Historisch Archief 1877-1940
DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Kunst en Letteren.
cHET TOONEEL TE AMSTEKDAM.
Stadsschouwburg: La Comtesse Sarah.
Fransche-Laansehouwbtirg:
Hetwedergyds Httwlyks Bedrog.
De eeuwige Pers" werd, by de galavoorstelling
van Salurdag 16 April, uitgenoodigd thuis te blij
ven: diploma's, van welken aard ook", waren
volstrekt niet gangbaar". "Was het, om dat men
verlegen was met de zwakke koepletten, die men
zich' niet ontzien heeft door het fraaye orgaan
yan den Heer Rogmans den Koning en de Ko
ningin te laten toezingen? Men heeft dan gerekend
buiten den praktischen zin van het Handelsblad.
Deze heeft ons geschetst hoe men gegroet" werd
in deze wanden" en wie de uit het volk" naar
alle regelen der rijmkunst ontspruitende tolk"
was van AL de Nederlanden"; hy heeft ons ge
meld, hoe het Land niet vergeet", dat de roem
der voorgeslachten" mijn lied doortintelt".
Neerland dankt zyn bestaan aan het Stamhuis van
Nassouwen", dat B\i glimlach en bij traan" het
Vaderland" (der Nassauers ?) was getrouwe".
Maar laat ons niet morren, 't Is te denken, dat, bij
dit lied, gezongen ten overstaan van de dichters
Schimmel, De Buil en Van Sorgen, deze Heeren ge
noeg moeite zullen gehad hebben zich goed te hou
den. Proesten komt, bjj zoo'n gelegenheid, niette pas:
mfl dunkt echter, dat allicht in de week van
18?23 April de vriendelijke stem eener Door
luchtige vrouw aan Dr. Beynen zal gevraagd heb
ben, of z\j deze vonkelnieuwe poëzie te bewon
deren heeft?. Of hier een maatstaf is te vinden
voor de rechtmatigheid, waarmee de Heeren van
den Nieuwen Gids" de vaerzen der oude school
veroordeelen ? Maar, als ikzeide, laat ons
te-vreden zijn: er is in de feestweek zoo weinig
spilzucht opgemerkt, onder de vindingrijkon in den
lande, dat mee, natuurlijk, in den Schouwburg
niet al te zeer buiten den toon mocht vallen. Een
zachtzinnig draakje" werd verder gespeeld en
een geestig stukje van Dreyfus".
De Stadsschouwburg heeft Donderdag, den 21n
April, ons onthaald op eenefransche voorstelling,
en wel op de vertooning van een stuk, dat met
Durand et Durand" op 't oogenblik de eer deelt
de parijsche bevolking ten levendigste te interes
seeren.
Het is "La Comtesse Sarah", dat door een ge
zelschap, geprsezideerd door den Heer Frédéric
Achard (van Ie Gymnasë), gespeeld wordt.
Zoo de Heer Ohnet van zijn Maitredesforges"
(in 't Hollandsen: De Industrieel van Pont-Aves
nes") veel voldoening ook op het tooneel hier in Ne
derland zou geoogst hebben; wij kunnen dat zelfde
niet met betrekking tot La Comtesse Sarah" getui
gen. Men kent den roman; hij heeft zich, in deze
bewerking, niet geleend, om er een fraai,
harmoniesch, geregeld ontwikkeld drama van te maken,
Wij vinden in het pièce" deze elementen van
den roman te-rug. De 60-jarige Generaal Comte
de Canalheilles trouwt, ten spijt van zijn tijd
genoot, den butor Kolonel Merlot, met Mej.
Q'Downor, eene door Lady O'D. opgenomen
zigeunerin, die hare avontuurlijke gewoonten, nu
ryk en opgevoed, niet geheel heeft afgelegd. Pierre
Sévéran, een kavallerie-officier, jonge man van
strenge begrippen, pupil van den Generaal, bemint
Miss O'Donnor (Sarah) en wordt, zonder het te
weten, weder bemind. In den strijd der harts
tochten hebben deze beiden altijd min aan
gename woordenwisselingen met elkaar. Daar
achter verborgen zij weêrzijds hunne, sedert het
gesloten huwely'k, schuldige liefde. In defransche
stukken is het feit, dat een Heer en Dame samen
in een salon vwrden aangetroffen, een sterke
prsezumptie voor\en verboden betrekking en bijna
alty'd een casus belli voor den man der Dame met
den onvoorzichtigen Heer. Hier echter wordt door
een paardenmiddel de Gravin Sarah gered.
De vrienden namelijk verklaren, dat Slanche,
de nicht van den Generaal, daar óók was gekomen,
om met de Gravin haar huwelijk te bespreken
met Pierre Sévérac\ De Generaal is geen dupe
van die fiktie, maar acht het verstandigst dit
huwelijk te laten doorgaan, en goed te blijven
met zijne jonge vrouw. Als er naderhand een brief
van de jong getrouwden komt, waaruit blijkt, dat
Slanche zich volkomen gelukkig eevoelt, verdrinkt
Sarah zich.
Het stuk laat u koud; ondanks het voortreflijk
spel. De Heer Achard trad zelf op in een
minbeduidende rol, waarin hij trouwt met het
onno»zel dochtertjen van den butor. De Heer Devaux,
van het Keizerlijk Tooneel te St. Petersburg,
heeft met groot meesterschap de rol van den
beminnelijken en waardigen ouden Generaal ver
vuld. De, Heer Sully (van den Ambigu) speelde
voor den butor. Men i s daar te midden van die
menschen. Met veel gevoel en soberheid speelde
de Heer Rameati (van het Odéori) de rol van
Pierre Sévérac.
La Comtesse Sarah was Me v. Andrini (van het
Gymnasë). Zy is een bekwame aktrice en een
fraai gevormde vrouw, die over goede toiletten
beschikt. Zij werd door Madame Cassothy, in
de rol van Slanche, waardig ter zijde gestaan.
Het stuk werd gespeeld (en het strekt den
kunstenaars tot groote eer) zonder soefleur,
Als het waar is (en ik durf het beweeren), dat
de Franschen de grootste dramatisten der waereld
zyn, dan gaat deze stelling nog mér door voor
de tooneelspelers, dan voor de tooneelschrijvers.
De Vereeniging D. V. G., die in haar
devies geenszins een tegenwoordigen toestand wil
aanduiden, maar veeleer een wensch uitspseekt
(Door Volharding Groot!), heeft op Maandag, den
18n dezer, een luisterrijken feestavond aangericht.
Met de eigenaardige zedigheid en de goede
smaak, die deze Vereeniging kenmerkt, had zij,
namelijk, een hulde voorbereid aan een der be
roemdste patronen van het dramatiesch leven in
Westelijk Europa, den Hertog van
Saxen-Meiningen, wiens roem, ondanks Hem-zelven, in de voor
naamste steden weerklonken heeft, toen zijn typiesch
Tooneelgezelschap ons voorstellingen van samen
spel heeft gegeven, gelijk de nieuwere tooneelkunst
er nog geen geleverd had.
Vele voorname personen, militaire en burgerlijke
autoriteiten, hadden eene uitnoodiging om de
vertooning van Langendyks Wederzyds Huwlyks
Bedrog" te komen bewonen, aanvaard; de Dames
waren blootshoofds en ook de Heeren ongeveer in gala.
De Hertog is een kundig en beminneüjk man, die
veel lof overhad voor onze dilettanten en bizonder
de schepping van Klaar, door Mejufvr. A., met een
handgeklap heeft vereerd, waartoe het talrijke en
aanzienlijke publiek niet overging dan na dat
de Hertog het sein had gegeven. Zijne Hoogheid
reist inkegnito, en werd steeds met den titel van
Herr Saron toegesproken. Aan zyne rechter hand
was onze kunstlievende Burgemeester gezeten.
De Hertogin, die eerst aangenomen had, was door
ongesteldheid verhinderd.
Wat den hoogen gast zeker een gunstig denk
beeld van de gracieuze gastvrijheid der Amster
dammers zal gegeven hebben, was niet alleen de
verciering van het salonnetjen, waarin hij werd
ontvangen en hem, met de Dames der Bestuurs
leden, de eerewijn werd geschonken, maar dat
ook de Prsezident van de Vereeniging den Her
tog een uitmuntend bewerkt zilveren horloge, met
ketting en signetten aanbood uit de tijd van het
stuk (1714), terwijl een ander Bestuurslid een
fraayen kleinen spiegel met gecizeleerden steal uit
de zelfde tijd verlof vroeg voor de Hertogin te
mogen bestemmen Was dan de taal van
Langendyk minder toegankelijk voor den Hertog, de
Eeuw sprak hem schilderachtig toe uit de voor
stelling, en plastiesch uit die smaakvolle geschenken.
Het wederzyds Huwlyks Bedrog" te vertoonen,
dat bij de toeschouwers werd ingeleid door een
programma, gesteld en gezet in den styl van
't begin der vorige Eeuw, was geen kleine onder
neming. My dunkt echter,_ dat zy, ook na de
afgelegde proeve, volle toejuiching verdient.
Met groote trouw heeft men Langendyks text
leven gegeven. Een paar woorden, die voor een
gezelschap, door vrouwen opgeluisterd, in onze
dagen niet wel uit te spreken zijn, heeft men door
andere doen vervangen. Benige regels, in het
Ie Bed. 15e Tooneel, die de aktie wat vertraag
den (van Lees maar Lyzanders" tot
achterhaalen"), heeft men gekapt, 't Ware niet slecht ge
weest, dat ook in 't 5e Bedrijf het mes wat ware
ingezet: want het is onmiskenbaar, dat de kwijning
aan het. slot uit gerektheid voortkomt. Het
wechlaten vaii de 12 laatste regels volstond niet.
De dankbaarste rollen in het stuk zijn onge
twijfeld die van Jan en Klaar. Beide waren in
zeer goede handen; maar ook de andere partijen,
bizonder die van LodewyJc. Charlotte en Hans
werden zeer goed gespeeld. Gelukkig dat, toen ter
elfder uur het lid, dat de rol van den vryër van
Klaar op (^ch genomen had, zich verontschuldigde,
een leerling van de Tooneelschool met goeden
uitslag hiervoor mocht inspringen.
De kostumen waren over 't algemeen zeer
verzorgd. Het echte charakter van die der vrou
wen te-rug te geven heeft altijd vele bezwaren in;
toch zou men, indien Konstance niet door bizondere
omstandigheden verhinderd was geweest tijdig voor
haar kostuum te zorgen, in redelijkheid hebben kun
nen vergen, dat er iets van la.a,t-Louis XIV
in herkenbaar geweest ware. Do Fontanqe had
hier niet mogen ontbreken. Dat voords een
elegantjen als Charlotte op straat een heerensteekjen
droeg, was korrekt; maar Sofy had hier niet mee
moeten verschijnen. Zij had een wijden kaper op
kunnen zetten; maar in 't algemeen kan men zich
niet genoeg van het denkbeeld doordringen, dat
de Dames oudtijds zoo min als de burger meisjens
in onze dagen op straat een hoofddeksel droegen.
Op straat geen hoofddeksel (behoudends de uitzon
deringen) en in huis geen handschoenen, dat was
in 't algemeen de regel.
Wij wenschen de Vereeniging D. V. G. geluk
met haar stoutheid en de goede uitkomst, 't Wordt
tijd, dat men ook op de openbare schouwplaatsen
Langendyk weer voor het voetlicht brenge. Hij
is wel geen Molière; maar de Hertog van
Meiningen maakte te-recht de opmerking, dat hij aan
hem doet denken.
19 Ap. 1887. ALB. TH.
R E N E E
Het nieuwe drama van Zola.
Zola heeft, na al de drama's, met behulp van
Busnach uit zijn romans getrokken, en wier suc
ces, ofschoon voor een groot deel aan den roep
der romans verschuldigd, tamelijk groot ge
weest was, zelf geheel alleen een drama willen
vervaardigen. Het heette Benée en was doorhem
herhaaldelijk aan de eerste tooneelen van Parijs
te vergeefs aangeboden geworden; eindelijk heeft
de Vaudeville het gespeeld en er eer een fiasco dan
eene triomf mede behaald, ofschoon het stuk, om
dat het van Zola is en de nieuwsgierigheid gaande
maakt, nog wel eenige malen gespeeld zal worden.
Renée is genomen uit La Citrée. Moer dan de
intrige van dezen roman zal men zich eenige
tafereelen eruit herinneren; het bezoek van Renée
bij een der groote couturiers van het Keizerrijk,
Worth of Pelissier. Zij neemt er haar stiefzoon
tje Maxime mee, die er vroeg oud en verdorven
wordt tusschen de damesjaponnen en de
damespraatjes,' zich dronken ruikt aan de
parfumeriën en er de begeerten voelt ontwaken die hem
later tot de misdaad met zijne schoone stiefmoeder
voeren. De intrige, zooals Zola haar voor het too
neel heeft gewijzigd, is de volgende:
Renée, de dochter van den president Béraud
du Chatel, heeft zich laten verleiden door een
getrouwd man, buiten, ten huize van de ouders
van een harer vriendinnen. De vader, een
ouderwetsch president in het genre van Daudet's pre
sident Du Quesnoy, heeft het ongeluk vernomen,
en wil zijne dochter dooden. Maar Renéo's gou
vernante, juffrouw Chuin, heeft behendig de*
vader een sprookje verteld; zij heeft verzonnen,
dat de schuldige man Renée hartstochtelijk bemint,
en niets liever verlangt, dan zijne verdwaasdheid
van een oogenblik door een huwelijk goed te
maken. Voor deze rol heeft zij een zekeren
Aristide Saccard ontdekt, een hongerlijder, die
alles wil doen om fortuin te maken. Renée ech
ter stelt dezen helper hare voorwaarden: zij zul
len afzonderlijk leven, en Aristide Saccard zal
evenmin na het huwelijk haar minnaar zijn, als
hij het daarvóór geweest is.
In het eerste bedrijf, waarin deze geschiedenis
duidelijk gemaakt wordt, vertelt de oude president
aan Renée de geschiedenis harer moeder, eene
halfkrankzinnige, hysterie, nymphomanie, die
met een lakei is gevlucht, en b.y voegt er bij:
Zoo zal het u ook gaan." De toeschouwer
weet dan dat hij weder met een pathologisch
geval, een voorbeeld van atavisme te doen heeft,
en dat de rest van het drama dit voorbeeld moet
uitwerken.
De tweede acte vertoont Renée acht jaren na
haar huwelijk. De voorspelling is nog niet uitge
komen. Aristide is een prince de la finance ge
worden; Renée verveelt zich een weinig, maarzij
heeft haar weelde, haar caprices, haar toiletten,
en tot gezelschap een stiefzoon van achttien jaar,
Maxime, een jongen met een meisjesgezicht, wien
zy raad vraagt omtrent haar toiletten en met
wien zij omgaat als met eene kamenier. Van
mannen in 't algemeen heeft zij een afkeer; zij
heeft nog geen minnaar gehad. Eerst in de derde
acte komt de natuur hare rechten vragen. Er
wordt voor Maxime een huwlijk beraamd met de
blonde Ellen Maas. Renée ondervindt een angst,
een wrevel, waarvan zij zich geen rekenschap kan
geven. Zij roept haar vader, den ernstigen presi
dent, dien zij haar geweten noemt, te hulp. Zij
valj flauw, wordt bijgebracht, weet niet meer
waarom zij haren vader heeft laten roepen, gaat
dan, in een zeer fraaie en goed geanalyseerde
scène, haar indrukken na, ontdekt in hare ziel
het monsterachtig verlangen dat er in ontwaakt
is, en uit een kreet van afgrijzen. Dan vermant
zy zich; om zich zelve te redden, legt zij de hand
van haren zoon in die van Ellen Maas, en meent
overwonnen te hebben. Maar nauwelijks is het
jonge meisje vertrokken, of Renée, voor haren
hartstocht bezwijkend, valt Maxime om den hals.
In de vierde acte is Renée vol wroeging; zij
verwijt aan juffrouw Chuin, die geen aangename
rol heeft, alles wat er gebeurd is. Maar nu komt
er een complicatie. Aristide Saccard, die al die
jaren van zijne wettige vrouw gescheiden geleefd
heeft, krijgt het nu in het hoofd, haar, zoo schoon
elegant en verleidelijk,te begeeren. Bij eene geldzaak
komt het tot eene verklaring. Renée heeft schul
den gemaakt; zij moet aan een zekeren
Larsonneau eenige landerijen verkoopen en Saccard
brengt haar de koopacte om te teekenen; plot
seling echter verklaart hij haar zijne liefde, biedt
aan hare schulden te betalen en wil haar bezit
ten. Renée treedt verontwaardigd achteruit: Raak
mij niet aan, het is te laat!" Aristide laat af; na
hem komt Maxime en ook dezen wijst zij af. De
jonge man ontdekt haar echter, dat do kooper
der landerijen niemand anders is clan Saccard
zelf, die onder een valschen naam deze goederen
van zijne vrouw tegen lageren prijs wilde over
nemen. Dus", zegt Renée, hij bestal mij op
hetzelfde oogenblik, waarin hij beweerde mij te
beminnen! Waarom dan nog zelfverwijt gevoeld.
niet waar Maxime? Wij zullen ons niet meer
geneeren! Tot van avond!"
In de laatste acte heeft Aristide Saccard eenige
vermoedens. Hij vraagt aan juffrouw Chuin en
zelfs aan Maxime, of Renée ook een minnaar zou
hebben. De jonge man wordt bedremmeld. Ge
kent heru!" zegt Aristide, ik zal hem dooden!"
Maxime besluit nu maar weer, Ellen te trouwen,
en -wil met haar vluchten. Maar Renée komt:
Laat ons vluchten!-?Ik heb geen geld!
Geld! ik kan er voor zorgen!" En zij teekent de
verkoopacte voor Larsonneau. Chuin vraagt een
deel van de opbrengst, Renée is zoo onhandig,
hare medeplichtige dit te weigeren, en juffrouw
Chuin gaat terstond haar aan Aristide verraden.
Saccard verschynt, met een pistool in de hand;
Renée heeft nog juist den tijd gehad om Maxime
in eene andere kamer te verbergen. Doe deze
deur open!" roept Aristide. Uw minnaar is daar !
Ik wil hem dooden!" Dood hem dan!" En zij
doet de deur open. Renée zegt dan aan vader en
zoon, waar het op staat, raapt het pistool op, en
doodt zich zelve ermede.
Men ziet, het stuk is niet bepaald geschikt om
bij de prijsuitdeoling in een jongedames-kostschool
opgevoerd te worden, on toch is alles er eigenlijk
nog verzacht in vergelijking van den roman. In
den roman sluit Aristide het koppel-contract met
de gouvernante aan het sterfbed zijner eerste
vrouw; Renée heeft daar een half dozijn minnaars
en voedt Maxime zelve bijna op voor de schan
delijke rol die zij hem opdringt; Aristide wordt
er niet verliefd op zijne vrouw, en als hij haar
met zijn zoon verrast heeft, trekt hij zich terug.
tevreden dat zij de acte heeft geteekend. In het
drama worstelt Renée nog tegen haren hartstocht
en heeft er afschuw van en later berouw; daaren
boven, daar zij en haar man steeds gescheiden
geleefd hebben is er geen eigenlijke bloedschande.
Het drama dus is minder stuitend dan de roman,
en het heeft dan ook de critici vooral als onna
tuurlijk, en te weinig gemotiveerd of samen
hangend getroffen. Itenée schijnt mij een vrij
slecht in elkaar gezet en onhandig drama," zegt
Jules Lemaitre in de Débats. Van nieuwe kunst
geen spoor, want het ergste wat er in te hooren
is, had Phèdre reeds veel krachtiger en treffender
gezegd, maar toch zijn er eeuige schoone too
neelen in." De indruk, dien ik van Benée
medebreng." zegt Durranc in do Justice, waar
anders Zola tot in het overdrevene geprezen
wordt, is die van malaise. Ik zal dien man
dooden!" Als men eenige jaren geleden aan Zola
voorspeld had, dat hij de gordijn zou laten vallen na
ditzelfde oude melodrama-woord, zou hij de na
gedachtenis van de drakeudichters Bouchardy en
Pixéricourt hebben in het gezicht geslagen. En
als dezelfde onbeschaamde voorspeller er bij ge
voegd had, dat hij in hetzelfde stuk, onder den
naam van nachtmerrie" den droom van Athalie
zou geven, het valt niet te betwijfelen of Zola
had dezen roekelooze zijn getuigen gezonden..
De malaise, dien Zola's stuk als eindindruk geeft,
onstaat uit twee oorzaken, zijne brutaliteit om
eene verhouding als die van Renée en Maxime
te durven op het tooneel brengen, en zijne laf
heid, om haar zoo te verzachten, dat er niets
van het tragisch tegennatuurlijke overblijft."
De opinie in de couloirs was," schrijft Sarcey in den
Temps, dat het een zware val was voor Zola." Hij
tracht dan uiteen te zetten, waarom men zich noch
voor Renée, noch voor een der andere personen had
kunnen interesseeren, terwijl vooral het laatste
tooneel, waarin Renée, tusschen haar man en haar
stiefzoon staande, hen met verwijten overlaadt en
zich zelve als godin der gerechtigheid te midden
van hun ongeluk voorstelt en zich van schold vrij
pleit, iedereen metprfR-bazing had vervuld Het
geen my het meedt ergert," zegt Sarcey tenslotte,
is. dat Zola niet valt omdat hij een werk heeft
geschreven in overeenstemming met de nieawe
aesthetica, die hij beweert aan te brengen, want
Benée is een drama zooals een ander, maar dat
het stuk, onhandig gemaakt door een man zonder
tooneelondervinding, niet interessant gemaakt is,
en dus niets vóór of tegen dezen aesthetica be
wijst." De criticus in de République Franfaise,
de heer Louis Denayronze, is een groot bewon
deraar van Zola, en betuigt zijne tevredenheid
over het drama, maar voegt er voorzichtigheids
halve bij: Evenals ik in de romans van Zola een
veel grooter belangrijkheid vind in de maatschap
pelijke of moreele vraagstukken dan in de hel
den, de ellende in Germinal, de dronkenschap
in L'Assommoir zoo zie ik in Renée naast en
boven de hoofdpersonen, een abstract en steeds
tegenwoordig wezen, de erfelijke ondeugd, een
verborgen spooksel, dat mij verschrikkelijker voor
kwam, dan de verschijningen in Hamlet. Dit
is mijn speciale gewaarwording, welke mij
geen der concrete werken van ons gewone tooneel
verschaft, en daarom stap ik gemakkelijk eenige
bijzonderheden over, die het publiek schenen te
kwetsen, en die, als men de zaken in hun grootsch
geheel wil beschouwen, als vrij onbeduidend kun
nen gerekend worden."
Het slotwoord kan dat van Sarcey zijn; De
proef moet overgedaan worden, Renée telt niet mee."
MUZIEK IH DE HOOFDSTAD.
Manon. Opéra-Comique en 5 actes et
6 tableaux; poême de M.M. Meilhac
et Ph. Gille, musique de Jules
Massenet.
Manon Lescaut van den abt Prévost behoort nu
eenmaal een meesterstuk te heeten. Men heeft
het zoo dikwerf gezegd en herhaald dat het ge
vaarlijk is van eene andere meening te zijn. Groote
bewondering voor het werk van den abt hebben
wij intusschen nimmer gevoeld. Natuur en waar
heid kenmerken vele gedeelten ; enkele tooneelen
zijn goed behandeld, vooral aan het einde, waar
de dood van Manon in Louisiana wordt beschreven,
doch het voorschrift van Boileau
Qui ne sait se borner, ne sut jamais crire,
is door den schrijver niet in acht genomen. Vele
bladzijden gaan mank aan langdradigheid; de
tranen en zuchten brengen ook den lezer tot
wanhoop; de declamatorische stijl, in de vorige
eeuw als pasmunt in gebruik, is voor ons niet
meer te genieten. Wat nu de hoofdpersonen be
treft, veel sympathie kunnen ze niet wekken.
Manon is eigenlijk een verachtelijk schepsel; Des
Grieux een zwak en lafhartig karakter, Lescaut
is een parasiet van de slechtste soort. De deugd
wordt alleen voorgesteld door het vervelende type,
dat den naam Tiberge draagt; het berouw van
den held leidt tot onbillijke gevoelens : een vader
geen barbaar, wanneer hij zijn toestemming
weigert tot het huwelijk met eene courtisane.
Wanneer men den oorspronkelijken roman ver
gelijkt met het libretto, door de H.H. Meilhac en
Ph. Gille samengesteld, kan men tot het besluit
komen, dat zij hunne taak niet zonder talent
hebben verricht. Wel zijn de karakters niet on
gerept gebleven en is er van den roman heel wat
te loor gegaan, doch dit kon moeilijk anders.
Wat er in de verwikkeling wat al te scabreus
was, is weggelaten; de schelle tinten zijn verzacht,
de hoeken afgerond. Manon is eerzuchtig, maar
haar hebzucht is niet zoo krachtig; de zwakheid
van Des Grieux laat zich niet zoo moeilijk
verk'aron ; Lescaut blijft alleen de neef van het jong
ixeisje en hem alleen treft wat in het maison
de jeu walging wekt. De verschillende tooneelen
volgen op geschikte wijze op elkander en elk
tafereel verhoogt de verscheidenheid.
Wanneer in vroeger tijd een nieuwe opera voor het
voetlicht werd gebracht, werd de partituur van
het begin tot het einde onderzocht; arias, duos,
trios, ensemblenummers en symphonische inter
mezzo's die eenige beteekenis hadden, werden
vlijtig aangewezen. Thans trekt de
karakterteekening de hoofdaandacht. Men volgt den compo
nist vooral in de wijze, waarop hij de voornaamste
figuren op muzikale wijze heeft geschetst. Mis
schien is het karakter der heldin hot best
geteekend. Bij haar eerste optreden: Je suis encor
toute tourdie ...." toont zich haar volle licht
zinnigheid en veranderlijkheid; lach en traan wis
selen elkaar af, zonder reden of grond, doch ook
sprankjes van gevoel openbaren zich. Een enkele
betuiging van liefde door den Grieux is reeds
voldoende om het te doen ontluiken.
Bij 't begin der tweede acte is dit zelfde senti
ment nog aanwezig, doch de onstandvastige vrouw
droomt al spoedig den droom van trots en groot
heid. In het orkest teekenen zich die eerzuchtige
wenschen af, op het oogenblik dat de mogelijkheid
om rijkdom te verwerven, Manon voor den geest
komt.
Staat het tafereel au Cours-la-Reine" beneden
de andere zooals men wel eens beweerd heeft,?
Wij vinden dat het noodzakelijk was de mono
logen van de petite table" en den rêve" met
wat meer opgewekte episoden te doen afwisselen.
En moest ook niet het groote tooneel, het
parloir de St. Sulpice worden voorbereid, met zijne
fraaie romance en het liefdesduet door Massenet
geschreven en zeker een der schoonste in de
operalitteratuur.
De vierde acte heeft eenige overeenkomsten als
situatie met het derde bedrijf in La Traviata;
doch als orchestrale bewerking staat hij heel wat
hooger. De koortsachtige atmosfeer van het Maison
de Jeu" is met treffende waarheid weergegeven.
Het trio voor sopraan, tenor en baryton het
motief verschijnt al in het prélude is in
breeden stijl geschreven en zou grooteren indruk
maken, indien de Opéra-Comique niet het karakter
van een lyrisch drama verkreeg en de stemmen
minder moeite hadden om de symphonische be
werking het hoofd te bieden.
De finale van het 4e bedrijf, waarbij de graaf
Des Grieux optreedt en Manon gearresteerd wordt,
zou eigenlijk wel in de grand-opéra t'huis behooren.