De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 1 mei pagina 1

1 mei 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

fiAMMER <<3r ?-«*? WEEKBLAD NEDEELAND. Onder Redactie van J. DE K00 m JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. T Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt veraefc^avemenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Ij. VAN HO LEEM A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag ! Mei, Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr 'p. p. f 1.15 Afzonderlijke Nummers aar de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertenliën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel . 0.40. IK BOUD: HET NUT EN HET SOCIAAL WEEKBLADYAN OVER DE GRENZEN, door E. D. Pjjzel. FEUILLETON: A propos van Majoor Cavagnari, een verhaal uit Hindostan, II. GE MEENTEZAKEN, door H.?UIT HET HAAGJE, door Pasqnino. KUNST EN LETTEREN: Het Toxmeel te Amsterdam, door Alb. Th. Lea Mendelssohn-Bartholdy. Nog even het wapen van Tegseluchade, door Alb. Th. Robespierre en Jean Marnoot, door dr. Jan ten Brink. Caran d'Aéhe. Catalogus der Bibliotheek van de Maatsch. der Nederl. Letterk. te Leiden. VABLV?udrAmsterdamgche Vérscheidenheden. SCHAAKSPEL. ?*- HetDames-Leesmuseum, doorF. Bescherming, naar het Zweedsch, door Ph. Wftsman. - ALLERLEI. RECLAMES. HAN DEL. BEURSOYERZICHT TE HUUR. ADVERTENTIEN. Het Nut en het Sociaal Weekblad. De dagbladen melden wederom dagelijks ?wat de departementen der Maatschappij tot Nut van "het Algemeen hun afgevaardigden voor de algemeene vergadering opdragen. Ditmaal is het hoofdpunt van debat: het voorstel van het Hoofdbestuur, om het Sociaal Weekblad als orgaan der maatschappij te subsidieeren met ? 4500.?, terwijl dan de redactie benoemd zal worden door-en onder toezicht zal staan van eene Commissie uit het Hoofdbestuur. Dat er veel kans bestaat dat dit voorstel gunstig zal worden opgenomen, kan men niet zeggen. Het tegendeel is waar. Daar worden aanmerkingen gemaakt op het bedrag der gevraagde subsidie, daar zijn bedenkingen m het midden 'te bxea0|»A^4tth£i practiseki mogelijke |Van het schrijven van een sociaal weekblad, als de redacteur niet volle vrij heid van handelen geniet, en het is al te moeielijk journalistischen arbeid te verrichten die elk jaar, direct of indirect, onderworpen moet worden aan het oordeel van een Maat schappij, welke vele duizende leden telt. De man, die zich met zulk een taak belast, is geenszins te benijden! Toch zou het voor het Nut, en voor het Algemeen, zeer wenschelijk zijn, dat dit voorstel van het Hoofdbestuur, zij 't dan ook gewijzigd naar gegronde opmerkingen, op de algemeene vergadering wierd aange nomen. Het Nut heeft behoefte aan nieuw leven, en op den honderdsten verjaardag der Maatschappij heeft prof. Quack, onder toe juiching der afgevaardigden, het wijde veld haar aangewezen, dat nog voor haar open lag, en de breede heerbaan, die daar heen Feuilleton. A propos van Majoor Caïapaii Een verhaal uit Hindostan. Ik steeg weer te paard, en als door een wonder, dat mij nu nog onbegrijpelijk voor komt, slaagde ik er in, den moordenaars te ontkomen. Maar nu zult ge wel begrijpen heeren, waarom ik u straks zeide dat Hindoes niet te vertrouwen zijn. Muir was een vader voor zijn Cipayer.s later hoorde ik, dat zij hem wreedaardig hebben vermoord." Meer aangedaan, dan hij ons wel wilde doen blijken, wierp kolonel David zijn sigaar weg en in plaats ons, als gewoonlijk, naar de bilïardzaal te volgen, nam hij zijn hoed en ging heen. De partij was begonnen. Dokter Young had met een ernstig gezicht reeds een paar malen carambole gemaakt, toen hij eensklaps met zijn queue op den grond stampte en kordaat uitriep: »Ik kan er mij niet mede vereenigen!" Onze verbazing was groot. Dokter Young was een man van herculische gestalte en om zijn vervaarlijken knevel bekend, maar schuchter als een meisje en terughoudend zelfs tegenover zijn beste vrienden. »Zou men mogen weten, dokter, waarmede ge u niet kunt vereenigen?" vroeg de kleine Saunders, die ongeduldig z;jn beurt in het spel stond af te wachten. »Met het oordeel van den kolonel", ant woordde Young. »Een geheel volk te beoordnelen naar de misdaad van enkele schurken, noem ik een schreeuwende onrechtvaardigheid. Hoe durft hij beweren dat alle Hindoes huileidde. Het Nut zou sociale hervormingen: moeten voorbereiden en helpen verwezenlijken^ Dit klonk zoo goed en vrj&a zoq._waa^." Vóór de sociale vraagstukken de hoofd in beslag namen, was het onderwijs het ti telkind der maatschappij. Volksontwikkeli en volksverlichting schreef zij in haar ban" en in meer dan n e richting arbeiden maakte zij zich verdienstelijk in de bevi dering van het algemeen belang. Maar middels zijn langzaam, en ten slotte. nog verrassend snel, ook hier te lande dia sociale vragen gerezen; daar is een stroom gewassen, die niet meer op een afstand, het veilige Nut voorbijschiet, maar die deze maat» schappij;gelijk de geheele menschenmaatschappij, beweegt en in beroering dreigt te brengen. En nu is het voor een volksmaatschappij, een Maatschappij die het algtnnen belang bedoelt, doodeenvoudig onmogelijk,te doen alsof de baren, die zij op zich aan ziet rollen, niet bestonden. Dat gaat niet en toch de mees ten zouden het willen. Het Nuf staat en stond steeds buiten de politiek, zal het heeten. Dit grondbeginsel blijve ons heilig! Onder deze leus zal het Sociaal Weekblad kort en goed worden afgewezen. Nu, men weet wat daarvan aan is. Recht streeks hield het Nut zich buiten de poli tiek, maar ter zijde deed het dapper mee. Het hart der oud-liberale politiek, de neu trale school, was ook haar hart, en indien ooit een maatschappij ten innigste verbonden is geweest aan eene staatkundige richting, dan was het zeer zeker de Maatschappij tot Nut van het Algemeen aan de liberale* partij. Het Nut stond niet in die partij> maar liep er nevens, er evenwijdig mee, zou men kunnen zeggen, als er van eenige wijdte gprahe - kori"*ïlpf*?zij wandelde er snede arm in arm .. en nog heden is de hartelijke overeenstemming ongeschokt. En juist om die innige verwantschap des geestes, juist dewijl het Nut de oudere zuster is van de liberale partij misschien moeten wij zeg gen, de oud-tante der liberale partij, zal zij van 't Sociaal Weekblad niet willen weten. Het Nut, indien het niet doortrokken was van het conservatief liberalisme, zou reden hebben, zich bovenmate gelukkig te achten. Inziende dat men met het getij de bakens behoort te verzetten en dat, nu de sociale. vraagstukken aller overweging verdienen, er een gids moet gezocht worden, om de leden, wien deze sociale vraagstukken natuurlijk wat rauw op het lijf zijn gevallen, tot de beginselen van kennis te voeren, had dit in zijn huidigen secretaris het ideaal van een leidsman moeten begroeten. Een geleerde, door studie ingewijd in de theoretische en chelaars zijn ? Er zijn onder hen ook fatsoen lijke menschen en alles wel beschouwd, zijn ze misschien nog beter dan Christenen. Ja Saunders! haal jij je schouders maar op het is zoo. Het gevoel van eigenwaarde is bij hen niet minder sterk ontwikkeld dan in Engeland, Je hebt me verleden gezegd, dat een groot gedeelte van je regiment uit spitsboeven is samengesteld . Zou je de geheele Engelsche natie beoordeelen naar het uitschot dat je er van onder de oogen krijgt ?" »Ik beoordeel niemand" antwoordde de luitenant, met de queue in de hand tegen het biljart leunend. »Maar dit had je den ko lonel moeten zeggen." »Den kolonel? Die is weggeloopen, als een hond, met zijn staart tusschen de pooten. Je weet trouwens ook dat hij van die denkbeelden heeft, waarvan niets hem kan afbrengen, 't Heeft er veel van alsof hij de eenige is, die ondervinding heeft opgedaan. Maar bij Jupiter! ik zou ook een staaltje kunnen geven en je zult zien dat die geschiedenis . . . ." »Dat is zoo, je waart er toen ook bij, dokter" viel een onzer hem in de rede. »Ik heb ten minste gehoord, dat je ook in dien opstand zijt betrokken geweest. Hoe komt het dat je ons er nooit iets van hebt verteld ?" De dokter bloosde als een jong meisje, »0!" zeide hij, »'t is niet de moeite waard. Maar als het er op aankomt, brave menschen recht te doen wedervaren ja dan. Wil jelui 'teens hooren?" >Met heel veel plezier, dokter. Wij zullen bij het vuur gaan zitten en dan, voorwaarts marsch!" »En onze partij?" riep Saunders. »Je bent mij nog revanche schuldig!" «Morgen als ge wilt," antwoordde dokter Young op ernstigen toon. «Vandaag zal het de revanche der zonen van Brahma zijn." >Zooals ge wilt, maar aangezien ik in de practische beteekenis der groote maatschap pelijke geschilpunten, bereid en bekwaam om de pen te hanteeren voor een niet al te zeer Ontwikkeld publiek, gematigd van richting, beslist tegenstander van socialistische proefmingen, maar tegelijkertijd -begaafd met «en open oog voor de onvolkomenheden van bestaande toestanden, moest Mr. Kerdijk ?ij<3 man *ijn, om de duizenden Nutsleden, die van de sociale quaestte zoo goed als niets be grijpen,niet al te langzaam en niet al te haastig in te lichten. Zoo zoude het Nuts-publiek, op de hoogte gebracht van de meest op den voorgrond liggende maatschappelijke vraag stukken, opgevoed kunnen worden tot een belangstellende overweging van de middelen, die tot beterschap kunnen leiden. Zoo zou het Nut zelf, verjeugdigd en verfrischt, op nieuw een kracht zijn om heilzaam te wer ken tot Nut van 't Algemeen. Doch dit juist wil men niet. Men vreest het. Met de denkbeelden van Mr. Quack, Mr. Kerdijk en zoovele anderen, die begrij pen dat er, zooal geen sociale revolutie, eene sociale hervorming in aantocht is, dat zulk een hervorming niet alleen noodwendig maar ook moreel wenschelijk is, verdragen zich niet die der conservatief liberale partij. Voor deze laatste is er niets bedenkelijkers, dan dat men, door in de eischen der arbeiders het goede en het kwade te schiften, de on volmaaktheid van het bestaande erkent. Door het goede dat het kwade vergezelt, goed te noemen, versterkt ge het kwade, is de oude stelregel van al wat conser vatief is, van ieder die hervorming vreest. Laat hen, die ons uit het oude spoor willen lokken of drijven, in hun vet gaar koken, keert uw gelaat van hen af. Doet alsof zij er niet zijn. Het is tijd ge noeg hun iets te geven, als zij u iets af dwingen ; ziedaar een wijsheid van ouden datum en voor de meesten beproefd. Maar daar zijn gelukkig ten allen tijde menschen geweest, die die wijsheid dwaasheid en meer dan dwaasheid, die haar onzedelijk heb ben geacht. Dit verheerlijkt egoïsme is h. i. in strijd met den adel van de menschelijke natuur, het wordt uitgeworpen door de humaniteit, de hervormende kracht van alle eeuwen. Welnu in de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen zal men die tweeërlei opvatting van wereldwijsheid, naar aanleiding van het voorstel ter subsidieering van het Sociaal Weekblad in strijd zieii, en het schijnt niet moeielijk te profeteeren aan welken kant de overwinning zal zijn. Het Nut zal zich verre houden, zoogenaamd van de politiek, maar inderdaad van de ernstige poging om de sociale vraagstukken onder de oogen harer leden te brengen en dus ook Hindoes al even weinig belang stel als in de maanbewoners, ga ik liever de krant lezen, Bonsoir!" Toen de lichtgeraakte luitenant de deur achter zich gesloten had, begon dokter Young, als volgt: Gij zult mij, mijne heeren, het verhaal wel willen besparen van de verschrikkelijke wreed heden die de Cipayers begingen te E waar ik toen als officier van gezondheid bij het 18e regiment inlanders was geplaatst. De opstand brak op den morgen van den 27en Juni uit. Reeds geruimen tijd had ik, bijge staan door twee inlandsche bedienden, die mij tot het einde toe getrouw zijn gebleven, van uit mijn huis de aanvallers bestookt, tot dat tegen den avond het dak in brand vloog. Ik oordeelde het beter gevaar te loopen van te worden vermoord, dan me als een gans aan het braadspit te laten roosteren. Ik zeide dus mijn bedienden, die in tranen uitbarst ten, vaarwel, steeg te paard en rende als een bezetene door de aanvallers heen. Een van hen wondde mij met een klewang aan mijn been; dit was de eenige kwetsuur die ik toen opliep en ik rekende mij geluk kig er zoo goedkoop af te komen. Als een kanonskogel zoo snel vloog mijn paard over de door langdurige hitte uitgedroogde vlakte en ik was veel te opgewonden om veel lasl te hebben van mijn wond, die ik ter nauwernood voelde. Een heldere nacht volgde op dezen vermoeienden dag. De maan verspreidde een zacht, tooverachtig licht. Tegen tien uur werd ik plotseling gestuit door een moeras, dat ik links had moeten laten liggen. Hel is zoo moeielijk den weg te vinden, wanneer men door eene kale zandvlakte rijdt. Maar dat was minder. Ik werd misschien achter volgd en men had mij den weg naar Palree van elke deugdelijke poging om in de alles beheerschende quaestieB ten algemeenen nutte werkzaam te zijn. En men zal zich daarbij. vleien, het Nut voor ondergang te behoede^ Hoogst waarschijnlijk zal het dientengevolge de allernaaste toekomst een schok ont gaan. In zooverre zullen zij, die het voor stel van het Hoofdbestuur verwerpen, zich kunnen troosten met de gedachte, dat zij eeji gevaar bezworen hebben. Eén gevaar, ongetwijfeld. Want dat het Nut door het voorstel van het Hoofdbestuur aan te nemen eenige leden zou verliezen, zal wel waar zijn. Doch niet elke winst van 't oogenblik blijkt winst op den duur. Het is een oude waarheid dat men uit zucht naar levensbehoud, het leven vaak het meest in , perikel brengt. Immers men kan op meer dan eene wijze sterven. De honderdjarige, indien haar geen tweede jeugd beschoren is, zou kunnen uitdroogen. In een tijd toen het maatschappelijk leven zich door groote kalmte kenmerkte, kon zij aan den oever van den stillen waterplas haar hengelsnoer uitwerpen op hoop van goede vangst, en heeft zij ook werkelijk niet te vergeefs den tijd doorgebracht. Nu het onder de eer tijds onbewogen oppervlakte borrelt en bruist en de golven schuimend langs haar rollen, zijn de dagen van spelevaren en ontspannenden arbeid voorbij. Zij heeft zich uit te rusten voor een moei lijk werk, wil zij meester van het terrein blijven. Haar daartoe in staat te stellen was, zien wij wel, het doel, waartoe het Sociaal Week blad werd in het aanzijn geroepen. Niet afkeer van politiek, maar politiek, en o. i. zeer verkeerde politiek, zal het Nut weerhouden, dat doel na te jagen. Voor de kleine maatschappij en voor de groote beiden, zou dit zeer te betreuren zijn. Het Nut zou zoo veel kunnen wezen, als het opnieuw de eerste wilde worden, en zich aan het hoofd stelde eener krachtige gezonde beweging. Van over de Grenzen. Het incident, dat zich aan de FranschDuitsche grens heeft voorgedaan, heeft op nieuw bewezen, hoe weinig de groote 'mogend heden er in geslaagd zijn, de oude leer in toepassing te brengen, dat hij, die den vrede wil, zich ten strijde moet toerusten. Er zijn wellicht nog enkelen te vinden, die in vollen ernst meenen, dat eene voortdurende uitbrei ding der levende en doode strijdkrachten een stabiel evenwicht zal ten gevolge hebben, maar het blijkt telkens op meer overtuigende wijze, dat deze ongezonde naijver tusschen de groote mogendheden onderling een hoogst labiel evenwicht ten gevolge neeft. De ge ringste kleinigheid kan zulk een evenwicht verstoren. Men vraagt dan ook niet meer, of zien inslaan. Verdwaald, ver van dien weg verwijderd, kon mijn veiligheid er slechts bij winnen, en getroost liet ik dus mijn paard het eerste het beste pad inslaan. Ik verloor veel bloed. De opwinding van het oogenblik was voorbij en mijn krachten begonnen te verminderen. Zonder af te stij gen, maakte ik zoo goed als 't ging een voorloppig verband van mijn zakdoek en zette mijn paard weer aan. Gewond en verzwakt als ik was, vond ik het niet raadzaam mij op te houden in het bosch, waar ik de wilde beesten hoorde huilen. Het kon zoowat middernacht zijn, toen een onbestemde schemering mij deed vermoeden, dat het moeras weldra ten einde zou zijn. Mijn paard liet een vroolijk gehinnik hooren en ging in een draf over. Naderde ik een dorp? Ik durfde het haast niet wenschen, vreezende dat de bewoners misschien gemeene zaak met de Cipayers hadden gemaakt; en toch deed aan den anderen kant, het denk beeld van den nacht in die woestenij te moe ten doorbrengen, mij het koude zweet uit breken. Plotseling kwam ik in het volle maanlicht. Eene groote vlakte lag open voor mij. Op een drie & vierhonderd pas van mij af lag een meertje, welks oppervlakte door den nacht wind werd gerimpeld. Er was geen levend wezen te zien. Op een mijl afstands onge veer van dat meer verhief zich in de geheim zinnige schemering een groot dorp, waarvan de hutten opeengedrongen stonden rondom een gebouw van steen, hoogstwaarschijnlijk de woning van het opperhoofd. Dat alles zag ik met een enkelen oogopslag hoewel tamelijk onbestemd, want de krachten begonnen mij te begeven. Hijgend liep mijn paard naar het meer, doch verschrikt door de fantastische schaduwen der afgodsbeelden, die er als schildwachten omheen stonden, werd

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl