Historisch Archief 1877-1940
No. 510
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5
Anatole France, zyn collega aan de bibliotheek
van het Luxembourg, schryft in den Temps:
Ik ken natuurlijk de rede niet, welke Leconte
de Lisle Donderdag zal uitspreken, maar ik weet
reeds dat het iets edels zal zyn, een deftige,
ernstige redevoering in breeden, trotschen
sty'l, een blok welsprekende aesthetica. Het
zou my zeer verwonderen als ik er anecdoten,
uitwijdingen, curieuse of gemeenzame verhalen in
vond, of ook de geringste slordigheid. Men zal er
het ideale portret van den dichter, of liever het
portret van den idealen dichter in te aanschou
wen krygen. Victor Hugo zal er met breedheid
en waardigheid in geprezen worden, met een dog
matische onbuigzaamheid, die aan de levens der
heiligen, door groote abten uit de elfde eeuw in
kerklatijn geschreven, zal herinneren, met eene
algeheele verachting voor alle vergankelijke,
tijdedelijke, wereldsche dingen en geen andere bekom
mernis dan om de zuiverheid der leer. Want
de heer Leconte de Lisle is een priester der kunst,
de abt met kruis en myter der poëtische kloosters;
leeft de heer Paul Bourget hem niet een paus
in ballingschap genoemd?"
De bewondering, die Leconte de Lisle voor
Victor Hugo gevoelde, wees hem dan ook wel tot
diens lofredenaar en opvolger aan. Victor Hugo,
die nooit kritieken over zijn eigen verzen, noch
ooit verzen van andere Fransche dichters las,
kreeg eens toevallig op Jersey een gedicht van
Leconte de Lisle te hooren. Terstond zond hij
den dichter een' deel zy'ner werken met de op
dracht : Jungamus dextras". En toen Leconte
de Lisle zich de eerste maal voor de Académie
candidaat stelde, was de eenige stem die hij ver
kreeg, die van Victor Hugo. Hy schreef hem toen:
Gij hebt voor my' gestemd, illustre Maitre; ik
beschouw mij als gekozen."
(SlOt VOlgt.) SCAEAIIOUCHE.
ENGELSCHE EN FRANSCHE
ONSTERFELIJKE^.
(Slot.)
Het artikel der Pall-Mall Gazette heeft tot
-veel geschryf aanleiding gegeven.
De Gaulois nam de lijst over, en een
Franschman ging er mede naar Taine, de autoriteit in
Frankrijk voor Engelsche litteratuur, om hem te
?vragen, wat er aan was van al deze namen, waar
van de meeste hem volkomen onbekend waren.
terwijl hy de rest niet kon uitspreken. Taine deed
zyn landgenoot, Valette van den Voltaire, al het
gewicht zijner meerderheid als autoriteit gevoelen,
-en zeide hem zooveel goeds van de onbekende
JEngelsche litteratuur, dat de journalist geheel
?ontdaan heen ging, en in den Voltaire een waar
schijnlijk nog overdreven verslag van zijn entrevue
met Taine gaf. Wien kunnen wij tegenover Justin
Mac Carthy stellen?" had Taine gezegd, of tegen
over Herbert Spencer, den greoten philosoof?
Ruskin is een aestheticus, zooals wij er geen
be.zitten; van Browning of Tennyson hebt gij de
namen misschien gehoord, maar van Swinburne,
den dichter par excellence, grooter dan een der
?onzen?" Grooter dan Hngo?" Hugo! Un
garde national en délire! De zaak is, dat de
Engelschen in alles onze meesters zijn, maar men
weet het niet. In n vak zijn wij uitstekend, in
lichte, beuzelachtige lectuur, maar kan die ooit
superioriteit geven?"
Taine gaf toe, dat een paar Franschen, Guizot,
Bourget, Mézières, wel eens van Engelsche litte
ratuur gehoord hadden, maar dat was ook alles.
Een woordenboek als dat van het Oxfordsche
philologisch genootschap heeft onze Académie nooit
;kunn«n voortbrengen; alleen dat van Littrégeeft
«r een denkbeeld van. Werkelijk, bestudeer de
onzen eens, en ge zult zien, hoe weinig wij zijn."
De Pall Mail en ongeveer de geheele Engelsche
?dagbladpers nam dit artikel in extenso over, en
voegde er nog commentaren in uitbreidenden zin
aan toe; zoodat Taine het noodig achtte, den zin
van zijne woorden, zoo herhaaldelijk vertolkt en
steeds uitgebreid, te herstellen. In de Débats
schreef hij:
Verscheidene Fransche en Engelsche bladen
hebben een gesprek, dat men mij toeschrijft, op
genomen en gecommentarieerd; zij schryven dan
omtrent de Fransche wetenschap en litteratuur
denkbeelden op my'n rekening, welke ik volstrekt
niet bezit. Ik meende dat een schrijver alleen
verantwoordelijk was voor hetgeen hy neerschrijft
en onderteekent; het schijnt dat ik mij vergist heb.
By een bezoek dat ik deze week, geheel on
verwacht, ontving, werd my eene lijst van veertig
uitmuntende of opmerkelijke Engelsche schrijvers
vertoond, en men vroeg mij, of er een genoot
schap te vormen zou zijn, eenigszins gelijkend
op de Académie Fran^aise; ik antwoordde beves
tigend. Dit scheen mijn bezoeker onwaarschijn
lijk voor te komen; ik antwoordde door hem, als
argument, de eerste afleveringen te toonen van een
nieuw woordenboek der Engelsche taal, oen be
wonderenswaardig reuzenwerk, dat do Philological
Society uitgeeft; rondom zulk een dictionnaire is
een academie1 altoos mogelijk. Hiermede meende
ik er af te zijn; ik dacht niet, dat andere woor
den, slecht begrepen en onjuist overgeschreven,
.zonder mijn toestemming, met mijn naam, aan
het publiek zouden worden overgeleverd. Zoo
ben ik or nu toe gebracht te zeggen, hoe ik er
over denk, opdat men mij niet aanwrijft wat
anderen wel voor mij hebben wil denken.
Tusschen de verdiensten der eigenlijke ge
leerden in Engeland en Frankrijk eene vergelij
king te maken, zou ik niet durven; als ik daar
omtrent eene meening zou willen hebben ging ik
my'n vrienden Pasteur. Joseph Bertrand, Berthelot,
Gaston Paris raadplegen. Ik vind het belachelijk,
te oordeelen waar men geen bevoegdheid heeft.
In zaken waarin ik minder onverstandig ben, bij
voorbeeld litteratuur en geschiedenis, meen ik dat
de Engelsche poëzie, vooral de lyrische poëzie,
sedert Byron, Keats en Shelley, tot op Tennyson
en de Brownings, in Europa boven alle anderen
staat. Daartegenover bezitten wij in Frankrijk de
beste dramatici, Augier en Dumas. In het proza
schijnen mij de Franschen minstens de evenknieën
der Engelschen; ik beschouw Balzac als den
machtigsten schepper van zielen sedert
Shakespeare. Geen enkel criticus in eenige litteratuur
kan met Sainte-Beuve vergeleken worpen. Ik be
schouw La Chartreuse de Parme als een meester
stuk van letterkundige psychologie, misschien het
grootste dat ooit in eenige taal is voortgebracht;
voor stijl en echtheid, voor volmaaktheid en diepte
v«in koloriet, heeft Madame Bovary haar gelijke
niet. Vijf schrijvers en denkers, Balzac, Stendhal,
Sainte-Beuve, Guizot en Renan, zijn het, naar mijne
meening, die sedert Montesquieu het meest tot
de kennis van de menschelijke natuur, en de
menschelyke maatschappij hebben bijgedragen."
Zoo tracht Taine zich schoon te wasschen van
het verwyt van onbillijkheid. Arme Taine!" zegt
de lemps, hij heeit nu eens gezien, wat intervie
wen beteekent, en wij vermoeden, dat meu hem
er niet spoedig meer voor vangen zal!"
De Temps maakt er overigens een curieus stel
conclusiën uit op. Vooreerst dat het kinderachtig
is, dergelyke vergelijkingen te maken, zooals
kinderen die er over twisten, wat lekkerder smaakt,
balletjes ot drop," hetgeen toch niet geheel op
den smaak in litteratuur toepasselijk is. Dan, dat
de kennis der vreemde talon in Frankrijk nog
niet vergevorderd is, hetgeen voornamelijk daar
van daan komt, dat men er zes jaar over doet,
ieder dier talen te leeren, terwijl het in zes wfiken
moest gaan. Maar", besluit de fem^s^^eenmaal
de taal geleerd, moet men nog de litteratuur
bestudeeren waartoe de taal de sleutel is, en men
vraagt zich af, of er veel mee te verdienen is,
als men ziet, hoe een man als Taine door al zijn
studie er toe gebracht wordt, reclame te gaan ma
ken voor een Mac Carthy".
Deze geringschatting van den lemps voor den
uitstekenden romanschrijver en historicus, dien
het blad niet kent, bewyst dat inderdaad wat
studie van het Engelsch voor zijne redacteurs niet
overbodig zou zijn.
VARIA.
De hooge prijs voor de première en de eerst
volgende uitvoeringen van Lohengrin, die door
den heer Lamoureux te Parijs op 100 francs per
plaats is bepaald, en het bestemmen van den op
brengst daarvan voor een weldadig doel, spruiten
volgens berichten in een Duitsch blad alleen voort
uit vrees voor een oploop. Lamoureux wil zijn
Wagner niet laten uitttuiten, en een tumult
voor het gebouw zal de politie wel weten te on
derdrukken. Eigenaardig is het, dat onder de ver
tolkers slechts twee Franschen zijn, Mlle Duvivior
(Ortrud) en Auguez (Hccrrttfer) ; van de anderen
zijn Mme Fidès Devries (Elsa) Btauwaert
(Tellramiind) en Van Dijck (Lohengrin) Hollanders
of Belgen, de heer Behrens (König) is een Zweed.
De doublures, want Lamoureux heeft een vol
komen tweede stel zangers gereed, zijn de dames
Leroux en Boidin-Puisais, de heeren Jourdain,
Auguez, Fontaine en Feitlinger.
Naar gemeld wordt, heeft Lamoureux van al do
coupures, die in Duitschland in de opera gemaakt
worden, afgezien ; deze overmaat van piëteit zal
AVagner vooral bij liet Parijsche publiek geen
goed doen.
Omtrent de beroemde gastvoorstellingcn" der
Meinigers is bij Conrad te Leipzig, ter begelei
ding der officieele uitgaven van het Meininger
repertoire, een eigenaardige brochure verschenen,
die allerlei statistieke bijzonderheden geeft.
De Meiningers hebben nu in dertien jaren in
29 steden gastvoorstellingen gegeven en daaronder
te Berlijn 7 maal, te Breslau 6, te Dresden 5. te
Weenen, Pest, Praag, Leipzig. Graz ieder 3 maal,
over het geheel 60 seriën. Het aantal avonden
bedroeg 1969. de gezamenlijke opbrengst 4,423,422
mark, waarbij nog 78,313 mark voor
liefdadigheidsvorstellingen komen.
De meest gespeelde stukken waren: Julius Cesar
263 maal; Wintermarchen 197; 'lell 184; Fiesco
137; Wallensteins Laqer 130; Piccolomini 115;
Was ihr wollt 103; Wallensteins Tod 104; Die
Mciuber 90; voorts: Die llermannschlaeht,
Katlichenvon Heilbronn,Der eingebildete Kranke, Extlier,
Die Ahnfrau, Die BlutJiochzeit, Die Hexe, Maria
Stuart, Presiosa, Der Prins von Homburg,
Gelehrte Frauen en Der Kaufmann von Venedig
ieder meer dan 25 maal.
Te Halle is de hoogleeraar Dr. Julius Zaclier
overleden, bekend door zijne germanistische stadion.
Behalve talrijke opstellen in de Zeitsclirift f'iir
Deutsche Philologie en do Germanistische
Ha.ndbibliothek verschenen van hem: Die Deutschen
Sprichwörter-Sammlungen. Das Gotkisehe Alpliabet
des Vulfilas itnd das Itn.nen-AlpUabet, Die His
torie von der Pfalzgrafin Genovefa.
Te Düsseldorf is de bekende hoogleeraar
Jordan, een der hoofden van de Düsseldorfer
scliilderscbool, op 77-jarigen leeftijd gestorven, Hij
was te Berlijn geboren, uit ceno Fransche
omigrantenfamiüe, en zou eerst stalmeester geworden
zijn, maar wijdde zich op aandringen van den
schilder Wachs aan de kunst, en maakte zijn
eerste Studiën op liet eiland Rügen. Reeds in
1829 trok een schilderstuk van don jongeling de
aandacht, in 1832 werd eene Viswhersffimilie in
het koninklijk kabinet te Berlijn opgenomen.
Jordan ging toen naar Düsseldorf, studeerde er
onder Schadow en werd er later zelf leermeester.
Zijn Hmvelijksaanzoek op Ildgoland, 1834, tee
kent het best den aard van zijn talent; de kusten
der Noordzee leverden hem nog talrijke onder
werpen, reddingsbooten, strand- on duingczichton,
visschersfamilies. stormtooncelen enz. Ook
Nederlandsche töoneelen schilderde hij; liet
oitdcmannenhuis te Amsterdam, Een bruiloft op Mar
ken, De begrafenis van den ouden zeeman, Ken
oude-mannenliuis aan de llollandsclie lenst zijn
evenals vele andere zijner schilderijen door gra
vure en lithographie populair geworden. Zijne
studiën uit Italië, Normaudiëen Zwitserland
waren minder goed gelukt. Tot zijn beste leerlingen
behooren Vauthier, Geertz en de overledene
Albert Kindier.
Prof. Schliemann hoeft aan de Anthropologische
Gesellschaft te Berlijn berichten over Nnbiëge
zonden, waaruit Prof Virchow het een en ander
mededeelt. Het betreft zoowel het oudere als liet
tegenwoordige Nubië. Schliemann bespreekt de
oud-Egyptische en oud-Nubische pottebakkerskunst,
naar aanleiding van een driehonderdtal door hem
gevonden voorwerpen, deze zijn voor het Konink
lijk Museum te Berlijn bestemd. Terwy'l in vroeger
tijd het vormen steeds uit de hand geschiedde,
gebruiken de tegenwoordige Nubiërs veel de
draaischyf; alleen zijn alle voorwerpen die rood in den
handel komen, met de hand gemaakt, de vrouwen
vormen ze met de hand even vlug als met de
draaischijf. Die vaten zijn wel dikker, maar de
vormen zijn beschaafder. Zij worden in de zon
gedroogd, met een glazuur van sesamus-olie en
rood bergzand bedekt, en kosten naar onze bere
kening een paar stuivers. In het gebruik gaan
zij er al spoedig antiek uitzien", voegt Schliemann
er spottend aan toe.
Wat het spinnen betreft, een spinnewiel kent
men nog in Nubiëniet; er wordt nog op dezelfde
wijze gewerkt, als de Ilias het schildert. Het ko
ren wordt er ook nog tusschen steénen gemalen.
Het kapsel bestaat uit veertig vlechten, 15 aan
iederen kant van het hoofd, en 10 op het voor
hoofd, allen in kleien pijpjes uitloopend. Dit wordt
begoten met sesamusolie en tweemaal 's jaars los
gemaakt en opnieuw gevlochten. Het land is zeer
,arm, en de meeste Nubiërs gaan .elders hun breod
zoeken, meest te Caïro, waar men hen als eerlijk
prijst en vaak als hofmeesters aanstelt. De vrou
wen spreken alleen Nubisch, de mannen ook
Arabisch.
Schliemann heeft tusschen Assoean en
WadiHalfa vele ruïnen van kloosters en tempels gezien,
en ook veel overblijfselen uit het steentijdperk
gevonden, bijlen en andere wapens. De gebouwen
hebben gewelfde daken, geen spoor van balken
wordt gevonden. De muren zijn van binnen met
stuc bedekt en met matte kleuren beschilderd.
Deze irescos, nu 3300 jaren oud, zijn buitengewoon
frisch gebleven. Er is een rolstempel van veertien
zalen, geheel met schilderwerk bedekt. Zonderling
is het dat noch in de ruïnen, noch op de fresco's
sporen van lampen gevonden worden; wel zijn er
voorwerpen die op handvatsels voor fakkels gelij
ken, maar men kan niet denken dat de groote
fresco's bij het onrustig fakkellicht zullen uitge
voerd zijn; ook is er geen roet gevonden, zoodat
hier oene leemte in de onderzoekingen is
De uitgever H. D. Tjeenk Willink te Haarlem
doet een nieuw tijdschrift verschijnen, Vreemd en
Eigen, met welks hoofdredactie de welbekende
letterkundige Gerard Keiler zich belast heeft.
De twee eerste afleveringen zien er bijzonder
aantrekkelijk uit. Kunst en belletrie, weten
schap en wetenswaardigheden, alles ten geleide
van zeer fraaie illustratiën en dit alles voor niet
veel gold : het tijdschrift schijnt, indien de uit
gever voortgaat met royaal voor goede clichés te
zorgen, on de redacteur den tekst met al zijn
kennis van zaken en al zijn smaak en talent ver
zorgt, veel te kunnen beloven.
De manie der collectionneurs grijpt alles aan,
niet enkel postzegels, munten, borden, bloemen.
insecten, steénen of eieren, maar veel merkwaar
diger dingen. Dumas de oude vertelde in Père
Ollifus vaneen knoopenverzamelaar; dit is thans
een verstandige en gewone manier in vergelijking
van eenige collectionneurs, welke de Intermediaire
des chercheurs et des curieux vermeldt. Een lief
hebber verzamelt stalen pennen; een ander
uniformknoopcn van de slagvelden van Napoleon I en
de Revolutie; een derde manchetknoopen, en
wel moderne, zoodat hij het aanbod nauwelijks
kan bijhouden. Er is een schilder, die zijn harts
tocht bot viert door hot verzamelen van
potdeksels. Een litterator verzamelt de taalfouten der
acadcmiciens, en heeft daaraan een rijken oogst.
Een geruïneerd speler vraagt naar speelkaarten
van alle tijden en volken. De heer Morval zoekt
zijn verzameling Molièrana, handteekeningen,
haren, linten, enz. te completeoren. Onlangs ver
scheen in de Salie Drouot eene verzameling van
20,000 portretten van Napoleon I, welke de
eigenaar, door nood gedrongen, verkoopen moest.
Een zekere hoer de Sartyne heeft de zonder
linge manie om pruiken te verzamelen; zorg
vuldig van etiketten voorzien, vertoont zich in
zijne galerij een tachtigtal zwarte, bruine, roode,
witte, blonde en anders genuanceerde pruiken,
afgedragen exemplaren van een aantal geleer
den en schrijvers uit onzen tijd. Ken beroemd
dokter verzamelt met groote kosten
bocthemden, haren kleederen, geesels en touwen met
knoopen ; een ander jong dokter heeft voor
veel geld hulden van geguillotineerden ge
kocht, en daarvan banden voor zijne kostbare
boeken laten maken. Dit alles komt echter niet
in vergelijking met de manie van een zonderling,
die eeiiige duizcndc exemplaren van valsche ge
bitten van vreemde mcnschcn in zijn kabinet
heeft. Men ziet, alles wat er om en aan ons is,
kan nog voor een verzamelaar van belang
worden, en de minst beteckenende is er aan
blootgesteld met naam en toenaam in de eene
of andere onzinnige collectie voor de verbaasde
nakomelingschap te prijken.
Militaire Zaken.
VOORZIENING IN DE BEHOEFTE AAN
FOURAGES VOOR HET LEGER.
In het Voorloopig Verslag op de
ontwerp-begrooting voor het Departement van Oorlog voor
het dienstjaar 1887 komt do volgende opmerking
voor:
Evenals ten vorigen jare. en al was dit toen
door den minister bestreden, -werd door sommigen
beweerd, dat het ration der cavalerie-paarden
onvoldoende geacht moot worden en dat zulks
reeds door hun uiterlijk genoegzaam wordt be
wezen. Hiertegen word aangevoerd, dat ook in
het buitenland dat ration over het algemeen niet
ruimer is, maar dat het hier vooral aankomt op
de hoedanigheid van het voedsel en op de ver
zorging der paarden".
Daar wij liet geheel met hot laatste gedeelte
der gemaakte opmerking eens zijn, wenschen wij
daarover enkele beschouwingen ten boste te geven.
Hot ration fouragc voor de cavaleriepaarden
bestaat in:
Van l November tot en Van l April tot en met
met 31 Maart. 31 October.
3 kilogram hooi, 3 kilogram hooi,
4J4 stroo, 3% stroo,
4 haver. 4 K haver.
terwijl dit gedurende de dagen dat
manoeuvres worden gehouden bedraagt:
3 kilogram hooi,
4 stroo,
6 haver.
De eischen waaraan de te leveren fouragesnn
eten voldoen zyn de volgende:
Het hooi moet zijn best en welgewonnen
paardenhooi van de eerste snede, niet rot, zonder
schimmel, niet muf, maar frisch van reuk, vrij van
stof en niet gebroeid.
Het stroo moet zijn goed en welgeoogst
voederstroo, helder van kleur, zonder reuk, voor n
derde rogge- en twee derde tarwestroo.
De haver moet zijn goede, frissche, radde, zui
vere voederhaver, ongebroeid, zonder schimmel,
niet muf, zonder doppen of eenig mengsel van
onkruid of vreemde zaden. Zij moet per hectoliter
ten minste 45 kilogram wegen.
De prijzen waarvoor de fourages, tegen voor-»
melde voorwaarden, van l November 1886?31'
October 1887, zijn aangenomen te leveren, zyn:
Prijzen (in centen) per tien kilogram.
Hooi. Stroo. Haver.
Amersfoort 37 19 84,5
Amsterdam .... 35 24 78
Arnhem 34 26 79
Bergen-op-Zoom. . . 38 24 76
Breda 36 23 80
Deventer 37 20 83
's-Gravenhage ... 40 18 81
Haarlem 38 22 79
's-Hertogenbosch . . 41 20 80
Leiden 40 20 80
Roermond 38 23 80
Utrecht 42 20 87
Venlo 40 18 86
Zutfen 40 18 83
Voor eene juiste beoordeeling van bovenstaando
cijfers, moet men in aanmerking nemen, dat de
volgende onkosten op de aanneming vallen:
1. Patentbelasting als aannemer
2. Uitkoop van ernstige mededingers naar de
levering.
3. Huur van magazijnen en bergplaatsen, die,
in den regel, buitensporig hoog zijn *).
4. 1.5 percent van het geldelijk bedrag der
geleverde fourages voor registratierechten.
5. Bezoldiging van de noodige magazijnsknechta
voor het anvoeren en rationneeren van de fourages
en het behulpzaam zijn bij de uitdeelingen.
6. Bezoldiging van een opzichter over de
magazijnen (gelastigde van den aannemer).
7. Verzekering van de magazijnen tegen brand
schade.
Bovendien dient men te weten, dat de betaling
der geleverde fourages geschiedt vóór den laatsteu
dag der maand, volgende op die, waarin de leve
ring heeft plaats gehad.
Wij twijfelen geenszins of ieder vakkundige zal
het met ons eens zijn, dat de gevorderde
qualiteiten voor do ingeschreven prijzen niet geleverd
kunnen worden.
Het gevolg hiervan is, dat mindere soorten
worden geleverd, die, in den regel, niet meer dan
voldoende genoemd kunnen worden.
Nu zullen er personen worden aangetroffen,
die beweren, dat men zich in deze dure tijden
tevreden moet stellen met tourages van voldoende
qualiteit en dat het grootste gedeelte der paarden
van de burgerij ook niet zulke puike fourages
krijgt. Dit is in zekeren zin waar, maar men
moet daarbij niet vergeten, dat het gouvernement
(hier de Minister van Oorlog) EISCHT dat de
fourages van de BESTE QTJALITEIT worden geleverd
en hierin heeft de Minister groot gelijk. De samen
stelling van het ration immers is daarop geheel
gebaseerd.
Wat de qualiteit van de fourages bij de burgerjj
te wenschcn overlaat, wordt door de quantiteit
vergoed.
Een vraag, die verder te doen valt, is, waarom
eischen de personen, met de keuring belast, dan
niet dat het contract stipt wordt nageleefd. Het
antwoord op deze vraag is intusschen ook gemak
kelijk te geven.
Zoodra de commissie van keuring fourages af
keurt, moet do aannemer zorgen dat andere fou
rages ter keuring worden aangeboden. Deze be
paling nu is voor den aannemer in veel gevallen
alles behalve gemakkelijk, zoo niet onmogelijk en
bovendien dikwijls zoo kostbaar, dat hij liever ;
gebruik maakt van de bepaling in het contract,
dat bij gebreke in de voorziening door den
aannemer do commissie verplicht is voor zijne
rekening aan te koopen.
Het is deze bepaling, die dikwijls onuitvoer
baar is. Ieder, die bij ondervinding weet wathet
zoggen wil in den winter, met dicht water, hooi,
stroo en haver voor een groot aantal paarden aai
te koopen, zal dit zeker gaarne toestemmen. Zij,
die hiervan nog niet geheel doordrongen zijn,
kunnen daaromtrent zeker informatiën bekomen.
bij de officieren der bereden wapens van het
garnizoen te 's Gravcnhago; deze toch hebben
daarvan in de laatste jaren ruimschoots de onder
vinding opgedaan.
Een andere vraag is, waarom bedingen de aan
nemers dan geen hooger prijzen. Het antwoord
hierop is, dat zij wel weten dat de contracten
niet zoo stipt kunnen worden nagekomen, terwijl
zij door de scherpe concurrentie genoodzaakt wor
den in deze veel te wagen.
Men moet bij de beoordeeling dezer zaak wel
in acht nemen, dat do korpsen langzamerhand
gewoon geraakt zijn aan fourages van voldoende
qualitoit.
Hoe dit echter ook zij, te betreuren blijft het,
dat de paarden niet die qualiteit van fourages
krijgen, welke het departement van oorlog volgens
de contracten eischt.
Naar onze meening ligt de fout echter in de,
eerste plaats bij het Departement zelf. Men moest
daar beginnen met zich te overtuigen tegen welke.
prijzen fourages van de gewilde qualiteit te leve
ren zijn en ze dan niet gunnen aan inschrijvers,
die ver beneden die prijzen zyn. Deed men dit,
dan zouden de aannemers van zelf betere fourages.