De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 17 april pagina 5

17 april 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. realistischen en naturalistischen roman poogt af te dingen. De empirische wijsbegeerte vond hare vijandin ia het dichterlek idealisme, dat aan de ne zijde, kg naar duisterheid overhellende gemoederen, eene veiligheidsklep vond in het spiritisme, en aan de andere zijde zich aangordde tot eene moderne herleving -der Kantiaansche en Hegeliaansche wijs begeerte. De Graaf de Villiers behoort tot de laatste soort van denkers. Hij wan trouwt de waar neming door middel onzer zintuigen, omdat ze gebrekkig zijn, en meent, dat deze ons een zeer «nvolmaakt beeld der wereld buiten ons aanbie den. Hij ziet daarbij over het hoofd, dat, die veronderstelde gebrekkige waarneming, aan alle menschen eigen zijnde, het resultaat overal het zelfde zal zijn, Hij vergeet, dat het volkomen ?nverschillig is, of de kleur van den onbewolkten hemel in waarheid groen, geel of blauw is, als mlle schepselen met gezonde zintuigen~jKen hemel maar blauw zien. B\j den Graaf de Villiers, die de zintuigen wantrouwt, is er maar een ding, dat werkelijk M onze rede, onze persoonlijkheid. Buiten onzen geest bestaat er geen werkelijkheid. Met Fichte «Weert hij bij het Ik. Ter oplossing der wereldraadselen schroomt hij een sprong in het duister te doen; van geene theodicee wil hij weten. Het godsbegrip is eene projectie van den menschelyken geest. God is gehjk aan de begrippen die men van God heeft gevormd. In den roman Claire Lenoir vindt men eene menigte uitspraken, die zijne wijsgeerige meening verkondigen; b.v.: Le monde que nous connaissons par Texp rienee habituelle n'est point la réalité. La fatale tmuffisance de nos organes nous condamne a une trreur perpéfuelle." .Dteu n'est que la projection de mon esprit, «omrne toutes choses. Je ne puis sortiar de mon , L' Esprit est Ie fond de l' nivers. Comprendre t'est Ie reflet de créer." Onmiddelijk blijkt uit deze stellingen, dat de Graaf de Villiers een gebrekkig Hegeliaan, en een dilettant Neo-Platonist is. Met Plato gelooft hÜ, dat er buiten den geest niets bestaat. De wereld wordt gebouwd door onze ideeën, de scheppingen van onzen geest. Leven is ideeën scheppen, genieten zich betrappen op het scheppen van ideeën. Het is met dit verouderd en gebrekkig idealisme, dat de Graaf de Villiers ingang vindt bij de jongste geslachten, die trots de voortreffe lijke school van Auguste Comte, Taine enRenan, spijt de meesterlijke kunst van Balzac, Flaubert «n Zola, behoefte gevoelen aan eene geheimzinnige wijsbegeerte en een duisteren roman. Al de verhalen van Graaf de Villiers de ITsle-Adam verbergen wijsgeerige symbolen, of nog diepere mys teriën, die alleen door buitengemeene hulpmiddelen, door Magie kunnen worden opgelost. Zijn personeel, dat als gezegd is?tot de hoogere orden der maat schappij behoort, treedt met bovenzinnelijke plechtigheid op: jonge vrouweteiiiJUsöninkliJken bloede, uitmuntende in alle wetéft&ehappen; tpovenaars met ondoorgrondelijke geheimzinnige macht, middeleeuwsche ridders, .die, tederheid en karakter zijn nobelen - voorraïter, den eersten Groot-meester" der Malteezer Ridders, evenaren. Zoo doet hij in eene novello AJcëdyssérü" {1886) eene eerzuchtige en hooghartige vorstin uit het verre Indi'éoptreden. Zij heeft een konink rijk veroverd en dett vernederden jongen vorst en vorstin ter dood veroordeeld. Zij wil echter, dat ket jonge paar sterve in eene wanhopige, wilde liefde-koorts. Doch de oude priester, die het vonais moest uitvoeren, draalt en houdt de ongelukkigen gevangen. 'Gedurende maanden worden aij van elkander gescheiden, en sterven beiden in eenzaamheid en afzondering, zonder afscheid. De koningin Akëdysséril is bitter verontwaardigd «ver de vermetelheid van den priester. Maar deze, «en wijze, die alle wetenschap der wereld in pacht heeft, verklaart haar, dat de jonge slacht offers uiterst gelukkig zijn te achten. Zij stierven in de zalige verwachting van het wederzien; zij genoten van de gedroomde heerlijkheden hunner' spoedige ontmoeting; heerlijkheden, die door de werkelijkheid nimmer konden voldaan worden. Daarom was de dood voor hen zaliger daa het leven. En natuurlijk volgt nu de verklaring van het , symbool het geluk, dat men najaagt, maar niet verkrijgt, is heerlijker dan het geluk zelf. Zulke «[uasi-wijsgeerige diepte kan niet beter ten toon gesteld worden, dan door te zeggen, dat onze Kederlandsche kinderen juist hetzelfde meenen, wanneer zij beweren, dat de voorpret eigenlijk nog Aangenamer is dan de pret zelve. Het boeiendste verhaal van den Graaf de Villiers de Isle-Adam (voor zooveel ik hem gelezen en beoefend heb) schijnt mij eene korte novelle gelukkig zonder symbolische, of allegorische wijs begeerte onder den titel: Duke of Portland. Zie hier den inhoud: De schitterende Hertog van Portland, beroemd door zijne feesten, zijne renpaarden, zijne vossenjachten, zijne onmetelijke rijkdommen, zijne reizen en zijne liefdesavonturen, verdwijnt plotseling uit de Britsche samenleving. Hij leeft afgezonderd ?p een oud kasteel, gekroond door Gothische torens «n kanteelen, aan den oever der zee. Koningin Victoria ontvangt een schrijven van den geheimzinnigen Hertog, terwijl naast haar «ene jonge, hofdame, miss Helena H..., als voorlezeres dienst doet. Deze opent den brief, verbleekt, geeft hem met gesloten oogen aan de Koningin. Victoria laat den brief in vlammen opgaan. Zij verklaart dat de Hertog van Portland nooit meer aan het hof zal verschijnen. Miss Helena, zijne bruid, is in zwijm gevallen. In het oude kasteel van Portland grijpen soms feesten plaats in de benedenverdieping. Maar de Hertog is onzichtbaar. Op het strand in de duisternis ziet men soms een man met een masker, door fakkeldragende dienaars vergezeld, terwijl een page een schel doet klinken, alsof hij de voorbijgangers wilde waarschuwen. Wat is de beteekenis van dit alles? De Hertog van Portland, op reis in het Oosten, had zich bij Antiochiëvan zijne karavaan ver wijderd, en van inlandsche gidsen gehoord, dat miet ver van daar in een grot een bedelaar leefde, die lijdende was aan de oude droge melaatschheid (Elephantiasis alba). Nieuwsgierigheid en vermetelheid dreven hem naar de grot. Hij gaf een handvol goudstukken aan den lijder en door al te edelmoedige grootheid van hart drukte hij hem de hand. Sinds dat oogenblik was h\j .verloren, De kwaal van den ellendigen paria sleepte hem ten grave. Zoo stierf de Hertog van Portland, de laatste leproos der wereld." Op deze wijze medegedeeld heeft de novelle alleen de waarde eener anecdote, van een ver spreid bericht in een dagblad. Tot verontschul diging van den Graaf de Villiers dient hier ech ter bijgevoegd, dat zijne wijze van vertellen en zijn stijl uitnemend smaakvol en zeer ongewoon zijn. Hy schrijft in den trant van Lord Lytton en van Prosper Merimée. Z\jn verdienste, die hem oogenblikkelijk eene kleine groep van lezers ver werft, schuilt in den strijd, dien de letterkundige richtingen met elkander uit te vechten hebben. Vermoeid van het purperrood dat Zola verkiest, van het azuurblauw, dat Alph. Daudet lief is, vestigt men nu de aandacht op het verlepte geel, dat de Graaf de Villiers in de mode brengt. DB. JAN TEN BBINK: 1) Zie zyn portret in de Serie di retratti dei Gran Maestri del inclito e croeiato ordine Gerosolmitano," (zonder jaartal Malta). Onder het portret leest men: Eletto G, M. li 22 Gennajo 1521. Morto li 20 agosto 1534. Nell' eta di anni 75. Dopo 13 anni e 8 mesi di Magistero e 4 di Principato." 2) Théodor de Wyzewa, Etude sur Villiers de Visie-Adam" in de evite Indépendante, déc. 188S, p. 270. VARIA. Henri Dupin, de nestor der Parijsche tooneeldichters, is op 96-jarigen leeftijd gestorven. Hij was beambte aan eene bank, toen hij er in slaagde, een stuk op de planken te krijgen, hetwelk zoo goed werd opgenomen, dat hy zich voortaan ge heel aan het tooneel kon wijden. Tot 1860 deed hij 200 tooneelstukken opvoeren, waarvan 50 in vereeniging met Scribe. Tot in den laatsten tijd riepen tooneeldirecteuren nog dikwijls zijn hulp en raad in. Vele van de te Chicago wonende Duitschers zijn Platduitschers van afkomst; zij hebben besloten een standbeeld op te richten-voor Fritz Reuter. Het zal van brons vervaardigd worden, en 11 voet hoog zijn, het voetstuk is van fijn Zweedsch gra niet, de treden die er heen leiden zijn van gewoon grijs graniet. In de prijsvraag voor het model is de Duitscher Aloïs Löher uit Paderborn bekroond; van de zes beeldhouwers, die schetsen inzonden, waren vijf Duitschers. De letterkundige nalatenschap van Kraszewski bevat, naar Poolsche bladen melden, behalve ver scheidene vertellingen, eene geschiedenis van het Poolsch tooneel, fragmenten van eene geschiedenis der beschaving in Polen, eene verzameling brie ven van den Saksischen minister von Brühl, en een geschrift in het Fransen': Lettres sur VAllemagne. Om dit laatste geschrift hadden Fransche uitgevers gedurende zijn leven herhaaldelijk aan zoek gedaan, maar Kraszewski had het steeds geweigerd, omdat het werk eene scherpe kritiek op de sociale en politieke toestanden in het Duitsche rijk bevatten, en Kraszewski zoo kort na zyn proces de Duitschers niet wilde tergen. Omtrent het Satsoema-aardewerk leest men in een te Shanghaïuitkomend blad: Onder alles wat Japan tot heden op het gebied der ceramiek leverde, is geen specialiteit van zoo uitstekende historische en artistieke waarde, als het uit het eind der vorige eeuw afkomstige Satsoema-aardewerk. In volmaaktheid der techniek, in adel van vorm en teederheid van decoratie, overtrof het al wat in dit vak geproduceerd wordt. De gewone begrippen echter voor hetgeen men onder echt Satsoema te verstaan'heeft, zijn grootendeels on juist. De beginselen der Satsoema-industrie klimmen op tot het begin der XVIIde eeuw, toen de Daïmio Shimazoe Yoshihiro, uit Korea terugkeerend, eenige pottebakkers van dat land medebracht, en hen zich te Satsoema liet vestigen, De producten uit die eerste periode hadden echter een tamelijk primitief karakter; zij bestonden uit harde pnpaarde met grijs glazuur; de decoratieve lijnen waren onder het glazuur er ingesneden. Toch hebben ook de faïences uit dien tijd historische waarde. Volgens eene overlevering is het Tangen ge weest, een leerling van den beroemden Tanyoe, die omstreeks 1670 de eerste fabriek van den Daimio van Satsoema voor het vervaardigen van aardewerk, met bont email bedekt, inrichtte. Deze stukken, het Satsoema-Tangen, behooren nu onder liet kostbaarste en zeldzaamste van Japan's kunstschatten, zelfs in het land vindt men ze nauwelijks. Gedurende den loop der XVIIde eeuw waren de aardewerkovens van Satsoema een tijdlang gesloten. In het jaar 1700 intusschen liet prins Yeio de fabriek door Hin en Koewabara herstellen, en aan deze is men de tweede merkwaardige specialiteit verschuldigd,, die zich onderscheid door haar fijnkorrelige stof, haar teeder glazuur en hare massa, die in hardheid het ivoor nabij komt. Het decoratief was het bekende email met bloe men en draken. Vooral deze laatste tak heeft in het eind der vorige eeuw den roem van het Sat soema gevestigd; toch kwam het nooit in den handel. Prins Yeio liet alleen voor zich zelf, zijne vrienden en bloedverwanten en den Keizer deze ongeëvenaarde stukken maken. In fijnheid en karakteristiek afgewerkte modeleering, in zuiver heid en teedere kleur van email, in vergulding en glazuur kennen deze faïences hun gelijke niet. Het is voldoende een oud stuk uit de musea te vergelijken met de massa handelsgoed, die uit Satsoema jaarlijks voor de Europeesche markt wordt geleverd. Van het echte bezit evenwel ge heel Europa misschien niet meer dan een paar dozijn exemplaren. Schaakspel. No. 68. Van A. E. STüDD te Londen. Dubbel bekroond, de zending met den eersten prijs en het probleem als de beste driezet in het tornooi der Chess Monthly. ZWART. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. , Ingezonden juiste oplossingen van S. no. 66met bis en driezet Campbell, alsmede no. 67 met bis en eindspel oud-red, van Sissa; Henri 66bis e» ter en no. 67; E. B. C. no. 67 ter, (de anderea falen b\j juist tegenspel) alle drie te AinBterdlim. No. 67 door D, te R. en W. B. te W.;'Flenttg»fed te Kaatsheuvel probl. uit Chess fruits. W. v. H. te Delft no. 64 met 65 bis en ter alsmed* 66 met bis en ter.N. J. M. te Rijsenburg no; 67. H. J. d. H. te Amsterdam no. 66 bis en ter. Ins gelijks Flenügafed te Kaatsheuvel. d e f g t WIT. Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. (Wit 10 en Zwart 12 stukken met K. g6.) No. 68 bis van Julius R. te Amsterdam. Wit K. d2, D. gl, T. a8, Pd. f7, P. ei, di e* h3 (7. Zwart K. ei, Pd. b7 en e6. (3 met K. ei. (Iets gewijzigd). Wit geeft in twee zetten, mat. No. 68 ter van J. W. Le Comte te Kani-Gor*. Wit K d5,. D. cl, T, a8, P. d3, f4 en b.6 (6. Zwart K. d7, P. c5, d6 en e5 (4 met K. d7. Wit geeft in drie zetten mat. , No. 68. 4 van den oud-red, van Sissa. Wit K. a6, D. g4, R. d5, P. f4 (4. Zwart K. c5, P. c6 en d6 (3 met K, c5. Wit geeft in drie z..m. No. 68.?5. Van F. Healy te Londen. WitK.tó, D. b8, T. c6, Pd., el en f2, P. b2 (6 Zwart K. d4, Pd. e3, T. h3, P. d5 en g5 (5 met K. di. Wit geeft in twee zetten mat. 66. OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. Van H. W. SHERRARD. 1D. a7!, f6 e7; 2 c7 d8f, K oav.; 3 D. geeft mat. l Als boven, f6 g7; 2 c7 f4f, k onv. 3 R. of D. mat. l f6 g6; 2 c7 f4f, onversch.3 D.?f mat. l f6 g5; 2 c7 f4f, k onv.; 3 D. l anders; 2 c7 f4, onversch. 3 D. De verleiding l gl g8, hl g3; 2 d2 d4, g3 f5; 3 c7 d8 f faalt zeer mooi door 3 .. ; f5 e7! No. 66bis van S. Loyd, Jersey-City. l g3 e2, K.XeS of e4; 2 f6?e7 f mat. l Als voren, el f3; 2 f6 X & mat. l Als boven, d3 d4; 2 f6 X <14 , anders; 2 f6 e7 mat. l d3 elders; 2 f6 f4 No. 66 ter van J. G. Campbell te Londen. l gl g61, d5 d4; 2 h5 _ g4, f5 X g4 ; 3 g6 X f6 f mat. Een interessant partijtje tusschen de heer Rosenthal, Parijs, blindelings en eenige heeren liefhebber» in consultatie gespeeld te Parijs in den Cercle Militaire.' 10 Febr. 1887. a) Wit Rosenthal zonder net bord te zien. Zwart. De bondgenooten in consultatie. Wit e2 e4 l Zwart e7 e5 Wit 9 c4 b3 Zwart d4 X c3 gl?f8 fl?c4 b2 b4 c2 c3 d2 d4 o o f3 g5 b8 c6 föc5 c5 X b4 b4 a5 e5 X d4 g8 e7? c6 e5 a) Ingezonden door de heer C. T. v. H. te A. 10 f2 f4 11 gl hl 12 dl h5 13 f4Xe5H 14 b3 X f? t 15 g5 e6 f 16 cl h6 f a5 b6 c3 c2 g7-g6 g6 X h5 e8 f8 mat. HET WAS DE WIND." In afwachting van de komst van het nieuwe jaar zat de blonde Geertrui voor den haard, met het hoofd in den schoot harer tante Jane, op een stoof zich te koesteren in den gloed. Genoemde Geertrui is een achttienjarige jonge dame, een brutaaltje, met eene ietwat korte bovenlip, die nu en dan geneigd is verachtelijk om te krullen; maar wanneer zij lacht, ziet ze er bekoorlijk ge noeg uit. Tante Jane is nu vijf en dertig, en heeft nog dezelfde peinzende gelaatstrekken, die wij in onze jeugd zoo bewonderden. Tante Paulien een paar jaar ouder, zit iets verder, en in den onden lederen armstoel rust oom Jacob behagelyk, zijn donkerbruine meerschuimen pijprookend en in een nevel van tabakswalm en overpeinzingen verloren. De plechtigheid van het oogenblik maakt misschien geen zeer diepen indruk op oom Jacob; hij is er aan gewend tot middernacht en zelfs nog heel wat later op te zitten en bemoeit zich niet met het verledene, tenzij het zijn aardrijks- of geschiedkundige toestanden betreft. Maar tante Jane is eene gevoelige, begaafde vrouw, met een sympathiek karakter, een donker, bewegelijk gelaat en diepe schitterende oogen. Zij koestert eene bepaalde voorliefde voor alles wat met de teedere passie of de verhouding der beide sexen in verband staat en pleegt er dikwyls met veel vuur over te spreken Bij zulke gelegenheden trekt Geertrui gewoonlijk een be spottelijk gezicht of maakt malle gebaren alsof zij op de groote trom slaat, maar met glin sterende oogen zet tante Jane haar rede voort zonder zich te storen aan het oneerbiedig gedrag van hare nicht. Heden avond echter is Geertrui min of meer stil, zelfs ernstig gestemd. Misschien heeft de ge dachte aan den rustloos voortsnellenden tijd plot seling een diepen indruk op haar gemaakt; wel licht ook heeft het feit dat zij. na een geheel jaar in de wereld" verkeerd te hebben, nog niet verloofd is, haar onaangenaam getroffen. Het is een lang, onregelmatig, hoekig vertrek in een ouderwetsch buitenverblijf, waarin wij ons bevinden. Aan het eene einde daarvan bevindt zich een laag raam, dat uitziet op een laan en een grooten tuin. In den hoek, iets verder, is de deur die toegang tot gezegde laan verleent. Geer trui staat op, loopt naar het andere einde der kamer, en opent die deur, waardoor een koude luchtstroom en het gebengel van|verwijderde kerk klokken binnendringt. Wat mankeert die meid!" pruttelt oom Jacob huiverend, Geertje, doe die deur toe." Geertrui laat de knop los; een windvlaag brengt de deur in beweging en slaat haar met een har den bons dicht. Tante Jane springt op en wordt een weinig bleek. Tante Paulien is ook geschrokken en ziet hare zuster veelbeteekenend aan. Weet je nog wel, Jane?" vraagt zij. Tante Jane zucht flauwtjes. O ja!" antwoordt zij. Geheimen!" roept Geertrui opgetogen, terwyl zij zich in hare vorige houding laat neerglijden. Wat weet u nog wel, tante? Toe, vertel het mij eens." Het is een heel oude geschiedenis, Geert". Zooveel te beter! Laat hooren, tante, maar vertel mij eerst eens, wat u er zoo plotse ling aan herinnerd heeft." Het was de wind." Ja, vertel het maar, Jane!" riep tante Polly het zal een goede les zgn voor die eigenwijze kinderen." Eene les die zij niet behoeven te leeren", antwoordde tante Jane gestreng; maar als ik het hun niet vertel, doet gij het toch en dat zou ik liever niet willen vooruit dan maar. Het is nu ongeveer achttien of twintig jarem geleden, Geertrui, toen je grootvader nog leefde. Hij was dokter en wij woonden in een groot huis aan den anderen kant van het dorp. Het lag midden in een mooien tuin en vlak er naast lag een ander groot huis, waarvan de tuin door ee» hooge schutting van den onzen was gescheiden. Het was een ouderwetsch gebouw, met een lange gang in het midden en aan het eind daarvan een glazen deur. waarmede men in den tuin kwam, recht tegenover de voordeur. Onze buurman was een suikerlord, een man van een opvliegend en woest karakter, maar h\j had een zoon, een heel aardige jongen ten minste in mijn oog. Papa kreeg dezen nabob onder behandeling, en van lieverlede kwamen wij met de familie op" vertrouwelijken voet. Niet met hem zelf, want hij ging zelden of nooit uit, maar met zijn zoons en vooral Alexander, de jongste, die maar een jaar ouder was dan ik. Wij groeiden te samen op. jongens en meisjes; toevallig kwamen Alexander en ik dikwijls met elkander in aanraking en hij scheen een zeker* genegenheid voor mij te hebben opgevat. Nu, nu gij hieldt ook wat veel 'van hem; ontken het maar niet!" plaagde tante Paulien. Ach! misschien deed ik het!" zeide tante Jane nogmaals zuchtend. Hoe het zij, dit leventje duurde zoo drie jaren voort, en in al dien tijd heeft Alexander mij niets gezegd dat wil zeggen niets bijzonders " Drie jaren l" riep Geertrui verbaasd; genegen heid opvatten en zich dan niet declareeren! Lieve help! ik zou hem binnen drie maanden aan het lijntje hebben gehad!" Ja; rnaar wij waren anders opgevoed in dis dagen, Geertrui! In zulke zaken was ik een kind een zuigeling vergeleken bij jou ea toch was ik zoowat even oud, zoo niet ouder. Ik kan mij niet herinneren, in al die drie jaren an ders tegen hem te hebben gezegd dan: Ja Lei en neen Lex. Ja, ik was een domme gans, Geertje dat weet ik wel. Wij gingen dikwijls samen uit, ook nu en dan vertelde Alexander mij allerlei onzin over liefde en zoo al meer; en al wat ik hem daarop kon antwoorden was: O, Lex, je moet zulke dingen niet zeggen," O, Lex, dat moetje niet doen!" Kom Lex! schei nu uit!" Foei! Lex, dat past niet!" Als ik er nog aan denk zou ik m\j zelf kunnen stompen! Maar op zekeren oudejaarsdag, ja! het is nu juist achttien jaren geleden! kwam Alexander em bracht dien geheelen dag verder bij ons door. 's Avonds hadden wij een pretje hy danst*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl