De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 24 april pagina 2

24 april 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

i)E AMSfJRBAttliEK, WEÈKBliAÏ) YÖOB VlD'BÊLAtf'D. No. eid als een protest tegen de uitgelegd, niet den minsten : |Bia«ikt. 2$adat een amendement van laïstoniamn Samnelson, waarin hetbezalf der wet was veroordeeld, met eene ; "'swflfderjiieid T»n 101 stemmen was verworpen. ? *« de wet zelf in tweede lezing zonder fdelijke stemming aangenomen. De oppogaf dus stilzwijgend toe, dat dezelide _,._ ierheid, die het amendement-Samuelson had wrworpen, vóór de wet zou hebben jMatemé. \ - De laatste zittingen kenmerkten zich door incidenten van pijnlijken aard. Zekere kolonel Saunderson verweet den lerschen parlements leden openlijk, dat zij omgingen met lieden, die zjj als samenzweerders en moordenaars kenden. De kolonel werd door Sexton en Healy op welverdiende, maar zeer onparle mentaire wijze terecht gezet, en de «spreker» (voorzitter) achtte het noodig, den heer Sexton te schorsen, ofschoon de ongehoorde provo catie de oeleedigende woorden van den driftigen Ier wel met wettigde, maar toch ver goelijkte. De Times, die alles wat met de lersche nationalisten in verband staat, haat met een volkomen haat, achtte het oogenblik gekomen, OTO ook een duit in het zakje te doen. Het Wad maakte in facsimile een brief openbaar di«, naar het beweerde, door den heer Parnell «Éckreven was, kort na den moord in het jfboenixpark bij Dublin op Lord Frederick > Cavendish en den heer Burke gepleegd. Ter:' «ijl Parnell met zijne vrienden John Dillon en Michael Davitt in het openbaar in de ?cherpste bewoordingen dien moord had afge keurd en een ramp voor Ierland had genoemd, nnwirtoe geen waar patriot de hand zou heb ? een geieend, zou hij - volgens de Times teaBlrjkertjja in een schrijven aan Patriek Egen hebben gezegd, dat de heer Burke niet meer bad ontvangen dan hij verdiende, en dat de -«onverwinlijken» toch dienden tébegrijpen, " hoe onmogelijk het voor hem (Parnell) was, een andere politiek toe te passen, dan die dier openlijke afkeuring van een daad, die hij in zijn hart goedkeurde. Parnell is een man wiens gesloten karakter ca gereserveerde houding, wiens geheimzinnig ' Jttraen en verdwijnen, wiens buitengewone macht over ziine geestverwantenen volgelingen een wijd veld openen voor conjecturen van allerlei aard. Dat de gissingen zijner politieke tegen standers niet altijd door een geest vanchris?telijkeliefde zijn ingegeven, laat zich begrijpen. ?Doch de redactie van de Times schijnt te kebben vergeten, dat zij Parnell niet slechts beschuldigde van eene lage dubbelhartigheid, maar tevens van eene groote domheid, en .voor dom wordt Parnell door niemand ge houden. Het denkbeeld, dat de man, wiens * voorzichtigheid spreekwoordelijk is geworden j.Sie ieder woord zorgvuldig wikt en weegt, "\«en of (zooals de Times beweert) meer com"""jKOmitteerende documenten in de handen van ^.-^fli&etro'uwbare personen zou hebben gelaten, "ÏFÜi -eenvoudig 'belachelijk. Verreweg de meeslea zullen dan ook, wellicht huns ondanks, hebben moeten erkennen, dat de heer Parnell waStschijnlyk gelijk had, toen hij het door de Times openbaar gemaakte document eene lompe en kwaadwillige vervalsching noemde. _in óók van anderen kant zijn bewijzen ge noeg geleverd, dat de bedoelde brief door den leider der lersche nationalisten niet kan zijn geschreven. Lord Bandolph Churchill stelt zich waar schijnlijk den toestand al te gunstig voor, wanneer hij beweert, dat na de invoering der dwangwet, d. i. wanneer de Ieren wegens po litieke en agrarische misdrijven niet meer voor eene jury van hunne landgenooten te recht zullen staan, al dergelijke misdrijven als met een tooverslag zullen ophouden. Doch «l ware dit het geval, dan is het nog de vraag, of deze uitwerking der wet opweegt tegen het kwaad, dat zij zal stichten. De agitatie, die thans bij klaarlichten dag werkt, zal weder pktate maken voor een wijd vertakt stelsel van samenzweringen; de nationale liga zal tiete vergemakkelijken. Zoodra dit bevel ten uitvoer was gebracht, kwamen wij weer bij "hem en wachtten zijn verdere orders af, toen ?eensklaps een kort, scherp gefluit mijn aan?dacht -trok. Ik sloeg een blik op de lange 1B$J uniformen, die vlak tegenover ons stond; *ïfc-" alle geweren waren op ons gericht. ?» Kolonel! . . ." schreeuwde ik. : .Een tweede gefluit, gevolgd door een vreeselijken knal, orak mijn woorden af; als in ?een droom, zag ik twee of drie mijner mede'Officieren uit den zadel storten. Mijn paard .mei doodelijk getroffen neer; ik sprong op -dat van den kapitein en in galop stoven wij daar vandaan, de kolonel, de majoor en ik, «onder te weten waarheen. Een gehuil als van wilde beesten werd achter ons aangeibeven en de kogels floten ons om de ooren. <srednrende drie of vier minuten vlogen wij met lossen teugel in de eenmaal ingeslagen richting voort, toen plotseling de kolonel uitjriep: «Mijn vrouw mijn kinderen! " Hij deed «en zijsprong links en sloeg den weg naar onze kolonie weder in Wq volgden hem. Mevrouw Muir was van alles nog onkundig. Stom van verbazing kwam zij aas tegemoet. De .kolonel steeg af, greep haar bij den arm an neide met verwilderde oogen, op doffen toon : »Oara!... het oproer ..... het oproer ----Shmen vijf minuten zullen zij hier zijn ---Waar zijn de kinderen? . . . Eij 'Streek zich met de hand over het voorTioofd. *ï>e kinderen ? Waar zijn de kinderen ?" herhaalde de kolonel ongeduldig. de angst .had baar <ioen -vsrworden onderdrukt, maar de geheime genoot schappen zullen als paddestoelen uit den grond verrijzen. De ondervinding heeft geleerd, dat nog geen Engelsche regeering in den strijd met tul k een onzichtbaren vijand overwin naar is gebleven, en dat in den regel de scher pere dwanfwetten door de ruimere concessien moeten worden gevolgd. De discussie over de kerkelijk-polkieke wet is in den Pruisischen Landdag begonnen en zal wellicht reeds zijn afgeloopen, wanneer deze regelen onder de oogen onzer lezers ko men. Dat de wet zal worden aangenomen, lijdt geen twijfel, en het is zelfs hoogst waar schijnlijk, dat van clericale zijde niet_ zal worden beproefd, de amendementen op nieuw in te dienen, die door bisschop Kopp in het Heerenhuis waren voorgesteld, maar daar werden verworpen. Want het schrijven, door den Paus aan den aartsbisschop van Keulen gezonden, heeft het Centrum met onmisken bare duidelijkheid den eisch gesteld^ om het regeeringsontwerp, desnoods ongewijzigd, over te nemen. De Paus erkent in dit schrijven, dat de nieuwe wet bij lange na niet alles geeft, wat de Katholieke Kerk kan en_mag eischen, maar hij meent, met een opportunisme, dat van het non possumus van zijn voorgan ger hemelsbreed is verwijderd, dat n vogel m de hand beter is dan tien in de lucht, of, zooals het schrijven in deftiger bewoordingen uitdrukt, dat het bewustzijn van zijn aposto lisch ambt, evenals de regelen van het prak tisch gezond verstand, hem vermanen om aan een tegenwoordig en verzekerd goed de voor keur te geven boven de onzekere verwachting van een grooter goed. Aan den anderen kant is de aanneming der wet een bittere pil voor de natiqnaal-liberalen, die in den Kutiurlcampfde ijverigste bestrijders van de eischen der Curie zijn geweest, en voor de ultra-protestantsche conservatieven, die elke concessie op dit gebied voor onzedelijk houden. Doch deze beide partijen heeft de heer Von Bismarck voor zijne rekening genomen. Hij heeft ronduit verklaard, dat hij zich van de leiding der zaken in Pruisen zou terugtrekken, en zich bepalen zou tot zijne functiën als rijkskanselier en als minister van buitenlandsche za ken, indien de regeeringspartijen zich verstout ten niet onvoorwaardelijk ja en amen te zeg en op hetgeen de regeering haar ter goed:euring_ had voorgelegd. Het is een eigenaardig schouwspel, den heer Von Bismarck en den paus als oondgenooten eendrachtig te zien samenwerken. Eigenaardiger nog i» het te zien, hoe de ge hoorzame nationaal-liberale pers, op het bevel van den heer en meester, in naam van den paus tegen de katholieke geestverwanten van den heer Windthorst te velde trekt, en bij voorbeeld de Kölnische Zeitung te hooren redeneeren over de onbeschaamdheid der Duitsche bisschoppen, »die zich tegen den paus verzetten en besloten hebben, in strijd met den uitdrukkelijk uitgesproken wil van den Heiligen Stoel, den strijd en de ophitsing van het volk verder voort te zetten. Men zou kunnen vragen, wat de nationaal-liberalen eigenlijk te maken hebben met de ver houding tusschen de Curie en het Duitsche episcopaat, en of zij, die zich den eerenaam van nationalen en liberalen toekennen, niet veeleer elke poging van de vaderlandsche geestelijkheid, om zich te onttrekken aan de imperatieve voorschriften uit Rome, van harte moeten toejuichen. Maar de Kölnische zelf d9et uitkomen, waar haar de schoen wringt. Zij verzekert ons, dat de Katholieke Kerk in Pruisen ernstig gevaar loopt omdat zij geheel beheersen t wordt door het democratische priester- en leekenelement. Daarmede is het hooge woord er uit. Sedert de nationaal-liberalen zich tot den heer Von Bismarck hebben bekeerd, spreken zij, den meester navolgend, druk over Demagogenthum en UmsturKparteien. Nieuw bekeerden plegen in hunnen ijver dikwijls al te ver te gaan, en de geestverwanten van de Kölnisclie zullen zich later misschien afvragen, hoe zij er toe . ?Meyroirw," zeide ik, naar voren tomende, kunderen -waren een half ivur geleden daar op den grooten weg. Zijn ze er nog? Wil ik ze gaan zoeken, terwijl u zoo spoedig moge» lijk eenige toebereidselen maakt?" »Laat ons samen gaan!" zeide de kolonel. Hij steeg weer te paard en wij vertrokken. Aangekomen op den door palmen overscha duwden weg, waar ik de kinderen had gezien, werden wij door een verschrikkelijk schouw spel gestuit. Eene afdeeling Cipayers kwam ons schreeuwende tegemoet. Verscheidenen hunner droegen brandende fakkels, anderen afgehouwen noofden op de bajonetten hunner geweren. Dat van den kleinen Willem was reeds van verre herkenbaar aan den stroohoed met wapperende linten, die er nog boven op etond. De zuigeling was ook dood en met een dolk doorboord aan een boomstam opge hangen. Ik had moeite den kolonel tegen te houden. Hij had zijn degen getrokken en wilde de bende moordenaars te lijf; ik moest hem er aan herinneren dat hij zijn vrouw nog redden moest. »Gij hebt gelijk," zeide hij; »ik heb nu nie mand meer op de wereld buiten haar." Men had^oas bemerkt, het begon weer kogels te regenen. Nauwelijks hadden wij de vlakte weer den rug toegekeerd of de Cipayers kwamen van alle kanten opzetten, huilende als wolven. Het kaMtonnement begon vlam te vatten en het werd hoog tijd om te vluchten. Mevrouw Muir had «enigszins hare koelbloedigheid herkregen. Haar echtgenoot nam haar in zijn armen en plaatste haar vóór zich in den zadel, terwijl hij de enkele woorden sprak: »Zij zijn oas voorgegaan, Clara Hier boven zullen wij hen wederzien." »Amen," sprak zij op vasten toon. Majoor Black was *eede opgestegen; wij konden komen om, ter wille van een goedkeu rend hoofdknikje van den rijkskanselier, te jubelen en te juichen over den gang naar Canossa, en hunne landgenooten te beschim pen, die meenen, dat zij mogen beproeven hunne politieke zelfstandigheid met de ver vulling nunner plichten jegens het opperhoofd hunner kerk in overeenstemming te brengen. E. D. PIJZEL. Gemeentezaken. Beknoptheid leeft niet zelden in gezworen vijandschap mat degelgkheid. De prijeenswaardige zelfbeperking, waarmede het Dagelyksch Bestuur naar de bekorting eener voordracht streeft, kan moeilijk te hoog worden geschat. Men kan dit erkennen zonder twijfel aan de innerlijke waarde dier voordracht te verbannen. En wanneer een vraagstuk, zoo gewichtig voor onzen handel als bet leggen van «en drijvenden golfbreker in het Y voor de Handelskade, door B. en W. in een voordracht van twintig regels wordt ingeleid, be handeld en afgemaakt, dan valt het moeielijk de nieuwsgierigheid te onderdrukken naar den argumenten-schat, die in deze kleine ruimte druks door het Dagelijksch Bestuur moet zijn opgehoopt. Bevredigd wordt die nieuwsgierigheid niet. B. en W. beroepen zich in de eerste plaats op een rapport van den directeur van Publieke Werken, waarin het heet: Het aantal dagen, waarop het afgesloten Y voor zolderschuiten onbevaarbaar is, kan in een zeer ongunstig jaar, op ten hoogste 20 worden geschat; en er moet dus geen sprake zijn van een drijvenden golfbreker, die, met hoeveel zorg ook gelegd, heel veel kans heeft aan de vrije scheepvaart belemmering te veroorzaken." Dit laatste zoude nu juist uit de te nemen proef moeten blijken, doch wordt door den directeur van P. W. als by voorbaat vaststaande aangeno men om de proef te ontraden! En welk een ont zagwekkende logica schuilt er achter dat: DUS moet er geen sprake zijn van een dryvenden golfbreker!" Iets te voren luidt het rapport: Het komt mij voor, dat ook van het leggen van een dryvenden golfbreker geen sprake moet zijn". En B. en W. zeggen verder: Ook de Haven en Dokmeester heelt ons herhaaldelijk te kennen gegeven dat, naar zijn meening, van geen golf breker in het afgesloten IJ, hetzij drijvend sprake moet zijn". Volgens de heeren van de stad" moest er dus nu maar geen sprake meer van de zaak zijn. De uitdrukking is beknopt, zonder twijfel. Maar het zij gezegd met allen eerbied voor den eenstemmigen Directeur en Haven- en Dokmeester overredende kracht schuilt in die beknoptheid niet. Op gezag van wien ook wordt weinig meer geloofd; men is zoo onbescheiden argumenten te verlangen, die men hier te vergeefs zoekt. De ware reden waarom B. en W. de proefne ming ontraden, komt in het laatst der voordracht voor den dag. Zelfs als de proefneming slaagde," zoo heet het, zou een golfbreker ruim tienmaal de thans geraamde som kosten" (zegge derhalve ?90,000.?, hoewel dat tienmaal" alweder niet gemotiveerd wordt) eene uitgaaf, niet gerechtvaardigd met het oog op het gering aantal dagen dat de golfbe weging hinderlijk is; terwijl alsdan met slechts zeer geringe verhooging van arbeidsloon de goe deren door of langs de pakhuizen op de zolder schuiten in de binnenhaven kunnen worden over geladen." Het Dagelyksch Bestuur wil dus de proef niet, omdat het den golfbreker niet wil. En wel om twee redenen; lo. het gering aantal dagen, dat de golfbewe ging hinderlijk is. Dit zou juist kunnen zijn, in dien men bij voorbaat wist op welke bepaalde dagen die lastige N.O. wind waaien zal. Nu hebben evenwel weêrvoorspellingen nog altijd de onhebbelijke gewoonte niet te willen uitkomen. En de slechte naam, waarin zich de Handelskade verheugt, ontstaat juist omdat men altijd, en vooral in de wintermaanden, den kans loopt eenige dagen door ongunstig weer te verliezen. Zulk een kans mag geen stoomboot wagen, tenzij ingeval van dringende noodzakelijkheden. En zoolang die renden den weg naar Bezar op; eene afdee ling Cipayers, tot de tanden gewapend, kwam ons aan den ingang tegemoet. Eene losbranding hunner musketten deed mijn paard nederetorten. De majoor nam mij bij zich op; in draf stoven wij terug en sloegen den weg naar Srinuggur in overal ingesloten! De ellendelingen hadden hun maatregelen goed genomen. Wat te doen? Op den gis vlogen wij het land in, hopende verderop den straatweg te kunnen bereiken. Vergeefsche hoop! Onze arme paarden, dubbel belast, kwamen niet dan langzaam op den moerassigen bodem voort. De vijand die ons verwoed achternajoeg, won gaandeweg veld. Zij hadden zich in twee partijen verdeeld; de eene bezette den weg en de andere kwam, onophoudelijk schreeu wend, achter ons aan. Plotseling schaafde een kogel mijn wang, de majoor slaakte een zucht en zakte in mijn armen in n. Hij was dood. Ik liet hem vallen en greep met koortsige hand de teugels die hij had losge laten. De kolonel galoppeerde niet meer aan mijne zijde. Toen ik mij omwendde zag ik dat hij ontzadeld was. Hij stond rechtop naast het lyk van zijn paard en scheen naar zijn vrouw te luisteren, die met levendigheid sprak. Mijn eerste be weging was mijn weg te vervolgen; mijn tweede, mijn lotgenooten in het ongeluk ter hulpe te snellen. In drie sprongen was ik bij nern. «"Kolonel!" ri«p ik, van ,het paard sprin gend »til Mevrouw in den 'zadel wij zullen te voet gaan !" Hij wierp een blik op de 'bende dmvelm, 'die ?schreeuwende kwam aanloopen en niet meer dan vijfhonderd pas nog van ons ver wijderd was. kans blyft bestaan wordt de Handelskade ver meden. Want dat 2o. met geringe verhooging van arbeidsloon de goederen door of langs de pakhuizen in de binnenhaven kunnen worden gebracht" zouden B. en W. niet geschreven hebben, indien zy zich niet door hun afkeer yan den golfbreker hadden laten verleiden. Men stelle zich voor, bij gunstig weer, een stoomboot, die met de stoemlier de la ding direct in de langs zijde liggende zolderschuit werpt. En daartegenover bij onrustig weer: de goederen op den wal geworpen, langs een pak huis, stel over 50 meter lengte, vervoerd; vervol gens over de 35meter breede Handelskade gebracht, zoo spoedig het spoorwegverkeer dat toelaat, en dan in de binnenhaven op de schuiten geladen. Met geringe verhooging van arbeidsloon" zeg? gen B. en W. 't Is maar de vraag, wat men ge ring noemt in een tijd dat het handelsver keer zich naar minimale verschillen regelt. En op grond van zulke redeneeringen die dit met een golfbreker gemeen hebben dat zy kant noch wal raken zoude men een werk, dat zooveel heeft gekost als de Handelskade, on voltooid laten ten minste de proet weigeren, waardoor bij welslagen het werk feitelijk bruik baar wordt ? Men kan er verzekerd van zyn: zoo lang de Handelskade niet een steeds veilige los plaats aanbiedt, ook voor zolderschuiten, zoolang blijft zij ongewild; grootendeels ongebruikt, en waarschijnlijk onbebouwd. De stoomschepen zoeken thans veel liever een ligplaats bij de flouthaven; al heeft die plaats het nadeel veel meer afge legen te zyn. De commissiën van bijstand in het beheerder Publieke Werken .en der Gemeente Handelsinrich tingen adviseeren beiden, doch met een geringe meerderheid," de proefneming niet te verwerpen. Is dat vermelden van die geringe meerderheid wel ganschelijk gepast? Wij dachten dat meeningsverschillen in den boezem van commissiën niet door het Dagelijksch bestuur ter kennisse van het publiek moesten worden gebracht, 't Is dan nog beter, de meening eener commissie in 't geheel niet te vragen; een middel, de ervaring leert het, zeer werkzaam wanneer men oppositie verwacht. Die Commissiën zijn daartoe geleid door den aandrang der Kamer van Koophandel, en wegens het betrekkelijk klein bedrag dat er mede is ge moeid". Een gelukwenscb. aan de Kamer van Koophan del is hier niet misplaatst. Ziehier een der weinige keeren dat een harer adressen eenigen invloed heeft. Enkel raadgeven is een ondankbaar werk tenzij voor doctoren en advokaten en aan den geestdoodendeninvloed vaneen onafgebrokenadreeseeren. zonder dat er naar geluisterd wordt, heeft zich zelfs onze Kamer van Kaaphandel niet kun nen onttrekken. Doch ditmaal hoeft haar aandrang dan toch iets uitgewerkt. Of juichen wij wellicht te vroeg? B. en W. gaan voort: Wij vinden geen vryheid ons daarbij aantesluiten. Integendeel, het bedrag van / 8500 moge betrekkelijk niet hoog zijn, het is o. i. teveel voor een onzekere uitkomst." Waar is nu de Kamer van Koophandel gebleven ? Zij wordt, als 't geoorloofd is een zeer gemeen zame uitdrukking te bezigen, door het Dagelijksch Bestuur stijf genegeerd'" Tusschen de regels kan men lezen: die beide Commissiën hebben zich nu wel door de K. v. K. laten bepraten, maar wij, B. en W., zijn wel wijzer. Wel is waar betoogt ieder belanghebbende, betoogt de Kamer van Koophandel, de Raadscommissie van Bijstand en die der Gemeente-haadelsinrichtingen dat men een proef niet mag nalaten: wy, Dagelijksch Bestuur, zeggen u: ? 8500 is te veel voor een onzekere uitkomst! . Zou men wel van een proef" spreken indien de uitkomst zeker ware? Wy hopen intusschen, dat deze lofwaardige zuinigheid in 't vervolg steeds betracht zal worden, waar de uitkomst eener ge meente-uitgave onzeker is. Er zal dan heel wat bespaard kunnen worden! Wy vertrouwen ook dat de Raad niet met deze voordracht zal medegaan. / 8500 is op zich zelf niet weinig; doch zeer weinig in vergelyking met al het geld dat de Handelskade gekost heeft en dat dreigt voor een groot deel in den waren zin des woords in het water te zijn geworpen. De, zij 't dan ook geringe", meerderheid in de beide Raadscommissiën doet ons ditmaal het beste hopen. H. l .-.r »Te laat," zeide hij schouderophalend. »Red je leven, mijn beste luitenant. Mijn vrouw en ik zullen te samen sterven." «Willem !" riep zij, voor hem nederknielend. »Wie weet of jij niet misschien voor mij zult bezwijken. Wil je mij levend in hun han den laten vallen ? Willem! in den naam van God, die mij hoort en mij hierboven zal aannemen, laat mij dat lot ontgaan!" »Ik Mn niet Clara!" antwoordde hij, ter wijl hij zijn gelaat met de handen bedekte. »Wat je van mij verlangt, gaat menschelijke kracht te boven." De oogen der jonge vrouw schitterden. Zonder op te staan, rubte zij een revolver uit den gordel van haren man. ..?,.., «Vaarwel!" riep zij op onbeschrijfelijken Voordat ik eene 'beweging had kunnen maken, was het schot afgegaan en zeeg zij levenloos voor de voeten van haar ecntee: noot ineen. Deze uitte geen klacht. Jlij dne kalm op den «rond zitten nam het bebloede hoofd van eijn vrouw m de handen en drukte een langen kus op haar voorhootd. Blijkbaar scheen hij zich noch van mijne tegenwoordigheid, noch van de nadering der oproerlingen 'bewust te zijn. >>Kolonel" fluisterde ik 'diep -getroffen * De0 moest hem de nand op den schouder leggen om hem te doen luisteren. ?Wat wil je van mij ?" bracht hij OT met moeite uit. *O ! ben jij bet, Dayid? Vertrek! - onmiddelijk! het is mijn laatste bevel. Je bent jong en het vaderland heeft je noodig. Mijn loopbaan is geëindigd." . Hij liet het hotffd op de borst zinken. Zijn besluit scheen onherroepe'lt'k'genoHïeQ. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl