De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 10 april pagina 4

10 april 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. NO.-511 af . «*ph Cramer werd bizonder applaus na de voordracht van zyn solo gebracht. Met de uitvoering der trotsche koren van Ein Dettteches Requiem" ging het wat beter. De sopranen zongen echter te sterk en met te weinig Mhakeering: tenoren en alten waren daarentegen veel te zwak. Wy zullen niet in het bizonder de koren^ aanwijzen, die aanleiding tot kritiek gaven. Ons'eindoordeel over het Concert is .echter niet '-MO gunstig als wij gewenscht hadden. Dat het > volgende seizoen allen de noodige compensatie "'" chenke. > Met bizonder genoegen hebben wij het concert ygewoond, dat ter herdenking van den negenigsten geboortedag van Z. M. den Keizer van - Doitschland, door den Deutscher Hülfsverein" in Felix Meritis onder de leiding van Mr. H. Viotta en met welwillende medewerking van Frau Mielke ('zang), Mej. Anna Kluit (piano) en den heer Jogeph Cramer (viool) werd gegeven. Het feest ving aan met een Prolog, door den heer Westenberger uitgesproken; daarna werd '«en- programma ten gehoore gebracht, dat in drie 'afdeelingen I Die Klassischen Meister, II Die Ro mantik, Hl Die Neue Zeit huldigde. { Da^ een ervaren hand met de inrichting van dat programma belast was, bleek wel uit de keuze der nummers. * Van de klassieke meesters werden uitgevoerd: : 1. Ouverture die Zauberflöte van W. A. Mozart; , '2. Recitativ und Arie aus Fidelio, L. vpn Beet hoven, 3. Vioolconcert (Satz I), L. von Beethoven. 4. Phantasie für Klavier, Orchester und Chor, L. von Beethoven. De Romantische School was vertegenwoordigd T .door Weber, Schubert, Schumann en Mendelssohn, * «a wel met de volgende werken: 1. Ouverture znr Oper Euryanthe. 2. Klavier^ gtficke: In der Nacht, Impromptu (Es dur) .3. Violinstücke: Andante uit het Vioolconcert en Abendlied van Schumann. De nieuwere tyd bevatte slechts n naam: R. Wagner. (1. Gesang der Elisabeth aus Tannhauser en Kaisermarsch). By de uitvoering der Phantasie van Beethoven trad een klein gemengd koor op, dat zich inder daad op voortreffelyke wyze van zijn taak wist te kwijten. Er werd met schakeering, fraaien klank en met werkelijke bezieling gezongen. Het Volksgesang am Schlusse des Kaisermarsches" werd door alle eenigszins muzikale geïnviteerden gezongen; de leden van het koor waren hier en daar in de zaal verspreid en leidden dus het gezang. Frau Mielke behaalde vooral succes met de voordracht van het Gesang der Elisabeth;'' een bevallige artiste,mej. Anna Kluit onderscheidde zich door goed ontwikkelde techniek en muzikalen zin by de uitvoering der nummers voor piano, ter wijl de Heer Cramer eveneens met geestdrift . werd toegejuicht. Wanneer men rekening houdt met de krachten waarover de Orkestvereeniging beschikt, had men alle reden om over de uitvoering der orkestnnmmers tevreden te wezen. Er was zekerheid en .eenheid in het spel, fraaie schakeering zonder al te scherp contrast tusschen licht en bruin, de verschillende motieven traden met gewenschte duidelijkheid aan het licht. En de instrumentalisten toonden zich zoo wakker, dat de uitvoe ring er de gunstige gevolgen van ondervond. Wy waren tot op heden niet vaak in de ge legenheid gesteld de leiding van den Heer Viotta gade te slaan. Aangenaam is het ons te dezer plaatse van onze ingenomenheid blijk te geven met de wyze waarop deze dirigent" zijne taak ?vervult. Rust, zekerheid, duidelijkheid en gezag tevens schenen ons eigenschappen toe, die zijn directie kenmerkten. Het bestuur van den Deut? schen Hülfsverein" liad het niet zoo kwaad inge zien, toen het de leiding van het Concert aan de bekwame hand van Mr Viotta toevertrouwde. De kunst is in ieder geval internationaal en de Heer Röntgen staat immers wel aan het hoofd van de Amsterdamsche afdeeling der Nederlandsche maatschappij van Toonkunst. T *** Over de operavoorstellingen hebben wij weinig mede te deelen. Het seizoen loopt ten einde en van de aangekondigde noviteiten is voor de hoofd stad althans zoowat niets gekomen. De directiën komen by den aanvang van het tooneeljaar een vloed van fraaie beloften over het hoold hunner aanstaande abonné's storten. En is eenmaal het jaar aan den gang, dan wordt aan de verwezenlyking der hooggespannen verwachtingen niet meer gedacht. Door de ongelukkige samenstelling der troupe d'opéra-comique" konden vele werken van het répertoire niet worden opgevoerd met eenige kans op voldoende opkomst van het publiek. Bij het Haagsche gezelschap zijn, naar gemeld wordt, althans enkele der beste krachten voor het vol gende seizoen behouden, In de eerste plaats de Heer Lestellier, en verder ook de Heer Joussaume. Over het vertrek van de dames Millie en Wilhem zullen, althans door de operabezoekers weinig traHen gestort worden. Wanneer de Heer Desuiten nu maar wil inzien, dat een goede baryton noodzakelijk is en ook de gewenschte chanteuse légere niet mag ontbreken, Qui vivra verra! De laatste voorstelling van Faust door het Hoogduitsche Gezelschap leek in enkele opzichten op eene parodie. Alleen Fraülein Bettaque, die we noode naar Bremen zouden zien vertrekken nog altijd hopen we, dat men haar voor Neder land zal kunnen behouden! heeft hare rol op voldoende wijze vervuld. De titelrol was in han den van den heer Wertheim, die er heel weinig van terecht bracht, terwijl als Mephisto een toe komstige tweede bas fungeerde, die door zijne op vatting ten duidelijkste bewees, dat hij van den Mephisto, zooals Gounod hem teekende, tittel noch jota begreep. Het verwondert ons, dat het publiek zijne af keuring niet op duidelijke wijze te kennen gaf. Zou de directie soms meenen, dat men 't publiek in het Paleis kan voorzetten, wat men begeert? 't Zal te eeniger tijd wel eens blijken, dat niet elke schotel den Paleisbezoekers voldoende toe bereid lijkt. * * De Vereeniging tot Verbetering van den Volks zang heeft niet te klagen over gemis aan belang stelling. In het jaarverslag over 1886/87 staat trouwens te lezen wat donateurs en begunstigers doen om het goede doel, dat de Vereeniging tracht te bewerken, nader by te komen. De beschermheer, Mr. G. Van Tienhoven, geeft in persoon bewijs van belangstelling en zorgt er tevens voor, dat de jeugdige zangers en zange ressen op voegzame wijze onthaald worden. Ook de wethouder van Onderwijs, Mr. W. W. Van Lennep, woonde de uitvoering op Dinsdag 11. in Maison Stroucken bij en gaf zyne ingenomenheid met het streven der Vereeniging en de verkregen resultaten te kennen. De heeren Mr. Willeumier, president der Plaatselijke Commissie, en de heer Arntzenius, arrondissements-schoolopziener, waren eveneens tegenwoordig. Weten onze lezers wel. dat men met eene ge ringe bijdrage van n gulden 's ja,ax& begunstiger, met eene gift van drie gulden donateur wordt? Men heeft zich slechts tot den Secretaris, den heer Stamperius, hoofdonderwijzer, te wenden, indien men de Vereeniging tot Veredeling van den Volkszang wil steunen. Dat de gelden nuttig gebruikt worden; kunnen wij verzekeren. Voor de geheele uitvoering van het vrij uitge breide programma waren ongeveer 600 leerlingen opgeroepen, die aan het einde alle in goede orde op de estrade geschaard stonden. Ze zongen on der de bekwame leiding van heer Kappenburg dat het een lust was; vooral de knapen, zooals Benoit ze heet, doch ook de maagdeli/jnen, of schoon wat bedeesder, lieten zich niet onbetuigd. In enkele nummers liet de zuiverheid nog wat te wenschen over; vooral de tweede stem bleek voor enkelen wat gevaarlijk. Met genoegen constateerden wij, dat ook op de uitspraak en de voordracht gelet wordt. Vooral in die richting dient gewerkt te worden. Zal de zang een schoone kunst beeten, dan dient alle ruwheid en smakeloosheid te verdwijnen, 't Is overbodig onzen onderwijzers dit te dezer plaats by vernieuwing onder het oog te brengen. Wien het aan goeden smaak niet ontbreekt, zal onze meening gaarne onderschrijven, en voor hen, die de esthetische eischen der voordracht niet kennen, zou beter pleidooi dan het onze nog onvoldoende blijken. H. C. P. D. MUZDÏAAL OVERZICHT. ROTTERDAM, 7 April 1887. Gisterenavond haède benefice-voorstelling plaats van Mevrouw Louise Jaïde, waarvoor zij Wagner's Lohengrin had gekozen; deze keuze was met het oog op de prachtige wijze, waarop zij de partij van Ortrud daarin vertolkt, zeer goed. De beneficiante was uitmuntend bij stem en verbaasde iedereen weder door het kolossale volume en den nog altijd grooten omvang van haar geluid. Be halve tal van bloemen en bouquetten, mandjes, enz werd haar door den tweeden regisseur, den heer de Vos, een prachtig cadeau, aangeboden, bestaande in. een zwaar gouden halssnoer met medaillon; volgens de toespraak van den heer de Vos, werd haar dit kostbaar geschenk aange boden door tal van abonné's." Als eene rechtmatige hulde aan haar groot talent en hare hoedanig heden als mensen heeft deze kunstenares eene dergelijke onderscheiding ten volle verdiend. Mej. Bettaque was de voortreffelijkste Elsa, die men zich denken kan, de heer Grüning als Lohengrin nog beter dan de vorige maal, De heer Stieglitz, die ditmaal den König zong, schonk bevrediging en ook overigens was de voor stelling (met uitzondering van de koren), onder 's heeren Starke's leiding recht verdienstelijk. Eene bijna in elk opzicht voortreffelijke voor stelling van Joseph in Egypte had jl. Zaterdag plaats; Grünning als Joseph, Stiglitz als Jacob, van Bongardt als Simeon en Mej. Bettaquo als Benjamin leverden een heerlijk geheel; ook Mevr. Weiss zong haar kleinen solo zeer goed. De heer Schröder, Ie kapelmeester, ten wiens benefice deze voorstelling was, ontving een vijftal kransen; de zaal was slecht bezet, hetwelk als protest van de zijde van het publiek mag gegolden hebben tegen een eerbewijs jegens iemand, die zóó weinig ge toond heeft de rechte man op de rechte plaats geweest te zijn als de heer Schröder. Het is mo gelijk dat zijn ongunstig oordeel over ons orkest, bij zijn optreden alhier, waarheid bevatte: dit legde hem echter juist, dunkt mij, de verplichting op naar verbetering te trachten, en gaf hem geen recht, zóó passief te blijven als hij het geheele seizoen geweest is. V. VICTOR HÜGO, LECONTE DE LISLE EN DOMAS. (Slot.) De Parijsche bladen hadden dan ook allen de zitting der Académie als iets buitengewoon bij zonders opgenomen, en er hun beste medewer kers heengezonden om, behalve den volledigen tekst der voordrachten, dien men schriftelijk van den heer Doucet, secretaris der Academie, ont ving, een overzicht van de iéance te geven. De Bépublique franyaise had voor deze première haren vriend Sarcey geprest; de Débats zond Henri Houssaye, de Temps niemand minder dan den senator Schérer, de Figaro had na het arti kel van Jean Aycard nog drie of vier artikelen over Leconte de Lisle, Dumas en Hugo. De indruk, door de beide voordrachten op het publiek gemaakt, was zeer verschillend. Leconte de Lisle heeft een doffe stem en mist geheel de gewoonte van het voordragen; zijn rede gaf dan ook, zelfs aan het klein gedeelte der aanwezigen die hem geheel konden verstaan, niet de helft van het genoegen dat zij den leger doet. Alexandre Dumas fils daarentegen sloeg terstond den toon van een echt conférencier aan. was elegant, geestig, gevoelig, gemeenzaam, zooveel als noodig was, deed lachen en wekte bewondering, zonder dat toch zijn rede bij de lectuur tegenviel. Leconte de Lisle's taal was langzaam, plechtig on wat preekerig. Zijn portret, zestien jaar gele den door Figaro in een naamvers gegeven, ge leek nog, alleen waren de weinige haren wat wit ter geworden; het luidde: Doublémeaton, front haut et Ie geste onctueux, Chauve et glabre, l'oeil doux, l'air benoit, l'air heureux D'un moine, un style ardent, baroque, a phrases pleines, Le mot sauvageetnet, l'éclat plein de couleur,... Tel est Ie compte de TtVlustre traducteur Des plus grands noms hellènes! Hij prees Hugo, op de wijze zooals Anatole France voorspeld had, in grootsche metaphoren en met de edelste woorden, die ooit onder den koepel der Academie weerklonken. Ik moet u spreken over een man, eenig onder allen, die, zestig jaren lang, op aller geest heeft gewerkt, hen hoeft verblind, verbitterd, met geestdrift of hartstocht vervuld, wiens onmetelijke arbeid, met iederen dag overvloediger en luister rijker, _in zijn meest karakteristieke gedeelte noch in de oude noch in de nieuwere letterkunde zijn gelijke heeft, en die aan deFransche poëzie, met meer rijkdom, meer kracht en juistheid, de lyrische eigenschappen heeft teruggegeven, welke haar sedert twee eeuwen ontbraken. Victor Hugo is, vóór alles en bovenal, een groot en verheven dichter, dat wil zeggen een onbe rispelijk kunstenaar, want deze twee woorden zijn van gelijke beteekenis. Hij heeft van alles de stof in poëtische stof weten om te scheppen, hetgeen de uitdrukkelijke en allereerste voorwaarde van de kunst is, het eenige middel om aan het be rijmd didactisme, deze volkomen negatie van alle poëzie, te ontsnappen; hij heeft zestig jaren lang gouden verzen gesmeed op een bronzen aambeeld; zijn geheele leven was een duizendsteinmig helderklinkend lied, waarin alle hartstochten, alle aandoeningen, alle gewaarwordingen, die gedu rende den loop dezer eeuw de menschenziel be wogen, geschokt, medegesleept hebben, hunne hoogste uitdrukking hebben gevonden. Hij was van het ras, een thans zeker uitgestor ven ras, der wereldgenieën, van die, welke geen maat kennen, omdat zij alles grooter zien dan de werkelijkheid, van hen die, zich aan de boeien der alledaagschheid met krachtigen schok ontwor telend, van dag tot dag een ruimer sfeer omvat ten door het overvloeien hunner aangeboren ga ven en hunner niet minder buitengewone gebre ken: van hen, die somtijds ophouden gemakkelijk te begrijpen zijn, omdat de vlucht hunner ver beeldingskracht hen meesleept naar het onken bare, en zij meer door haar gevoerd worden dan dat zij haar in bedwang houden of leiden; omdat huune ziel een deel is van alle zielen, omdat, kort om, alle zaken slechts waarde hebben naar ge lang van de hersens die hen in zich opnemen, en van de oogen die ze beschouwen." Leconte de Lisle vertelt van zijn eerste kennisma king, op het eiland Réunion, met Victor Hugo's verzen. Hij geeft dan van ieder van Hugo's werken een korte definitie, besluitende met eenige woorden over de poëzie in 't algemeen, in deze stelling samengevat: ledere ware en hooge poëzie bevat eene philosophie, welke dan ook, hetzij streven, hoop, geloof, zekerheid, hetzij een weloverdacht en vol komen afstand doen van het bewustzijn dat onze per soonlijkheid het aardsch bestaan overleven zal." Aan het slot kwam een treffende schildering van Victor Hugo's rustigen, glorierijken ouder dom: Hij is gestorven, vol van dagen, vol van roem, omringd van aller vereering, in den stralenkrans van de hoogste illusie, in triomf naar het Pan theon geleid door een millioen menschen, en aan de volgende eeuwen en onsterfelijk werk en een onsterfelijken naam nalatend.." * * Alcxandre Dumas had te spreken over den récipiendaire vooreerst, en vervolgens over Victor Hugo. Hij begon met te herinneren aan de ken nismaking van Ilugo met Leconte de Lisle's ver zen, toen iemand in het ballingsoord de verzen uitsprak: Midi, roi des tés, pandu sur la plaine, Tombe en nappe d'argent des hauteurs du ciel bleu. Tout se tait. L'air flamboie et brülo sans halcine, La terre est assoupie en sa robe de feu. Wat zegt ge daar?" riep Victor Hugo uit, deze fraaie verzen hoorende, die hij zich niet herinnerde gemaakt te hebben. Van dat oogenblik dateert de kennismaking. Dumas begon thans Leconte de Lisle's philosophische richting te bespreken en wel op zeer scherpe, schoon hoffelijke wijze. Hij stelde het somber pes simisme van den récipiendaire tegenover de poëzie van geloot en liefde, waarvan hij uit Chateaubriand, uit de Musset, Victor Hugo, Lamartine en Racine voorbeelden aanhaalde. Dat was onze poëzie van aardsche en godde lijke liefde. Dat wilt gij bestrijden en omverwer pen. Het is een poging zooals eene andere. Alles is geoorloofd, wanneer er oprechtheid in hot hart is, te meer omdat gij, hetgeen gij aan de jonge dichters hebt aangeraden, begonnen zijt zelf met ijver en geduld te doen. Gij hebt in u zelf de persoonlijke aandoening gedood, den hartstocht getemd, de gewaarwording vernietigd, het gevoel verstikt. Gij hebt gewild dat, in uw werk, al wat menschelijk is, u vreemd bleef. Onwrikbaar, schit terend en onveranderlijk als de spiegel der ouden van gepolijst zilver, hebt gij alles weerspiegeld en zien voorbijtrekken, werelden, feiten, eeuwen, al het uitwendige. Toch heeft het u aan verzoe kingen "niet ontbroken, als ik den kreet gelooven mag, dien gij in La Vipere hebt laten ontsnap pen. Het is de eenige. Gij wilt niet, dat de dich ter tot ons spreken zal over de dingen der ziel, die al te innig en al te weinig verheven zijn. Geen aandoeningen meer, geen ideaal, geen ge voel, geen geloof, geen kloppend hart, geen tranen meer. Gij ontvolkt den hemel en maakt de aarde stom. Gij wilt aan de poëzie het leven hergeven, en gij ontneemt haar, wat het leven zelf is van het heelal, de liefde, de eeuwige liefde. De stof felijke natuur, de wetenschap, de wijsbegeerte zijn u voldoende. Zeker zijn het uitspansel, de zon, de maan, de sterren, de oceanen, de bosschen, godheden, monsters, en dieren zeer belangwekkend; maar ook ik ben belangwekkend, ik, de mensch. Mijn ik, dat leeft, dat bemint, dat denkt en lijdt, dat hoopt, zoozeer dat het zelfs het geheel onbewezene gelooven wil, dat ik, een vod zooveel ge wilt, maar mij een dierbaar vod" dat ik heeft evenveel recht als het overige van het heelal op de uitdrukking van zijn liefde, van zyn smart, van zijn verwachtingen, van zijn geloof en zyn dropmen. Indien ik de dichters wil aanhooren, indien ik hun zelfs vraag, mij over hen zelven te spreken, is het omdat zij, door over hen zelf te spreken, als zij dat goed doen, over mij spreken. Discussiën, redeneeringen, theo rieën, esthetica, doen daaraan niets af, nu niet en nooit. Wij behooren slechts aan hetgeen ons aandoet. De menschelijke ziel gelijkt op Molière's Agnès. Op alle schoolsche argumenten ant woordt zy, hetgeen Arnolphe's onnoozele pupil haar ouden voogd antwoordde, toen hij zich door haar wilde doen beminnen: Tenez,tous vos discours ne me troublent point l'ame, Horace, avec deux mots, en ferait plus que vous. Deze twee woorden, die de menschheid, evenals Agnès, altoos wil hooren, die haar moeten meeslecpen en overtuigen, het zyn juist de twee, die gij buiten de poëzie wilt sluiten. En welke ver goeding biedt gij haar in ruil? Na vijftig jaren studie, overpeinzing, inwijding in de traditiën van alle tijden, wat is nu de wijsbegeerte van uwe kleurige, machtige trilogie, de Poèmes antiques, de Poèmes barbares, de Poèmes Tragiques? Het zijn die twee groote vloekredenen van Kaïn en Baghavat, die tot conclusie hebben de nietigheid der wereld, en tot ideaal den dood!" Dit gelijkt weinig op een lofrede; als Dumas spoedig daarop van den ernstigen toon in den meer gemeenzamen overgaat, wordt het er eigen lijk niet beter op. Ik geloof ook niet aan dat wenschen naar den dood, vooral als degenen die het zoo schitterend bezongen hebben, voortgaan met leven. Van alles wat de mensch kan wen schen, fortuin, gezondheid, liefde, vreugde, ster ven, is juist het sterven het eenige dat hij zich terstond kan verschaffen, zonder goddelijke of menschelijke hulp. Welnu! hy grijpt er bijna nooit naar! En het bewijs is, dat wij u hier levend zien, springlevend, Goddank, en zelfs onsterfelijk, zoo onsterfelijk als wij allen hier; langer onsterfelijk heid beloof ik u ook niet. Gedurende die gemeen schappelijke onsterfelijkheid zullen wij ons best doen, om u het leven te doen liefhebben, opdat ge nog lang mooie verzen kunt schrijven over den dood, en ge zult zien. dat het leven nog zijn goede oogenblikken heeft, zooals dit bij voorbeeld, waarin het mij een waar genot is, den man van groot talent en van edel karakter openlijk eer te mogen bewijzen en een weinig te mogen tegen spreken." Het volgende gedeelte der redevoering, ofschoon aangenaam van vorm, was minder interessant; Dumas zeide daarin zijne meening over het ge bruik van rijm en rythmus, en gelijk Sarcey opmerkt, het was niet geheel gepast, dat hierin Dumas den meester speelde, waar er van twee meesters als Victor Hugo en Leconte de Lisle sprake was. Over de toekomst van Hugo's werk had Dumas eene zeer schoone perfWe: Ik hoor zeggen, dat er ook steenen zullen weg vallen uit dat reusachtig gebouw, dat er reeds eenige wankelen, onder die welke men het ste vigst gemetseld waande. Het is mogelijk; het is waar. Maar dat gebouw, dat iets heeft van een Griekschen tempel,' van een pagode, een moskee, een burchtslot, een Gothische kathedraal, een Oostersche bazaar, een paleis uit de Renaissance, waar omheen zich boerenhuizen gegroepeerd hebben, en arbeiderswoningen en hutten van armen, dat gebouw is zoo grootsch,-* zoo schilderachtig, zoo grillig, het steekt tegen den hemel der kunst als zulk een indrukwekkende massa af; het heeft zulke onmetelijke crypten, waardoor de wind zoo zon derling ,fluit; het heeft zulke hooge muren en zulke statige torens, zuilen van zoo rein marmer, zoovele bogen en zoo verrassend gekruist, zoo fijn gebeitelde kroonlijsten, zoo slanke torenspitsen van marmeren kantwerk, waarin zooveel vogelen hun nestjes bouwen; de groote klok van zijn rcusachtigen klokkentoren, die het Angelus of het noodsein, de doodenklacht of het feestelijk carillon luidt, is ge maakt van zoo edel metaal, vervult de lucht met zoo majestueuze golvingen, >ekt zoo mach tige echos in de groote vlakten en do onmetelijke wouden die het omringen en die het van zijn hoogen bergtop overziet, dat men zich afvraagt oi hier ook niet, gelijk in de sprookjes der Middel eeuwen, God of de Duivel de hand in het werk gehad heeft." Deze schets, na al wat het vorig jaar over Hugo gezegd is, nog door frischheid uitblinkend, werd niet minder dan het overige toegejuicht; de dag, die de namen van Victor Hugo, Leconte de Lisle en Alexandre Dumas vereenigde, zal onder de schitterendste herinneringen der Académie blijven behooren. SCARAMOUCHE. VARIA. OP DE BLOEMENTENTOONSTELLING. Zij droomen van hun verre vaderlanden, De cactus met zijn kelken, rood als bloed, Denkt hijgend weer aan der woestijnen gloed, En de orchidee aan Timor's bloemenstranden. Camelia's van Yesso's heuvelranden En palmenwaaiers wuiven hunnen groet Der bonte agave zwijgend tegemoet, En peinzen stil van lauwe lustwaranden. En, als in droomen 't woord, schoon zacht gefluisterd, Een schoon geheim verraadt, voor wie er luistert, Een zoet geheim, uit 's harten diepste sfeer, Zoo toovert ons hun droom in geurge trossen Het paradijs voor van hun diepe bosschen, Zoo bloeit hun droom in bloemen voor ons weer. FIORE DELLA NEVE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl