Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
realistischen en naturalistischen roman poogt af
te dingen.
De empirische wijsbegeerte vond hare vijandin
ia het dichterlek idealisme, dat aan de ne zijde,
kg naar duisterheid overhellende gemoederen, eene
veiligheidsklep vond in het spiritisme, en aan de
andere zijde zich aangordde tot eene moderne
herleving -der Kantiaansche en Hegeliaansche wijs
begeerte. De Graaf de Villiers behoort tot de
laatste soort van denkers. Hij wan trouwt de waar
neming door middel onzer zintuigen, omdat ze
gebrekkig zijn, en meent, dat deze ons een zeer
«nvolmaakt beeld der wereld buiten ons aanbie
den. Hij ziet daarbij over het hoofd, dat, die
veronderstelde gebrekkige waarneming, aan alle
menschen eigen zijnde, het resultaat overal het
zelfde zal zijn, Hij vergeet, dat het volkomen
?nverschillig is, of de kleur van den onbewolkten
hemel in waarheid groen, geel of blauw is, als
mlle schepselen met gezonde zintuigen~jKen hemel
maar blauw zien.
B\j den Graaf de Villiers, die de zintuigen
wantrouwt, is er maar een ding, dat werkelijk
M onze rede, onze persoonlijkheid. Buiten onzen
geest bestaat er geen werkelijkheid. Met Fichte
«Weert hij bij het Ik. Ter oplossing der
wereldraadselen schroomt hij een sprong in het duister
te doen; van geene theodicee wil hij weten. Het
godsbegrip is eene projectie van den menschelyken
geest. God is gehjk aan de begrippen die men
van God heeft gevormd.
In den roman Claire Lenoir vindt men eene
menigte uitspraken, die zijne wijsgeerige meening
verkondigen; b.v.:
Le monde que nous connaissons par Texp
rienee habituelle n'est point la réalité. La fatale
tmuffisance de nos organes nous condamne a une
trreur perpéfuelle."
.Dteu n'est que la projection de mon esprit,
«omrne toutes choses. Je ne puis sortiar de mon
, L' Esprit est Ie fond de l' nivers. Comprendre
t'est Ie reflet de créer."
Onmiddelijk blijkt uit deze stellingen, dat de
Graaf de Villiers een gebrekkig Hegeliaan, en
een dilettant Neo-Platonist is. Met Plato gelooft
hÜ, dat er buiten den geest niets bestaat. De
wereld wordt gebouwd door onze ideeën, de
scheppingen van onzen geest. Leven is ideeën
scheppen, genieten zich betrappen op het scheppen
van ideeën. Het is met dit verouderd en gebrekkig
idealisme, dat de Graaf de Villiers ingang vindt
bij de jongste geslachten, die trots de voortreffe
lijke school van Auguste Comte, Taine enRenan,
spijt de meesterlijke kunst van Balzac, Flaubert
«n Zola, behoefte gevoelen aan eene geheimzinnige
wijsbegeerte en een duisteren roman.
Al de verhalen van Graaf de Villiers de ITsle-Adam
verbergen wijsgeerige symbolen, of nog diepere mys
teriën, die alleen door buitengemeene hulpmiddelen,
door Magie kunnen worden opgelost. Zijn personeel,
dat als gezegd is?tot de hoogere orden der maat
schappij behoort, treedt met bovenzinnelijke
plechtigheid op: jonge vrouweteiiiJUsöninkliJken
bloede, uitmuntende in alle wetéft&ehappen;
tpovenaars met ondoorgrondelijke geheimzinnige
macht, middeleeuwsche ridders, .die, tederheid en
karakter zijn nobelen - voorraïter, den eersten
Groot-meester" der Malteezer Ridders, evenaren.
Zoo doet hij in eene novello AJcëdyssérü"
{1886) eene eerzuchtige en hooghartige vorstin
uit het verre Indi'éoptreden. Zij heeft een konink
rijk veroverd en dett vernederden jongen vorst en
vorstin ter dood veroordeeld. Zij wil echter, dat
ket jonge paar sterve in eene wanhopige, wilde
liefde-koorts. Doch de oude priester, die het
vonais moest uitvoeren, draalt en houdt de
ongelukkigen gevangen. 'Gedurende maanden worden
aij van elkander gescheiden, en sterven beiden in
eenzaamheid en afzondering, zonder afscheid. De
koningin Akëdysséril is bitter verontwaardigd
«ver de vermetelheid van den priester. Maar deze,
«en wijze, die alle wetenschap der wereld in
pacht heeft, verklaart haar, dat de jonge slacht
offers uiterst gelukkig zijn te achten. Zij stierven
in de zalige verwachting van het wederzien; zij
genoten van de gedroomde heerlijkheden hunner'
spoedige ontmoeting; heerlijkheden, die door de
werkelijkheid nimmer konden voldaan worden.
Daarom was de dood voor hen zaliger daa het
leven.
En natuurlijk volgt nu de verklaring van het
, symbool het geluk, dat men najaagt, maar niet
verkrijgt, is heerlijker dan het geluk zelf. Zulke
«[uasi-wijsgeerige diepte kan niet beter ten toon
gesteld worden, dan door te zeggen, dat onze
Kederlandsche kinderen juist hetzelfde meenen,
wanneer zij beweren, dat de voorpret eigenlijk nog
Aangenamer is dan de pret zelve.
Het boeiendste verhaal van den Graaf de Villiers
de Isle-Adam (voor zooveel ik hem gelezen en
beoefend heb) schijnt mij eene korte novelle
gelukkig zonder symbolische, of allegorische wijs
begeerte onder den titel: Duke of Portland.
Zie hier den inhoud:
De schitterende Hertog van Portland, beroemd
door zijne feesten, zijne renpaarden, zijne
vossenjachten, zijne onmetelijke rijkdommen, zijne reizen
en zijne liefdesavonturen, verdwijnt plotseling uit
de Britsche samenleving. Hij leeft afgezonderd
?p een oud kasteel, gekroond door Gothische torens
«n kanteelen, aan den oever der zee.
Koningin Victoria ontvangt een schrijven van
den geheimzinnigen Hertog, terwijl naast haar
«ene jonge, hofdame, miss Helena H..., als
voorlezeres dienst doet. Deze opent den brief, verbleekt,
geeft hem met gesloten oogen aan de Koningin.
Victoria laat den brief in vlammen opgaan. Zij
verklaart dat de Hertog van Portland nooit meer
aan het hof zal verschijnen. Miss Helena, zijne
bruid, is in zwijm gevallen.
In het oude kasteel van Portland grijpen soms
feesten plaats in de benedenverdieping. Maar de
Hertog is onzichtbaar. Op het strand in de
duisternis ziet men soms een man met een masker,
door fakkeldragende dienaars vergezeld, terwijl
een page een schel doet klinken, alsof hij de
voorbijgangers wilde waarschuwen.
Wat is de beteekenis van dit alles?
De Hertog van Portland, op reis in het Oosten,
had zich bij Antiochiëvan zijne karavaan ver
wijderd, en van inlandsche gidsen gehoord, dat
miet ver van daar in een grot een bedelaar leefde,
die lijdende was aan de oude droge
melaatschheid (Elephantiasis alba). Nieuwsgierigheid en
vermetelheid dreven hem naar de grot. Hij gaf
een handvol goudstukken aan den lijder en door
al te edelmoedige grootheid van hart drukte hij
hem de hand.
Sinds dat oogenblik was h\j .verloren,
De kwaal van den ellendigen paria sleepte hem
ten grave.
Zoo stierf de Hertog van Portland, de laatste
leproos der wereld."
Op deze wijze medegedeeld heeft de novelle
alleen de waarde eener anecdote, van een ver
spreid bericht in een dagblad. Tot verontschul
diging van den Graaf de Villiers dient hier ech
ter bijgevoegd, dat zijne wijze van vertellen en
zijn stijl uitnemend smaakvol en zeer ongewoon
zijn. Hy schrijft in den trant van Lord Lytton
en van Prosper Merimée. Z\jn verdienste, die hem
oogenblikkelijk eene kleine groep van lezers ver
werft, schuilt in den strijd, dien de letterkundige
richtingen met elkander uit te vechten hebben.
Vermoeid van het purperrood dat Zola verkiest,
van het azuurblauw, dat Alph. Daudet lief is,
vestigt men nu de aandacht op het verlepte geel,
dat de Graaf de Villiers in de mode brengt.
DB. JAN TEN BBINK:
1) Zie zyn portret in de Serie di retratti dei
Gran Maestri del inclito e croeiato ordine
Gerosolmitano," (zonder jaartal Malta). Onder het
portret leest men: Eletto G, M. li 22 Gennajo
1521. Morto li 20 agosto 1534. Nell' eta di anni
75. Dopo 13 anni e 8 mesi di Magistero e 4 di
Principato."
2) Théodor de Wyzewa, Etude sur Villiers
de Visie-Adam" in de evite Indépendante, déc.
188S, p. 270.
VARIA.
Henri Dupin, de nestor der Parijsche
tooneeldichters, is op 96-jarigen leeftijd gestorven. Hij
was beambte aan eene bank, toen hij er in slaagde,
een stuk op de planken te krijgen, hetwelk zoo
goed werd opgenomen, dat hy zich voortaan ge
heel aan het tooneel kon wijden. Tot 1860 deed
hij 200 tooneelstukken opvoeren, waarvan 50 in
vereeniging met Scribe. Tot in den laatsten tijd
riepen tooneeldirecteuren nog dikwijls zijn hulp
en raad in.
Vele van de te Chicago wonende Duitschers zijn
Platduitschers van afkomst; zij hebben besloten
een standbeeld op te richten-voor Fritz Reuter.
Het zal van brons vervaardigd worden, en 11 voet
hoog zijn, het voetstuk is van fijn Zweedsch gra
niet, de treden die er heen leiden zijn van gewoon
grijs graniet. In de prijsvraag voor het model is
de Duitscher Aloïs Löher uit Paderborn bekroond;
van de zes beeldhouwers, die schetsen inzonden,
waren vijf Duitschers.
De letterkundige nalatenschap van Kraszewski
bevat, naar Poolsche bladen melden, behalve ver
scheidene vertellingen, eene geschiedenis van het
Poolsch tooneel, fragmenten van eene geschiedenis
der beschaving in Polen, eene verzameling brie
ven van den Saksischen minister von Brühl, en
een geschrift in het Fransen': Lettres sur
VAllemagne. Om dit laatste geschrift hadden Fransche
uitgevers gedurende zijn leven herhaaldelijk aan
zoek gedaan, maar Kraszewski had het steeds
geweigerd, omdat het werk eene scherpe kritiek
op de sociale en politieke toestanden in het
Duitsche rijk bevatten, en Kraszewski zoo kort
na zyn proces de Duitschers niet wilde tergen.
Omtrent het Satsoema-aardewerk leest men in
een te Shanghaïuitkomend blad:
Onder alles wat Japan tot heden op het gebied
der ceramiek leverde, is geen specialiteit van zoo
uitstekende historische en artistieke waarde, als
het uit het eind der vorige eeuw afkomstige
Satsoema-aardewerk.
In volmaaktheid der techniek, in adel van
vorm en teederheid van decoratie, overtrof het
al wat in dit vak geproduceerd wordt. De gewone
begrippen echter voor hetgeen men onder echt
Satsoema te verstaan'heeft, zijn grootendeels on
juist. De beginselen der Satsoema-industrie klimmen
op tot het begin der XVIIde eeuw, toen de Daïmio
Shimazoe Yoshihiro, uit Korea terugkeerend,
eenige pottebakkers van dat land medebracht, en
hen zich te Satsoema liet vestigen, De producten
uit die eerste periode hadden echter een tamelijk
primitief karakter; zij bestonden uit harde
pnpaarde met grijs glazuur; de decoratieve lijnen
waren onder het glazuur er ingesneden. Toch
hebben ook de faïences uit dien tijd historische
waarde.
Volgens eene overlevering is het Tangen ge
weest, een leerling van den beroemden Tanyoe,
die omstreeks 1670 de eerste fabriek van den
Daimio van Satsoema voor het vervaardigen van
aardewerk, met bont email bedekt, inrichtte.
Deze stukken, het Satsoema-Tangen, behooren nu
onder liet kostbaarste en zeldzaamste van Japan's
kunstschatten, zelfs in het land vindt men ze
nauwelijks.
Gedurende den loop der XVIIde eeuw waren
de aardewerkovens van Satsoema een tijdlang
gesloten. In het jaar 1700 intusschen liet prins
Yeio de fabriek door Hin en Koewabara herstellen,
en aan deze is men de tweede merkwaardige
specialiteit verschuldigd,, die zich onderscheid door
haar fijnkorrelige stof, haar teeder glazuur en
hare massa, die in hardheid het ivoor nabij komt.
Het decoratief was het bekende email met bloe
men en draken. Vooral deze laatste tak heeft in
het eind der vorige eeuw den roem van het Sat
soema gevestigd; toch kwam het nooit in den
handel. Prins Yeio liet alleen voor zich zelf, zijne
vrienden en bloedverwanten en den Keizer deze
ongeëvenaarde stukken maken. In fijnheid en
karakteristiek afgewerkte modeleering, in zuiver
heid en teedere kleur van email, in vergulding
en glazuur kennen deze faïences hun gelijke niet.
Het is voldoende een oud stuk uit de musea te
vergelijken met de massa handelsgoed, die uit
Satsoema jaarlijks voor de Europeesche markt
wordt geleverd. Van het echte bezit evenwel ge
heel Europa misschien niet meer dan een paar
dozijn exemplaren.
Schaakspel.
No. 68.
Van A. E. STüDD te Londen.
Dubbel bekroond, de zending met den eersten
prijs en het probleem als de beste driezet in het
tornooi der Chess Monthly.
ZWART.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN. ,
Ingezonden juiste oplossingen van S. no. 66met
bis en driezet Campbell, alsmede no. 67 met bis
en eindspel oud-red, van Sissa; Henri 66bis e»
ter en no. 67; E. B. C. no. 67 ter, (de anderea
falen b\j juist tegenspel) alle drie te AinBterdlim.
No. 67 door D, te R. en W. B. te
W.;'Flenttg»fed te Kaatsheuvel probl. uit Chess fruits. W. v.
H. te Delft no. 64 met 65 bis en ter alsmed*
66 met bis en ter.N. J. M. te Rijsenburg no; 67.
H. J. d. H. te Amsterdam no. 66 bis en ter. Ins
gelijks Flenügafed te Kaatsheuvel.
d e f g t
WIT.
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat.
(Wit 10 en Zwart 12 stukken met K. g6.)
No. 68 bis van Julius R. te Amsterdam.
Wit K. d2, D. gl, T. a8, Pd. f7, P. ei, di e*
h3 (7. Zwart K. ei, Pd. b7 en e6. (3 met K. ei.
(Iets gewijzigd). Wit geeft in twee zetten, mat.
No. 68 ter van J. W. Le Comte te Kani-Gor*.
Wit K d5,. D. cl, T, a8, P. d3, f4 en b.6 (6.
Zwart K. d7, P. c5, d6 en e5 (4 met K. d7. Wit
geeft in drie zetten mat. ,
No. 68. 4 van den oud-red, van Sissa. Wit K.
a6, D. g4, R. d5, P. f4 (4. Zwart K. c5, P.
c6 en d6 (3 met K, c5. Wit geeft in drie z..m.
No. 68.?5. Van F. Healy te Londen. WitK.tó,
D. b8, T. c6, Pd., el en f2, P. b2 (6 Zwart K.
d4, Pd. e3, T. h3, P. d5 en g5 (5 met K. di.
Wit geeft in twee zetten mat.
66.
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No.
Van H. W. SHERRARD.
1D. a7!, f6 e7; 2 c7 d8f, K oav.; 3 D. geeft mat.
l Als boven, f6 g7; 2 c7 f4f, k onv. 3 R. of D. mat.
l f6 g6; 2 c7 f4f, onversch.3 D.?f mat.
l f6 g5; 2 c7 f4f, k onv.; 3 D.
l anders; 2 c7 f4, onversch. 3 D.
De verleiding l gl g8, hl g3; 2 d2 d4, g3 f5; 3 c7 d8 f faalt zeer mooi door 3 .. ;
f5 e7!
No. 66bis van S. Loyd, Jersey-City.
l g3 e2, K.XeS of e4; 2 f6?e7 f mat. l Als voren, el f3; 2 f6 X & mat.
l Als boven, d3 d4; 2 f6 X <14 , anders; 2 f6 e7 mat.
l d3 elders; 2 f6 f4
No. 66 ter van J. G. Campbell te Londen.
l gl g61, d5 d4; 2 h5 _ g4, f5 X g4 ; 3 g6 X f6 f mat.
Een interessant partijtje tusschen de heer Rosenthal, Parijs, blindelings en eenige heeren liefhebber»
in consultatie gespeeld te Parijs in den Cercle Militaire.' 10 Febr. 1887. a)
Wit Rosenthal zonder net bord te zien. Zwart. De bondgenooten in consultatie.
Wit e2 e4 l Zwart e7 e5 Wit 9 c4 b3 Zwart d4 X c3
gl?f8
fl?c4
b2 b4
c2 c3
d2 d4
o o
f3 g5
b8 c6
föc5
c5 X b4
b4 a5
e5 X d4
g8 e7?
c6 e5
a) Ingezonden door de heer C. T. v. H. te A.
10 f2 f4
11 gl hl
12 dl h5
13 f4Xe5H
14 b3 X f? t
15 g5 e6 f
16 cl h6 f
a5 b6
c3 c2
g7-g6
g6 X h5
e8 f8
mat.
HET WAS DE WIND."
In afwachting van de komst van het nieuwe
jaar zat de blonde Geertrui voor den haard, met
het hoofd in den schoot harer tante Jane, op een
stoof zich te koesteren in den gloed. Genoemde
Geertrui is een achttienjarige jonge dame, een
brutaaltje, met eene ietwat korte bovenlip, die nu
en dan geneigd is verachtelijk om te krullen;
maar wanneer zij lacht, ziet ze er bekoorlijk ge
noeg uit. Tante Jane is nu vijf en dertig, en heeft
nog dezelfde peinzende gelaatstrekken, die wij in
onze jeugd zoo bewonderden. Tante Paulien
een paar jaar ouder, zit iets verder, en in den
onden lederen armstoel rust oom Jacob
behagelyk, zijn donkerbruine meerschuimen pijprookend
en in een nevel van tabakswalm en overpeinzingen
verloren. De plechtigheid van het oogenblik maakt
misschien geen zeer diepen indruk op oom Jacob;
hij is er aan gewend tot middernacht en zelfs nog
heel wat later op te zitten en bemoeit zich niet
met het verledene, tenzij het zijn aardrijks- of
geschiedkundige toestanden betreft.
Maar tante Jane is eene gevoelige, begaafde
vrouw, met een sympathiek karakter, een donker,
bewegelijk gelaat en diepe schitterende oogen.
Zij koestert eene bepaalde voorliefde voor alles
wat met de teedere passie of de verhouding der
beide sexen in verband staat en pleegt er
dikwyls met veel vuur over te spreken Bij zulke
gelegenheden trekt Geertrui gewoonlijk een be
spottelijk gezicht of maakt malle gebaren alsof
zij op de groote trom slaat, maar met glin
sterende oogen zet tante Jane haar rede voort
zonder zich te storen aan het oneerbiedig gedrag
van hare nicht.
Heden avond echter is Geertrui min of meer
stil, zelfs ernstig gestemd. Misschien heeft de ge
dachte aan den rustloos voortsnellenden tijd plot
seling een diepen indruk op haar gemaakt; wel
licht ook heeft het feit dat zij. na een geheel jaar
in de wereld" verkeerd te hebben, nog niet
verloofd is, haar onaangenaam getroffen.
Het is een lang, onregelmatig, hoekig vertrek
in een ouderwetsch buitenverblijf, waarin wij ons
bevinden. Aan het eene einde daarvan bevindt
zich een laag raam, dat uitziet op een laan en
een grooten tuin. In den hoek, iets verder, is de
deur die toegang tot gezegde laan verleent. Geer
trui staat op, loopt naar het andere einde der
kamer, en opent die deur, waardoor een koude
luchtstroom en het gebengel van|verwijderde kerk
klokken binnendringt.
Wat mankeert die meid!" pruttelt oom Jacob
huiverend, Geertje, doe die deur toe."
Geertrui laat de knop los; een windvlaag brengt
de deur in beweging en slaat haar met een har
den bons dicht.
Tante Jane springt op en wordt een weinig
bleek. Tante Paulien is ook geschrokken en ziet
hare zuster veelbeteekenend aan.
Weet je nog wel, Jane?" vraagt zij.
Tante Jane zucht flauwtjes. O ja!" antwoordt zij.
Geheimen!" roept Geertrui opgetogen, terwyl
zij zich in hare vorige houding laat neerglijden.
Wat weet u nog wel, tante? Toe, vertel het
mij eens."
Het is een heel oude geschiedenis, Geert".
Zooveel te beter! Laat hooren, tante,
maar vertel mij eerst eens, wat u er zoo plotse
ling aan herinnerd heeft."
Het was de wind."
Ja, vertel het maar, Jane!" riep tante Polly
het zal een goede les zgn voor die eigenwijze
kinderen."
Eene les die zij niet behoeven te leeren",
antwoordde tante Jane gestreng; maar als ik
het hun niet vertel, doet gij het toch en dat zou
ik liever niet willen vooruit dan maar.
Het is nu ongeveer achttien of twintig jarem
geleden, Geertrui, toen je grootvader nog leefde.
Hij was dokter en wij woonden in een groot huis
aan den anderen kant van het dorp. Het lag
midden in een mooien tuin en vlak er naast lag
een ander groot huis, waarvan de tuin door ee»
hooge schutting van den onzen was gescheiden. Het
was een ouderwetsch gebouw, met een lange gang
in het midden en aan het eind daarvan een glazen
deur. waarmede men in den tuin kwam, recht
tegenover de voordeur.
Onze buurman was een suikerlord, een man
van een opvliegend en woest karakter, maar h\j
had een zoon, een heel aardige jongen ten
minste in mijn oog. Papa kreeg dezen nabob onder
behandeling, en van lieverlede kwamen wij met
de familie op" vertrouwelijken voet. Niet met hem
zelf, want hij ging zelden of nooit uit, maar met
zijn zoons en vooral Alexander, de jongste, die
maar een jaar ouder was dan ik.
Wij groeiden te samen op. jongens en meisjes;
toevallig kwamen Alexander en ik dikwijls met
elkander in aanraking en hij scheen een zeker*
genegenheid voor mij te hebben opgevat.
Nu, nu gij hieldt ook wat veel 'van hem;
ontken het maar niet!" plaagde tante Paulien.
Ach! misschien deed ik het!" zeide tante Jane
nogmaals zuchtend. Hoe het zij, dit leventje duurde
zoo drie jaren voort, en in al dien tijd heeft
Alexander mij niets gezegd dat wil zeggen
niets bijzonders "
Drie jaren l" riep Geertrui verbaasd; genegen
heid opvatten en zich dan niet declareeren! Lieve
help! ik zou hem binnen drie maanden aan het
lijntje hebben gehad!"
Ja; rnaar wij waren anders opgevoed in dis
dagen, Geertrui! In zulke zaken was ik een
kind een zuigeling vergeleken bij jou ea
toch was ik zoowat even oud, zoo niet ouder. Ik
kan mij niet herinneren, in al die drie jaren an
ders tegen hem te hebben gezegd dan: Ja Lei
en neen Lex. Ja, ik was een domme gans,
Geertje dat weet ik wel.
Wij gingen dikwijls samen uit, ook nu en dan
vertelde Alexander mij allerlei onzin over liefde
en zoo al meer; en al wat ik hem daarop kon
antwoorden was: O, Lex, je moet zulke dingen
niet zeggen," O, Lex, dat moetje niet doen!"
Kom Lex! schei nu uit!" Foei! Lex, dat past
niet!" Als ik er nog aan denk zou ik m\j zelf
kunnen stompen!
Maar op zekeren oudejaarsdag, ja! het is nu
juist achttien jaren geleden! kwam Alexander em
bracht dien geheelen dag verder bij ons door.
's Avonds hadden wij een pretje hy danst*