Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
NO.-511
af
. «*ph Cramer werd bizonder applaus na de
voordracht van zyn solo gebracht.
Met de uitvoering der trotsche koren van Ein
Dettteches Requiem" ging het wat beter. De
sopranen zongen echter te sterk en met te weinig
Mhakeering: tenoren en alten waren daarentegen
veel te zwak. Wy zullen niet in het bizonder de
koren^ aanwijzen, die aanleiding tot kritiek gaven.
Ons'eindoordeel over het Concert is .echter niet
'-MO gunstig als wij gewenscht hadden. Dat het
> volgende seizoen allen de noodige compensatie
"'" chenke.
>
Met bizonder genoegen hebben wij het concert
ygewoond, dat ter herdenking van den
negenigsten geboortedag van Z. M. den Keizer van
- Doitschland, door den Deutscher Hülfsverein" in
Felix Meritis onder de leiding van Mr. H. Viotta
en met welwillende medewerking van Frau Mielke
('zang), Mej. Anna Kluit (piano) en den heer
Jogeph Cramer (viool) werd gegeven.
Het feest ving aan met een Prolog, door den
heer Westenberger uitgesproken; daarna werd
'«en- programma ten gehoore gebracht, dat in drie
'afdeelingen I Die Klassischen Meister, II Die Ro
mantik, Hl Die Neue Zeit huldigde.
{ Da^ een ervaren hand met de inrichting van
dat programma belast was, bleek wel uit de keuze
der nummers.
* Van de klassieke meesters werden uitgevoerd:
: 1. Ouverture die Zauberflöte van W. A. Mozart;
, '2. Recitativ und Arie aus Fidelio, L. vpn Beet
hoven, 3. Vioolconcert (Satz I), L. von
Beethoven. 4. Phantasie für Klavier, Orchester und Chor,
L. von Beethoven.
De Romantische School was vertegenwoordigd
T .door Weber, Schubert, Schumann en Mendelssohn,
* «a wel met de volgende werken:
1. Ouverture znr Oper Euryanthe. 2.
Klavier^ gtficke: In der Nacht, Impromptu (Es dur) .3.
Violinstücke: Andante uit het Vioolconcert en
Abendlied van Schumann.
De nieuwere tyd bevatte slechts n naam: R.
Wagner. (1. Gesang der Elisabeth aus
Tannhauser en Kaisermarsch).
By de uitvoering der Phantasie van Beethoven
trad een klein gemengd koor op, dat zich inder
daad op voortreffelyke wyze van zijn taak wist
te kwijten. Er werd met schakeering, fraaien klank
en met werkelijke bezieling gezongen. Het
Volksgesang am Schlusse des Kaisermarsches" werd door
alle eenigszins muzikale geïnviteerden gezongen;
de leden van het koor waren hier en daar in de
zaal verspreid en leidden dus het gezang.
Frau Mielke behaalde vooral succes met de
voordracht van het Gesang der Elisabeth;'' een
bevallige artiste,mej. Anna Kluit onderscheidde zich
door goed ontwikkelde techniek en muzikalen zin
by de uitvoering der nummers voor piano, ter
wijl de Heer Cramer eveneens met geestdrift
. werd toegejuicht.
Wanneer men rekening houdt met de krachten
waarover de Orkestvereeniging beschikt, had men
alle reden om over de uitvoering der
orkestnnmmers tevreden te wezen. Er was zekerheid en
.eenheid in het spel, fraaie schakeering zonder al
te scherp contrast tusschen licht en bruin, de
verschillende motieven traden met gewenschte
duidelijkheid aan het licht. En de
instrumentalisten toonden zich zoo wakker, dat de uitvoe
ring er de gunstige gevolgen van ondervond.
Wy waren tot op heden niet vaak in de ge
legenheid gesteld de leiding van den Heer Viotta
gade te slaan. Aangenaam is het ons te dezer
plaatse van onze ingenomenheid blijk te geven
met de wyze waarop deze dirigent" zijne taak
?vervult. Rust, zekerheid, duidelijkheid en gezag
tevens schenen ons eigenschappen toe, die zijn
directie kenmerkten. Het bestuur van den
Deut? schen Hülfsverein" liad het niet zoo kwaad inge
zien, toen het de leiding van het Concert aan de
bekwame hand van Mr Viotta toevertrouwde. De
kunst is in ieder geval internationaal en de Heer
Röntgen staat immers wel aan het hoofd van de
Amsterdamsche afdeeling der Nederlandsche
maatschappij van Toonkunst.
T
***
Over de operavoorstellingen hebben wij weinig
mede te deelen. Het seizoen loopt ten einde en
van de aangekondigde noviteiten is voor de hoofd
stad althans zoowat niets gekomen. De directiën
komen by den aanvang van het tooneeljaar een
vloed van fraaie beloften over het hoold hunner
aanstaande abonné's storten. En is eenmaal het
jaar aan den gang, dan wordt aan de
verwezenlyking der hooggespannen verwachtingen niet meer
gedacht. Door de ongelukkige samenstelling der
troupe d'opéra-comique" konden vele werken van
het répertoire niet worden opgevoerd met eenige
kans op voldoende opkomst van het publiek. Bij
het Haagsche gezelschap zijn, naar gemeld wordt,
althans enkele der beste krachten voor het vol
gende seizoen behouden, In de eerste plaats de
Heer Lestellier, en verder ook de Heer Joussaume.
Over het vertrek van de dames Millie en Wilhem
zullen, althans door de operabezoekers weinig
traHen gestort worden. Wanneer de Heer Desuiten
nu maar wil inzien, dat een goede baryton
noodzakelijk is en ook de gewenschte chanteuse légere
niet mag ontbreken, Qui vivra verra!
De laatste voorstelling van Faust door het
Hoogduitsche Gezelschap leek in enkele opzichten
op eene parodie. Alleen Fraülein Bettaque, die
we noode naar Bremen zouden zien vertrekken
nog altijd hopen we, dat men haar voor Neder
land zal kunnen behouden! heeft hare rol op
voldoende wijze vervuld. De titelrol was in han
den van den heer Wertheim, die er heel weinig
van terecht bracht, terwijl als Mephisto een toe
komstige tweede bas fungeerde, die door zijne op
vatting ten duidelijkste bewees, dat hij van den
Mephisto, zooals Gounod hem teekende, tittel noch
jota begreep.
Het verwondert ons, dat het publiek zijne af
keuring niet op duidelijke wijze te kennen gaf.
Zou de directie soms meenen, dat men 't publiek
in het Paleis kan voorzetten, wat men begeert?
't Zal te eeniger tijd wel eens blijken, dat niet
elke schotel den Paleisbezoekers voldoende toe
bereid lijkt.
* *
De Vereeniging tot Verbetering van den Volks
zang heeft niet te klagen over gemis aan belang
stelling. In het jaarverslag over 1886/87 staat
trouwens te lezen wat donateurs en begunstigers
doen om het goede doel, dat de Vereeniging
tracht te bewerken, nader by te komen.
De beschermheer, Mr. G. Van Tienhoven, geeft
in persoon bewijs van belangstelling en zorgt er
tevens voor, dat de jeugdige zangers en zange
ressen op voegzame wijze onthaald worden. Ook
de wethouder van Onderwijs, Mr. W. W. Van
Lennep, woonde de uitvoering op Dinsdag 11. in
Maison Stroucken bij en gaf zyne ingenomenheid
met het streven der Vereeniging en de verkregen
resultaten te kennen. De heeren Mr. Willeumier,
president der Plaatselijke Commissie, en de heer
Arntzenius, arrondissements-schoolopziener, waren
eveneens tegenwoordig.
Weten onze lezers wel. dat men met eene ge
ringe bijdrage van n gulden 's ja,ax& begunstiger,
met eene gift van drie gulden donateur wordt?
Men heeft zich slechts tot den Secretaris, den
heer Stamperius, hoofdonderwijzer, te wenden,
indien men de Vereeniging tot Veredeling van
den Volkszang wil steunen. Dat de gelden nuttig
gebruikt worden; kunnen wij verzekeren.
Voor de geheele uitvoering van het vrij uitge
breide programma waren ongeveer 600 leerlingen
opgeroepen, die aan het einde alle in goede orde
op de estrade geschaard stonden. Ze zongen on
der de bekwame leiding van heer Kappenburg
dat het een lust was; vooral de knapen, zooals
Benoit ze heet, doch ook de maagdeli/jnen, of
schoon wat bedeesder, lieten zich niet onbetuigd.
In enkele nummers liet de zuiverheid nog wat te
wenschen over; vooral de tweede stem bleek voor
enkelen wat gevaarlijk.
Met genoegen constateerden wij, dat ook op
de uitspraak en de voordracht gelet wordt. Vooral
in die richting dient gewerkt te worden. Zal de
zang een schoone kunst beeten, dan dient alle
ruwheid en smakeloosheid te verdwijnen, 't Is
overbodig onzen onderwijzers dit te dezer plaats
by vernieuwing onder het oog te brengen. Wien
het aan goeden smaak niet ontbreekt, zal onze
meening gaarne onderschrijven, en voor hen, die
de esthetische eischen der voordracht niet kennen,
zou beter pleidooi dan het onze nog onvoldoende
blijken.
H. C. P. D.
MUZDÏAAL OVERZICHT.
ROTTERDAM, 7 April 1887.
Gisterenavond haède benefice-voorstelling plaats
van Mevrouw Louise Jaïde, waarvoor zij Wagner's
Lohengrin had gekozen; deze keuze was met het
oog op de prachtige wijze, waarop zij de partij
van Ortrud daarin vertolkt, zeer goed. De
beneficiante was uitmuntend bij stem en verbaasde
iedereen weder door het kolossale volume en den
nog altijd grooten omvang van haar geluid. Be
halve tal van bloemen en bouquetten, mandjes,
enz werd haar door den tweeden regisseur, den
heer de Vos, een prachtig cadeau, aangeboden,
bestaande in. een zwaar gouden halssnoer met
medaillon; volgens de toespraak van den heer
de Vos, werd haar dit kostbaar geschenk aange
boden door tal van abonné's." Als eene rechtmatige
hulde aan haar groot talent en hare hoedanig
heden als mensen heeft deze kunstenares eene
dergelijke onderscheiding ten volle verdiend.
Mej. Bettaque was de voortreffelijkste Elsa, die
men zich denken kan, de heer Grüning als
Lohengrin nog beter dan de vorige maal, De
heer Stieglitz, die ditmaal den König zong,
schonk bevrediging en ook overigens was de voor
stelling (met uitzondering van de koren), onder
's heeren Starke's leiding recht verdienstelijk.
Eene bijna in elk opzicht voortreffelijke voor
stelling van Joseph in Egypte had jl. Zaterdag
plaats; Grünning als Joseph, Stiglitz als Jacob,
van Bongardt als Simeon en Mej. Bettaquo als
Benjamin leverden een heerlijk geheel; ook Mevr.
Weiss zong haar kleinen solo zeer goed. De heer
Schröder, Ie kapelmeester, ten wiens benefice deze
voorstelling was, ontving een vijftal kransen; de
zaal was slecht bezet, hetwelk als protest van de
zijde van het publiek mag gegolden hebben tegen
een eerbewijs jegens iemand, die zóó weinig ge
toond heeft de rechte man op de rechte plaats
geweest te zijn als de heer Schröder. Het is mo
gelijk dat zijn ongunstig oordeel over ons orkest,
bij zijn optreden alhier, waarheid bevatte: dit
legde hem echter juist, dunkt mij, de verplichting
op naar verbetering te trachten, en gaf hem geen
recht, zóó passief te blijven als hij het geheele
seizoen geweest is.
V.
VICTOR HÜGO, LECONTE DE LISLE
EN DOMAS.
(Slot.)
De Parijsche bladen hadden dan ook allen de
zitting der Académie als iets buitengewoon bij
zonders opgenomen, en er hun beste medewer
kers heengezonden om, behalve den volledigen
tekst der voordrachten, dien men schriftelijk van
den heer Doucet, secretaris der Academie, ont
ving, een overzicht van de iéance te geven.
De Bépublique franyaise had voor deze première
haren vriend Sarcey geprest; de Débats zond
Henri Houssaye, de Temps niemand minder dan
den senator Schérer, de Figaro had na het arti
kel van Jean Aycard nog drie of vier artikelen
over Leconte de Lisle, Dumas en Hugo.
De indruk, door de beide voordrachten op het
publiek gemaakt, was zeer verschillend. Leconte
de Lisle heeft een doffe stem en mist geheel de
gewoonte van het voordragen; zijn rede gaf dan
ook, zelfs aan het klein gedeelte der aanwezigen
die hem geheel konden verstaan, niet de helft
van het genoegen dat zij den leger doet.
Alexandre Dumas fils daarentegen sloeg terstond den
toon van een echt conférencier aan. was elegant,
geestig, gevoelig, gemeenzaam, zooveel als noodig
was, deed lachen en wekte bewondering, zonder
dat toch zijn rede bij de lectuur tegenviel.
Leconte de Lisle's taal was langzaam, plechtig
on wat preekerig. Zijn portret, zestien jaar gele
den door Figaro in een naamvers gegeven, ge
leek nog, alleen waren de weinige haren wat wit
ter geworden; het luidde:
Doublémeaton, front haut et Ie geste onctueux,
Chauve et glabre, l'oeil doux, l'air benoit, l'air
heureux
D'un moine, un style ardent, baroque, a
phrases pleines,
Le mot sauvageetnet, l'éclat plein de couleur,...
Tel est Ie compte de TtVlustre traducteur
Des plus grands noms hellènes!
Hij prees Hugo, op de wijze zooals Anatole
France voorspeld had, in grootsche metaphoren
en met de edelste woorden, die ooit onder den
koepel der Academie weerklonken.
Ik moet u spreken over een man, eenig onder
allen, die, zestig jaren lang, op aller geest
heeft gewerkt, hen hoeft verblind, verbitterd, met
geestdrift of hartstocht vervuld, wiens onmetelijke
arbeid, met iederen dag overvloediger en luister
rijker, _in zijn meest karakteristieke gedeelte
noch in de oude noch in de nieuwere letterkunde
zijn gelijke heeft, en die aan deFransche poëzie,
met meer rijkdom, meer kracht en juistheid, de
lyrische eigenschappen heeft teruggegeven, welke
haar sedert twee eeuwen ontbraken.
Victor Hugo is, vóór alles en bovenal, een groot
en verheven dichter, dat wil zeggen een onbe
rispelijk kunstenaar, want deze twee woorden zijn
van gelijke beteekenis. Hij heeft van alles de stof
in poëtische stof weten om te scheppen, hetgeen
de uitdrukkelijke en allereerste voorwaarde van
de kunst is, het eenige middel om aan het be
rijmd didactisme, deze volkomen negatie van alle
poëzie, te ontsnappen; hij heeft zestig jaren lang
gouden verzen gesmeed op een bronzen aambeeld;
zijn geheele leven was een duizendsteinmig
helderklinkend lied, waarin alle hartstochten, alle
aandoeningen, alle gewaarwordingen, die gedu
rende den loop dezer eeuw de menschenziel be
wogen, geschokt, medegesleept hebben, hunne
hoogste uitdrukking hebben gevonden.
Hij was van het ras, een thans zeker uitgestor
ven ras, der wereldgenieën, van die, welke geen
maat kennen, omdat zij alles grooter zien dan de
werkelijkheid, van hen die, zich aan de boeien
der alledaagschheid met krachtigen schok ontwor
telend, van dag tot dag een ruimer sfeer omvat
ten door het overvloeien hunner aangeboren ga
ven en hunner niet minder buitengewone gebre
ken: van hen, die somtijds ophouden gemakkelijk
te begrijpen zijn, omdat de vlucht hunner ver
beeldingskracht hen meesleept naar het onken
bare, en zij meer door haar gevoerd worden dan
dat zij haar in bedwang houden of leiden; omdat
huune ziel een deel is van alle zielen, omdat, kort
om, alle zaken slechts waarde hebben naar ge
lang van de hersens die hen in zich opnemen, en
van de oogen die ze beschouwen."
Leconte de Lisle vertelt van zijn eerste kennisma
king, op het eiland Réunion, met Victor Hugo's
verzen. Hij geeft dan van ieder van Hugo's
werken een korte definitie, besluitende met eenige
woorden over de poëzie in 't algemeen, in deze
stelling samengevat:
ledere ware en hooge poëzie bevat eene
philosophie, welke dan ook, hetzij streven, hoop,
geloof, zekerheid, hetzij een weloverdacht en vol
komen afstand doen van het bewustzijn dat onze per
soonlijkheid het aardsch bestaan overleven zal."
Aan het slot kwam een treffende schildering
van Victor Hugo's rustigen, glorierijken ouder
dom:
Hij is gestorven, vol van dagen, vol van roem,
omringd van aller vereering, in den stralenkrans
van de hoogste illusie, in triomf naar het Pan
theon geleid door een millioen menschen, en aan
de volgende eeuwen en onsterfelijk werk en een
onsterfelijken naam nalatend.."
* *
Alcxandre Dumas had te spreken over den
récipiendaire vooreerst, en vervolgens over Victor
Hugo. Hij begon met te herinneren aan de ken
nismaking van Ilugo met Leconte de Lisle's ver
zen, toen iemand in het ballingsoord de verzen
uitsprak:
Midi, roi des tés, pandu sur la plaine,
Tombe en nappe d'argent des hauteurs du ciel bleu.
Tout se tait. L'air flamboie et brülo sans halcine,
La terre est assoupie en sa robe de feu.
Wat zegt ge daar?" riep Victor Hugo uit,
deze fraaie verzen hoorende, die hij zich niet
herinnerde gemaakt te hebben. Van dat
oogenblik dateert de kennismaking.
Dumas begon thans Leconte de Lisle's
philosophische richting te bespreken en wel op zeer scherpe,
schoon hoffelijke wijze. Hij stelde het somber pes
simisme van den récipiendaire tegenover de poëzie
van geloot en liefde, waarvan hij uit Chateaubriand,
uit de Musset, Victor Hugo, Lamartine en Racine
voorbeelden aanhaalde.
Dat was onze poëzie van aardsche en godde
lijke liefde. Dat wilt gij bestrijden en omverwer
pen. Het is een poging zooals eene andere. Alles
is geoorloofd, wanneer er oprechtheid in hot hart
is, te meer omdat gij, hetgeen gij aan de jonge
dichters hebt aangeraden, begonnen zijt zelf met
ijver en geduld te doen. Gij hebt in u zelf de
persoonlijke aandoening gedood, den hartstocht
getemd, de gewaarwording vernietigd, het gevoel
verstikt. Gij hebt gewild dat, in uw werk, al wat
menschelijk is, u vreemd bleef. Onwrikbaar, schit
terend en onveranderlijk als de spiegel der ouden
van gepolijst zilver, hebt gij alles weerspiegeld
en zien voorbijtrekken, werelden, feiten, eeuwen,
al het uitwendige. Toch heeft het u aan verzoe
kingen "niet ontbroken, als ik den kreet gelooven
mag, dien gij in La Vipere hebt laten ontsnap
pen. Het is de eenige. Gij wilt niet, dat de dich
ter tot ons spreken zal over de dingen der ziel,
die al te innig en al te weinig verheven zijn.
Geen aandoeningen meer, geen ideaal, geen ge
voel, geen geloof, geen kloppend hart, geen tranen
meer. Gij ontvolkt den hemel en maakt de aarde
stom. Gij wilt aan de poëzie het leven hergeven,
en gij ontneemt haar, wat het leven zelf is van
het heelal, de liefde, de eeuwige liefde. De stof
felijke natuur, de wetenschap, de wijsbegeerte zijn
u voldoende. Zeker zijn het uitspansel, de zon,
de maan, de sterren, de oceanen, de bosschen,
godheden, monsters, en dieren zeer belangwekkend;
maar ook ik ben belangwekkend, ik, de mensch.
Mijn ik, dat leeft, dat bemint, dat denkt en lijdt,
dat hoopt, zoozeer dat het zelfs het geheel
onbewezene gelooven wil, dat ik, een vod zooveel
ge wilt, maar mij een dierbaar vod" dat ik
heeft evenveel recht als het overige van het heelal
op de uitdrukking van zijn liefde, van zyn smart,
van zijn verwachtingen, van zijn geloof en zyn
dropmen. Indien ik de dichters wil aanhooren,
indien ik hun zelfs vraag, mij over hen
zelven te spreken, is het omdat zij, door
over hen zelf te spreken, als zij dat goed doen,
over mij spreken. Discussiën, redeneeringen, theo
rieën, esthetica, doen daaraan niets af, nu niet
en nooit. Wij behooren slechts aan hetgeen
ons aandoet. De menschelijke ziel gelijkt op
Molière's Agnès. Op alle schoolsche argumenten ant
woordt zy, hetgeen Arnolphe's onnoozele pupil haar
ouden voogd antwoordde, toen hij zich door haar
wilde doen beminnen:
Tenez,tous vos discours ne me troublent point l'ame,
Horace, avec deux mots, en ferait plus que vous.
Deze twee woorden, die de menschheid, evenals
Agnès, altoos wil hooren, die haar moeten
meeslecpen en overtuigen, het zyn juist de twee, die
gij buiten de poëzie wilt sluiten. En welke ver
goeding biedt gij haar in ruil? Na vijftig jaren
studie, overpeinzing, inwijding in de traditiën van
alle tijden, wat is nu de wijsbegeerte van uwe
kleurige, machtige trilogie, de Poèmes antiques, de
Poèmes barbares, de Poèmes Tragiques? Het zijn
die twee groote vloekredenen van Kaïn en
Baghavat, die tot conclusie hebben de nietigheid der
wereld, en tot ideaal den dood!"
Dit gelijkt weinig op een lofrede; als Dumas
spoedig daarop van den ernstigen toon in den
meer gemeenzamen overgaat, wordt het er eigen
lijk niet beter op. Ik geloof ook niet aan dat
wenschen naar den dood, vooral als degenen die
het zoo schitterend bezongen hebben, voortgaan
met leven. Van alles wat de mensch kan wen
schen, fortuin, gezondheid, liefde, vreugde, ster
ven, is juist het sterven het eenige dat hij zich
terstond kan verschaffen, zonder goddelijke of
menschelijke hulp. Welnu! hy grijpt er bijna nooit
naar!
En het bewijs is, dat wij u hier levend zien,
springlevend, Goddank, en zelfs onsterfelijk, zoo
onsterfelijk als wij allen hier; langer onsterfelijk
heid beloof ik u ook niet. Gedurende die gemeen
schappelijke onsterfelijkheid zullen wij ons best
doen, om u het leven te doen liefhebben, opdat
ge nog lang mooie verzen kunt schrijven over den
dood, en ge zult zien. dat het leven nog zijn
goede oogenblikken heeft, zooals dit bij voorbeeld,
waarin het mij een waar genot is, den man van
groot talent en van edel karakter openlijk eer te
mogen bewijzen en een weinig te mogen tegen
spreken."
Het volgende gedeelte der redevoering, ofschoon
aangenaam van vorm, was minder interessant;
Dumas zeide daarin zijne meening over het ge
bruik van rijm en rythmus, en gelijk Sarcey
opmerkt, het was niet geheel gepast, dat
hierin Dumas den meester speelde, waar er van
twee meesters als Victor Hugo en Leconte de
Lisle sprake was.
Over de toekomst van Hugo's werk had Dumas
eene zeer schoone perfWe:
Ik hoor zeggen, dat er ook steenen zullen weg
vallen uit dat reusachtig gebouw, dat er reeds
eenige wankelen, onder die welke men het ste
vigst gemetseld waande. Het is mogelijk; het is
waar.
Maar dat gebouw, dat iets heeft van een
Griekschen tempel,' van een pagode, een moskee, een
burchtslot, een Gothische kathedraal, een
Oostersche bazaar, een paleis uit de Renaissance, waar
omheen zich boerenhuizen gegroepeerd hebben,
en arbeiderswoningen en hutten van armen, dat
gebouw is zoo grootsch,-* zoo schilderachtig, zoo
grillig, het steekt tegen den hemel der kunst als
zulk een indrukwekkende massa af; het heeft zulke
onmetelijke crypten, waardoor de wind zoo zon
derling ,fluit; het heeft zulke hooge muren en
zulke statige torens, zuilen van zoo rein marmer,
zoovele bogen en zoo verrassend gekruist, zoo fijn
gebeitelde kroonlijsten, zoo slanke torenspitsen van
marmeren kantwerk, waarin zooveel vogelen hun
nestjes bouwen; de groote klok van zijn rcusachtigen
klokkentoren, die het Angelus of het noodsein, de
doodenklacht of het feestelijk carillon luidt, is ge
maakt van zoo edel metaal, vervult de lucht
met zoo majestueuze golvingen, >ekt zoo mach
tige echos in de groote vlakten en do onmetelijke
wouden die het omringen en die het van zijn
hoogen bergtop overziet, dat men zich afvraagt
oi hier ook niet, gelijk in de sprookjes der Middel
eeuwen, God of de Duivel de hand in het werk
gehad heeft."
Deze schets, na al wat het vorig jaar over Hugo
gezegd is, nog door frischheid uitblinkend, werd
niet minder dan het overige toegejuicht; de dag,
die de namen van Victor Hugo, Leconte de Lisle
en Alexandre Dumas vereenigde, zal onder de
schitterendste herinneringen der Académie blijven
behooren.
SCARAMOUCHE.
VARIA.
OP DE BLOEMENTENTOONSTELLING.
Zij droomen van hun verre vaderlanden,
De cactus met zijn kelken, rood als bloed,
Denkt hijgend weer aan der woestijnen gloed,
En de orchidee aan Timor's bloemenstranden.
Camelia's van Yesso's heuvelranden
En palmenwaaiers wuiven hunnen groet
Der bonte agave zwijgend tegemoet,
En peinzen stil van lauwe lustwaranden.
En, als in droomen 't woord, schoon zacht
gefluisterd,
Een schoon geheim verraadt, voor wie er luistert,
Een zoet geheim, uit 's harten diepste sfeer,
Zoo toovert ons hun droom in geurge trossen
Het paradijs voor van hun diepe bosschen,
Zoo bloeit hun droom in bloemen voor ons weer.
FIORE DELLA NEVE.