De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 24 april pagina 5

24 april 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 513 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Bij de woorden, .die uit vreemde talen in het cant en slang zyn ingeslopen, vermeldt Baumann ook (pag. LXVTII) boosx, verwant met ons wtsew, .zuipen. Suis voor jtronken komt herhaaldelijk bij onze blijspeldichters voor. Behalve booze geeft h\j ook op doxy (liefje) dat, volgens hem van het Hollandsche doketje «tamt. Hoe Baumann aan dit Holl. woord komt, is mg onverklaarbaar waarschijnlijker is het, dat doxy verwant is met docke, een min. woord, dat volgens het woordenboek van Verdam niet alleen wordt aangetroffen, maar wel in de samen stelling : doekenspul poppenspel. B. EEN ACADEMISCH GESPREK. Naar het Duitsch van Prof. KAHL VOGT. Ik weet niet" zeide onlangs een jong col lega tot my wat ik van onze jongelui moet denken. Ze z\jn erg vlijtig, slaan maar zelden een -college* over, letten verbazend goed op; houden hun dictaat bij alsof ze, als procureursklerken, per regel betaald werden, werken zeer behoorlijk in Jiet laboratorium en toch komt het mij voor,. -alsof bij hen de inwendige aandrift ontbreekt. Zij doen alleen ? wat hun wordt bevolen; zij houden zich alleen bezig met die dingen, waarover htm op het examen vragen kunnen worden gedaan, en -zij schijnen t« meenen, dat men hun alles moet voorkauwen, of op een presenteerblaadje kant en klaar moet voorleggen. Het ontbreekt hun aan initiatief, aan lust tot een zelfstandigen arbeid, die zich buiten den kring van het voorgeschreven programma uitstrekt. Het komt mij voor, dat het in mijn studentenjaren anders geweest is. W\j heb ben misschien vaker een college overgeslagen, ge lukkig onze dictaten ook niet zoo vlijtig gehouden, en misschien velerlei zeken verzuimd, die wij hadden behooren te leeren; maar wij hadden onze liefhebberijen, waarop wij ons met ijver toelegden, en in plaats van ons er toe te bepalen, bekende zaken te leeren, deden wij ons best om onbekende zaken uit te vorschen en onze eigen denkbeelden uit te werken. Zooals ik u zei, ik mag niet kla gen en ik kan meestal met een goed geweten en met de stereotype uitdrukking getuigen, dat de "heer N. N. mijn colleges vlijtig heeft bezocht, maar dit onverstandige hengsten voor het examen schijnt mij meer en meer een teeken des tyds te worden.'1 Ge zijt pas een paar jaar professor," zeide ik en spreekt ge nu al zóó! Begin niet te vroeg een lofredenaar op het verleden te worden. Maar laat ons aannemen, dat het is zooals ge ^zegt, dan zult gij toch als man van initiatief en van zelfstandige denkbeelden, ook wel eens hebben nagedacht over de oorzaken van het verschijnsel, -waarover gij u beklaagt." Ik heb daarvoor dikwijls te vergeefs eene reden -zoeken te vinden," bekende hij openhartig Ik ben niet tot resultaten gekomen, ot althans slechts tot zulke, die mij onaannemelijk schenen. Onze nieuwere tijd heeft oneindig veel verbete ringen in het onderwijs aangebracht: wij hebben overal goede volksscholen, voortreffelijke middel bare scholen, gymnasia ...." Halt, waarde collega! Met uw welnemen zal ik u eene kleine anekdote vertellen. Het gymna sium van mijne goede vaderstad Gieszen was, zoo als iedereen weet, in den tyd toen ik het bezocht en ook nog later, het slechtste in het geheele land en mogelijk wel in het geheele rijk. Geen ander gymnasium kan wijzen op een zoo rijke literatuur over streken van allerlei aard, die daar zijn uitgehaald. Het boekje van Eckstein heeft zich immers een plaatsje in onze Duitsche letter kunde verworven. Welnu, ik heb vroeger een «enigszins paradoxaal vriend gehad, die ook dit gymnasium had doorloopen, en die met eenig zelfbehagen placht te beweren, dat het, juist om dat het volgens iedereen het slechtste was, het befte gymnasium was geweest. Uit geen andere school waren zooveel mannen voortgekomen, die later beroemd of ten minste bekend zijn gewor den; geen andere school had zooveel origineele koppen in den maalstroom des levens geworpen !" Gij bedoelt toch niet...." Ik vertol u alleen wat mijn vriend zei en ik spreek voorloopig geen eigen oordeel uit, maar mijn vriend was paradoxaal genoeg om zijne be wering te generaliseeren. Hij zei, dat hij bezig was met een werk onder den titel Dood aan de schoolmeesters, en onder schoolmeesters verstond hij alle ambtenaren bij het openbaar onderwijs, van de dorpsschoolmeesters tot de mannen van den katheder. Die allen, zoo beweerde hij, hadden geen andere bezigheid, dan de zelfstandigheid in het denken van het hun toevertrouwde jongere geslacht langzaam, maar des te zekerder, te doen afsterven, algemeene en voor allen geldige regels en patronen op te stellen en zoo de intelligentiën tot een en hetzelfde peil terug te brengen. Veel verwoestender in hare werkingen dan de revolutionaire guillotine, was, volgens hem. deze schoolmeesters-horizontaal-guillotine, die onver biddelijk elk denkbeeld, elke initiatief afsabelde, dat bij ongeluk een weinig boven de voorgeschreven normale maat uitstak. Vroeger, toen d« school ellendig was en het leeren moeielijk, was er overal overvloed geweest van menschen en zelfstandige denkers; thans ging het daarmede als met de nationale kleederdrachten, die steeds m»er en meer door de algemeene mode worden verdrongen. De nivelleering, zoo liet hij hier vergoelijkend op volgen, was eigenlijk het kenmerk van den tegenwoordigen tijd, en van onze gansene hedendaagsche beschaving; men kreeg geen macaroni meer in Italiëen .geen haaienvinnen meer in Hongkong; men at in Kaïro precies zooals in San Francisco, men droeg ronde hoeden en kachelpijpen, zoowel in Sierra Leone als te St. Petersburg. Maar deze uitwendige gelijkvormigheid was slechts de zicht bare uitdrukking van eene inwendige geestelijke eenvormigheid, en deze laatste had men aan de schoolmeesters te danhen," Het komt mij waarlijk voor, dat er voor die opvatting wel iets te zeggen valt" ze;de mijn -collega. Niet slechts iets, maar zeer veel," antwoordde Jk. Herinner u maar eens uwe schoolkameraden! Als ik de mijne de revue laat passeeren, met welke ik (lang geleden, dat erken ik!) van de eene bank van het gymnasium naar de andere verhuisde, dan zie ik er maar zeer enkelen, die in hun later levensberoep die kundigheden nuttig hebben kunnen gebruiken, welke op het gymna sium alleen als maatstaf voor bekwaamheid dien den. Als ik zeer ruim reken, dan hebben mis schien vijf percent van ons in de klassieke studiën doorgewerkt en met de oude talen hun brood verdiend; alle anderen hebben ze aan den kapstok gehangen, zoodra zij eindexamen hadden gedaan." De oude talen" zeide mijn collega leverden op het gymnasium, dat ik bezocht, wel niet den eenigen, maar toch den voornaamsten maatstat voor de beoordeeling der leerlingen. Maar wat de latere loopbaan betreft, moet ik erkennen, dat ik volkomen dezelfde ervaring heb opgedaan als gij." Dat begrijp ik! Maar welke conclusie moet uit zulke antecedenten worden getrokken, niet door enkelen, maar door de opeenvolgende geslachten ? Gelooft gij niet, dat zich langzamerhand de over tuiging opdringt, dat niet hetgeen men zou willen doen tot het doel leidt, maar alleen hetgeen men moet doen? Gelooft gij niet, dat deze overtuiging door overerving steeds vaster wortel schiet en eindelijk tot een onbewuste noodzakelijkheid wordt? Hoe kunnen nu zulke, zich van geslacht tot geslacht voortplantende beschouwingen zich anders openbaren, dan in eene van alle zelf standigheid afstand doende onderwerping aan het voorgeschrevene,, zelfs wanneer zich dit als on doelmatig en nutteloos voordoet ? Brengt gij deze algemeenheden op den feitelijken toestand over, dan ziet gij een jongen man met (als ik mij zoo mag uitdrukken) met hersenen, die tot onderwor penheid gemodelleerd zijn, ter wereld komen, en deze hersenen slechts voor zulke zaken in wer king brengen, die hem door eene hoogere auto riteit worden voorgelegd. In de school leert hij alleen hetgeen de meester hem voorschrijft; op de Universiteit alleen datgene, waartoe het examen hem dwingt; en in zijn later beroep voert hij de bevelen van boven uit met die mate van ijver, die hem wordt ingegeven door de hoop op verdere bevoordeeling." Gij schildert den toestand wel wat al te don ker af," merkte mijn collega op. Maar al moet ik toegeven, dat hetgeen gij zegt veel waars be vat, toch zult gij mij moeten toestemmen, dat de oorzaken, die gij tracht aa»tewijzen, slechts zér langzaam kunnen werken, en dat zij juist daarom reeds de verschijnselen, waarover ik mij beklaagde, niet in het leven hebben kunnen roepen." Ik geef uwe tegenwerping des te eerder toe," antwoordde ik, omdat ik reeds lang tot de over tuiging ben gekomen, dat noch in de natuur, noch in de maatschappij enkelvoudige oorzaken en enkel voudige uitwerkingen bestaan. Ieder verschijnsel is slechts ds resultante van een complex van oor zaken en krashten, die zich in do meest uiteenloopende richtingen bewegen, die elkander zelfs dikwijls verstoren en tegenwerken en die slechts in enkele punten elkander ontmoeten. Laat ons dus zoeken naar verdere oorzaken, die zich wellicht eerst in den laatsten tijd sterker doen gevoelen. En zouden wij daar wij nu toch op het chapitre van de schoolmeesters zijn gekomen niet misschien in de nieuwere schoolhervormingen verdere oorzaken kunnen vinden ?" Daar heb ik ook al aan gedacht", zeide mijn collega; maar daar ik het met die hervormin gen in het algemeen toch eens ben, heb ik. eerlijk gezsgd, die gedachte niet verder durven uitwer ken. Ik zou niet willen meedoen met hen, die het kind met het badwater willen wegwerpen. Maar toch is het mij dikwijls voorgekomen, dat de bonte samenstelling onzer schoölprogramma's velerlei nadeel medebrengt." Kom, zeg maar ronduit wat ge op het hart hebt! We zijn immers onder ons!" Wel nu dan," ging mijn collega voort ik heb die ondervinding bij mij zelven opgedaan. Het is niet zoozeer de overlading der leerlingen, waarover men zooveel spreekt, als de overlading der programma's, waaronder wij reeds hebben geleden en onze opvolgers op de schoolbanken nog meer zullen lijden. Het moet den jongens immers groen en geel voor de oogen worden, wan neer zij zich dag op dag nu op het eene, dan op het andere onderwerp moeten afbeulen: oude talen, nteuwere talen, geschiedenis, aardrijkskunde, natuurwetenschappen, wiskunde, en de hemel weet, wat nog meer; alles in n zak gestopt! Er zijn zeker heel goede worsten, die men met genoegen eet en ook goed verteert; maar alle dagen worst en nog eens worst, schijnt mij geen gezonde voedingswijze toe." Alles durcheinander. wie Miïusedreek und Coriander", placht de oude Nagel e te Heidelberg te zeggen en dan streek hij met zijn wijsvinger langs zijn grooten neus. Gij kunt wel gelijk hebben, collega. Afwisseling moet er zijn, dat spreekt, maar bij elke goedgeschikt menu behoort, zooals onze naburen plegen te zeggen te zoggen, une pièce de résistance. Vroeger waren de oude talen dat, en al het overige was maar bijwerk. Nu heeft men ze zooals de classicisten zeggen, tot eenmi nimum gereduceerd, maar men discht zo nog altijd op. In plaats van de hoofdschotels te verwis selen geeft men slechts entrees." Dat is waar. Maar in welk verband staat dit nu, volgens uwe meening, tot de verzwakking van het initiatief en van het zelfstandige willen en denken ?" Eenvoudig in dit verband, dat de jonge man op ieder gebied van kennis, waarop hij vroeger van zijn oude talen, naar gelang van zijn lust en zijn aanleg kon afdwalen, nu reeds een voorge schreven hoeveelheid vindt, die hij naar binnen moet werken, al heeft hij, daartoe niet den minsten lust.Vergun mij,nogeens op de jaren van mijne jeugd terug te komen. De meeste mijner schoolkame raden hadden, even als ik, een geweldigen hekel aan de klassieken, en waren blijde, als zij de op gegeven taak hadden afgewerkt. Maar wij hadden allen onze liefhebberijen, waarop wij ons met des te meer ijver toelegden, omdat zij uit onze in nerlijke aandrift voortkwamen. Als ik daarover nadenk, herinner ik mij, dat deze liefhebberijen dikwijls beslissend v erden voor de keuze van ons latere levensberoep. Zoo is het mij ten minste gegaan. Rupsen zoeken en opkweeken, kapellen vangen, dat was mijn liefhebberij en die van en kele mijner kameraden, en de meesten van dit troepje zijn natuuronderzoekers geworden. Deze liefhebberijen waren in zeker opzicht ons toevluchts oord uit den schooldwang, de veilige plek, waar wij onze eigen gedachten konden uitdenken. Waar moet thans een jonge, vooruitstrevende geest zulk eene toevlucht zoeken ? In de natuurwetenschappen, in de litteratuur, in de kunst? Overal vindt hij het keurslijf, waarin hij zich persen moet." Maar gij wilt toch niet tot de oude toestan den terugkeeren ?" Zeker niet! Dr erken het goed recht eener veelzijdige ontwikkeling, maar ik zou niet willen vervallen in de fout, die men overal heeft gemaakt door toe te geven aan de eischen van den nieuwe ren tijd, zonder het verouderde met beslistheid over boord te werpen." Ik begrijp wat gij bedoelt. Maar het bevre digt mij nog niet geheel. Het komt mij voor, dat nog andere oorzaken moeten medewerken." Ongetwijfeld. Maar daar gij, naar uwen leef tijd te oordeelen, waarschijnlijk officier van de reserve zijt en misschien wel een militairen titel op uw visitekaartje hebt, zooals zoovelen uwer ambtgenooten van uwe jaren " Pardon, ik werd voor den verderen dienst af gekeurd en had niet de eer..." Dan kan ik ronduit zeggen, wat ik bedoel. Ik ben namelijk van meening, dat de algemeene dienstplicht, met alles wat daaraan is verbonden, langzamerhand de individueele zelistandigheid ge heel zal vernietigen, en juist uwe opmerkingen, met welke ons gesprek begon, versterken mij in de overtuiging, dat deze instelling, tegen welke van een ander standpunt principaal niets kan worden ingebracht, werkelijk verwoestend in de aangegeven richting werkt. Er is helaas niets absoluut voortreffelijks op deze wereld, en in de andere, als zij ten minste bestaat, wat ik zeer betwijfel, nog veel minder! Denk de zaak toch wat dieper door, waarde collega: Is niet alles, wat met onze school en onze opvoeding in verband staat, aangelegd op ons volksleger, zooals men het pleegt te noemen. Het leger is uit den aard der zaak gehoorzamend, zooals eene bekende de finitie zegt. Uitgaande van het examen voor Einjahrig Frehoilliger dringt deze instelling, waarin gehoorzamen de hoofdzaak is, door tot alle middelbare scholen, alle hooge scholen, alle verhoudingen des levens, tot in den rijpen mannelijken leeftijd: onder alle omstandigheden be houdt zij (even als bij de begrooting!) de eerste plaats.. De soldaat verwacht, welke zijn rang ook moge zijn, altijd bevelen van zijne chefs. Gelooft gij niet, dat de invloed hiervan zich ook op elk ander gebied doet gevoelen ? Gij zijt in wetenschappelijken zaken de chef van den onder u staanden vrijwilliger; van u verwacht hij, even als 'in den dienst van zijn luitenant, het wacht woord en de dagorder. Hij mag in den dienst niet zelfstandig denken ; waarom zou hij het in de stulie doen?" Veroorloof mij, hier ons gesprek af te breken," zeide mijn collega, op zijn horloge ziende. Mijn studenten wachten mij." (Neue Freie Pi; [Naar het ons voorkomt, zou Prof. Vogt zich juister hebben uitgedrukt, wanneer hij, in plaats van den algemeenen dienstplicht, het eigenaardig Pruisisch militarisme verantwoordelijk had gemaakt voor de neiging, die zich bij zijne landgenooten schijnt te openbaren, om de dressuur uit het exercitie-veld op wetenschappelijk gebied over te planten. Overigens willen wij niet geacht worden, het met de boutade van den beroemden hoogleeraar geheel eens te zijn. Het kwam ons echter interessant voor, in deze veelbesproken quaestie ook het woord te geven aan een man, die door zijne scherpzinnigheid, zijne geleerdheid en zijn zelfstandig denken een welverdienden naam heeft verworven, on die reeds meer dan n geslacht op den weg der wetenschap heeft voorgelicht. RED.] VARIA. Ook te Zürich zal de Antigone van Sophokles in den Stadsschouwburg door studenten en gym nasiasten in het oorsponkelijke ten toonoele ge voerd worden. De koren zijn door den kapel meester Hegar op muziek gebracht, de directeur van de studenten-zangvereeniging laat ze instudeeren. Een paar der professoren houden zich met het teekenen van costumes en plannen voor de decoratiën bezig. Waarschijnlijk zal in den nazomer, ter gele genheid van het philologisch congres te Zürich, de voorstelling herhaald worden. Te Munchen is in het hoftheater een nieuw muziekdrama, de Faust van Zöllner, directeur der Keulsche mannenzang-vereeniging, in studie ge nomen. De Faust van Zöllner volgt de tragedie behoudens eenige verkortingen, op den voet. Toch is niet, gelijk men uit het woord muziekdrama" zou afleiden, Wagner's manier vooral gevolgd; eer doet de wijze van behandeling, die vol schoon heid en oorspronkelijkheid is, aan Schumann denken. Do titelrol is voor baryton geschreven, en Gura is er voor aangewezen ; de partij van Gretchen zal door Frl. Dreszler vervuld worden. Reeds in liet eind van den zomer, als de stroom van toeristen, op zijn bezoek aan de Koninklijke lustsloten door Munchen gaat, zal het werk worden opgevoerd Te Bernburg overleed dezer dagen de redacteur van het Bern burger Wochenblatt, Alexander Meyer, die eene unieke plaats onder de dagbladredac teuren vervulde. Hij schreef toch nooit een regel, en leverde toch zijn copie vlugger af dan eenig ander. Hij zette haar namelijk zelf. De redacteurletterzetter was spoediger met een artikel gereed dan een zyner collega's en zorgde wel dat er weinig cerrectie in was. Bij de steeds toenemende volmaking der schrijf machine en der zetmachine is het te verwachten, dat in de toekomst redacteur en zetter elkander zullen ontmoeten, maar tot nog toe was Meyer als bijzonderheid ver buiten de grenzen van AnhaltBernburg bekend. De heer Lamoureux, directeur van de groote concerten te Parijs, heeft een civiel proces inge steld tegen den heer Louis Peyramont, hoofd redacteur van het blad La Revanche. In de dagvaarding heet het dat de heer Lamoureux, sedert de opvoeringen van Lohengrin aangekondigd zijn, onophoudelijk het voorwerp is van de boosaar digste aanvallen van de zijde van den heer Peyramont." De heer Lamoureux vraagt van z^'n tegenpartij 25,000 francs schadeloosstelling voor het nadeel dat deze beproeft hem te veroor zaken." De directeuren van de Milaneesche Scala, de ge broeders Corti, hebben met Verdi's Otello een voordeelig seizoen beleefd. De gezamenlijke uit gave» van het tooneeljaar bedroegen 600,000 Ure. Daartegenover staan: 300,000 lire als subsidie der stad Milaan; 115.000 lire als bedrag der abonnementen; 113.000 lire als opbrengst der drie eerste voorstellingen van Otello; 242.000 lire als opbrengst der volgende 22 voorstellingen be rekend ; totaal 787.000 lire. Al had nu het ver dere seizoen, en van de 40 andere voorstel lingen waren de meeste zeer goed bezocht, niets opgebracht, dan hadden de gebroeders reeds 187,000 lire te verdeelen. Sardou is bezig aan een drama a grand spectacle, dat gedurende de groote tentoonstelling van 1889 in de Porte-Saint-Martin zal worden opgevoerd. Het zal de verschillende gebeurte nissen der negentiende eeuw ten tooneele voeren en heeten Un siècle, of misschien Quatre-vingt dix-neuf. Van de Wandelingen door Nederland, bij H. D. Tjeenk Willink te Haarlem verschenen, is eene nieuwe reeks begonnen. De bekende wan delaars, de H.H. J. Craandijk en P. A. Schipperus, hebben besloten, weder, de een door zijne pen, de ander door zijne teekenstift, den Nederlan ders hun land te doen kennen, en ongetwijfeld zullen de verhalen dezer aangename voetreizen weder met evenveel belangstelling ontvangen wor den, als de vroeger verschenene. Ditmaal zullen het eerst worden beschreven de wandeltochten naar Barneveld, Twello, Valkeveen in het Gooi; de kasteelen Doornenburg, Rechteren, Eerde, Wychen e. a. zullen bezocht worden, en ook de omstreken van Haarlem, den Haag, Arnhem en Breda zullen stof leveren voor nieuwe zwerf tochten. De firma Frederik Muller & Co., Doelenstraat te Amsterdam, heeft weder een harer belangrijke catalogen van geprijsde boeken doen verschijnen, welke door de bibliophilen in alle landen ge waardeerd worden. Ditmaal vermeldt de catalogus 4300 werken, op het gebied van theologie en ver wante wetenschappen, Hebreeuwsch, Chadeeuwsch, Kerkgeschiedenis, Martyrologie, Dogmatiek, enz. waaronder zeer kostbare en zeldzame. De Wereldburger is de titel van een Orgaan ter bespreking van Nederlandsche belangen in den vreemde en Overzeesche bezittingen", dat bij de H.H. K. Spijkman & Co. te Amsterdam uitkomt. Het eerste nummer bevat vier artikelen over Zuid-Afrika, en een over Amerika, benevens een premie-aanbod, bestaande in eene reis naar Ame rika, onder geleide van den heer Lissone. Omslag en illustratie geven niet den indruk van artistieke bedoelingen. Bij de H.H. Gebr. Braakensiek is ter herinne ring aan de koningsfeesten eene Feestplaat ver schenen, die afbeeldingen van een aantal der voornaamste eerepoorten, van de galjoot, de lampadaires aan de Kalverstraat, enz. bevat. Voor een groot deel bestond het schoon der eerepoor ten in de voreeniging van het groen met de vlag gen, de bloemen en de bonte kleuren, zoodat dit met het eenvoudige zwart niet tot zijn recht is gekomen, en men vaak meent, in.de plaats van de feestpoort, het geraamte er van te zien; toch zal het velen aangenaam zijn, deze plaat als souvenir aan de versiering en de geestdrift van Amsterdam, tijdens de April-feesten, te bewaren. CREDIET t Een schetsje door W i H A. Het was nog stil op de groote sociëteit zoo als men haar te D. ter onderscheiding der andere, die der burgers noemde. Trouwens om drie uur was 't er gewoonlijk stil. Eerst tegen half vier kwamen de hapjetwee's". Ik dacht er dikwijls over, wanneer ik Hent, den zetbaas, aldus het woord habitué's" hoorde verbasteren of dit duidelijker voor 's mans brein kon zijn: vaste klanten. Eens waagde ik de vraag: Maar Hent, wat versta jij toch onder: hapjetwee's"?" Wat ik daaronder versta, meneer?"'was Hent's verbaasde uitroep terwijl hij zyn borstelige wenk brauwen hemelwaarts trok wel, da's dunkt me nog al duidelijk; 't zijn de lui die vast alle dagen hier hun twee hapjes komen drinken". Thans werd 't mij klaar hoe Hent beter de woorden: hapje" en twee" begrijpende dan het vreemde: habitué" dit op zijne wijze had verhollandscht". Ja, met die Hent kon ik wan neer 'k met verlof over kwam en 't was zooals nu nog stil op de kroeg soms 'n aardig praatje maken. En hij was zijn gezelschap best waard, dat verzeker ik u. 't Was 'n juweel van 'n kastelein. Reeds vier en dertig jaar lang had hij jaar in jaar uit" de soosjeteit" gepacht. Hij had al meer glaasjes getapt meneer, als er straatkeien in D. lagen. En als men hem dan ongeloovig aankeek'dan zei hij ernstig: Ja en met God en met eere, en d'er zelf nog nooit ntje.,..." hier maakte dan zijn hand een bekende beweging naar zijne, mond en den zin compleet. 't Was sterk, maar waar. En als hij dan over 't crediet begon, dan eerst blonk zijn tronie van edele zelfvoldoening. Poffen, meneer!" heette het dan, poffen! 'k heb ze wel gepoft die jonge springers met 'r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl