Historisch Archief 1877-1940
Sb. 511
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Verband misschien wel, want mochten
sommige officieren tegen Paschen op het
traditionnèel zwart zaad" worden gezet, dan zullen ze
wellicht, in hun welbegrepen pecunieel belang,
geen stak van den paaschos bestellen. Ook zouden
ze in de eerste dagen weinig eetlust hebben, en
.dan staat vet vleesch 't allereerst tegen.
6e herinnert u misschien, dat de
ondergeteekende, verleden jaar, zich zoo vergeten heeft dat
hj} met ziekelijke dieren-bescherming een weinigje
den spot durfde dryven. 't Was, geloof ik, ook
tegen Paschen. Hij kreeg toen van een dieren
beschermer een welverdiende, hoewel heel
fatsoenhjke schrobbeering. Nu ben ik een weinig
huiverig geworden om weer den voet op dat glib
berig terrein te zetten, maar ik kan 't moeilijk
laten, juist om die glibberigheid; zoo iets trekt
aan. Onlangs werd er in een onzer kranten een
ridderlijke lans gebroken voor het paasch-slacht
vee, meer speciaal dat van het runder-geslacht.
De ridder die dat deed, vertelde zeer uitvoerig
hoe de paaschos kunstmatig wordt vetgemest
en hy deed daarbij uitkomen hoe het dier onder
dit proces reeds lijdende was, aan wat weet
ik niet meer, maar vermoedelijk ? toch niet aan
indigestie, anders werd het niet zoo dik tegen de
verdrukking in. Maar de ridder voornoemd stelde
toen in het licht hoe de slager aan het
marteEngsproces van den vetmester de kroon opzette
door het vette dier, dat het flaneeren ontwend
en bovendien zonder schoeisel was, door 's heeren
straten rond te leiden, waar elke straatsteen dien
't beest betrad, het dezelfde gewaarwording moest
geven als aan de ganzen de gloeiende plaat,
waarover de mesters ze laten wandelen om ze aan
?een leverziekte te helpen. Ik heb daarom dezen
Keer eens speciaal acht geslagen op de ossen en
koeien, aan wie het voorrecht beschoren is, hun
leven ten offer te brengen, teneinde ons na deze
heilige week een extra-gebraad op tafel te be
zorgen. Veel van die offerdieren heb ik niet ge
zien ; 't waren er zelfs bijzonder weinig. Alle oude
gebruiken schijnen in de laatste jaren sterk aan
't afnemen, en ik beken dat er aan vele maar
weinig gelegen is; zoo ook het rondwandelen met
die vette beesten. Ik zag er een paar, met een
mager kransje van groen om den hals en een
rooden strik op den staart. De onnoozele dieren
sukkelden gemoedelijk achter hun geleider aan
en dat ze 't nu zoo erg kwaad hadden, dat ze
zoo'n pijn leden aan hun eksteroogen, dat kon ik
ze waarlijk niet aanzien Me dunkt zelfs dat ze,
na zoo lang in een duffen, donkeren stal te heb
ben gestaan, zoo'n wandelingetje door de heldere
straten, voetje voor voetje, niet onaangenaam
konden vinden. Ik ken heeren en zelfs dames,
- die zonder nu juist op een meststal te hebben
gestaan in 't zelfde geval verkeeren, wat dikte
betreft, als de paasch-ossen en paasch-koeien, en
Onder hen zijn er bovendien die veel last hebben
van hun likdorens; maar noch het eene noch het
anttere belet hen, dagelijks voor hun uitspanning
een wandelingetje door de straten te doen. Ergo,
als ik de beesten ik bedoel de paasch-beesten
beklaag, dan is 't alleen om het droevig lot
dat hun wacht onder het moorddadig mes van
den slager.
Ik heb met de dieren afgehandeld en keer nu
tot de menschen terug. Ik roerde zooeven de
..groote promotie" aan; en weet ge wat er is
gebeurd ? Ze werd verklapt door een onzer kran
ten vóórdat ze door den Koning was geteekend.
Och. mijnheer, welk een agitatie! Hadden we dat
van deze week niet, dan was 't hier een
allerdufste boel. De indiscretie van het Dagblad heeft
ons daarvoor behoed. Ge kunt begrijpen hoe de
menschen, die aangeduid zijn om eerstdaags op
stal niet op een mest- maar op een di
'etstal te worden gezet, te moede zijn in deze
heilige week. Alweer hebben we met een paar
gevallen te doen, schier zonder precedent in de
geschiedenis van ons Keurkorps. Immers, is het
DU. goed ingelicht, dan zouden er twee hoofd
officieren van dat korps worden gepensionneerd,
nog vóór dat ze het radicaal hebben om in 't ge
not van hun vol pensioen te worden gesteld, en
nog wel zonder dat er iets is voorgevallen wat
eensklaps tot dien ongewonen maatregel moest
leiden. Met recht doet men zich thans de
vraag, hoe 't mogelijk is, twee hoofdofficieren, die
byna hun geheelen diensttijd bij het Keurkorps
achting, gemengd met verbazing zijn oog gaan
over de povere kleeding van het kind, waarna
hij het wenkte hem te volgen.
Jacques kwam door een groot vertrek, voelde
een duw in den rug. en bevond zich toen eens
klaps in een weelderige zaal, overal wit en
verguld, en met donkerrood behangsel, dat
het Verblindend licht der gaskranen
terugkaatste. Bij de tonen van een achter hooge
planten verborgen orkest waren een veertig
tal kinderen verwikkeld in de figuren van
een opgewekte franyaise en onder jubelend
gelach en gepraat, in de meest bonte wanorde
heen en weer huppelend.
Knipoogend bij den onverwachten glans
van al die lichten, overmand door de in de
zaal heerschende hitte, verbijsterd door een
tafereel waarop hij niet in het minst voorbe
reid vyas, bleef de nieuw aangekomene onbe
wegelijk en met open mond bij de deur staan,
zich afvragende of' hij niet droomde, en of'
hij niet nog goed en wel verdiept was in de
wondervolle verhalen van Aladiin.
Een rijk gekleede dame deed hem eindelijk
door een licht tikje op den schouder, tot zich
zelf komen.
»Wat kom jij hier doen ?" vroeg zij op
hoogen toon.
Jacques had wel gewild, dat de vloer zich
onder zijn voeten opende. Zijn droge, als toe
geknepen keel maakte het' hem onmogelijk
een woord uit te brengen. Hij richtte de ver
bijsterde blikken op zijn ondervraagster, en
wrong zijn petje tusschen de klamme handen
zonder den mond te openen.
»Maar antwoord dan toch, wat kom je hier
doen?" herhaalde de dame ongeduldig.
Met een uiterste inspanning van al zijn
vermogens, fluisterde hij nauw hoorbaar:
»Ik heet Charpin, ik, ik ben een school
kameraad van de La Martinière... Is de La
hebben doorgebracht, zoolang daarby te laten,
nu zij ten slotte ongeschikt worden geacht tol
bevordering zonder redenen van physieken aard.
Of zijn ze wél geschikt voor hoogeren rang, en
wil men hun een groot onrecht aandoen??Hoe
't zij, de agitatie in de militaire kringen is groot,
nu het Krijgsbestuur zoo diep het mes er in wil
zetten. Het Keurkorps zou door zulk een operatie
zijn naam van bevoorrecht korps stellig verliezen;
maar dit heeft zijn goede zijde, als die naam
verdiend is, wat ik liefst aan 't oordeel der mili
taire specialiteiten overlaat. Men" zegt, dat er
sterk wordt gewerkt" in 't Haagsch: g
intrigeerd" om die operatie te voorkomen en er
is geen haar op mijn hoofd dat er aan twijfelt.
Wie zou 't niet doen, als hij er in betrokken was
en intrigeeren kon?
We hebben hier nog een curieus geval. Ons
conservatief blad verkeert in staat van anarchie.
't Heeft geen regeerder. Les extrêmes se touchent.
Toch loopt de machine.
PASQUINO.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Uitvoering in D. V. G.
Stadsschouwburg: Weldadigheidsvoorstelling.
De titel, waaronder wij wekelijks eenig verslag
geven van hetgeen in de schouwburgen en zelfs
elders geschiedt, is in meer dan n opzicht on
juist: maar wij troosten ons met de hollandsche
spreekwijze, waar geen gezond verstand in ont
breekt: Ah het kind maar een naam heeft.
Wij wagen dan ook maar, hier met een paar
woorden te spreken van den Kunstavond", door
de Tooneel-Vereeniging D. V. G." den 5n'April
gegeven, ter Bovenzaal van Krasnapolsky.
De Vereeniging D. V. G. verheugt zich in een
goed gerucht. De stukken, die men speelt, zijn
doorgaands met smaak gekozen en geëvenredigd
aan de trouwens niet geringe krachten van het
gezelschap. Eerstdaags zal men Langendyks
Wederzyds Huwelyks Bedrog" ten tooneele bren
gen en wijdt aan de voorbereiding al de zorg,
die dit charakteristieke Blyspél" vordert
Op den genoemden Kunstavond" heeft zich doen
zien en hooren de Heer S. Rippe, van Rotterdam,
die zijn werk van voordragen maakt, en daarbij
over een meer dan gewoon talent, beschikt. Hij
heeft ons den Kaïn" van Byron geschilderd,
naar de redaktie van Ten Kate. Hij beeldt met
stem en mimiek de verschillende personen af:
Kaïn, Aria, zijne vrouw, Abel en Zillah, de vrouw
van dezen. Met groote kracht en, waar Ada optrad
of van hun kind Henoch sprake was, met teder
heid, bracht hij dit fragment ten gehoore. Ten slotte
reciteerde do Heer Rippe met goeden uitslag twee
luimige gedichten van i)r. Laurillard.
Het kwam ons voor, dat de ruwe weersge
steldheid haar invloed op de stem van den Heer
Rippe had laten gelden; dit heeft hem misschien
genoodzaakt een weinig te overdrijven (waar
Kaïn aan 't woord was) en deed een paar maal,
bij hooge intonatie, de stem lichtelijk overslaan.
De Heer Rippe schijnt een autodidakt, en zijne
kunst is er zoo veel te oorspronklijker om. Ma
tigheid zij hem aanbevolen.
Mcjufvrouw N. H., begaafd lid eoner kunst- en
letterenoefenende familie, gaf ons, met haar mooyo
mezzo-sopraanstem, het Wiegenlied" van Mozart,
die Soldatenbraut" van Schumann, twee liederen
van Rubinstein en een aardig liedtjen van Dr.
Pijzel te genieten; terwijl de Heer P v. E. I).,
met een fraayo barytonstem, korrekt en gevoelig
ons lyrische meesterwerken van Schumann, Ed.
Grieg en Löwe aanbood.
Do Heer Maurice Hageman, die ons op een
pianostuk van Rubinstein onthaalde, had boven
dien de welwillendheid den zang volmaakt te
akkompaniëeren: eene zelfverzaking, die maar weinig
pianisten in praktijk brengen.
Tot de belangrijkste bijdragen voor den avond
behoorde eene eenvoudige maar treffende
medodeeling omtrent de ramp van Krakataii in 1883,
door den ooggetuige (gelukkig niet geheel slacht
offer), den tegenwoordigen Inspekteur der
TeleMartinière er niet, mevrouw?"
Op dit _oogen blik loste de franeaise zich op
in een wilde polka, waarna de kleine dansers
onder luid gejuich naar alle kanten der zaal
uiteen stoven. Een elegante Markies uit den
tijd van Louis XV, met eene Cannen aan den
arm, richtte zijn schreden naar het groepje
bij de deur, en niettegenstaande deze ver
kleeding herkende Jacques terstond onderde
gepoederde pruik de trekken van zijn
medescholier Hij snelde op hem toe, beide handen
naar hem uitstekende, en zich als een wan
hopige vastklemmend aan den eenigen be
kende, dien hij onder de aanwezigen opmerken.
»O, ben je daar, de La Martinière! Hoe
gaat het? Ik heb al naar je uitgekeken. Je
moeder kent mij niet, en...."
»Hé, ben jij het, Charpin!" antwoordde bet
markiesjc, terwijl hij zich het voorhoofd af
droogde, zonder acht te slaan op de vriend
schappelijke beweging van zijn schoolmakkcr.
»En wat kom je doen ?"
»Je hebt me indertijd eens gevraagd om je me
pqstzegelyerzameliiig over te doen,'je weet we),
mijn mooie verzameling.Ik zou er je zoo'n pleizier
mee doen, zei je toen, en je hebt er mij honderd
francs voor geboden. Ik heb toen niet gewild,
maar nu denk ik er anders over, en ik heb
het album meteen maar meegebracht, omdat
ik dacht dat je het nog wel zoudt willen
hebben."
De rijkgekleede dame had zich intusschen
bij hen gevoegd.
»Wat hoor ik daar, Henri!" zeide zij tot
baar zoon, »zulk een bedrag heb je willen
uitgeven, zonder^ mij er vooraf in te kennen?"
»Och, er is niets van aan, mama, hij jokt
alles "
>O, mevrouw, ik verzeker u "
>'t Is genoeg, ge kunt heengaan. Trouwens
ik zou mijn zoon toch niet toestaan iets te
grafie W. H. Boogaardt. De Heer Boogaardt
lichtte züne tafereelen toe door fotografiën, die
hij-zelf genomen had en die niet in den handel
zijn.
De Heeren bestuurders van D. V. G. hebben
van het talrijk en aanzienlek publiek de grootste
voldoening geoogst.
Benige kunstlievende menschen vrienden zijn te
rade geworden, bij gelegenheid der aanstaande
feesten, iets bij te dragen tot de kas, waaruit de
armen" zouden kunnen putteu, om ook van hun
kant aan het hoogtijd deel te nemen. Zij hebben
daartoe een Buitengewone Voorstelling" in den
Stadsschouwburg op touw gezet, wier Programma
even-zeer getuigt voor de welwillendheid der
kunstenaars, die belangeloos" hun medewerking
hebben verleend, als voor de smaak der
ondernamers.
De voorstelling begon met een tooneelspel van
Franijois Coppée en sloot met een blijspel van
A. Pohl. Beide stukken zijn hier gunstig bekend:
het aandoenlijke De viool van Cremona" en het
bevallig kluchtige De schoolrijdster" Er was
veel zorg aan de instudeering der stukjens be
steed; en men kon van dilettanten'', op een
groot tooneel, bijna niet meer vergen dan zij ge
geven hebben. De stemmen van Philipo en Sandro,
in het drama van Coppée, werden wel eenigszins
gevoileerd, door de snorren, waarmee de
vertooners, in een tijd, dat niemant snorren droeg
1750 naar de meer en meer bij beroemde
tooneelisten in gebruik komende gewoonte, zich de
lip hadden vercierd.
Het behoeft niet gezegd te worden, dat de
voortreflijke tooneelspeler Willem van Zuylen, met
zijn geschoren gelaat, hier sterk bij afstak. De
Heer van Zuylen heeft het publiek zeer vermaakt,
met zijn meesterlijk voorgedragen Lastig geval"
iemant, die door een operetten-melodie achter
volgd wordt, tot zelfmoordens toe den Hoed",
flink vertaald naar Jacq. Normand door Mr. J. N.
van Hall een tooneeltjen uit het leven van
Rammelslag" uit de Ideën van Multatuli". Deze
voordrachten werden aangenaam afgewisseld door
het aria uit den Freischütz: Nie nahte mirdcr
Schlummer", door Mein Lied" van Ferd. Gumbert
en het Lentelied van Ch. Gounod, een en ander
korrekt gezongen door de fraaye stem van
Fraulein Kathi Bettaque. Mejufvrouw E. van Biene
akkompanieerde met zedigheid.
De ontvangst van het publiek door de Heeren
ondernemers van dezen avond, aan kunst en wel
dadigheid gewijd, liet, onder het opzicht van eer
bied voor de formen, niets te wenschen over.
Het kwam ons voor. dat hot doel der storting
eener milde bijdrage wel bereikt zal zijn; terwijl
de ondubbelzinnige huldebetuigingen van het
publiek zeker een welkom loon voor de
kunstoefonarcn zullen geweest zijn.
ALB. TH.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
In den laatsten tijd werd de belangstelling der
muziekliefhebbers in de hoofdstad door een reeks
van uitvoeringen gewekt. Vooreerst door het tweede
afdeelings-muziekfeest van de Maatschappij van
Toonkunst. Het programma bevatte I. Le délitye,
poème biblique en trois parties de Louis Gallet,
musique de Camille Saint-Saens. II. Ein
Deutsches Requiem, nach Worten der heiligen Schrift,
für Soli, Chor und Orchester von Jvhanncs liraJims.
Het bijbelsch gedicht Lo déluge" is eene soort
van klein oratorium, welks handeling in drie deelen
geschetst wordt. Het eerste deel beschrijft den
val der menschen, den toorn des Hemels en de
opdracht aan Noach tot de bouw der ark. Het
tweede deel bevat de schildering van don Zond
vloed, terwijl in het derde deel de verzoening
wordt geteekend.
Wij wezen reeds op het verschijnsel, dat zoo
vele moderne Frausche componisten in den vorm
van hot oratorium Bijbelscho onderwerpen bewer
ken. Wie met de geschiedenis der toonkunst in
Frankrijk bekend zijn, kunnen zich het verloren
Paradijs van Théodore Dubois, Eva van Massenet,
Marie Madeleine van denzelfden componist. Judith
van Lefèlre herinneren. Niet altijd echter was
het de diepe godsdienstige stemming, die tot het
componeeren drong. Zou bij de keuze van het
gedicht van Gallet de componist niet vooral
aankoopen, zonder te weten hoe degeen, die het
te koop biedt, er eigenlijk aankomt."
»Ja, weet ik hoe hij aan die verzameling
gekomen is!" mompelde Henri, erg uit zijn
huim-ur,_en gretig van deze schoone gelegenheid
gebruik makend om zijn wraakte koelen aan
Jacques, die hem op school altijd de loef af
stak.
»Jean, laat dit jongetje weer uit," beval
mevrouw De la Martinière. »Zie je, melieve"
aldus ging zij voort, tot een vriendin gericht,
die eens was komen zien wat er aan de hand
was ; »dat is nu de schaduwzijde van de open
bare scholen; onze kinderen zien en leeren
allerlei verkeerds, en komen met Jan en alle
man in aanraking."
Op straat in de frissche lucht kwam Jacques
eenigermate tot zich zelven. Met een
hoogroode kleur, maar zonder tranen in de oogen,
bleef hij een oogenblik besluiteloos staan.
De Rue Deseartes inslaande, liep hij regel
recht bij vader Moch binnen, in wiens win
keltje, waar men van alles voiid, pennen
en cervelaatworst, suikergoed en oude klas
sieken, de leerlingen van Jacques' school
gewoon waren hun inkoopen van allerlei aard
te doen, hetzij a contant of op crediet.
De koopman kwam Jacques met een zoet
sappig glimlachje tegemoet.
»Wel wat is er van uw dienst, mijn jonge
vriend?"
»Ik wcnschte dit te verkoopen, wilt u
het soms nemen ?"
»Laat eens kijken."
Moch keek de verzameling nauwlettend
door.
«Jawel, jawel, daar heb ik wel ooren naar.
Er is hier en daar wel wat goeds onder,
maar ook veel rommel, veel rommel."
>Wat geeft u er voor?"
getrokken zijn geworden, door de gelegenheid die
hem geboden werd om zyn' lust tot descriptie den
teugel te vieren! Het is trouwens bekend, dat
Saint-Saëns een rijkdom van kleuren op z jjn palet
heeft als slechts zelden wordt aangetroffen.
Bij eenige studie van zijne orchestratie komt
men tot de ontdekking, dat Berlioz veel invloed
op hem heeft uitgeoefend. Sommige procédé's z\jn
bepaald den meester afgekeken. Men denke slechts
aan het herhaald optreden der harpen, de
pizzicati der violen en wat al niet meer.
Het prélude vangt aan met een kort adagio in
e mineur, waarop een andante sostenuto in den
zelfden toonaard volgt.op een niet onbelangrijk thema
fugatisch gebouwd. Tot slot komt een andantino
in e majeur eigenlijk een vioolsolo alleendoor
de strijkinstrumenten begeleid. Daarna begint
eigenlijk het eerste deel met het recitatief van
den tenor: En ce temps-la, les nis de l'homme
taient nombreux, Aux pays du soleil, sur les
chemins poudreux, Leurs tentes abritaient de
robustes families." In het andantino vinden wij
het motief van de vioolsolo terug, later als
tusschenspel in g majeur overgebracht. Noch de tenor
solo, noch het koor trekt bijzonder de aandacht.
De inventie is niet belangrijk, doch de eenvou
dige bewerking, hoewel ze onzes inziens beneden
het onderwerp staat, maakt toch geen
ongunstigen indruk.
Bij het tweede deel toont de componist zich in
zijne volle kracht. Zijne kunst van instrumenteeren
is bewonderenswaardig. De schildering van regen
en wolkbreuk, van het stijgen van den watervloed,
van het klotsen der golven is meesterlijk; de
teekening treedt wel is waar op den achtergrond,
doch het koloriet trekt te meer de aandacht.
In het derde deel ademt alles rust en vrede.
Hier speelt de inspiratie den componist waarlijk
geen booze partij. Het thema van het laatste koor
is triviaal en bij eenigszins vlug tempo zooals het
naar onze meening verkeerd werd genomen
buiten verband met den tekst. Pittoreske gedeel
ten komen o. a. nog voor bij het uitvliegen der
duif en toonen den meester in de orchestratie.^
, i * *
l * , ___
Men zou tegenover de koorleden onbillijk wezen,
indien men durfde beweren, dat het hun aan
vlijt bij de voorafgaande repetitiën had ont
broken. En toch voldeed de uitvoering in
geenen deele aan onze verwachting. De aan
sluiting tusschen orkest en zangers liet te wen
schen over: de plaatsing van het koor werkte
ongunstig, het gemis aan rust en decisie bij den
dirigent deed hot overige. Hoe is het in 's Homels
naam mogelijk, dat koorleden en orkest de be
doeling van den directeur te weten komen,
wanneer deze met alle ledematen bewegingen
maakt, die elkander om 't zoo eens uit te druk
ken vernietigen. Voor hen, die niet alleen als
toehoorders maar ook als toeschouwers fungeer
den; is het bovendien een lachwekkend schouw
spel, dat in volkomen strijd met den ernst der
uit te voeren werken is. Goethe klaagt er in zijn
tijd over, dat het gien van het orkest hem een
gedeelte van zijn muzikaal genot ontnam. Hadde
hij het gebarenspel van dezen leider waargeno
men, zijn esthetisch gevoel ware er in hooge
mate door beleedigd.
Enkelen zullen het ons ongetwijfeld ten kwade
duiden, dat de aandacht op het euvel gevestigd
wordt, en toch is dit onbillijk. Wie nu eenmaal
den dirigeerstok uit de hand van een man als
Verhuist heeft durven aanvaarden, dient dan ook
te toonen, dat wie hem van vermetelheid beschul
digden, alleen aan een niet te billijken parti-pris
gehoor gaven.
Eene algemeone opmerking over don geringen
klank, dien het koor ontwikkelde, kan niet ach
terwege blijven. Do stemmen drongen niet in de
zaal van hot Paleis voor Volksvlijt on de leden
van Toonkunst, die op eenigeu afstand van de
estrade zaten, hebbon zeker van Le Déluge" een
onduidelijken indruk gekregen. De heer Hogmans
zong de tenorsolo's met fraai stemgeluid, goede
voordracht en voldoende uitspraak. De bas was
minder goed gedisponeerd en maakte enkele fou
ten tegen de prononciatie van het Fransch. De
dames Fillunger en Vcltman (sopraan en alt)
waren verdienstelijk; het orkest vervulde zijne
moeilijke taak naar bohooren; aan den heer
Jo»En wat vraagt u er voor?"
«Honderd francs."
»Hé, hé, dat 's maar een bagatel. Beste
jongen, 't is mij veel te veel. Zal ik je wat
zeggen: houd je collectie maar, hoor vriendje;
wij kunnen geen zaken doen."
«Maar wat biedt u dan, mijnheer Moch?"
»Wat ik bied? Vijftig francs, geen centime
meer. 't Is omdat je een klant bent, en omdat
ik je graag mag lijden, anders ..."
»Goed, goed, maar doe er dan nog n
half frankje bij. Dat moet ik bepaald hebben."
»Jelui kunt toch alles van mij gedaan krij
gen. Zie zoo, hier is je geld, ondeugd!"
Het knaapje borg den schat -orgvuldig in
zijn zak, alleen het zilverstukje dat hij boven
de koopsom bedongen had, afzonderlijk in de
hand houdende, en ging toen heen, zonder
zelfs n laatsten blik tot afscheid op zijn
veelgeliefde verzameling te slaan; vergat
hij het, of' was het misschien wilskracht?
Onder weg hield hij zicli alleen even op om
voor het geldstukje een ruiker viooltjes te
koopeii.
Tehuis komende vond hij zijn moeder in
de grootste onrust.
»Waar heb je toch gezeten, kind?" riep zij
hem toe. »Ik heb mij zoo ongerust gemaakt."
»Ik ben uitgeweest om mijn postzegels te
verkoopen, mama. We hebben nu geld, geld
in overvloed, ea zij behoeven nu niet meer
te dreigen mij weg ie jagen. Kijk eens, dit is
voor het schoolgeld," juichte hij terwijl hij de
goudstukken in zijn hand liet opspringen, »en
dit, dit is voor u, mama," ging hij voort, ter
wijl hij het tuiltje viooltjes op mevrouw
Charpin's schoot legde, en haar om den hals vloog.
De oude piano werd niet verkocht.
E. F.