De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 10 april pagina 1

10 april 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

WEE Dl AMSTERDAMMER A«. 1887 AD VOOE NEDERLAND. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÖRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad Xo. 124.) Zondag 10 April, Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.15 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel » 0.40. I K H e U D» EEN BLAUW LINTJE S. V. P. DAMES VOOR EEN STOEL, door Dr. B. FEUILLE TON ? Het Postzegel-Album, naar het Fransch van F. Jourdain, door E. F. - VAN OVER DE GRENZEN, door E. D. Pvjzel. - UIT HEI HAAGJE, door Pasquino. KUNST EN LETTEREN: Het Tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Muziek in de Hoofdstad, door H. C. P. D. Muzikaal Overzicht, door V. Victor Hugo, Leconte de Lisle en Dumas, (Slot), door Scaramouche. VARIA. SCHAAKSPEL. OudAmsterdamsche Verscheidenheden 'tBeteekent niets als ie 'i. goed beschouwt, een schetsje Joor Wéha, ALLERLEI. RECLAMES. HAN DEL. BEURS-OVERZICHT. TE HUUR. ADVERTENTIËN. Een blauw Lintje s. v. p. Dames! voor een stoel. Vervolg der Enquête. Verhoor van Mej. N., ixfinkeldochter bij de firma X. te Amsterdam. Ondervrager dr. B. ? Het voorafgaand onderzoek heeft aan 't licht gebracht, dat Mej. N. lijdende is aan bleekzucht, ten gevolge van zeer gebrekkige spijsvertering. Bovendien heeft zij bij tusschenpoozen ondragelijke pgn in den rug en een afmattend gevoel van zwaarte in de beenen, met eenigszins gezwollen enkels. Overigens i8*«§"v«öeen gezond gestel en opgeruimde gemoedsstemming. In hare fa milie komt geen tering of andere erfelijke ziekte voor. V. Gij zegt, dat gij den geheelen dag moet staan, hoe lang is die dag? A. Van 's morgens half negen tot tien uur 's avonds. V. Hoeveel tijd gaat daar af om te eten en te drinken? A. Een half uur om te eten van n tot half twee, en een half uur om koffie te drinken, 's avonds om acht uur; bovendien 's middags nog een kwartier om een kop thee te gebruiken. V. Alles te zamen dus vijf kwartier, stel len wij Anderhalf uur, dan blijft toch nog twaalf uur over, dat gij geregeld op de been zijt ? A. Ja! V. Is het zoo druk al dien tijd, dat dit noodig is voor 't geheele personeel? A. Volstrekt niet. Zoowel voormiddags Feuilleton. Het Postzegel-Album, naar het Fransch van F. JOUEDAIN. Jacques kwam ademloos hijgend de kamer binnenstormen. Op school had hij zich goed gehouden en zich op de lippen gebeten, om toch niet aan zijn kameraden te lat^n zien dat hij schreide. Maar nu, nu hij alleen was met zijn moeder, vermocht hij zich niet lan ger te bedwingen, en brak zijn verdriet als een onweersbui los. »O, mama, mama!" snikte hij. »Als u eens wist " Mevrouw Charpin nam haar zoontje op'den schoot, sloeg, als om hem te doen gevoelen dat hij bij haar veilig was, haar armen lief kozend om hem heen en met haar wang te gen den blonden krullebol van den knaap, wiegde zij hem langzaam en zachtkens heen en weer, zooals men het een zuigeling doet. »Wat is het, mijn jongen; wat hebben ze je gedaan ?" Half verstikt door zij n tranen, kon het kind geen antwoord uitbrengen. »Zijn er onaangenaamheden met je vriend jes voorgevallen? Heeft de meester op je ge knord, of heb je straf gekregen? Toe, zeg het mama maar, lieveling; je weet toch dat ik niet boos op je zal zijn." «Neen, neen!... maar de Directeur heeft mij bij zich laten roepen, en... toen heeft hij mij gezegd, dat ik over acht dagen van school af moest, als... als het achterstallige kwar taal. ... niet betaald werd." Mevrouw Charpin verbleekte. Zij zonk met als tegen den avond zijn er tijden, dat er nagenoeg niemand in den winkel komt. V. Maar dan hebt gij zeker wel iets an ders te doen, waarmee gij bezig moet zijn? A. O ja! opruimen en gereed leggen van 't een en ander geeft veel werk, doch lang niet al dien tijd. V. En dus, ook wanneer er niemand in den winkel is of gij op andere wijze iets te doen hebt, mag niemand gaan zitten? A. Niemand. V. Hoe groot is het personeel? A. Een kleine veertigtal. V. Ik begrijp, dat het 't voorschrift is om niet te gaan zitten daartegen wordt toch zeker wel gezondigd ? A. Er zijn geen stoelen achter de toonbank. V. Dat begrijp ik na alles wat gij ver teld hebt; maar er is toch wel op andere wijze gelegenheid tusschenbeiden een oogenblik rust te nemen? A. Jawel! 't wordt vaak genoeg gepro beerd ; een half uitgetrokken lade of een laag deurtje is een heel geschikte zetel als men moe is, doch er wordt altijd gesurveilleerd door den chef en men krijgt onmiddellijk een standje. V. Wie is de chef bij X.? A. Mijnheer W. V. Is dit overal zoo? A. Ja! bij alle groote firma's, ik ken er, die geen laden achter de toonbank willen hebben, alleen om deze gewoonte van 't personeel te beletten. V. Doch de winkeljufFers zijn toch niet allen achter de toonbank? A. Neen, ze zijn verdeeld over verschil lende vertrekken; die b. v. in de modeen mantelkamers hebben 't eigentlijk nog erger. Er staan kanapé's en stoelen in 't rond; al komt er een meisje van vijftien jaren, dan moet zij uitgenoodigd worden om te gaan zitten; zelf mogen zij echter even min er gebruik van maken. V. Dat is zeker hard. Zijn er velen, die last hebben evenals gij van dat langdurig staan, den eenen dag voor den anderen na ? A. In den beginne bijna allen; som migen moeten het daarom opgeven en een andere betrekking zoeken; anderen raken er op den duur vrijwel aan gewoon. De pijn in de rug gaat echter nooit geheel over. V. Doch wordt er onder u dan nooit over dat staan gesproken, nooit geklaagd ? A. Vaak genoeg, doch 't is altijd hetzelfde antwoord van Mijnheer W. V. En dat is? A. Het hoort niet om te gaan zitten; de dames zien het niet graag. V. Welke dames? A. Die komen koopen. V. Maar gij zoudt toch kunnen opstaan een uitdrukking van moedeloosheid en af matting in haar stoel terug, en liet werktuifelijk, en zonder eigenlijk iets te zien, haar likken door het vertrek dwalen, zoo treurig in zijn armelijke netheid. Zoo bleef zij een poos zwijgend in droef gepeins zitten, zonder wrevel en zonder dat er een klacht bij haar oprees; zij die aan lijden gewoon zijn, heb ben geleerd iedere nieuwe beproeving met gelatenheid te dragen. Eindelijk uit haar droomeiïjen ontwakende, droogde zij de betraande wangen van den knaap, en zeide met haar mond vlak aanzijn oor. op zachten overredenden toon: »Wees, maar niet zoo bedroefd. Ik zal aan mijnheer schrijven om hem vriendelijk te verzoeken nog een poosje geduld te hebben." Een oogenblik tot kalmte gebracht bij den klank harer stem, gaf' Jacques, nu hij begreep hoe weinig troostends er voor hem in die woorden lag, zich opnieuw aan de hevigste uitingen der wanhoop over. »Och neen, neen... Dat geeft toch niets. Hij zeide dat hij al drie maal een brief van u ontvangen had, en dat het nu uit moest zijn. Hij kon geen langer uitstel toestaan." »Hoor nu eens, en schrei niet langer. Je maakt er me zoo verdrietig mee. Je bent een verstandige jongen, Jacques, en begrijpt dat ik het onmogelijke niet doen kan. We moe ten nog een weinig geduld hebben. Ik heb nog iets te goed van mevrouw Blanc; acht dagen geleden heb ik haar mijn nota over handigd, maar ze heeft er nog niet over ge sproken. .." »Waarom vraagt u er dan niet nog eens naar?" »Omdat ze het wellicht kwalijk zou nemen. Het is mijn beste les; ik moet dus voor zichtig zijn, en maken dat ik die niet verlies. als er iemand in den winkel komt; de win keljuffers zijn zeker allen zoowat van uw leeftijd, dus jong genoeg om vlug van haar stoel te springen? 'A. Zeker! zou dat kunnen, gemakkelijk genoeg, maar, het mag nu eenmaal niet, allen moeten op de been blijven. V. Twaalf uren lang, iederen dag, zooals wg zoo straks hebben uitgerekend en alleen omdat de chef der firma X. meent, dat de dames, die komen koopen, niet graag zouden zien dat een der winkeljuffers op een stoel zit? A. Juist. V. Maar gij zult dat niet langer mogen volhouden, Mejuffrouw! A. Tuttut! ik moet wel! ik zal er wel aan gewennen, evenals anderen; als 'k maar een recept van u krijg om wat beter te eten en iets voor de pijn in de rug. De moeheid in de beenen en de dikke enkels zullen dan wel overgaan, anders neem ik maar eens een voetbad als gij 't goed vindt? V. 'k Vind het uitmuntend, maar ik zou 't beter vinden als gij thuis wat rust kondt nemen! A. Dat gaat heelemaal niet; zooals ik u vertelde: mama is officiers weduwe met een klein pensioentje; ik ben de oudste van de zes en moet wat mee verdienen, 't Zou een mooie grap zijn, als ik thuis kwam luieren! neen! neen! 'k heb geen tijd om ziek te zijn, als ik maar wat beter kan eten, is alles wél. V. Maar ik vrees juist, Mejuffrouw! dat dit niet gaan zal. Uwe levenswijze, dat ge dwongen staan, zoovele uren daags, is hoogst waarschijnlijk de oorzaak uwer ongesteldheid. Het werkt overprikkelend op bepaalde spier»-.i en zenuwen en daardoor weer storend l op de maag en den bloedsomloop. Als gij wilt dat daarin verbetering wordt gebracht, moet deze levenswijze veranderen. A. Ja maar! ik zeide u al, 't is overal, in alle groote winkels hetzelfde; het kan dus niet! V. Toch moet het, Mejuffrouw! kom over een week eens bij mij terug, en ik zal zien wat er kan gedaan worden. Hiermede was het onderzoek afgeloopen; ik had mij zelf acht dagen bedenktijd ver schaft om een recept te zoeken voor mijn patiënt en daarbij een uitweg te vinden tusschen haar »het kan niet" en mijn »het moet." Vruchteloos heb ik gezocht, maar al spoe dig kwam ik tot het besef, het geneesmiddel niet te kunnen vinden zonder hulp van 't publiek. Gelukkig voor mij en voor mijne patiënte nog meer, heb ik alleen te doen met dat deel van 't publiek, 'twelk juist alle De volgende week kan mevrouw Blanc mij niet afwachten, dus daar ontvang ik niets vóór over een dag of' twaalf. Mijn zwart zijden japon heb ik al beleend om de huur te vol doen..." Jacques die haar steeds aandachtig gevolgd had, schudde nu bedenkelijk het hoofd. »Maar ik wil je niet vernederd zien," ver volgde de moeder. «Wanneer er deze week niets van mijn leerlingen binnenkomt, zullen we de piano verkoopen, en kunnen dan voor het schoolgeld zorgen." Jacques viel zijn moeder om den hals en kuste haar hartstochtelijk. »Dank u, dank u, lieve beste moeder! Maar als u het geld ontvangt, laat u toch ook uw uw japon terughalen, niet waar?" «Zeker, mijn jongen. Maar ga je nu een uurtje op de piano oefenen." * Jacques Charpin was een flinke jongen; een ijzeren wil en een warm hart in een teeder, zwak lichaam. Op elfjarigen leeftijd bezat hij het oordeel van een man. Steeds met het droefgeestig gelaat zijner moeder voor zich, had hij het leven, van zijn vroegste jeugd af aan, door een grauwen nevel heen gezien, en koesterde hij de kinderlijke overtuiging dat het er zoo bij hoorde, treurig gestemd zijn. Terzelfdertij d trotsch en bedeesd, vermeed hij de aanraking met kinderen uit de lagere volksklasse, wier wijze van doen hem van nature tegen de borst stuitte, en van den anderen kant ontweek hij ook den omgang met zijn rijkere schoolmakkers, ten einde niet blootgesteld te zijn aan krenkingen, waartoe de positie zijner moeder allicht aanleiding kon geven. Het aanschouwen van een dagelijkschen strijd om het bestaan, het mede-ondervinden goede eigenschappen in zich vereenigt, die wij noodig hebben. Medegevoel, hulpvaardigheid, naastenliefde en al die schoone hoedanigheden, welke wij zoo gaarne bewonderen bij 't zwakkere ge slacht. Ik doe daarom een beroep op uwe hulp, Dames! Toen het door de enquête bekend gewor den was, dat somwijlen vrouwen, den derden. dag na hare bevalling reeds weder haren harden arbeid aanvingen aan de waskaarsenfabriek te Amsterdam, heeft men mij ver teld, dat een uwer, 's avonds aan de wieg zit tende van haar eigen lieveling, toen zij het licht van haar kaptafel zag flikkeren en spelen over het gelaat en de mollige leden der kleine, plotseling uitbarstte in zenuwachtig gesnik, omdat haar oog viel op de bougies en zij daardoor werd gedwongen te denken aan al die vrouwen en pasgeboren kinderen, menschen als zij, hulpbehoevend als haar eigen jongen, en die toch zoo nameloos ellen dig waren, zonder dat zij bij machte was daaraan iets te verbeteren. Menig geestig oog heeft geschitterd, zegt men, en menige schalksche juffer had gaarne ter aanmoediging een kushand toegeworpen aan het dubbel drietal studenten, die te Lei den 's middags aan tafel hun borden tegen den grond wierpen en een duren eed zwoe ren, »een eed bij oc.il de perdrix", om nim mermeer te eten van Regoitt, nadat de en quête had aan 't licht gebracht, wat er al zoo door menschen gedaan en geleden werd bij 't vervaardigen zijner artikelen. Uw mannen, uw broeders, uw aanstaande echtgenooten, lieve dames, zullen moeten trachten verbetering te brengen in deze on gelukkige toGstanden, die door de enquête zijn onthuld; gij zelve kunt niet veel daar aan doen, maar juist daarom kom ik niet zekerheid van goeden uitslag tot u, nu het geheel van u afhangt om te helpen. Gij hebt het gehoord; uw minder bevoor rechte zusters, misschien vriendinnen uit de kinderjaren of althans kennisjes van de schoolbanken, lijden pijn, worden ziek en moeten, als zij niet ijzersterk zijn, vaak hare betrekking vaarwel z-sggen, hare betrekking, waarmee zij de kost moeten verdienen voor zich zelve en niet zelden voor broertjes en zusjes, alleen omdat gij liet wilt.' Gij hebt het gehoord; twaalf uren per dag moeten zij op de been blijven; alleen omdat gij het -wilt! De chef van X. zegt het aan elk die het hooren wil, en de chef en de onderchef der firma's Y. en Z. herhalen het op iedere vraag of klacht: de dames zien niet graag, dat de winkeljufFers zitten! van allerlei kleine beslommeringen ; de teleur stellingen, verdrietelijkheden, vernederingen zonder tal, waarvan zijn moeder hem, zelfs toen hij nog heel klein was, tot ver trouweling maakte, dat alles had zijn oordeel vroegtijdig gerijpt, en aan zijn ge_est een ern stige tint gegeven, zooals bij kindereu van zijn leeftijd zelden voorkomt. In tegenstelling met andere jongens had hij een hekel aan drukte en rumoer, aan luid gelach of gepraat, aan wilde spelen. Hij w,as tevreden als hij prenten kleuren of geheele uren wijden mocht aan zijn plantjes, die in houten bakken ge kweekt, bij gebrek aan voldoende licht en lucht een teringachtig bestaan voortsleepten; en was vóór alles verzot op het lezen van reisbeschrijvingen, phantastische verhalen, die hem ontrukten aan het treurig_ alledaagsche van zijn bestaan en hem, als in een droom, deden verkeereii in de verheerlijkte toestan den van onbekende werelden. Jacques was altijd vroeg bij de hand. Dan nam hij zijn leerboek, dat onder het hoofd kussen gelegen had, en leerde zijn les, zon der dat zijn moeder hem hiertoe ooit behoefde aan te sporen. Alvorens naar school te gaan deed hij de boodschappen voor het huighouden. Zonder zich noodeloos op te houden met praatjes, of hier en daar te blijven kijken spoedde hij zich van den melkboer naai den kruidenier, en van daar naar den bak ker steeds zorgend in tijds terug te zijn om_zijn moeder nog met de een of andere kleinigheid te helpen. Iedereen in de buurt kende hem, en de winkeljers hadden hem, om zijn koele, afgepaste, bijna trotsche ma nieren, den bijnaam van den »den kleinen baron" gegeven. Dien avond, nadat er tot het verkoopen van de piano besloten werd, lag Jacques

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl