Historisch Archief 1877-1940
No. 513
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Bij de woorden, .die uit vreemde talen in het
cant en slang zyn ingeslopen, vermeldt Baumann
ook (pag. LXVTII) boosx, verwant met ons wtsew,
.zuipen. Suis voor jtronken komt herhaaldelijk bij
onze blijspeldichters voor.
Behalve booze geeft h\j ook op doxy (liefje)
dat, volgens hem van het Hollandsche doketje
«tamt. Hoe Baumann aan dit Holl. woord komt,
is mg onverklaarbaar waarschijnlijker is het,
dat doxy verwant is met docke, een min. woord,
dat volgens het woordenboek van Verdam niet
alleen wordt aangetroffen, maar wel in de samen
stelling : doekenspul poppenspel. B.
EEN ACADEMISCH GESPREK.
Naar het Duitsch van Prof. KAHL VOGT.
Ik weet niet" zeide onlangs een jong col
lega tot my wat ik van onze jongelui moet
denken. Ze z\jn erg vlijtig, slaan maar zelden een
-college* over, letten verbazend goed op; houden
hun dictaat bij alsof ze, als procureursklerken, per
regel betaald werden, werken zeer behoorlijk in
Jiet laboratorium en toch komt het mij voor,.
-alsof bij hen de inwendige aandrift ontbreekt. Zij
doen alleen ? wat hun wordt bevolen; zij houden
zich alleen bezig met die dingen, waarover htm
op het examen vragen kunnen worden gedaan, en
-zij schijnen t« meenen, dat men hun alles moet
voorkauwen, of op een presenteerblaadje kant en
klaar moet voorleggen. Het ontbreekt hun aan
initiatief, aan lust tot een zelfstandigen arbeid,
die zich buiten den kring van het voorgeschreven
programma uitstrekt. Het komt mij voor, dat het
in mijn studentenjaren anders geweest is. W\j heb
ben misschien vaker een college overgeslagen, ge
lukkig onze dictaten ook niet zoo vlijtig gehouden,
en misschien velerlei zeken verzuimd, die wij
hadden behooren te leeren; maar wij hadden onze
liefhebberijen, waarop wij ons met ijver toelegden,
en in plaats van ons er toe te bepalen, bekende
zaken te leeren, deden wij ons best om onbekende
zaken uit te vorschen en onze eigen denkbeelden
uit te werken. Zooals ik u zei, ik mag niet kla
gen en ik kan meestal met een goed geweten en
met de stereotype uitdrukking getuigen, dat de
"heer N. N. mijn colleges vlijtig heeft bezocht,
maar dit onverstandige hengsten voor het examen
schijnt mij meer en meer een teeken des tyds te
worden.'1
Ge zijt pas een paar jaar professor," zeide
ik en spreekt ge nu al zóó! Begin niet te
vroeg een lofredenaar op het verleden te worden.
Maar laat ons aannemen, dat het is zooals ge
^zegt, dan zult gij toch als man van initiatief en
van zelfstandige denkbeelden, ook wel eens hebben
nagedacht over de oorzaken van het verschijnsel,
-waarover gij u beklaagt."
Ik heb daarvoor dikwijls te vergeefs eene reden
-zoeken te vinden," bekende hij openhartig
Ik ben niet tot resultaten gekomen, ot althans
slechts tot zulke, die mij onaannemelijk schenen.
Onze nieuwere tijd heeft oneindig veel verbete
ringen in het onderwijs aangebracht: wij hebben
overal goede volksscholen, voortreffelijke middel
bare scholen, gymnasia ...."
Halt, waarde collega! Met uw welnemen zal
ik u eene kleine anekdote vertellen. Het gymna
sium van mijne goede vaderstad Gieszen was, zoo
als iedereen weet, in den tyd toen ik het bezocht
en ook nog later, het slechtste in het geheele
land en mogelijk wel in het geheele rijk. Geen
ander gymnasium kan wijzen op een zoo rijke
literatuur over streken van allerlei aard, die daar
zijn uitgehaald. Het boekje van Eckstein heeft
zich immers een plaatsje in onze Duitsche letter
kunde verworven. Welnu, ik heb vroeger een
«enigszins paradoxaal vriend gehad, die ook dit
gymnasium had doorloopen, en die met eenig
zelfbehagen placht te beweren, dat het, juist om
dat het volgens iedereen het slechtste was, het
befte gymnasium was geweest. Uit geen andere
school waren zooveel mannen voortgekomen, die
later beroemd of ten minste bekend zijn gewor
den; geen andere school had zooveel origineele
koppen in den maalstroom des levens geworpen !"
Gij bedoelt toch niet...."
Ik vertol u alleen wat mijn vriend zei en ik
spreek voorloopig geen eigen oordeel uit, maar
mijn vriend was paradoxaal genoeg om zijne be
wering te generaliseeren. Hij zei, dat hij bezig
was met een werk onder den titel Dood aan de
schoolmeesters, en onder schoolmeesters verstond
hij alle ambtenaren bij het openbaar onderwijs,
van de dorpsschoolmeesters tot de mannen van
den katheder. Die allen, zoo beweerde hij, hadden
geen andere bezigheid, dan de zelfstandigheid in
het denken van het hun toevertrouwde jongere
geslacht langzaam, maar des te zekerder, te doen
afsterven, algemeene en voor allen geldige regels
en patronen op te stellen en zoo de
intelligentiën tot een en hetzelfde peil terug te brengen.
Veel verwoestender in hare werkingen dan de
revolutionaire guillotine, was, volgens hem. deze
schoolmeesters-horizontaal-guillotine, die onver
biddelijk elk denkbeeld, elke initiatief
afsabelde, dat bij ongeluk een weinig boven de
voorgeschreven normale maat uitstak. Vroeger,
toen d« school ellendig was en het leeren
moeielijk, was er overal overvloed geweest van menschen
en zelfstandige denkers; thans ging het daarmede
als met de nationale kleederdrachten, die steeds
m»er en meer door de algemeene mode worden
verdrongen. De nivelleering, zoo liet hij hier
vergoelijkend op volgen, was eigenlijk het
kenmerk van den tegenwoordigen tijd, en
van onze gansene hedendaagsche beschaving;
men kreeg geen macaroni meer in Italiëen
.geen haaienvinnen meer in Hongkong; men at
in Kaïro precies zooals in San Francisco, men
droeg ronde hoeden en kachelpijpen, zoowel in
Sierra Leone als te St. Petersburg. Maar deze
uitwendige gelijkvormigheid was slechts de zicht
bare uitdrukking van eene inwendige geestelijke
eenvormigheid, en deze laatste had men aan de
schoolmeesters te danhen,"
Het komt mij waarlijk voor, dat er voor die
opvatting wel iets te zeggen valt" ze;de mijn
-collega.
Niet slechts iets, maar zeer veel," antwoordde
Jk. Herinner u maar eens uwe schoolkameraden!
Als ik de mijne de revue laat passeeren, met
welke ik (lang geleden, dat erken ik!) van de
eene bank van het gymnasium naar de andere
verhuisde, dan zie ik er maar zeer enkelen, die
in hun later levensberoep die kundigheden nuttig
hebben kunnen gebruiken, welke op het gymna
sium alleen als maatstaf voor bekwaamheid dien
den. Als ik zeer ruim reken, dan hebben mis
schien vijf percent van ons in de klassieke studiën
doorgewerkt en met de oude talen hun brood
verdiend; alle anderen hebben ze aan den kapstok
gehangen, zoodra zij eindexamen hadden gedaan."
De oude talen" zeide mijn collega
leverden op het gymnasium, dat ik bezocht, wel
niet den eenigen, maar toch den voornaamsten
maatstat voor de beoordeeling der leerlingen.
Maar wat de latere loopbaan betreft, moet ik
erkennen, dat ik volkomen dezelfde ervaring heb
opgedaan als gij."
Dat begrijp ik! Maar welke conclusie moet uit
zulke antecedenten worden getrokken, niet door
enkelen, maar door de opeenvolgende geslachten ?
Gelooft gij niet, dat zich langzamerhand de over
tuiging opdringt, dat niet hetgeen men zou willen
doen tot het doel leidt, maar alleen hetgeen men
moet doen? Gelooft gij niet, dat deze overtuiging
door overerving steeds vaster wortel schiet en
eindelijk tot een onbewuste noodzakelijkheid
wordt? Hoe kunnen nu zulke, zich van geslacht
tot geslacht voortplantende beschouwingen zich
anders openbaren, dan in eene van alle zelf
standigheid afstand doende onderwerping aan het
voorgeschrevene,, zelfs wanneer zich dit als on
doelmatig en nutteloos voordoet ? Brengt gij deze
algemeenheden op den feitelijken toestand over,
dan ziet gij een jongen man met (als ik mij zoo
mag uitdrukken) met hersenen, die tot onderwor
penheid gemodelleerd zijn, ter wereld komen, en
deze hersenen slechts voor zulke zaken in wer
king brengen, die hem door eene hoogere auto
riteit worden voorgelegd. In de school leert hij
alleen hetgeen de meester hem voorschrijft; op
de Universiteit alleen datgene, waartoe het examen
hem dwingt; en in zijn later beroep voert hij de
bevelen van boven uit met die mate van ijver,
die hem wordt ingegeven door de hoop op verdere
bevoordeeling."
Gij schildert den toestand wel wat al te don
ker af," merkte mijn collega op. Maar al moet
ik toegeven, dat hetgeen gij zegt veel waars be
vat, toch zult gij mij moeten toestemmen, dat de
oorzaken, die gij tracht aa»tewijzen, slechts zér
langzaam kunnen werken, en dat zij juist daarom
reeds de verschijnselen, waarover ik mij beklaagde,
niet in het leven hebben kunnen roepen."
Ik geef uwe tegenwerping des te eerder toe,"
antwoordde ik, omdat ik reeds lang tot de over
tuiging ben gekomen, dat noch in de natuur, noch
in de maatschappij enkelvoudige oorzaken en enkel
voudige uitwerkingen bestaan. Ieder verschijnsel
is slechts ds resultante van een complex van oor
zaken en krashten, die zich in do meest
uiteenloopende richtingen bewegen, die elkander zelfs
dikwijls verstoren en tegenwerken en die slechts
in enkele punten elkander ontmoeten.
Laat ons dus zoeken naar verdere oorzaken, die
zich wellicht eerst in den laatsten tijd sterker
doen gevoelen. En zouden wij daar wij nu
toch op het chapitre van de schoolmeesters zijn
gekomen niet misschien in de nieuwere
schoolhervormingen verdere oorzaken kunnen vinden ?"
Daar heb ik ook al aan gedacht", zeide mijn
collega; maar daar ik het met die hervormin
gen in het algemeen toch eens ben, heb ik. eerlijk
gezsgd, die gedachte niet verder durven uitwer
ken. Ik zou niet willen meedoen met hen, die
het kind met het badwater willen wegwerpen.
Maar toch is het mij dikwijls voorgekomen, dat
de bonte samenstelling onzer schoölprogramma's
velerlei nadeel medebrengt."
Kom, zeg maar ronduit wat ge op het hart
hebt! We zijn immers onder ons!"
Wel nu dan," ging mijn collega voort
ik heb die ondervinding bij mij zelven opgedaan.
Het is niet zoozeer de overlading der leerlingen,
waarover men zooveel spreekt, als de overlading
der programma's, waaronder wij reeds hebben
geleden en onze opvolgers op de schoolbanken
nog meer zullen lijden. Het moet den jongens
immers groen en geel voor de oogen worden, wan
neer zij zich dag op dag nu op het eene, dan op
het andere onderwerp moeten afbeulen: oude
talen, nteuwere talen, geschiedenis, aardrijkskunde,
natuurwetenschappen, wiskunde, en de hemel
weet, wat nog meer; alles in n zak gestopt!
Er zijn zeker heel goede worsten, die men met
genoegen eet en ook goed verteert; maar alle
dagen worst en nog eens worst, schijnt mij geen
gezonde voedingswijze toe."
Alles durcheinander. wie Miïusedreek und
Coriander", placht de oude Nagel e te Heidelberg
te zeggen en dan streek hij met zijn wijsvinger
langs zijn grooten neus. Gij kunt wel gelijk hebben,
collega. Afwisseling moet er zijn, dat spreekt,
maar bij elke goedgeschikt menu behoort, zooals
onze naburen plegen te zeggen te zoggen, une
pièce de résistance. Vroeger waren de oude talen
dat, en al het overige was maar bijwerk. Nu heeft
men ze zooals de classicisten zeggen, tot eenmi
nimum gereduceerd, maar men discht zo nog altijd
op. In plaats van de hoofdschotels te verwis
selen geeft men slechts entrees."
Dat is waar. Maar in welk verband staat dit
nu, volgens uwe meening, tot de verzwakking van
het initiatief en van het zelfstandige willen en
denken ?"
Eenvoudig in dit verband, dat de jonge man
op ieder gebied van kennis, waarop hij vroeger
van zijn oude talen, naar gelang van zijn lust en
zijn aanleg kon afdwalen, nu reeds een voorge
schreven hoeveelheid vindt, die hij naar binnen
moet werken, al heeft hij, daartoe niet den minsten
lust.Vergun mij,nogeens op de jaren van mijne jeugd
terug te komen. De meeste mijner schoolkame
raden hadden, even als ik, een geweldigen hekel
aan de klassieken, en waren blijde, als zij de op
gegeven taak hadden afgewerkt. Maar wij hadden
allen onze liefhebberijen, waarop wij ons met des
te meer ijver toelegden, omdat zij uit onze in
nerlijke aandrift voortkwamen. Als ik daarover
nadenk, herinner ik mij, dat deze liefhebberijen
dikwijls beslissend v erden voor de keuze van ons
latere levensberoep. Zoo is het mij ten minste
gegaan. Rupsen zoeken en opkweeken, kapellen
vangen, dat was mijn liefhebberij en die van en
kele mijner kameraden, en de meesten van dit
troepje zijn natuuronderzoekers geworden. Deze
liefhebberijen waren in zeker opzicht ons toevluchts
oord uit den schooldwang, de veilige plek, waar
wij onze eigen gedachten konden uitdenken. Waar
moet thans een jonge, vooruitstrevende geest zulk
eene toevlucht zoeken ? In de natuurwetenschappen,
in de litteratuur, in de kunst? Overal vindt hij
het keurslijf, waarin hij zich persen moet."
Maar gij wilt toch niet tot de oude toestan
den terugkeeren ?"
Zeker niet! Dr erken het goed recht eener
veelzijdige ontwikkeling, maar ik zou niet willen
vervallen in de fout, die men overal heeft gemaakt
door toe te geven aan de eischen van den nieuwe
ren tijd, zonder het verouderde met beslistheid
over boord te werpen."
Ik begrijp wat gij bedoelt. Maar het bevre
digt mij nog niet geheel. Het komt mij voor, dat
nog andere oorzaken moeten medewerken."
Ongetwijfeld. Maar daar gij, naar uwen leef
tijd te oordeelen, waarschijnlijk officier van de
reserve zijt en misschien wel een militairen titel
op uw visitekaartje hebt, zooals zoovelen uwer
ambtgenooten van uwe jaren "
Pardon, ik werd voor den verderen dienst af
gekeurd en had niet de eer..."
Dan kan ik ronduit zeggen, wat ik bedoel.
Ik ben namelijk van meening, dat de algemeene
dienstplicht, met alles wat daaraan is verbonden,
langzamerhand de individueele zelistandigheid ge
heel zal vernietigen, en juist uwe opmerkingen,
met welke ons gesprek begon, versterken mij in
de overtuiging, dat deze instelling, tegen welke
van een ander standpunt principaal niets kan
worden ingebracht, werkelijk verwoestend in de
aangegeven richting werkt. Er is helaas niets
absoluut voortreffelijks op deze wereld, en in de
andere, als zij ten minste bestaat, wat ik zeer
betwijfel, nog veel minder! Denk de zaak toch
wat dieper door, waarde collega: Is niet alles, wat
met onze school en onze opvoeding in verband
staat, aangelegd op ons volksleger, zooals men
het pleegt te noemen. Het leger is uit den aard
der zaak gehoorzamend, zooals eene bekende de
finitie zegt. Uitgaande van het examen voor
Einjahrig Frehoilliger dringt deze instelling,
waarin gehoorzamen de hoofdzaak is, door tot
alle middelbare scholen, alle hooge scholen, alle
verhoudingen des levens, tot in den rijpen
mannelijken leeftijd: onder alle omstandigheden be
houdt zij (even als bij de begrooting!) de eerste
plaats.. De soldaat verwacht, welke zijn rang ook
moge zijn, altijd bevelen van zijne chefs. Gelooft
gij niet, dat de invloed hiervan zich ook op elk
ander gebied doet gevoelen ? Gij zijt in
wetenschappelijken zaken de chef van den onder u
staanden vrijwilliger; van u verwacht hij, even
als 'in den dienst van zijn luitenant, het wacht
woord en de dagorder. Hij mag in den dienst
niet zelfstandig denken ; waarom zou hij het in
de stulie doen?"
Veroorloof mij, hier ons gesprek af te breken,"
zeide mijn collega, op zijn horloge ziende. Mijn
studenten wachten mij."
(Neue Freie Pi;
[Naar het ons voorkomt, zou Prof. Vogt zich
juister hebben uitgedrukt, wanneer hij, in plaats
van den algemeenen dienstplicht, het eigenaardig
Pruisisch militarisme verantwoordelijk had gemaakt
voor de neiging, die zich bij zijne landgenooten
schijnt te openbaren, om de dressuur uit het
exercitie-veld op wetenschappelijk gebied over te
planten. Overigens willen wij niet geacht worden,
het met de boutade van den beroemden
hoogleeraar geheel eens te zijn. Het kwam ons echter
interessant voor, in deze veelbesproken quaestie
ook het woord te geven aan een man, die door
zijne scherpzinnigheid, zijne geleerdheid en zijn
zelfstandig denken een welverdienden naam heeft
verworven, on die reeds meer dan n geslacht
op den weg der wetenschap heeft voorgelicht. RED.]
VARIA.
Ook te Zürich zal de Antigone van Sophokles
in den Stadsschouwburg door studenten en gym
nasiasten in het oorsponkelijke ten toonoele ge
voerd worden. De koren zijn door den kapel
meester Hegar op muziek gebracht, de directeur
van de studenten-zangvereeniging laat ze
instudeeren. Een paar der professoren houden zich
met het teekenen van costumes en plannen voor
de decoratiën bezig.
Waarschijnlijk zal in den nazomer, ter gele
genheid van het philologisch congres te Zürich,
de voorstelling herhaald worden.
Te Munchen is in het hoftheater een nieuw
muziekdrama, de Faust van Zöllner, directeur der
Keulsche mannenzang-vereeniging, in studie ge
nomen. De Faust van Zöllner volgt de tragedie
behoudens eenige verkortingen, op den voet. Toch
is niet, gelijk men uit het woord muziekdrama"
zou afleiden, Wagner's manier vooral gevolgd;
eer doet de wijze van behandeling, die vol schoon
heid en oorspronkelijkheid is, aan Schumann
denken. Do titelrol is voor baryton geschreven,
en Gura is er voor aangewezen ; de partij van
Gretchen zal door Frl. Dreszler vervuld worden.
Reeds in liet eind van den zomer, als de stroom
van toeristen, op zijn bezoek aan de Koninklijke
lustsloten door Munchen gaat, zal het werk worden
opgevoerd
Te Bernburg overleed dezer dagen de redacteur
van het Bern burger Wochenblatt, Alexander Meyer,
die eene unieke plaats onder de dagbladredac
teuren vervulde. Hij schreef toch nooit een regel,
en leverde toch zijn copie vlugger af dan eenig
ander. Hij zette haar namelijk zelf. De
redacteurletterzetter was spoediger met een artikel gereed
dan een zyner collega's en zorgde wel dat er weinig
cerrectie in was.
Bij de steeds toenemende volmaking der schrijf
machine en der zetmachine is het te verwachten,
dat in de toekomst redacteur en zetter elkander
zullen ontmoeten, maar tot nog toe was Meyer
als bijzonderheid ver buiten de grenzen van
AnhaltBernburg bekend.
De heer Lamoureux, directeur van de groote
concerten te Parijs, heeft een civiel proces inge
steld tegen den heer Louis Peyramont, hoofd
redacteur van het blad La Revanche. In de
dagvaarding heet het dat de heer Lamoureux, sedert
de opvoeringen van Lohengrin aangekondigd zijn,
onophoudelijk het voorwerp is van de boosaar
digste aanvallen van de zijde van den heer
Peyramont." De heer Lamoureux vraagt van z^'n
tegenpartij 25,000 francs schadeloosstelling voor
het nadeel dat deze beproeft hem te veroor
zaken."
De directeuren van de Milaneesche Scala, de ge
broeders Corti, hebben met Verdi's Otello een
voordeelig seizoen beleefd. De gezamenlijke uit
gave» van het tooneeljaar bedroegen 600,000 Ure.
Daartegenover staan: 300,000 lire als subsidie
der stad Milaan; 115.000 lire als bedrag der
abonnementen; 113.000 lire als opbrengst der
drie eerste voorstellingen van Otello; 242.000 lire
als opbrengst der volgende 22 voorstellingen be
rekend ; totaal 787.000 lire. Al had nu het ver
dere seizoen, en van de 40 andere voorstel
lingen waren de meeste zeer goed bezocht, niets
opgebracht, dan hadden de gebroeders reeds 187,000
lire te verdeelen.
Sardou is bezig aan een drama a grand
spectacle, dat gedurende de groote tentoonstelling
van 1889 in de Porte-Saint-Martin zal worden
opgevoerd. Het zal de verschillende gebeurte
nissen der negentiende eeuw ten tooneele voeren
en heeten Un siècle, of misschien Quatre-vingt
dix-neuf.
Van de Wandelingen door Nederland, bij H.
D. Tjeenk Willink te Haarlem verschenen, is
eene nieuwe reeks begonnen. De bekende wan
delaars, de H.H. J. Craandijk en P. A. Schipperus,
hebben besloten, weder, de een door zijne pen,
de ander door zijne teekenstift, den Nederlan
ders hun land te doen kennen, en ongetwijfeld
zullen de verhalen dezer aangename voetreizen
weder met evenveel belangstelling ontvangen wor
den, als de vroeger verschenene.
Ditmaal zullen het eerst worden beschreven de
wandeltochten naar Barneveld, Twello, Valkeveen
in het Gooi; de kasteelen Doornenburg, Rechteren,
Eerde, Wychen e. a. zullen bezocht worden, en
ook de omstreken van Haarlem, den Haag, Arnhem
en Breda zullen stof leveren voor nieuwe zwerf
tochten.
De firma Frederik Muller & Co., Doelenstraat
te Amsterdam, heeft weder een harer belangrijke
catalogen van geprijsde boeken doen verschijnen,
welke door de bibliophilen in alle landen ge
waardeerd worden. Ditmaal vermeldt de catalogus
4300 werken, op het gebied van theologie en ver
wante wetenschappen, Hebreeuwsch, Chadeeuwsch,
Kerkgeschiedenis, Martyrologie, Dogmatiek, enz.
waaronder zeer kostbare en zeldzame.
De Wereldburger is de titel van een Orgaan
ter bespreking van Nederlandsche belangen in den
vreemde en Overzeesche bezittingen", dat bij de
H.H. K. Spijkman & Co. te Amsterdam uitkomt.
Het eerste nummer bevat vier artikelen over
Zuid-Afrika, en een over Amerika, benevens een
premie-aanbod, bestaande in eene reis naar Ame
rika, onder geleide van den heer Lissone. Omslag
en illustratie geven niet den indruk van artistieke
bedoelingen.
Bij de H.H. Gebr. Braakensiek is ter herinne
ring aan de koningsfeesten eene Feestplaat ver
schenen, die afbeeldingen van een aantal der
voornaamste eerepoorten, van de galjoot, de
lampadaires aan de Kalverstraat, enz. bevat. Voor
een groot deel bestond het schoon der eerepoor
ten in de voreeniging van het groen met de vlag
gen, de bloemen en de bonte kleuren, zoodat dit
met het eenvoudige zwart niet tot zijn recht is
gekomen, en men vaak meent, in.de plaats van
de feestpoort, het geraamte er van te zien; toch
zal het velen aangenaam zijn, deze plaat als
souvenir aan de versiering en de geestdrift van
Amsterdam, tijdens de April-feesten, te bewaren.
CREDIET t
Een schetsje door W i H A.
Het was nog stil op de groote sociëteit zoo
als men haar te D. ter onderscheiding der andere,
die der burgers noemde.
Trouwens om drie uur was 't er gewoonlijk
stil. Eerst tegen half vier kwamen de
hapjetwee's".
Ik dacht er dikwijls over, wanneer ik Hent,
den zetbaas, aldus het woord habitué's" hoorde
verbasteren of dit duidelijker voor 's mans brein
kon zijn: vaste klanten.
Eens waagde ik de vraag: Maar Hent, wat
versta jij toch onder: hapjetwee's"?"
Wat ik daaronder versta, meneer?"'was Hent's
verbaasde uitroep terwijl hij zyn borstelige wenk
brauwen hemelwaarts trok wel, da's dunkt me
nog al duidelijk; 't zijn de lui die vast alle dagen
hier hun twee hapjes komen drinken".
Thans werd 't mij klaar hoe Hent beter de
woorden: hapje" en twee" begrijpende dan het
vreemde: habitué" dit op zijne wijze had
verhollandscht". Ja, met die Hent kon ik wan
neer 'k met verlof over kwam en 't was zooals
nu nog stil op de kroeg soms 'n aardig praatje
maken. En hij was zijn gezelschap best waard,
dat verzeker ik u.
't Was 'n juweel van 'n kastelein. Reeds vier
en dertig jaar lang had hij jaar in jaar uit"
de soosjeteit" gepacht. Hij had al meer glaasjes
getapt meneer, als er straatkeien in D. lagen.
En als men hem dan ongeloovig aankeek'dan
zei hij ernstig: Ja en met God en met eere,
en d'er zelf nog nooit ntje.,..." hier maakte
dan zijn hand een bekende beweging naar zijne,
mond en den zin compleet.
't Was sterk, maar waar.
En als hij dan over 't crediet begon, dan eerst
blonk zijn tronie van edele zelfvoldoening.
Poffen, meneer!" heette het dan, poffen! 'k
heb ze wel gepoft die jonge springers met 'r