Grieksche schrijfwijze voor de eigennamen, in plaats van de gelatiniseerde van den grand-siècle; hij sprak dus vaH Héraklès, Erinnyes, Klutaimnèstra, in plaats van Hercule, Euménides, Clytemnestre, hetgeen aan zijne gedichten een barbaarsche zonderlingheid gaf. Den naam Poêmes barbares gaf hij echter eerst aan een volgenden bundel, die zijne beelden en namen aan andere mytbologiën en andere wereldstreken, de Noordsche, de Indische, de Afiïkaansche ontleende. Nog volgden de Poêmes tragiques en Les Erinnyes, dat in 1873 door het Odéon gespeeld werd. In 1872 gaf men hem een post aan de bibliotheek van het Luxembourg, in 1873 werd hij er onder-bibliothekaris. Het is hier de plaats om uit een zijner laatste bundels, de Poêmes Tragiques, een klein en wel geroemd gedicht aan to halen, waarin al de door ons genoemde eigenschappen, zoowel de rijkdom van het vers als het gemis aan eigenlijke bekoor lijkheid, aan het licht komen La lam p e du ciel. Par la chaine d'or des toiles vives La Lampe du ciel pend du sombre azur Sur l'immense mer, les monts et les rives, Dans la molle paix de l'air tiède et pur; Bcrcée au soupir des boules pensives, La Lampe du ciel pend du sombre azur. Elle baigne, emplit l'horizon sans fin De Fenchantement de sa clartécalme; Elle argente l'ombre au fond du ravin Et, perlant les nids poses sur la palme yui dorment, légers, leur sommeil divin, De l'enchantement de sa clartécalme Elle baigne, emplit l'horizon saus fin. Dans Ie doux abime, Lune, oütu pionges, Es-tu Ie soleil des morts bienheureux, La blanc paradis oüs'en vont leurs songes? O monde muet, panchant sur eux Do beaux rêves, fruits do meilleurs mensonges. Es-tu Ie soloil des morts bienheureux Dans Ie doux abime, 6 Lune, oütu pionges? Toujours, a jamais, ternellement, Nuit! silence! oubli des heures amères! Que n'absorbez-vous le'désir qui ment, Haine, amour, pensee, angoisse et chiinères? Que n'apaisez-vous l'antique tourment, Nuit! silence! oubli des heures amères? Toujours, a jamais, ternellement? Par la chainc d'or des toiles vives, O Lampe du ciel qui pends de l'azur, Tombe, plonge aussi dans la mer sans rives Fais un gouft're noir de l'air tiède et pur Au dernier soupir des boules pensives, O Lampe du ciel qui pends de l'azur Par la chaine d'or des toiles vives! Minder aangehaald, maar meer tot ons spre kend en in zijn slotregels geheel de richting van zijn poëzie weergevend, is: A u n pocto mort. Toi, dont les yeux erraient, altérés de lumière, De la couleur divine au contour immortel Et de la chair vivante a la spiendeur du ciel! Dors en paix dans la nuit qui scelle tapaupière. Voir, entendre, sentir? Vent, fumée et poussière. Aimer ? La coupe d'or ne contient que du fiel. Comme un dieu plein d'ennuis qui désorte l'autel Rentre et disperse-toi dans l'immcnse matière. Sur ton muet sépulcre et tes os consumés Qu'un autre verse ou non les pleurs accoutumés, Que ton siècle banal t'oublie ou te renomme; Moi, jo t'envie, au fond du tombeau calme et noir, D'être affranchi de vivre et de ne plus avoir La honte de penser et l'horreur d'être un homme! Meer gelijkend op het werk van een zijner tijdgenooten is Le parfum impérissable; men kan er uit zien, hoe Leconte de Lisle, indien hij wilde, niet minder bekoorlijk zou kunnen zijn dan, Coppée of Soulary of Jean 'Lorrain. Quand la fleur du soleil, la rose de Lahor, De son ame odorante a rempli goutte a goutte La fiole d'argile ou do cristal ou d'or, Sur Ie sable qui brüle on peut l'épandre toute. Les fleuves et la mer inonderaient en vain Ce sanctuaire troit qui la tint enfermée ; II garde en se brisant son aröme divin, Et sa poussière heureuse en reste parfumée. Puisque par la blessure ouverte de mon cceur Tu t'écoules de même, o céleste liqueur, Inexprimable amour, qui m'enffemmais pour elle; Qu'il lui soit pardonné, que mon mal soit béni! Par dela l'heure humaine et Ie temps infini Mon cccur est cmbauméd'une odeur immortclle!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl