De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 10 april pagina 3

10 april 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Sb. 511 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Verband misschien wel, want mochten sommige officieren tegen Paschen op het traditionnèel zwart zaad" worden gezet, dan zullen ze wellicht, in hun welbegrepen pecunieel belang, geen stak van den paaschos bestellen. Ook zouden ze in de eerste dagen weinig eetlust hebben, en .dan staat vet vleesch 't allereerst tegen. 6e herinnert u misschien, dat de ondergeteekende, verleden jaar, zich zoo vergeten heeft dat hj} met ziekelijke dieren-bescherming een weinigje den spot durfde dryven. 't Was, geloof ik, ook tegen Paschen. Hij kreeg toen van een dieren beschermer een welverdiende, hoewel heel fatsoenhjke schrobbeering. Nu ben ik een weinig huiverig geworden om weer den voet op dat glib berig terrein te zetten, maar ik kan 't moeilijk laten, juist om die glibberigheid; zoo iets trekt aan. Onlangs werd er in een onzer kranten een ridderlijke lans gebroken voor het paasch-slacht vee, meer speciaal dat van het runder-geslacht. De ridder die dat deed, vertelde zeer uitvoerig hoe de paaschos kunstmatig wordt vetgemest en hy deed daarbij uitkomen hoe het dier onder dit proces reeds lijdende was, aan wat weet ik niet meer, maar vermoedelijk ? toch niet aan indigestie, anders werd het niet zoo dik tegen de verdrukking in. Maar de ridder voornoemd stelde toen in het licht hoe de slager aan het marteEngsproces van den vetmester de kroon opzette door het vette dier, dat het flaneeren ontwend en bovendien zonder schoeisel was, door 's heeren straten rond te leiden, waar elke straatsteen dien 't beest betrad, het dezelfde gewaarwording moest geven als aan de ganzen de gloeiende plaat, waarover de mesters ze laten wandelen om ze aan ?een leverziekte te helpen. Ik heb daarom dezen Keer eens speciaal acht geslagen op de ossen en koeien, aan wie het voorrecht beschoren is, hun leven ten offer te brengen, teneinde ons na deze heilige week een extra-gebraad op tafel te be zorgen. Veel van die offerdieren heb ik niet ge zien ; 't waren er zelfs bijzonder weinig. Alle oude gebruiken schijnen in de laatste jaren sterk aan 't afnemen, en ik beken dat er aan vele maar weinig gelegen is; zoo ook het rondwandelen met die vette beesten. Ik zag er een paar, met een mager kransje van groen om den hals en een rooden strik op den staart. De onnoozele dieren sukkelden gemoedelijk achter hun geleider aan en dat ze 't nu zoo erg kwaad hadden, dat ze zoo'n pijn leden aan hun eksteroogen, dat kon ik ze waarlijk niet aanzien Me dunkt zelfs dat ze, na zoo lang in een duffen, donkeren stal te heb ben gestaan, zoo'n wandelingetje door de heldere straten, voetje voor voetje, niet onaangenaam konden vinden. Ik ken heeren en zelfs dames, - die zonder nu juist op een meststal te hebben gestaan in 't zelfde geval verkeeren, wat dikte betreft, als de paasch-ossen en paasch-koeien, en Onder hen zijn er bovendien die veel last hebben van hun likdorens; maar noch het eene noch het anttere belet hen, dagelijks voor hun uitspanning een wandelingetje door de straten te doen. Ergo, als ik de beesten ik bedoel de paasch-beesten beklaag, dan is 't alleen om het droevig lot dat hun wacht onder het moorddadig mes van den slager. Ik heb met de dieren afgehandeld en keer nu tot de menschen terug. Ik roerde zooeven de ..groote promotie" aan; en weet ge wat er is gebeurd ? Ze werd verklapt door een onzer kran ten vóórdat ze door den Koning was geteekend. Och. mijnheer, welk een agitatie! Hadden we dat van deze week niet, dan was 't hier een allerdufste boel. De indiscretie van het Dagblad heeft ons daarvoor behoed. Ge kunt begrijpen hoe de menschen, die aangeduid zijn om eerstdaags op stal niet op een mest- maar op een di 'etstal te worden gezet, te moede zijn in deze heilige week. Alweer hebben we met een paar gevallen te doen, schier zonder precedent in de geschiedenis van ons Keurkorps. Immers, is het DU. goed ingelicht, dan zouden er twee hoofd officieren van dat korps worden gepensionneerd, nog vóór dat ze het radicaal hebben om in 't ge not van hun vol pensioen te worden gesteld, en nog wel zonder dat er iets is voorgevallen wat eensklaps tot dien ongewonen maatregel moest leiden. Met recht doet men zich thans de vraag, hoe 't mogelijk is, twee hoofdofficieren, die byna hun geheelen diensttijd bij het Keurkorps achting, gemengd met verbazing zijn oog gaan over de povere kleeding van het kind, waarna hij het wenkte hem te volgen. Jacques kwam door een groot vertrek, voelde een duw in den rug. en bevond zich toen eens klaps in een weelderige zaal, overal wit en verguld, en met donkerrood behangsel, dat het Verblindend licht der gaskranen terugkaatste. Bij de tonen van een achter hooge planten verborgen orkest waren een veertig tal kinderen verwikkeld in de figuren van een opgewekte franyaise en onder jubelend gelach en gepraat, in de meest bonte wanorde heen en weer huppelend. Knipoogend bij den onverwachten glans van al die lichten, overmand door de in de zaal heerschende hitte, verbijsterd door een tafereel waarop hij niet in het minst voorbe reid vyas, bleef de nieuw aangekomene onbe wegelijk en met open mond bij de deur staan, zich afvragende of' hij niet droomde, en of' hij niet nog goed en wel verdiept was in de wondervolle verhalen van Aladiin. Een rijk gekleede dame deed hem eindelijk door een licht tikje op den schouder, tot zich zelf komen. »Wat kom jij hier doen ?" vroeg zij op hoogen toon. Jacques had wel gewild, dat de vloer zich onder zijn voeten opende. Zijn droge, als toe geknepen keel maakte het' hem onmogelijk een woord uit te brengen. Hij richtte de ver bijsterde blikken op zijn ondervraagster, en wrong zijn petje tusschen de klamme handen zonder den mond te openen. »Maar antwoord dan toch, wat kom je hier doen?" herhaalde de dame ongeduldig. Met een uiterste inspanning van al zijn vermogens, fluisterde hij nauw hoorbaar: »Ik heet Charpin, ik, ik ben een school kameraad van de La Martinière... Is de La hebben doorgebracht, zoolang daarby te laten, nu zij ten slotte ongeschikt worden geacht tol bevordering zonder redenen van physieken aard. Of zijn ze wél geschikt voor hoogeren rang, en wil men hun een groot onrecht aandoen??Hoe 't zij, de agitatie in de militaire kringen is groot, nu het Krijgsbestuur zoo diep het mes er in wil zetten. Het Keurkorps zou door zulk een operatie zijn naam van bevoorrecht korps stellig verliezen; maar dit heeft zijn goede zijde, als die naam verdiend is, wat ik liefst aan 't oordeel der mili taire specialiteiten overlaat. Men" zegt, dat er sterk wordt gewerkt" in 't Haagsch: g intrigeerd" om die operatie te voorkomen en er is geen haar op mijn hoofd dat er aan twijfelt. Wie zou 't niet doen, als hij er in betrokken was en intrigeeren kon? We hebben hier nog een curieus geval. Ons conservatief blad verkeert in staat van anarchie. 't Heeft geen regeerder. Les extrêmes se touchent. Toch loopt de machine. PASQUINO. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Uitvoering in D. V. G. Stadsschouwburg: Weldadigheidsvoorstelling. De titel, waaronder wij wekelijks eenig verslag geven van hetgeen in de schouwburgen en zelfs elders geschiedt, is in meer dan n opzicht on juist: maar wij troosten ons met de hollandsche spreekwijze, waar geen gezond verstand in ont breekt: Ah het kind maar een naam heeft. Wij wagen dan ook maar, hier met een paar woorden te spreken van den Kunstavond", door de Tooneel-Vereeniging D. V. G." den 5n'April gegeven, ter Bovenzaal van Krasnapolsky. De Vereeniging D. V. G. verheugt zich in een goed gerucht. De stukken, die men speelt, zijn doorgaands met smaak gekozen en geëvenredigd aan de trouwens niet geringe krachten van het gezelschap. Eerstdaags zal men Langendyks Wederzyds Huwelyks Bedrog" ten tooneele bren gen en wijdt aan de voorbereiding al de zorg, die dit charakteristieke Blyspél" vordert Op den genoemden Kunstavond" heeft zich doen zien en hooren de Heer S. Rippe, van Rotterdam, die zijn werk van voordragen maakt, en daarbij over een meer dan gewoon talent, beschikt. Hij heeft ons den Kaïn" van Byron geschilderd, naar de redaktie van Ten Kate. Hij beeldt met stem en mimiek de verschillende personen af: Kaïn, Aria, zijne vrouw, Abel en Zillah, de vrouw van dezen. Met groote kracht en, waar Ada optrad of van hun kind Henoch sprake was, met teder heid, bracht hij dit fragment ten gehoore. Ten slotte reciteerde do Heer Rippe met goeden uitslag twee luimige gedichten van i)r. Laurillard. Het kwam ons voor, dat de ruwe weersge steldheid haar invloed op de stem van den Heer Rippe had laten gelden; dit heeft hem misschien genoodzaakt een weinig te overdrijven (waar Kaïn aan 't woord was) en deed een paar maal, bij hooge intonatie, de stem lichtelijk overslaan. De Heer Rippe schijnt een autodidakt, en zijne kunst is er zoo veel te oorspronklijker om. Ma tigheid zij hem aanbevolen. Mcjufvrouw N. H., begaafd lid eoner kunst- en letterenoefenende familie, gaf ons, met haar mooyo mezzo-sopraanstem, het Wiegenlied" van Mozart, die Soldatenbraut" van Schumann, twee liederen van Rubinstein en een aardig liedtjen van Dr. Pijzel te genieten; terwijl de Heer P v. E. I)., met een fraayo barytonstem, korrekt en gevoelig ons lyrische meesterwerken van Schumann, Ed. Grieg en Löwe aanbood. Do Heer Maurice Hageman, die ons op een pianostuk van Rubinstein onthaalde, had boven dien de welwillendheid den zang volmaakt te akkompaniëeren: eene zelfverzaking, die maar weinig pianisten in praktijk brengen. Tot de belangrijkste bijdragen voor den avond behoorde eene eenvoudige maar treffende medodeeling omtrent de ramp van Krakataii in 1883, door den ooggetuige (gelukkig niet geheel slacht offer), den tegenwoordigen Inspekteur der TeleMartinière er niet, mevrouw?" Op dit _oogen blik loste de franeaise zich op in een wilde polka, waarna de kleine dansers onder luid gejuich naar alle kanten der zaal uiteen stoven. Een elegante Markies uit den tijd van Louis XV, met eene Cannen aan den arm, richtte zijn schreden naar het groepje bij de deur, en niettegenstaande deze ver kleeding herkende Jacques terstond onderde gepoederde pruik de trekken van zijn medescholier Hij snelde op hem toe, beide handen naar hem uitstekende, en zich als een wan hopige vastklemmend aan den eenigen be kende, dien hij onder de aanwezigen opmerken. »O, ben je daar, de La Martinière! Hoe gaat het? Ik heb al naar je uitgekeken. Je moeder kent mij niet, en...." »Hé, ben jij het, Charpin!" antwoordde bet markiesjc, terwijl hij zich het voorhoofd af droogde, zonder acht te slaan op de vriend schappelijke beweging van zijn schoolmakkcr. »En wat kom je doen ?" »Je hebt me indertijd eens gevraagd om je me pqstzegelyerzameliiig over te doen,'je weet we), mijn mooie verzameling.Ik zou er je zoo'n pleizier mee doen, zei je toen, en je hebt er mij honderd francs voor geboden. Ik heb toen niet gewild, maar nu denk ik er anders over, en ik heb het album meteen maar meegebracht, omdat ik dacht dat je het nog wel zoudt willen hebben." De rijkgekleede dame had zich intusschen bij hen gevoegd. »Wat hoor ik daar, Henri!" zeide zij tot baar zoon, »zulk een bedrag heb je willen uitgeven, zonder^ mij er vooraf in te kennen?" »Och, er is niets van aan, mama, hij jokt alles " >O, mevrouw, ik verzeker u " >'t Is genoeg, ge kunt heengaan. Trouwens ik zou mijn zoon toch niet toestaan iets te grafie W. H. Boogaardt. De Heer Boogaardt lichtte züne tafereelen toe door fotografiën, die hij-zelf genomen had en die niet in den handel zijn. De Heeren bestuurders van D. V. G. hebben van het talrijk en aanzienlek publiek de grootste voldoening geoogst. Benige kunstlievende menschen vrienden zijn te rade geworden, bij gelegenheid der aanstaande feesten, iets bij te dragen tot de kas, waaruit de armen" zouden kunnen putteu, om ook van hun kant aan het hoogtijd deel te nemen. Zij hebben daartoe een Buitengewone Voorstelling" in den Stadsschouwburg op touw gezet, wier Programma even-zeer getuigt voor de welwillendheid der kunstenaars, die belangeloos" hun medewerking hebben verleend, als voor de smaak der ondernamers. De voorstelling begon met een tooneelspel van Franijois Coppée en sloot met een blijspel van A. Pohl. Beide stukken zijn hier gunstig bekend: het aandoenlijke De viool van Cremona" en het bevallig kluchtige De schoolrijdster" Er was veel zorg aan de instudeering der stukjens be steed; en men kon van dilettanten'', op een groot tooneel, bijna niet meer vergen dan zij ge geven hebben. De stemmen van Philipo en Sandro, in het drama van Coppée, werden wel eenigszins gevoileerd, door de snorren, waarmee de vertooners, in een tijd, dat niemant snorren droeg 1750 naar de meer en meer bij beroemde tooneelisten in gebruik komende gewoonte, zich de lip hadden vercierd. Het behoeft niet gezegd te worden, dat de voortreflijke tooneelspeler Willem van Zuylen, met zijn geschoren gelaat, hier sterk bij afstak. De Heer van Zuylen heeft het publiek zeer vermaakt, met zijn meesterlijk voorgedragen Lastig geval" iemant, die door een operetten-melodie achter volgd wordt, tot zelfmoordens toe den Hoed", flink vertaald naar Jacq. Normand door Mr. J. N. van Hall een tooneeltjen uit het leven van Rammelslag" uit de Ideën van Multatuli". Deze voordrachten werden aangenaam afgewisseld door het aria uit den Freischütz: Nie nahte mirdcr Schlummer", door Mein Lied" van Ferd. Gumbert en het Lentelied van Ch. Gounod, een en ander korrekt gezongen door de fraaye stem van Fraulein Kathi Bettaque. Mejufvrouw E. van Biene akkompanieerde met zedigheid. De ontvangst van het publiek door de Heeren ondernemers van dezen avond, aan kunst en wel dadigheid gewijd, liet, onder het opzicht van eer bied voor de formen, niets te wenschen over. Het kwam ons voor. dat hot doel der storting eener milde bijdrage wel bereikt zal zijn; terwijl de ondubbelzinnige huldebetuigingen van het publiek zeker een welkom loon voor de kunstoefonarcn zullen geweest zijn. ALB. TH. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. In den laatsten tijd werd de belangstelling der muziekliefhebbers in de hoofdstad door een reeks van uitvoeringen gewekt. Vooreerst door het tweede afdeelings-muziekfeest van de Maatschappij van Toonkunst. Het programma bevatte I. Le délitye, poème biblique en trois parties de Louis Gallet, musique de Camille Saint-Saens. II. Ein Deutsches Requiem, nach Worten der heiligen Schrift, für Soli, Chor und Orchester von Jvhanncs liraJims. Het bijbelsch gedicht Lo déluge" is eene soort van klein oratorium, welks handeling in drie deelen geschetst wordt. Het eerste deel beschrijft den val der menschen, den toorn des Hemels en de opdracht aan Noach tot de bouw der ark. Het tweede deel bevat de schildering van don Zond vloed, terwijl in het derde deel de verzoening wordt geteekend. Wij wezen reeds op het verschijnsel, dat zoo vele moderne Frausche componisten in den vorm van hot oratorium Bijbelscho onderwerpen bewer ken. Wie met de geschiedenis der toonkunst in Frankrijk bekend zijn, kunnen zich het verloren Paradijs van Théodore Dubois, Eva van Massenet, Marie Madeleine van denzelfden componist. Judith van Lefèlre herinneren. Niet altijd echter was het de diepe godsdienstige stemming, die tot het componeeren drong. Zou bij de keuze van het gedicht van Gallet de componist niet vooral aankoopen, zonder te weten hoe degeen, die het te koop biedt, er eigenlijk aankomt." »Ja, weet ik hoe hij aan die verzameling gekomen is!" mompelde Henri, erg uit zijn huim-ur,_en gretig van deze schoone gelegenheid gebruik makend om zijn wraakte koelen aan Jacques, die hem op school altijd de loef af stak. »Jean, laat dit jongetje weer uit," beval mevrouw De la Martinière. »Zie je, melieve" aldus ging zij voort, tot een vriendin gericht, die eens was komen zien wat er aan de hand was ; »dat is nu de schaduwzijde van de open bare scholen; onze kinderen zien en leeren allerlei verkeerds, en komen met Jan en alle man in aanraking." Op straat in de frissche lucht kwam Jacques eenigermate tot zich zelven. Met een hoogroode kleur, maar zonder tranen in de oogen, bleef hij een oogenblik besluiteloos staan. De Rue Deseartes inslaande, liep hij regel recht bij vader Moch binnen, in wiens win keltje, waar men van alles voiid, pennen en cervelaatworst, suikergoed en oude klas sieken, de leerlingen van Jacques' school gewoon waren hun inkoopen van allerlei aard te doen, hetzij a contant of op crediet. De koopman kwam Jacques met een zoet sappig glimlachje tegemoet. »Wel wat is er van uw dienst, mijn jonge vriend?" »Ik wcnschte dit te verkoopen, wilt u het soms nemen ?" »Laat eens kijken." Moch keek de verzameling nauwlettend door. «Jawel, jawel, daar heb ik wel ooren naar. Er is hier en daar wel wat goeds onder, maar ook veel rommel, veel rommel." >Wat geeft u er voor?" getrokken zijn geworden, door de gelegenheid die hem geboden werd om zyn' lust tot descriptie den teugel te vieren! Het is trouwens bekend, dat Saint-Saëns een rijkdom van kleuren op z jjn palet heeft als slechts zelden wordt aangetroffen. Bij eenige studie van zijne orchestratie komt men tot de ontdekking, dat Berlioz veel invloed op hem heeft uitgeoefend. Sommige procédé's z\jn bepaald den meester afgekeken. Men denke slechts aan het herhaald optreden der harpen, de pizzicati der violen en wat al niet meer. Het prélude vangt aan met een kort adagio in e mineur, waarop een andante sostenuto in den zelfden toonaard volgt.op een niet onbelangrijk thema fugatisch gebouwd. Tot slot komt een andantino in e majeur eigenlijk een vioolsolo alleendoor de strijkinstrumenten begeleid. Daarna begint eigenlijk het eerste deel met het recitatief van den tenor: En ce temps-la, les nis de l'homme taient nombreux, Aux pays du soleil, sur les chemins poudreux, Leurs tentes abritaient de robustes families." In het andantino vinden wij het motief van de vioolsolo terug, later als tusschenspel in g majeur overgebracht. Noch de tenor solo, noch het koor trekt bijzonder de aandacht. De inventie is niet belangrijk, doch de eenvou dige bewerking, hoewel ze onzes inziens beneden het onderwerp staat, maakt toch geen ongunstigen indruk. Bij het tweede deel toont de componist zich in zijne volle kracht. Zijne kunst van instrumenteeren is bewonderenswaardig. De schildering van regen en wolkbreuk, van het stijgen van den watervloed, van het klotsen der golven is meesterlijk; de teekening treedt wel is waar op den achtergrond, doch het koloriet trekt te meer de aandacht. In het derde deel ademt alles rust en vrede. Hier speelt de inspiratie den componist waarlijk geen booze partij. Het thema van het laatste koor is triviaal en bij eenigszins vlug tempo zooals het naar onze meening verkeerd werd genomen buiten verband met den tekst. Pittoreske gedeel ten komen o. a. nog voor bij het uitvliegen der duif en toonen den meester in de orchestratie.^ , i * * l * , ___ Men zou tegenover de koorleden onbillijk wezen, indien men durfde beweren, dat het hun aan vlijt bij de voorafgaande repetitiën had ont broken. En toch voldeed de uitvoering in geenen deele aan onze verwachting. De aan sluiting tusschen orkest en zangers liet te wen schen over: de plaatsing van het koor werkte ongunstig, het gemis aan rust en decisie bij den dirigent deed hot overige. Hoe is het in 's Homels naam mogelijk, dat koorleden en orkest de be doeling van den directeur te weten komen, wanneer deze met alle ledematen bewegingen maakt, die elkander om 't zoo eens uit te druk ken vernietigen. Voor hen, die niet alleen als toehoorders maar ook als toeschouwers fungeer den; is het bovendien een lachwekkend schouw spel, dat in volkomen strijd met den ernst der uit te voeren werken is. Goethe klaagt er in zijn tijd over, dat het gien van het orkest hem een gedeelte van zijn muzikaal genot ontnam. Hadde hij het gebarenspel van dezen leider waargeno men, zijn esthetisch gevoel ware er in hooge mate door beleedigd. Enkelen zullen het ons ongetwijfeld ten kwade duiden, dat de aandacht op het euvel gevestigd wordt, en toch is dit onbillijk. Wie nu eenmaal den dirigeerstok uit de hand van een man als Verhuist heeft durven aanvaarden, dient dan ook te toonen, dat wie hem van vermetelheid beschul digden, alleen aan een niet te billijken parti-pris gehoor gaven. Eene algemeone opmerking over don geringen klank, dien het koor ontwikkelde, kan niet ach terwege blijven. Do stemmen drongen niet in de zaal van hot Paleis voor Volksvlijt on de leden van Toonkunst, die op eenigeu afstand van de estrade zaten, hebbon zeker van Le Déluge" een onduidelijken indruk gekregen. De heer Hogmans zong de tenorsolo's met fraai stemgeluid, goede voordracht en voldoende uitspraak. De bas was minder goed gedisponeerd en maakte enkele fou ten tegen de prononciatie van het Fransch. De dames Fillunger en Vcltman (sopraan en alt) waren verdienstelijk; het orkest vervulde zijne moeilijke taak naar bohooren; aan den heer Jo»En wat vraagt u er voor?" «Honderd francs." »Hé, hé, dat 's maar een bagatel. Beste jongen, 't is mij veel te veel. Zal ik je wat zeggen: houd je collectie maar, hoor vriendje; wij kunnen geen zaken doen." «Maar wat biedt u dan, mijnheer Moch?" »Wat ik bied? Vijftig francs, geen centime meer. 't Is omdat je een klant bent, en omdat ik je graag mag lijden, anders ..." »Goed, goed, maar doe er dan nog n half frankje bij. Dat moet ik bepaald hebben." »Jelui kunt toch alles van mij gedaan krij gen. Zie zoo, hier is je geld, ondeugd!" Het knaapje borg den schat -orgvuldig in zijn zak, alleen het zilverstukje dat hij boven de koopsom bedongen had, afzonderlijk in de hand houdende, en ging toen heen, zonder zelfs n laatsten blik tot afscheid op zijn veelgeliefde verzameling te slaan; vergat hij het, of' was het misschien wilskracht? Onder weg hield hij zicli alleen even op om voor het geldstukje een ruiker viooltjes te koopeii. Tehuis komende vond hij zijn moeder in de grootste onrust. »Waar heb je toch gezeten, kind?" riep zij hem toe. »Ik heb mij zoo ongerust gemaakt." »Ik ben uitgeweest om mijn postzegels te verkoopen, mama. We hebben nu geld, geld in overvloed, ea zij behoeven nu niet meer te dreigen mij weg ie jagen. Kijk eens, dit is voor het schoolgeld," juichte hij terwijl hij de goudstukken in zijn hand liet opspringen, »en dit, dit is voor u, mama," ging hij voort, ter wijl hij het tuiltje viooltjes op mevrouw Charpin's schoot legde, en haar om den hals vloog. De oude piano werd niet verkocht. E. F.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl