De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 17 april pagina 1

17 april 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

WEEKBLAD NEM U 4 * rt' ? --a-. Ieder nommer bevat een Plaat, Onder Redaetie van J. DE KOO en JüSTUS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers TJ. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 17 April. Abonnement per 3 maanden ...... f 1.?. fr p. p. f 1.15 Afzonderlijke Nummers aaD de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel 0.40. i ir H o v DS N FEESTGESCHENK. FEUILLETON: Karen, uit het Noorsch van Alexander Riet land. VAN OVER DE .GRENZEN, door . B. PqzeL H. M. de Koningin in deWillemstraat, dodrv.M. UIT PARIJS, door A. B. KUNST EN LETTEREN: Het Tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Rosmersholm, het mieuwe drama van Henrik Ibsen. Frans Liszt en -de vorstin; von Sayn-Wittgenstein. Het wa pen der familie Roemer Visscher, door Alb. Th. : Graaf de Villiers de L'isle-Adam, door Dr. Jan ten Brink. - VARIA. SCHAAKSPEL*?,Het was de'windV ALLERLEI. RECLAMES. HANDEL. BEURSOVERZICHT. TE HUUR. ADVERTENTIËN. | Eea feestgeschenk. Hét feest ter eere van 's Konings komst in de hoofdstad Joopt ten einde. Tot dusverre zonder aanleiding tot ern stige klachten te hebben gegeven. Het publiek won het van het weder, dat wel de zon veroorloofde haar schijnsel op den feestdos te ?werpen, doch de verlichting verstoorde en menigeen wat al te sterk afkoelde ondanks den Oranjegloed, die hem deed blaken. Nu, het volmaakte wordt hier niet bereikt, dat weet de Amsterdamsche burgerij en mits dien was zij zeer tevreden over de wijze, waarop de Aprilmaand haar gedurende deze dagen heeft bedacht, 't Had heel wat erger kun nen zijn. De tevredenheid was ditmaal algemeen. De Koning heeft, blijkens de mededeelingen der dagbladen, onzen gemeenteraad zijn erkentelijkheid betuigd voor de gehechtheid door zijn hoofdstad hem weder betoond. De Koningin heeft geene gelegenheid voorbij la ten gaan door hare tegenwoordigheid te be wijzen, dat zij de hulde aan het Oranjehuis gebracht, ten zeerste waardeerde, en het Prinsesje verheugde zich in een door niets geëvenaarde belangstelling. Ook de Pers, de koningin der aarde naar men zegt, verkeerde in uitmuntenden luim. Zij had geene aanmerkingen op de wijze, waarop het volk zijn feest vierde. Daar deed zich niemand op, die grieven had te uiten. De eenige opmerking, die naar kri tiek zweemt, werd gemaakt door de com Feuilleton. KAREN, uit het Noorsch van ALEXAHDER KIELLAND. Er was in de herberg van Krarup eenmaal een meisje, dat Karen Tieette Zij stond geheel alleen voor de bediening, want de vrouw van den kastelein was altijd in de war, en wist nooit waar zij haar sleu tels gelaten had. En de herberg was druk bezocht, zoowel door lieden uit den omtrek die er gewoonlijk, zoodra de avonden langer begonnen te worden, bijeen kwamen, om onder een glas _grog een buurpraatje te houden, als door reizigers en voorbijgangers, die bont en blauw en half verkleumd van de koude, even binnen stapten, ten einde door het gebruik van een kleine hartversterking het bloed gaande te kunnen houden tot aan de volgende aanlegplaats. Maar Karen wist zich uitstekend door al die drukten heen te slaan, hoewel zij heel bedaard haar gang ging en nooit haast scheen te hebben. Zij was klein en tenger, nog zeer jong, daarbij stil en teruggetrokken, zoodat de handelsreizigers niet veel aardigs aan haar Tonden en zich weinig met haar bemoeiden. Maar de anderen, voor wie het bezoeken der herberg een zaak van gewicht was, en die er prrjs_ op stelden dat hun de koffie spoedig en gloeiend heet werd voorgezet, zij mochten Kaar zooveel te liever. En wanneer zij zich zoo met haar blad tusschen de gasten voort bewoog, weken de zware, in baai en duffel gehulde gestalten met ongewone voorkomendSeid ter zijde, om ruimte voor haar te maken, en de gesprekken werden een oogenblik gegestaakt, want men kon het niet laten even naar haar te kijken: «Toch een door en door lief kind!" Karen had van die groote, grijze oogen die, missie van beoordeeling der straatversieringen. Zij verstoutte zich te schrijven: »Met bijzondere waardeering wenschen de ondergeteekenden voorts te wijzen op hetgeen in de volksbuurten is gedaan. Door de in lichtingen, welke de ondergeteekenden van de leden der verschillende buurtcommissiën ontvingen, is hun nog duidelijker gebleken, hoe vele opofferingen schier ieder zich voor de goede zaak getroost heeft, en met welke uiterst geringe middelen een Jbetrekkelijk omvangrijke versiering tot stand-ion komen, omdat groot en klein vrijwillig de handen uit de mouwen stak ter besparing van ar beidsloon. »In evenredigheid van krachten, hebben de volksbuurten dan ook belangrijk meer gedaan dan de voorname wijken, terwijl het gehalte der versieringen eenige loffelijke uitzonderin gen daargelaten uit het oogpunt van goeden smaak, vrijwel gelijk stond. Een oorspronkelijk denkbeeld, geestig uitgevoerd, behoorde tot de zeldzaamheden." De juistheid dier opmerking valt niet te ontkennen. De volksbuurten zijn bij dit feest de eerste geweest. En een verklaring van dat feit is niet moeilijk. Het feest toch droeg een sterk sprekend antirsocialistisch karakter. De voornamere buurten konden daarbij kalmer blijven dan de geringere. De eersten konden moeilijk behoefte gevoelen te toonen, dat zij niet Oranje voor het Socialisme verzaakte. Nie mand verdacht hen daarvan. De volksbuurten echter hadden het bewijs hunner on verdor venheid te leveren. Terecht vestigt de Tijd er de aandacht op hoe dan ook de straatdeunen die ten gehoore werden gebracht de Muzen zou het ons niet vergeven als wij van liederen in dit verband spraken! een po litieke strekking hadden. »In nationale liederen is ons volk, in den tegenwoordigen tijd althans, arm. De straatdeunen, die wij bij kermissen en bij andere dergelijke gelegenheden uit den mond eener vroolijke en luidruchtige menigte vernemen, zijn, zoo al niet gemeen, in den regel plat en onbeduidend. En de wijzen, n de woor den, welke gisteren werden gezongen, waren in zekeren zin nieuw. Welsprekend waren zij niet, maar zij hadden allen zonder onder scheid wel degelijk een beteekenis. Het »Oranje boven! Leve Willem III!" hoorde men overal en boven alles uit klinken. De overige «liederen" waren bijna zonder uit zondering gericht aan het adres der »socialen'. Wel nooit, gelooven wij, is een politieke of terwijl ze iemand aanzagen, tegelijkertijd heel, heel in de verte schenen te staren; en haar wenkbrauwen waren sterk gebogen, als in verwondering. Daarna dachten lieden, die er voor het eerst kwamen, dat zij niet goed ver staan had wat er besteld werd; maar zij ver stond het heel goed, en zou zich nooit ver gissen. Er was alleen maar ietsvreemds over haar, alsof zij naar het een of ander uitzag, of naar iets luisterde, of wachtte, of droomde. De wind woei uit het westen over de lage vlakte. Hij had de breede, trage golven der zee landwaarts gestuwd, en zich daarna, geheel verzadigd van zout, en nat van het schuim op de kust geworpen. Maar in zijn aanval op de hooge met helm beplante duinen was hij droojg en zanderig geworden en waren zijn reuzenkrachten grootendeels uitgeput, zoodat hij, bij de herberg van Krarup gekomen, nog nauwelijks bij machte was de deuren van den doorrijstal open te gooien. Maar het lukte toch; ze openden zich wijd, en de wind vulde de groote ruimte en drong door de keukendeur, die op een kier stond, naar binnen. Eindelijk werd de luchtdruk zoo sterk, dat ook de deuren aan het andere einde van den stal open sprongen, en nu baande zich de westewind zegevierend een doortocht; hij slingerde de lantaarn aan de zoldering heen en weer; nam de pet van den stalknecht mede naar buiten in het donker, sloeg de dekens over de hoofden der paarden en zweepte een witte kip van haar stok en in de waterkuip. De haan zette daarop een ver vaarlijke keel op, de knecht vloekte, de an dere kippen kakelden wiid door elkander, in de keuken stikte men van den rook, en de paarden werden angstig en sloegen vonken uit de steenen; zelfs de eenden, die zich onder de ruiven bijeengedrongen hadden om de vallende haver op te pikken, waggelden sna terend rond; en de wind loeide door dat alles heen met een donderend geweld, totdat een paar mannen uit de gelagkamer te hulp kwa men, hun ruggen tegen de staldeuren zetten, en er in slaagden ze weer dicht te drukken, maatschappelijke partij zóó algemeen en zóó van harte veroordeeld geworden als gisteren de sociaal-democratie. Toch zijn aanrandin gen van personen -of eigendommen van be kende socialisten nergens voorgekomen wat ons gisteren-ochtend daaromtrent werd niedegedeeld is, gelukkig, valsch gebleken. »In het vervolg echter hebben de socialen het volk met rust te laten! Trachtte ergens een vroolijke schaar door de menigte te drin gen, terstond geraakte de geheele straat »aan het hossen", en uit aller mond klonk het: »Nieuwenhuis mot sakkies plakken, h i, ha, hoj" . »Een veroordeeling van het vonnis, het welk dien leider getroffen heeft, sympathie voor zijn persoon of bijzonder medelijden sprak uit dien opgewekten hosdeun, waar mede menigeen zich op practische wijze door iet gedrang werkte, allerminst. Dat hij die den Koning beleedigde, zakjes moet plakken, scheen het volk, integendeel, te vinden jukt gelijk het behoort: het scheen daarin zelfs pleizier te hebben." * * * Zoo krijgen zij, die steeds beweerd heb ben, dat het socialisme hier ter stede nog niet veel beteekende, alweder gelijk. Wat ons betreft, meer gelijk, dan wij zelf verwachten konden. De Tijd b. v. meent, dat er in de hoofdstad slechts enkelen zouden zijn luttele tientallen mogelijk op een bevolking van honderd duizenden, welke slechts noode aan het algemeen huldebetoon deelnamen. Inderdaad, dit schijnt ons al te optimistisch geredeneerd ! Betrouwbare gegevens voor een statistiek in deze bestaan er niet. Maar het spreekt wel van zelf dat het tellen der Oranje strikjes daarbij weinig dienst kan dot-n. Evenmin zouden wij zoo veel durven hech ten aa,u het: »Nieuwenhuis mot sakkies plak ken, hi, ha, ho," als politieke geloofsbelij denis. Bij feesten, ook bij Oranjefeesten, zijn de zangers vooral straatjongens, die nog buiten de politiek staan, en dan een soort van lieden voor wie elke deun welkom is, als zij er zich slechts toe leent om het hossen op te luisteren. Wij gelooven dan ook dat de redactie van De Tijd zich heeft laten beet nemen, als men haar verzekerd heeft, dat in onze goede stad op 's konings feestdag »heele straten'' aan het hossen zijn geraakt, onder het gillen: «Nieuwenhuis mot sakkies plakken, hi, ha, ho". Zoo onbeschaafd zijn wij Amsterdammers gelukkig niet. Doch al zoude er op de waardeering der ver schijnselen, evenals op de juistheid der waar terwijl de vonken uit hun zwarte pijpen in hun baard vlogen. Na het verrichten van al deze heldendaden, wierp de wind zich op de heide, de diepe slooten volgende, en deed een forschen ruk aan den postwagen, dien hij op een halve mijl afstands van de herberg ontmoette. »'tls toch een duivelsch werk, dat hij altijd zoo'n haast heeft om bij die herberg van Krarup te komen", bromde Anders, de postiljon, terwijl hij de zweep over de dampende paarden liet gaan! Want de conducteur had zeker wel al twin tig maal het raampje laten zakken, om hem het een of ander toe te roepen. Eerst was het een vriendelijke uitnoodiging tot een glas punch in de herberg geweest; maar gaande weg was het al zuiniger geworden met de vriendelijkheid, en eindelijk was het raam met een ruk naar beneden gekomen, en waren er eenige bitse aanmerkingen gevallen over paarden en koetsier, waarmede Anders in het geheel niet gediend was geweest. De wind streek inmiddels laag langs den grond en klaagde zoo langen zoo wonderlijk in de droge heidestruiken. Het was volle maan, maar met een dicht bewolkte lucht, zoodat de zwarte heide slechts in een witten, nevelachtigen glans gehuld lag. Achter de herberg van Krarup strekte de heide zich uit. onregelmatig, met groote bul ten en diepe kloven. Daar tusschen door slingerde zich een smal strookje gras, dat er uitzag alsof het een pad was, maar het was geen pad, want het eindigde bij den kant van een poel, grooter en dieper dan de overige. In die grasstrook lag een vos geheel in el kaar gedrukt te loeren op een haas, die met dartele sprongen over de heide snelde. Het was voor den vos gemakkelijk te be grijpen dat de haas geen grooten loop meer zou maken; daartoe was het reeds veel te laat op den avond. Hij stak behoedzaam den spitsen kop in de hoogte om even pools hoogte te nemen, en terwijl hij onmerkbaar achterwaarts sloop om een geschikte plaats te vinden, van waar hij zien kon waar de neming van De Tijd iets zijn af te dingen, wij zijn het met het blad volkomen eens, dat tot heden het socialisme in de hoofdstad niet op een krachtigen aanhang kan bogen. En wij verheugen ons in die overeenstem ming met de Tijd niet weinig. Ons volk het gepeupel, dat de Tijd evenmin zal mede tellen als wij zelven, daargelaten is een ordelievend volk. »Bijna zonder voorbehoud verdienen de stemming der bevolking en de wijze waarop deze heeft feestgevierd, geprezen te worden." »Nergens wanordelijkheid^ruzie of ge meenheid'' »beschonkenen weinig of geen" »alle standen van het volk hadden dit maal vast besloten fatsoenlijk te zijn en bij de uiting hunner feestvreugde zekere perken. niet te buiten te gaan." »Men is vroöiijk geweest, heeft pret gemaakt, maar bij dit alles, men gevoelde het voortdurend, stond nog iets anders, iets hoogers en iets beters op den voorgrond.'' Een klein deel van dit volk had zich door opruiers, «misdadigers of krankzinnigen" laten verleiden, maar de oogen waren hen geopend. «Donderend is het hun (den wolven in schaapskleederen,) toe geroepen, dat het volk zijn trouw niet schendt, dat het, voor de beslissing gesteld, als n man partij kiest in den strijd dezer dagen vóór de orde en vóór het gezag, dat het hen, die den band tusschen Volk en Vorst trachten te verbreken, als verraders uit zijn midden bant." »Niet alleen Oranje, maar ook het geheele land weten thans weder om, wat men aan de bevolking der hoofd stad in alle rangen en standen heeft." »Laat er," zoo zegt de Tijd ten slotte, »eens een partij opstaan die oorlog verklaart aan Gezag en Orde, die vijandschap predikt tegen Oranje. Eenige tijd kan er voorbijgaan vóór het volk d?, bedoelingen juist heeft begre pen, maar is dat eenmaal het geval dan laat het, zoo als gisteren, de nationale leuze »Oranje boven ! Leve de koning" hooren, dat het door de geheele wereld weerklinkt en dat de vijanden van Oranje, de vijanden tevens van alle gezag en alle maatschappe lijke orde, bevreesd en beschaamd zich in duistere hoeken verschuilen." Welnu zulk een volk, waarop zóó te re kenen valt, wijl de liefde voor gezag en orde het in het bloed zit onthoudt men het stem recht! Zulk een volk bejegenen onze kamer leden als ware het een gevaarlijk element. Een volk dat een manifestatie doet van zijne ge hechtheid aan den kroon en van zijn afschuw van volksverleiders »zóó krachtig en zóó haas zich ter ruste zou leggen, overlegde hij vol zelfbehagen hoe de vossen steeds slim mer, en de hazen al dommer en dommer werden. In de herberg was het buitengewoon druk, want er waren een paar handelsreizigers ge komen, die voor hun avondeten gebraad had den besteld; de kastelein was naar een ver-' kooping in de naastbij gelegen stad, en zijn vrouw was geheel en al van streek, want de deurwaarder had haar een geruimen tijd bezig fehouden met het verslag van een ingewikelde zaak, waarover hij haar man had wil len spreken, en waarmede hij nu bij diens afwezigheid haar belast had. Bij de kachel stond een vreemde man in oliekleeren om een flesch spuitwater te roepen; twee vischkoopers hadden al drie maal te vergeefs om cognac bij hun koffie gevraagd: de knecht stond met een lantaarn in de hana op een kaars te wachten, en een lange, magere boer volgde Karen met angstige blikken, want hij mo«st nog klein geld terug hebben van den gulden, die hij haar gegeven had. Maar Karen ging bedaard haar gang, zon der zich te haasten en zonder in de war te komen. Men begreep haast niet, hoe zij alles uit elkander kon houden. Haar groote oogen en verwonderde wenkbrauwen stonden vragender dan ooit; zij liep strak voor zich uit te staren, zonder iemand aan te zien, als wilde ze zich niet laten storen in al datgene waaraan zij te denken had. Haar blauw katoenen japonnetje was haar tenauw gewor den, zoodat het aan den hals ietwat knelde, en maakte dat haar huid zich in een paar kleine plooien legde. »Wat zijn de meisjes uit deze streek toch blank," zeide een der vischkoopers tot z\jn kameraad; zij waren jonge lui en spraken als kenners over Karen. Bij het raam zat een man, die op de klok ziende, luide opmerkte: »De diligence is vroeg van avond." Men hoorde een gerammel over de straatsteenen buiten, de staldeuren werden geopend,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl