Historisch Archief 1877-1940
i)E AMSfJRBAttliEK, WEÈKBliAÏ) YÖOB VlD'BÊLAtf'D.
No.
eid als een protest tegen de
uitgelegd, niet den minsten
: |Bia«ikt. 2$adat een amendement van
laïstoniamn Samnelson, waarin
hetbezalf der wet was veroordeeld, met eene
; "'swflfderjiieid T»n 101 stemmen was verworpen.
? *« de wet zelf in tweede lezing zonder
fdelijke stemming aangenomen. De
oppogaf dus stilzwijgend toe, dat dezelide
_,._ ierheid, die het amendement-Samuelson
had wrworpen, vóór de wet zou hebben
jMatemé. \
- De laatste zittingen kenmerkten zich door
incidenten van pijnlijken aard. Zekere kolonel
Saunderson verweet den lerschen parlements
leden openlijk, dat zij omgingen met lieden,
die zjj als samenzweerders en moordenaars
kenden. De kolonel werd door Sexton en
Healy op welverdiende, maar zeer onparle
mentaire wijze terecht gezet, en de «spreker»
(voorzitter) achtte het noodig, den heer Sexton
te schorsen, ofschoon de ongehoorde provo
catie de oeleedigende woorden van den
driftigen Ier wel met wettigde, maar toch ver
goelijkte.
De Times, die alles wat met de lersche
nationalisten in verband staat, haat met een
volkomen haat, achtte het oogenblik gekomen,
OTO ook een duit in het zakje te doen. Het
Wad maakte in facsimile een brief openbaar
di«, naar het beweerde, door den heer Parnell
«Éckreven was, kort na den moord in het
jfboenixpark bij Dublin op Lord Frederick
> Cavendish en den heer Burke gepleegd.
Ter:' «ijl Parnell met zijne vrienden John Dillon
en Michael Davitt in het openbaar in de
?cherpste bewoordingen dien moord had afge
keurd en een ramp voor Ierland had genoemd,
nnwirtoe geen waar patriot de hand zou heb ?
een geieend, zou hij - volgens de Times
teaBlrjkertjja in een schrijven aan Patriek Egen
hebben gezegd, dat de heer Burke niet meer
bad ontvangen dan hij verdiende, en dat de
-«onverwinlijken» toch dienden tébegrijpen,
" hoe onmogelijk het voor hem (Parnell) was,
een andere politiek toe te passen, dan die
dier openlijke afkeuring van een daad, die hij
in zijn hart goedkeurde.
Parnell is een man wiens gesloten karakter
ca gereserveerde houding, wiens geheimzinnig
' Jttraen en verdwijnen, wiens buitengewone
macht over ziine geestverwantenen volgelingen
een wijd veld openen voor conjecturen van
allerlei aard.
Dat de gissingen zijner politieke tegen
standers niet altijd door een geest
vanchris?telijkeliefde zijn ingegeven, laat zich begrijpen.
?Doch de redactie van de Times schijnt te
kebben vergeten, dat zij Parnell niet slechts
beschuldigde van eene lage dubbelhartigheid,
maar tevens van eene groote domheid, en
.voor dom wordt Parnell door niemand ge
houden. Het denkbeeld, dat de man, wiens
* voorzichtigheid spreekwoordelijk is geworden
j.Sie ieder woord zorgvuldig wikt en weegt,
"\«en of (zooals de Times beweert) meer
com"""jKOmitteerende documenten in de handen van
^.-^fli&etro'uwbare personen zou hebben gelaten,
"ÏFÜi -eenvoudig 'belachelijk. Verreweg de
meeslea zullen dan ook, wellicht huns ondanks,
hebben moeten erkennen, dat de heer Parnell
waStschijnlyk gelijk had, toen hij het door
de Times openbaar gemaakte document eene
lompe en kwaadwillige vervalsching noemde.
_in óók van anderen kant zijn bewijzen ge
noeg geleverd, dat de bedoelde brief door den
leider der lersche nationalisten niet kan zijn
geschreven.
Lord Bandolph Churchill stelt zich waar
schijnlijk den toestand al te gunstig voor,
wanneer hij beweert, dat na de invoering der
dwangwet, d. i. wanneer de Ieren wegens po
litieke en agrarische misdrijven niet meer
voor eene jury van hunne landgenooten te
recht zullen staan, al dergelijke misdrijven
als met een tooverslag zullen ophouden. Doch
«l ware dit het geval, dan is het nog de vraag,
of deze uitwerking der wet opweegt tegen het
kwaad, dat zij zal stichten. De agitatie, die
thans bij klaarlichten dag werkt, zal weder
pktate maken voor een wijd vertakt stelsel
van samenzweringen; de nationale liga zal
tiete vergemakkelijken. Zoodra dit bevel ten
uitvoer was gebracht, kwamen wij weer bij
"hem en wachtten zijn verdere orders af, toen
?eensklaps een kort, scherp gefluit mijn
aan?dacht -trok. Ik sloeg een blik op de lange
1B$J uniformen, die vlak tegenover ons stond;
*ïfc-" alle geweren waren op ons gericht.
?» Kolonel! . . ." schreeuwde ik.
: .Een tweede gefluit, gevolgd door een
vreeselijken knal, orak mijn woorden af; als in
?een droom, zag ik twee of drie mijner
mede'Officieren uit den zadel storten. Mijn paard
.mei doodelijk getroffen neer; ik sprong op
-dat van den kapitein en in galop stoven wij
daar vandaan, de kolonel, de majoor en ik,
«onder te weten waarheen. Een gehuil als
van wilde beesten werd achter ons
aangeibeven en de kogels floten ons om de ooren.
<srednrende drie of vier minuten vlogen wij
met lossen teugel in de eenmaal ingeslagen
richting voort, toen plotseling de kolonel
uitjriep: «Mijn vrouw mijn kinderen! " Hij
deed «en zijsprong links en sloeg den weg
naar onze kolonie weder in Wq volgden
hem.
Mevrouw Muir was van alles nog onkundig.
Stom van verbazing kwam zij aas tegemoet.
De .kolonel steeg af, greep haar bij den arm
an neide met verwilderde oogen, op doffen toon :
»Oara!... het oproer ..... het oproer
----Shmen vijf minuten zullen zij hier zijn
---Waar zijn de kinderen? . . .
Eij 'Streek zich met de hand over het
voorTioofd.
*ï>e kinderen ? Waar zijn de kinderen ?"
herhaalde de kolonel ongeduldig.
de angst .had baar <ioen
-vsrworden onderdrukt, maar de geheime genoot
schappen zullen als paddestoelen uit den grond
verrijzen. De ondervinding heeft geleerd, dat
nog geen Engelsche regeering in den strijd
met tul k een onzichtbaren vijand overwin
naar is gebleven, en dat in den regel de scher
pere dwanfwetten door de ruimere concessien
moeten worden gevolgd.
De discussie over de kerkelijk-polkieke wet
is in den Pruisischen Landdag begonnen en
zal wellicht reeds zijn afgeloopen, wanneer
deze regelen onder de oogen onzer lezers ko
men. Dat de wet zal worden aangenomen,
lijdt geen twijfel, en het is zelfs hoogst waar
schijnlijk, dat van clericale zijde niet_ zal
worden beproefd, de amendementen op nieuw
in te dienen, die door bisschop Kopp in het
Heerenhuis waren voorgesteld, maar daar
werden verworpen. Want het schrijven, door
den Paus aan den aartsbisschop van Keulen
gezonden, heeft het Centrum met onmisken
bare duidelijkheid den eisch gesteld^ om het
regeeringsontwerp, desnoods ongewijzigd, over
te nemen. De Paus erkent in dit schrijven,
dat de nieuwe wet bij lange na niet alles
geeft, wat de Katholieke Kerk kan en_mag
eischen, maar hij meent, met een opportunisme,
dat van het non possumus van zijn voorgan
ger hemelsbreed is verwijderd, dat n vogel
m de hand beter is dan tien in de lucht, of,
zooals het schrijven in deftiger bewoordingen
uitdrukt, dat het bewustzijn van zijn aposto
lisch ambt, evenals de regelen van het prak
tisch gezond verstand, hem vermanen om aan
een tegenwoordig en verzekerd goed de voor
keur te geven boven de onzekere verwachting
van een grooter goed.
Aan den anderen kant is de aanneming der
wet een bittere pil voor de natiqnaal-liberalen,
die in den Kutiurlcampfde ijverigste bestrijders
van de eischen der Curie zijn geweest, en voor
de ultra-protestantsche conservatieven, die elke
concessie op dit gebied voor onzedelijk houden.
Doch deze beide partijen heeft de heer Von
Bismarck voor zijne rekening genomen. Hij
heeft ronduit verklaard, dat hij zich van de
leiding der zaken in Pruisen zou terugtrekken,
en zich bepalen zou tot zijne functiën als
rijkskanselier en als minister van buitenlandsche za
ken, indien de regeeringspartijen zich verstout
ten niet onvoorwaardelijk ja en amen te zeg
en op hetgeen de regeering haar ter
goed:euring_ had voorgelegd.
Het is een eigenaardig schouwspel, den
heer Von Bismarck en den paus als
oondgenooten eendrachtig te zien samenwerken.
Eigenaardiger nog i» het te zien, hoe de ge
hoorzame nationaal-liberale pers, op het bevel
van den heer en meester, in naam van den
paus tegen de katholieke geestverwanten van
den heer Windthorst te velde trekt, en bij
voorbeeld de Kölnische Zeitung te hooren
redeneeren over de onbeschaamdheid der
Duitsche bisschoppen, »die zich tegen den paus
verzetten en besloten hebben, in strijd met
den uitdrukkelijk uitgesproken wil van
den Heiligen Stoel, den strijd en de ophitsing
van het volk verder voort te zetten. Men
zou kunnen vragen, wat de
nationaal-liberalen eigenlijk te maken hebben met de ver
houding tusschen de Curie en het Duitsche
episcopaat, en of zij, die zich den eerenaam
van nationalen en liberalen toekennen, niet
veeleer elke poging van de vaderlandsche
geestelijkheid, om zich te onttrekken aan de
imperatieve voorschriften uit Rome, van harte
moeten toejuichen. Maar de Kölnische zelf
d9et uitkomen, waar haar de schoen wringt.
Zij verzekert ons, dat de Katholieke Kerk in
Pruisen ernstig gevaar loopt omdat zij geheel
beheersen t wordt door het democratische
priester- en leekenelement.
Daarmede is het hooge woord er uit. Sedert
de nationaal-liberalen zich tot den heer Von
Bismarck hebben bekeerd, spreken zij, den
meester navolgend, druk over Demagogenthum
en UmsturKparteien. Nieuw bekeerden plegen
in hunnen ijver dikwijls al te ver te gaan,
en de geestverwanten van de Kölnisclie zullen
zich later misschien afvragen, hoe zij er toe
.
?Meyroirw," zeide ik, naar voren tomende,
kunderen -waren een half ivur geleden daar
op den grooten weg. Zijn ze er nog? Wil ik
ze gaan zoeken, terwijl u zoo spoedig moge»
lijk eenige toebereidselen maakt?"
»Laat ons samen gaan!" zeide de kolonel.
Hij steeg weer te paard en wij vertrokken.
Aangekomen op den door palmen overscha
duwden weg, waar ik de kinderen had gezien,
werden wij door een verschrikkelijk schouw
spel gestuit. Eene afdeeling Cipayers kwam
ons schreeuwende tegemoet. Verscheidenen
hunner droegen brandende fakkels, anderen
afgehouwen noofden op de bajonetten hunner
geweren. Dat van den kleinen Willem was
reeds van verre herkenbaar aan den stroohoed
met wapperende linten, die er nog boven op
etond. De zuigeling was ook dood en met
een dolk doorboord aan een boomstam opge
hangen.
Ik had moeite den kolonel tegen te houden.
Hij had zijn degen getrokken en wilde de
bende moordenaars te lijf; ik moest hem er
aan herinneren dat hij zijn vrouw nog redden
moest.
»Gij hebt gelijk," zeide hij; »ik heb nu nie
mand meer op de wereld buiten haar."
Men had^oas bemerkt, het begon weer kogels
te regenen.
Nauwelijks hadden wij de vlakte weer den
rug toegekeerd of de Cipayers kwamen van
alle kanten opzetten, huilende als wolven.
Het kaMtonnement begon vlam te vatten en
het werd hoog tijd om te vluchten. Mevrouw
Muir had «enigszins hare koelbloedigheid
herkregen. Haar echtgenoot nam haar in zijn
armen en plaatste haar vóór zich in den
zadel, terwijl hij de enkele woorden sprak:
»Zij zijn oas voorgegaan, Clara Hier
boven zullen wij hen wederzien."
»Amen," sprak zij op vasten toon.
Majoor Black was *eede opgestegen; wij
konden komen om, ter wille van een goedkeu
rend hoofdknikje van den rijkskanselier, te
jubelen en te juichen over den gang naar
Canossa, en hunne landgenooten te beschim
pen, die meenen, dat zij mogen beproeven
hunne politieke zelfstandigheid met de ver
vulling nunner plichten jegens het opperhoofd
hunner kerk in overeenstemming te brengen.
E. D. PIJZEL.
Gemeentezaken.
Beknoptheid leeft niet zelden in gezworen
vijandschap mat degelgkheid. De prijeenswaardige
zelfbeperking, waarmede het Dagelyksch Bestuur
naar de bekorting eener voordracht streeft, kan
moeilijk te hoog worden geschat. Men kan dit
erkennen zonder twijfel aan de innerlijke waarde
dier voordracht te verbannen. En wanneer een
vraagstuk, zoo gewichtig voor onzen handel als
bet leggen van «en drijvenden golfbreker in het
Y voor de Handelskade, door B. en W. in een
voordracht van twintig regels wordt ingeleid, be
handeld en afgemaakt, dan valt het moeielijk
de nieuwsgierigheid te onderdrukken naar den
argumenten-schat, die in deze kleine ruimte druks
door het Dagelijksch Bestuur moet zijn opgehoopt.
Bevredigd wordt die nieuwsgierigheid niet. B.
en W. beroepen zich in de eerste plaats op een
rapport van den directeur van Publieke Werken,
waarin het heet: Het aantal dagen, waarop het
afgesloten Y voor zolderschuiten onbevaarbaar is,
kan in een zeer ongunstig jaar, op ten hoogste 20
worden geschat; en er moet dus geen sprake zijn
van een drijvenden golfbreker, die, met hoeveel
zorg ook gelegd, heel veel kans heeft aan de vrije
scheepvaart belemmering te veroorzaken."
Dit laatste zoude nu juist uit de te nemen proef
moeten blijken, doch wordt door den directeur
van P. W. als by voorbaat vaststaande aangeno
men om de proef te ontraden! En welk een ont
zagwekkende logica schuilt er achter dat: DUS
moet er geen sprake zijn van een dryvenden
golfbreker!"
Iets te voren luidt het rapport: Het komt mij
voor, dat ook van het leggen van een dryvenden
golfbreker geen sprake moet zijn".
En B. en W. zeggen verder: Ook de Haven
en Dokmeester heelt ons herhaaldelijk te kennen
gegeven dat, naar zijn meening, van geen golf
breker in het afgesloten IJ, hetzij drijvend
sprake moet zijn".
Volgens de heeren van de stad" moest er dus
nu maar geen sprake meer van de zaak zijn. De
uitdrukking is beknopt, zonder twijfel. Maar
het zij gezegd met allen eerbied voor den
eenstemmigen Directeur en Haven- en Dokmeester
overredende kracht schuilt in die beknoptheid niet.
Op gezag van wien ook wordt weinig meer
geloofd; men is zoo onbescheiden argumenten te
verlangen, die men hier te vergeefs zoekt.
De ware reden waarom B. en W. de proefne
ming ontraden, komt in het laatst der voordracht
voor den dag.
Zelfs als de proefneming slaagde," zoo heet
het, zou een golfbreker ruim tienmaal de thans
geraamde som kosten" (zegge derhalve ?90,000.?,
hoewel dat tienmaal" alweder niet gemotiveerd
wordt) eene uitgaaf, niet gerechtvaardigd met het
oog op het gering aantal dagen dat de golfbe
weging hinderlijk is; terwijl alsdan met slechts
zeer geringe verhooging van arbeidsloon de goe
deren door of langs de pakhuizen op de zolder
schuiten in de binnenhaven kunnen worden over
geladen."
Het Dagelyksch Bestuur wil dus de proef niet,
omdat het den golfbreker niet wil. En wel om
twee redenen;
lo. het gering aantal dagen, dat de golfbewe
ging hinderlijk is. Dit zou juist kunnen zijn, in
dien men bij voorbaat wist op welke bepaalde
dagen die lastige N.O. wind waaien zal. Nu
hebben evenwel weêrvoorspellingen nog altijd de
onhebbelijke gewoonte niet te willen uitkomen.
En de slechte naam, waarin zich de Handelskade
verheugt, ontstaat juist omdat men altijd, en
vooral in de wintermaanden, den kans loopt eenige
dagen door ongunstig weer te verliezen. Zulk een
kans mag geen stoomboot wagen, tenzij ingeval
van dringende noodzakelijkheden. En zoolang die
renden den weg naar Bezar op; eene afdee
ling Cipayers, tot de tanden gewapend, kwam
ons aan den ingang tegemoet. Eene
losbranding hunner musketten deed mijn paard
nederetorten. De majoor nam mij bij zich
op; in draf stoven wij terug en sloegen den
weg naar Srinuggur in overal ingesloten!
De ellendelingen hadden hun maatregelen goed
genomen.
Wat te doen? Op den gis vlogen wij het
land in, hopende verderop den straatweg te
kunnen bereiken. Vergeefsche hoop! Onze
arme paarden, dubbel belast, kwamen niet dan
langzaam op den moerassigen bodem voort.
De vijand die ons verwoed achternajoeg,
won gaandeweg veld. Zij hadden zich in twee
partijen verdeeld; de eene bezette den weg
en de andere kwam, onophoudelijk schreeu
wend, achter ons aan. Plotseling schaafde
een kogel mijn wang, de majoor slaakte een
zucht en zakte in mijn armen in n. Hij
was dood. Ik liet hem vallen en greep met
koortsige hand de teugels die hij had losge
laten.
De kolonel galoppeerde niet meer aan mijne
zijde. Toen ik mij omwendde zag ik dat hij
ontzadeld was. Hij stond rechtop naast het lyk van
zijn paard en scheen naar zijn vrouw te luisteren,
die met levendigheid sprak. Mijn eerste be
weging was mijn weg te vervolgen; mijn
tweede, mijn lotgenooten in het ongeluk ter
hulpe te snellen. In drie sprongen was ik
bij nern.
«"Kolonel!" ri«p ik, van ,het paard sprin
gend »til Mevrouw in den 'zadel wij zullen
te voet gaan !"
Hij wierp een blik op de 'bende dmvelm,
'die ?schreeuwende kwam aanloopen en niet
meer dan vijfhonderd pas nog van ons ver
wijderd was.
kans blyft bestaan wordt de Handelskade ver
meden. Want dat
2o. met geringe verhooging van arbeidsloon
de goederen door of langs de pakhuizen in de
binnenhaven kunnen worden gebracht" zouden
B. en W. niet geschreven hebben, indien zy zich
niet door hun afkeer yan den golfbreker hadden
laten verleiden. Men stelle zich voor, bij gunstig
weer, een stoomboot, die met de stoemlier de la
ding direct in de langs zijde liggende zolderschuit
werpt. En daartegenover bij onrustig weer: de
goederen op den wal geworpen, langs een pak
huis, stel over 50 meter lengte, vervoerd; vervol
gens over de 35meter breede Handelskade gebracht,
zoo spoedig het spoorwegverkeer dat toelaat, en
dan in de binnenhaven op de schuiten geladen.
Met geringe verhooging van arbeidsloon" zeg?
gen B. en W. 't Is maar de vraag, wat men ge
ring noemt in een tijd dat het handelsver
keer zich naar minimale verschillen regelt.
En op grond van zulke redeneeringen die
dit met een golfbreker gemeen hebben dat zy
kant noch wal raken zoude men een werk,
dat zooveel heeft gekost als de Handelskade, on
voltooid laten ten minste de proet weigeren,
waardoor bij welslagen het werk feitelijk bruik
baar wordt ? Men kan er verzekerd van zyn: zoo
lang de Handelskade niet een steeds veilige los
plaats aanbiedt, ook voor zolderschuiten, zoolang
blijft zij ongewild; grootendeels ongebruikt, en
waarschijnlijk onbebouwd. De stoomschepen zoeken
thans veel liever een ligplaats bij de flouthaven;
al heeft die plaats het nadeel veel meer afge
legen te zyn.
De commissiën van bijstand in het beheerder
Publieke Werken .en der Gemeente Handelsinrich
tingen adviseeren beiden, doch met een geringe
meerderheid," de proefneming niet te verwerpen.
Is dat vermelden van die geringe meerderheid
wel ganschelijk gepast? Wij dachten dat
meeningsverschillen in den boezem van commissiën niet
door het Dagelijksch bestuur ter kennisse van het
publiek moesten worden gebracht, 't Is dan nog
beter, de meening eener commissie in 't geheel
niet te vragen; een middel, de ervaring leert het,
zeer werkzaam wanneer men oppositie verwacht.
Die Commissiën zijn daartoe geleid door den
aandrang der Kamer van Koophandel, en wegens
het betrekkelijk klein bedrag dat er mede is ge
moeid".
Een gelukwenscb. aan de Kamer van Koophan
del is hier niet misplaatst. Ziehier een der weinige
keeren dat een harer adressen eenigen invloed
heeft. Enkel raadgeven is een ondankbaar werk
tenzij voor doctoren en advokaten en aan den
geestdoodendeninvloed vaneen
onafgebrokenadreeseeren. zonder dat er naar geluisterd wordt, heeft
zich zelfs onze Kamer van Kaaphandel niet kun
nen onttrekken. Doch ditmaal hoeft haar aandrang
dan toch iets uitgewerkt. Of juichen wij wellicht
te vroeg? B. en W. gaan voort:
Wij vinden geen vryheid ons daarbij
aantesluiten. Integendeel, het bedrag van / 8500 moge
betrekkelijk niet hoog zijn, het is o. i. teveel voor
een onzekere uitkomst."
Waar is nu de Kamer van Koophandel gebleven ?
Zij wordt, als 't geoorloofd is een zeer gemeen
zame uitdrukking te bezigen, door het Dagelijksch
Bestuur stijf genegeerd'" Tusschen de regels kan
men lezen: die beide Commissiën hebben zich nu
wel door de K. v. K. laten bepraten, maar wij,
B. en W., zijn wel wijzer. Wel is waar betoogt
ieder belanghebbende, betoogt de Kamer van
Koophandel, de Raadscommissie van Bijstand en
die der Gemeente-haadelsinrichtingen dat men een
proef niet mag nalaten: wy, Dagelijksch Bestuur,
zeggen u: ? 8500 is te veel voor een onzekere
uitkomst! .
Zou men wel van een proef" spreken indien
de uitkomst zeker ware? Wy hopen intusschen,
dat deze lofwaardige zuinigheid in 't vervolg steeds
betracht zal worden, waar de uitkomst eener ge
meente-uitgave onzeker is. Er zal dan heel wat
bespaard kunnen worden! Wy vertrouwen ook dat
de Raad niet met deze voordracht zal medegaan.
/ 8500 is op zich zelf niet weinig; doch zeer
weinig in vergelyking met al het geld dat de
Handelskade gekost heeft en dat dreigt voor een
groot deel in den waren zin des woords in het
water te zijn geworpen. De, zij 't dan ook geringe",
meerderheid in de beide Raadscommissiën doet
ons ditmaal het beste hopen. H.
l .-.r
»Te laat," zeide hij schouderophalend.
»Red je leven, mijn beste luitenant. Mijn
vrouw en ik zullen te samen sterven."
«Willem !" riep zij, voor hem nederknielend.
»Wie weet of jij niet misschien voor mij zult
bezwijken. Wil je mij levend in hun han
den laten vallen ? Willem! in den naam
van God, die mij hoort en mij hierboven zal
aannemen, laat mij dat lot ontgaan!"
»Ik Mn niet Clara!" antwoordde hij, ter
wijl hij zijn gelaat met de handen bedekte.
»Wat je van mij verlangt, gaat menschelijke
kracht te boven."
De oogen der jonge vrouw schitterden.
Zonder op te staan, rubte zij een revolver
uit den gordel van haren man. ..?,..,
«Vaarwel!" riep zij op onbeschrijfelijken
Voordat ik eene 'beweging had kunnen
maken, was het schot afgegaan en zeeg zij
levenloos voor de voeten van haar ecntee:
noot ineen. Deze uitte geen klacht. Jlij
dne kalm op den «rond zitten nam het
bebloede hoofd van eijn vrouw m de handen
en drukte een langen kus op haar voorhootd.
Blijkbaar scheen hij zich noch van mijne
tegenwoordigheid, noch van de nadering der
oproerlingen 'bewust te zijn.
>>Kolonel" fluisterde ik 'diep -getroffen
* De0 moest hem de nand op den schouder
leggen om hem te doen luisteren.
?Wat wil je van mij ?" bracht hij OT met
moeite uit. *O ! ben jij bet, Dayid? Vertrek!
- onmiddelijk! het is mijn laatste bevel. Je
bent jong en het vaderland heeft je noodig.
Mijn loopbaan is geëindigd." .
Hij liet het hotffd op de borst zinken. Zijn
besluit scheen onherroepe'lt'k'genoHïeQ.
(Wordt vervolgd).