De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 1 mei pagina 2

1 mei 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 514; EaropeeBche oorlog zal kunnen worden rkemen, maar alleen, hoelang nog die zal uien worden vermeden. Men geeft toe, dat enkel volk den oorlog wil; dat allen igézijn van de groote nadeelen, die een p1, lelfs een gelukkige oorlog, aan de Uike en de zedelijke belangen der daarbij kken natiën zou toebrengen; men prijst l* Wijsheid en de bezadigdheid der koningen IV regenten, maar bij dit alles schijnt zich overtuiging te hebben gevestigd, dat ook ernstigste wil niet meer in staat is, eene tegen te houden. Van daar de de zenuwachtige snanning, die zich allen zonder onderscheid meester maakt, $h|f|taeer de internationale betrekkingen tot "" " i kleine moeielijkheid aanleiding geven. jdert acht dagen concentreert zich de belaagstelling van al wat zich in Europa uit ' / f» verte of van nabij met politiek bezighoudt "' jo& den persoon van den Franschen conmiis, JM&B van politie Schnaebele, of liever op de "'fWltag: Wat zal de heer Von Bismarck met fr''.aüiea. man doen? Schnaebele - dit mag men t vteilig als bewezen aannemen heeft van betrekking als commissaris van politie grensstation gebruik de Duitschers misbruik gemaakt, om de Fransche , ng op de hoogte te houden van heti -aan gene zijde der grenzen voorviel. Hij ut verder als tusschenpersoon gediend te i tusschen ontevredenen in Elzas-Lothan, die hunne symnathie voor Frankrijk bea, door de strategische geheimen der DuitB te verklappen, en de Fransche autoritei; die naarmen beweert zulke mededeestekelmatig uitlokken. De Duitsche heeft daarom zijne aanhouding be1, en d_it bevel is op eene onhandige en 1 'jnlijk ook deloyale wijze ten uitvoer Thans wisselt de diplomatie nota's en amen in grooten getale, om uit te of Sehnaebele zal worden losgelaten. in elk geval willen de Duitsche autoriBn deze gelegenheid aangrijpen, om het ' iiflfHmneer-systeem" der Fransche regeering ipiwr de oogen van gansch Europa te orandf: «weken. - " *?* ^Van'Duitsche zijde is herhaaldelijk beweerd, dat een goed deel van het succes, in den oorQg van 1870-71 behaald, was toe te schrijven aan de uitgebreide kennis, die de Duitsche generale staf bezat omtrent de plaatselijke gesteldheid en de militaire inrichtingen van Frankrijk. Hoe zijn de Duitschers aan die wetenschap gekomen? Immers ook door »spi\ oaneereii , althans wanneer men daardoor verstaat het-langs heimelijken en slinkschen We* verkrijgen van inlichtingen, die niet vrij willig worden gegeven en voor het groote pu-- bliek verborgen blijven. Wij kunnen ons Detp3(jpen. dat de Duitschers zeer ongaarne zien, koe ook de Franschen zich thans met ijver toeleggen op hetgeen de Kölnisehe Zeitung, ?aet tamelijk gehuichelde verontwaardiging m» sehmutziges Geschaft noemt, maar wij zijn overtuigd, dat het handwerk in Duitschland niet minder beoefenaars vindt of gevonden heeft. Houdt de Duitsche regeering, die aan' de quaestie Schnaebele onmiddellijk en. op eene ?voor haar eervolle wijze een einde kan ma ken, door alle medeplichtigheid aan een mis slag van ondergeschikte ambtenaren af te Wijzen, de zaak slepend, of knoopt zij daar«an een proces vast, waarvan de uitkomsten j&oeten dienen om de handelingen van het Fransche ministerie van oorlog als oneerlijk BB onzedelijk te brandmerken; wordt op clie Wflae de toon der nog te wisselen nota's voort durend scherper en dus de spanning telkens grooter, dan zullen inderdaad de gevolgen van dit incident niet te overzien zijn. De traagheid, waarmede deze zoo eenvoudige ?aak" door de Duitsche diplomatie wordt beiandeld, geeft werkelijk eenige reden tot be; porgdheid. Men vergete niet, dat Frankrijk jpeeds kan wijzen op eene lange reeks van provocatiën, die het zich van de zijde van oen heer Von Bismarck heeft laten welgehet schichtig het deed een zij sprong en met een zwaren slag viel ik op den jrond. Mijn arme Dick! ik heb hem nooit weergezien! ? " ik «ou toch wel eens willen weten in welke handen hij gevallen is. Maar op dat oogenfolik wijdde ik hem geen enkele gedachte. Ik Was dicht bij een kolossalen vijgenboom neer geworpen en sleepte mij met veel moeite tot aan zijn voet. De stam was hol en de ope ning scheen mij bijna zoo groot als een schilderhuisje. Nauwelijks was ik er binnengekropen of ik verloor het bewustzijn, Toen ik tot mijzelven kwam was mijn eerste gewaarwording die van een vreeselijken dorst. k opende de oogen. De brandende zon bescheen de vlakte, die door een strook boschrnd werd begrensd en door de spleet, waar was binnengekropen, schemerde een stukje van de helderblauwe lucht. Ik wilde mij op richten om een bad te nemen in het meer, dat daar zoo frisch en uitlokkend voor mij lag, doch kon ternauwernood overeind gaan zitten. Mijn been was opgezwollen en zeer mjnlijk. Ik onderzocht de wond, die wel diep doch geenszins gevaarlijk was en oordeelde dat zij met watercompressen en wat goede zorg, wel met een dag of acht zou genezen Z^jn. Maar waar moest ik het water vandaan halen voor die compressen en bovenal om te drinken? Het meer lachtte mij toe, o! zoo ?verleidelijk! en een paar flamingo's die er met veel drukte in rondspartelden, boden mg een schouwspel dat verrukkelijk kon geweest zijn, ware het op dat oogenblik niet een straf voor mij geweest, nog erger dan die van Tantalus. Zuchtend maakte ik het verband wper vast, toen ik plotseling voelde dat de windsels kletsnat waren. Hoe was 't mogelijk dat ik dit ,niet reeds eerder had bemerkt! Het water was zoo overvloedig over mijn been gesprankeld dat de grond er nog voch tig van was. vallen, en dat de Duitsche rijks-kanselier zelf den oorlog, binnen korteren of langeren tijd, onvermijdelijk heeft genoemd. Dat hij dien niet zal verklaren, gelooven wij gaarne; maar eene door hem geprovoceerde uitbar sting van het lang verkropte ongeduld der Fransche natie kan hem aanleiding geven tot het aanslaan van een toon, die voor Frank rijk het afbreken der diplomatieke betrek kingen gebiedend noodzakelijk maakt. »M.oet het toch tot eene uitbarsting komen" zoo schreef de Berlijnsche Post dezer dagen »dan zou men bijna geneigd zijn om te zeg gen: hoe eer, hoe beter!" TSr zijn velen, die in deze woorden eene officieuse uitlating van den rijkskanselier zien. Te recht of ten on rechte? De tijd zal het moeten leeren. * * * Naar aanleiding van het incident-Schnaebele is de vraag geopperd, of hier niet de paus een bij uitnemendheid geschikt terrein voor zijne bemiddeling zou ymden. In Frankrijk heeft men zich met dit denk beeld zeer weinig ingenomen getoond, eene regeering die het verdedigde, zou dan ook zeker spoedig haar ontslag moeten nemen. Anders is het in Duitschiand gesteld. Daar is men er aan gewend geraakt, dat de heer Von Bismarck de wijsheid, de bezadigdheid, de onpartijdjgheid van den Heiligen Vader als repoussoir gebruikt, om het onverstand, den hartstocht, de vooringenomenheid van de oppositie des te beter te doen uitkomen. Wij zullen de laatsten zijn, om aan paus Leo XIII het bezit der eerstgenoemde eigenschappen te ontzeggen, en betwijfelen niet, dat hij ook in deze zaak zijne taak als scheidsrechter met de meest mogelijke nauwgezetheid zou vol brengen. Maar het feit, dat thans een diplomaat op den Heiligen Stoel zit, maakt het hoogst on waarschijnlijk, dat deze eene tusschen komst zou aanbieden, die door ne der partijen althans, stellig niet begeerd wordt. Overigens zijn de resultaten der pauselijke interventie nog niet zoo schitterend geweest. Vorst Bis marck heeft eenige weken geleden nog zeer minachtend over den Karolinen-Rummel ge sproken, en door deze uitdrukking de beteekenis der eerste door Leo XIII gegeven scheidsrechter lijke uitspraak niet weinig verminderd. En de Paus zelf moet, naar onze bescheiden meening,_ eenigen twijfel bij zich voelen opkomen, ofhij wel verstandig heeft gehandeld, toen hij, ter wille van den heer Von Bismarck en diens Septennaat, de clericale partij in Duitschland neeft verloo chend. Deze antecedenten wettigen zeker niet de onderstelling, dat de Bulgaarsche quaestie, het lersche vraagstuk, of zelfs het conflict over het incident-Schnaebele en dat over de jongste schending der grenzen tusschen Rus land en Duitschland, op het Vatikaan in der minne zullen worden uitgemaakt. Het denkbeeld eener scheidsrechterlijke be slissing, natuurlijk onafhankelijk van den persoon van Leo XIII, zal slechts dan eene praktische toepassing in waarlijk belangrijke zaken vinden, als de groote mogendheden, door een einde te maken aan de onzinnige vermeerdering der militaire lasten, zullen ge toond hebben in. te zien, dat het laatste woord niet langer aan het zwaard moet worden ge laten. E. D. PIJZKL. Gemeentezaken. Wie zich boos maakt, heeft ongelijk, zegt het Fransche spreekwoord, dat men gerust omkeeren mag, door te zeggen dat wie ongelijk heeft, zich boos maakt. Tot mijn leedwezen nu, heeft het Dagelijksch Bestuur zich in den laatsten tijd her haaldelijk boos gemaakt. Het vermoeden ligt voor de hand, dat even herhaaldelijk toorn de plaats van argumenten moest vervullen, en dat, waar de logica te kort schoot om te overreden, de kwaadheid te hulp werd geroepen om vrees aan te jagen. Ik keek eens rond een kreet van ver rassing ontsnapte mij. Naast de plaats waar mijn hoofd had gerust stond een aarden scho tel, tot aan den rand met frisch water gevuld. Dien zien, opnemen en aan mijn brandende lippen brengen, was het werk van een enkele seconde. O! welk een verkwikking! Het was of nieuw leven mij doorstroomde. Mijn oogen begonnen helderder te worden, en ik onder zocht mijn verblijfplaats om mij omtrent mijn toestand te vergewissen. Aan het einde der holte, in den stam door worm en tijd geknaagd, stond een figuurtje van gebakken steen. Ik herkende er de godin Durga in, aan het zwarte gezicht en de ver bazend lange omgekrulde tong die er uitstak. Om den hals droeg zij een krans van versch geplukte jasmijnen en, op hare knieën rustte een bak, waaruit een welriekend rookwolkje omhoog steeg en de holte vervulde met zijn geur. Uit deze teekenen viel met zekerheid op te maken, dat iemand gedurende mijn verdooving daar geweest was en dat die iemand, wel verre van zich verontwaardigd te tooneii over mijn verblijf op deze heilige plaats, er integen deel op uit was 'geweest mijn lijden te ver zachten, en daar gij allen, mijne heeren weet, welk een afschuw de Brahmanen voor een blanke koesteren, en den afkeer kent, dien de enkele gedachte aan de aanraking van zulk een onrein wezen hun inboezemt, zult gij moeten toestemmen dat de zaak mij veel stof tot nadenken gaf. Heel ver gingen mijn gedachten echter niet, want uitgeput door zwakte zonk ik in mijn vorige houding terug en de dag ging voorbij in een koortsachtigen slaap, afgebroken door benauwende droomen -waaruit ik weder ontwaakte door eene onuitstaanbaren dorst. (Slat volgt) Boos was in de laatste Gemeenteraadszitting de Wethouder van Publieke Werken. Heel veel heeft die nijdige gemoedsstemming niet uitgewerkt; de voordracht om geen proef met een golfbreker te nemen, werd met verpletterende meerderheid ver worpen. Dat is iets, al is het niet veel; want waar zoo duidelijk gebleken is wat de gemeente ambtenaren, zoowel hoogere als lagere, van het nut van een golfbreker denken, is 't licht te be grijpen hoe lang een nieuwe voordracht, tot het wel nemen van een proef, op zich zal laten wach ten ; en met hoeveel bereidwilligheid, en lust om een goed resultaat te verkrijgen, zulk een proef ten langen leste zal worden uitgevoerd. Wij moe ten evenwel tevreden zijn en de groote meer derheid in den Gemeenteraad dank zeggen voor haar juist besluit, genomen ondanks den heftigen tegenstand van den heer Coninck Westenberg. Deze heeft zich inderdaad zeer boos,gemaakt. Eerst argumenteerde hij; en vroeg bijv. of er een meer objectief oordeel mogelijk was dan dat van den Directeur van Publieke werken, die geheel buiten de kwestie staat. Een ander zou allicht in zoo'n geval 't meeste hechten aan het oor deel van hen die binnen" de kwestie staan: in. a. w., die de nadeelige gevolgen van den golf slag ondervinden. In de oogen van den Wethouder is dit zeker niet objectief genoeg. Vervolgens kwam er een serie nuttige wenken en practische raadgevin gen, gedragen op een golf van welsprekendheid, die inderdaad niet te breken was. De meeste monschen houden wel van zoo'n after-dinner speech. De handel moest de jongelui aanwakkeren om naar Indiëte gaan, zei de wethouder naar Atjeh of in de suikercultuur? dit werd in 't mid den gelaten en dan zou.... de golfslag op het IJ niet meer hinderlijk z\jn? neen, dan zou men onze schoone haven niet meer in discrediet bren gen. Het verband met het behandelde onderwerp is wellicht niet iedereen even duidelj/k; maar men moet een wethouder die boos is, en in den avond een ongelukkige voordracht heeft te ver dedigen, zonder d.ai iemand hem te hulp snert, wel iets vergeven. Het door den Wethouder aangehaalde versje van: The fault of the Dutch Is giving too little and asking too much" brengt mij van zelf op de Beursquaestie. Men zal toegeven, dat het jaren lang betalen eener beurs belasting, zonder dat er een nieuwe beurs komt, ook geenszins een juiste verhouding tusschen eischen" en geven" aantoont. Binnenkort even wel zal men met de Beursvoordracht kennis kun nen maken. Laat ons niet nieuwsgierig zijn. Het plan is gebleven, de Beurs op 't gedempte Damrak te plaatsen, een plan, alleen ondersteund door hen die, tot wanhoop gedreven, alles goedvinden om maar van de Beursquaestie af te zijn. Zulk eene gemoedsstemming kan gevaarlijk wor den ; vooral wanneer men overigens over niet veel goede redenen beschikt. Men kent het jongste incident in deze oude quaestie. Het DamrakComitévoor de versiering tijdens 's Konings ver blijf vraagt verlof om van de zandwoestijn een plantsoen te maken en dit te laten staan tot de nieuwe Beurs gebouwd wordt. Dit verzoek wordt geweigerd, omdat men aan het Bureau van Publieke Werken bang is dat de burgerij,' eenmaal een plantsoen hebbende en er aan gewoon geraakt zijnde, het niet meer zal willen missen om op die ongelukkige plaats een beurs te zien verrijzen. Deze reden is toenmaals onomwonden uitgesproken, men ziet, hoe krachtig men zich met die beursplannen waant, als men reeds voor een tijdelijk plantsoen bevreesd is! Na die weigering weigerde de Damrak-Commissie op haar beurt iets te doen. Dit mocht natuurlijk niet. En op kosten der Gemeente werd nu een plantsoen aan gelegd, dat men anders op kosten der Damrakkers had gehad doch nu had men het recht dit onmiddellijk weder in een zandwoestijn te hetscheppen, 't geen dan ook den dag na 's konings vertrek geschiedde. Ik heb dit niet onbekende feit nogmaals ver meld omdat het voor de toestanden in onze stad inderdaad kenschetsend is. Over de nieuw te wachten Beursvoordracht wordt veel gemompeld doch wij doen het best te wachten tot zij in 't Gemeenteblad is ver schenen. Wij kunnen intusschen overwegen wat het nageslacht er van zeggen zou, indien wij, eenmaal een fraaien, broeden toegangsweg van 't Centraalstation naar den Dam bezittende, midden op dien weg een groot gebouw plaatsten, dat het verkeer reeds in den beginne, en in voort durend toenemende mate, zal belommeren, Het Dagelijksch Bestuur heeft zich ook niet weinig boos gemaakt over de adressen van Pen ning en Bos De voordracht die daarover is ver schenen en die binnenkort behandeld zal worden, is inderdaad een meesterstuk. Men weet dat bij het onderzoek, dat de hoogere Politie ingesteld heeft naar het gedrag der lagere Politie (o! Abdera!) men den indnrfe heeft gekregen, alsof de verslagen der dagbladen in hoofdzaak onjuist zijn geweest. De verslaggevers waren abnormaal, zeg gen B. en W., en zij hebben oenige dingen ver teld, die zij niet zelf hebben gezien. Het was dan ook niet te verwachten, dat de politie zou toegeven dat de indruk dien het pu bliek van de gebeurtenissen in Februari heeft nl. dat de politie gemeeno zaak met de antisocialisten heeft gemaakt juist is. Wij zullen er evenwel niet lang over uitwijden ; de voordracht is nog door niemand in bescherming genomen. Maar de aandacht moet nog op twee punten ge vestigd worden. Ten eerste waar het Dagelijksch Bestuur zegt: het is nog altijd de vraag, of de eerste steenworpen niet van de socialisten uitgingen. Dit is een nieuw licht. Een steenworp, als afgesproken sein tijdens een aanval van de straat op een huis dit doet inderdaad de vindingrijkheid van 't Da gelijksch Bestuur alle eer aan. Hot had evenwel een stap verder moeten gaan: het blijft nog de vraag" aldus had do voordracht kunnen luiden of de geheele beweging niet door de socialisten op touw is gezet, om de politie er te laten inloopen." En ten tweede lette men op de volgende woor den, waar de voordracht vermeldt, wat de politie dan wel deed, en waar kennelijk de breedspra kigheid moet verbergen dat eigenlijk niets ge daan werd. De politie heeft zich allereerst beijverd om met de haar ten dienste staande middelen aan het gevecht een einde te maken en, voor zoover dit mogelijk was, bedreigde' personen in veiligheid te brengen. Dat zij er niet in geslaagd is, om te midden der vechtenden tevens den, eigendom volkomen te beschermen, zal haar wel niet als plichtverzuim kunnen worden aange rekend." Elk woord in dezen zin is onbetaalbaar; vooral dat niet volkomen" waar alles kort en klein Het zal ons verwonderen, wat de Gemeenteraad er van zegt. H. Uit het Haagje. Me dunkt, waarde Amsterdammers, groot en klein, van allerlei soort, allerlei kleur de bloedroode uitgezonderd moet ge nu wel moe van 't feestvieren zijn. Acht dagen pret zijn flusjes voorbij, maar evenzeer als men eindelijk uitge huild" raakt, wanneer er een tand in het rad onzer zielsmachine gebroken is, dan ook houdt men eindelijk op met lachen, juichen, hoezee-roe pen en wat daarbij behoort, als men een week lang onder eerebogen heeft doorgewandeld, by tusschenpoozen gehost, zijn keel droog gejubeld, en daarna weer nat gemaakt, zijn arm moe ge zwaaid en zijn beenen afgeloopen heeft. Ik heb u benijd, amici, want een feest als 't uwe, zoo schitterend op 't getouw gezet en zoo enthusiastisch doorgevoerd, is een prachtige bladzijde in uwe stadshistorie. Ik maak u mijn welgemeend compliment, en .... mijne Heeren! ik geloof de tolk te zijn der gevoelens van alle heeren en da mes, hier tegenwoorckjg" ik reken op een groote drie-millioen, de non-valeurs er afgetrokken als ik een driewerf hoezee" voor u aanhef. Lang zult ge leven in gloria-hip-hip-hoera! Maar laat ik tot kalmte inkeeren. anders loop ik gevaar u weer iu de stemming" te brengen, en op oud ijs vriest het licht u 't zitten op uw geduldigen kantoorstoel, die zoo stil ver heugd is, nu ge hem niet langer door uw onge duldig heen en weer schuiven, dat hem in de feestweek deed steunen en kraken van verdriet, even aangenaam te maken als het zitten op gloei ende kolen. Ge zijt nu, als brave Amsterdammers en Oranjelievende patriotten, weer in uw assiette ordinaire en werkt met verdubbelden ijver om uw aan plezier besteden tijd met woeker in te halen. Gaat voort zoo, mijne zonen, gij zult spinazie eten. In onoverdrachtelijken zin: de vruchten van uw arbeid plukken. We zijn nog wel niet in 't best van den spinazie-tijd maar v/e hebben altijd spinazie, als we maar willen, in elk seizoen, op eiken bodem, waar we niet bevriezen of smel ten. Pourvu que la volontéy soit. Dat we met de meeste belangstelling u uit de verte hebben gadegeslagen in uwe uitingen, in uwe demonstraties, in uwe vreugde, dat zult ge op mijn eenvoudige verklaring wel willen aanne men. En ik heb beter gedaan. Ik zei immers in een vorigen brief, dat alleen de man met de zeis mij beletten kon naar Amsterdam te reizen om mede van de pret te zijn, al was 't maar een en kelen dag? Welnu, dat heb ik gedaan, en ik moet zeggen, wat ik gezien heb, was grandioos. En tegelijk voelde ik mezelf zoo ontzaglijk klein bij de gedachte: al die pracht en luister en ver eering voor n hoofd; en ik zwerf hier in deze menschenzee rond met een hongerige maag en een dorstige keel; en van-avond moet ik, bij ge brek aan onderkomen in deze groote stad, met den trein weer weg en als ik dan nog maar zoo gelukkig ben, ergens een plaatsje te vinden, al is 't maar in een beestenwagen! Wanneer men met zulke gedachten rondgaat, kost het moeite, in de stemming te komen, welke bij zulk een duizelingwekkend feest als 't uwe past. Ik heb er me zelf wel een verwijt van gemaakt, dat ik die stemming niet vatten kon, maar de menscli is een onvolkomen wezen; als hij niet op zijn tijd te eten en te drinken krygt en nog vermoeid is op den koop toe, dan schijnt hij maar niet in een vroolijk humeur te kunnen geraken, al wil hij ook. Het doet me intusschen pleizier, dat ik niet de eenige vreemdeling te Amsterdam was, die de stemming niet vatten kon, bij gebrek raan een wei voorziene maag en andere noodwer.digheden waar aan onze zwakke natuur behoefte heeft. Dat alles belet evenwel niet, dat uw feest schitterend was. En nu keer ik weer terug naar 't Haagje. Ik heb beloofd, u in onze nieuwe sociëteit Concordia te introduceeren, wanneer ze eenmaal geopend zou zijn. Welnu, ze is geopend, verleden Zondag, en 't zal me aangenaam zijn, als ge my aan mijn woord wilt houden. Den In Maart van dit jaar zei de president van het voorloopig be stuur, dat waarschijnlijk den 17n April dus zes weken later de sociëteit geopend zou kunnen worden. Ik voor mij, hield dat voor een bluf; want er was eigenlijk nog niets, om de eenvou dige reden dat men wel leden en geld in 't ver schiet, maar nog niets zekers had en dus ook geen overeenkomsten had kunnen sluiten, noch aankoopen doen. Maar een goed voorbereid werk is half uitgevoerd, en zoo was 't hier ook. Het voorloopig bestuur in de algemeene vergadering definitief benoemd, had zoo flink voorbereid, dat het den volgenden dag met alle kracht aan 't werk kon gaan. Toen ik daags vóór de opening eens een kijkje wilde gaan nemen menschen die in kranten schrijven zijn altijd nieuwsgieriger dan gewone menschen vond ik, behalve eeue groote drukte en veel gesjouw met kisten en huisraad, een briefje op de geopende deur geplakt: het is verboden vóór de opening der sociëteit binnen te treden." Zoo, dat ik, daar is geen woord Fransch bij. Mij, mede-oprichter van Concordia, wordt verboden binnen te treden. Waarom wordt me 't zelfde niet beleefd verzocht? Zoo groot is mijn krantenschrijvers nieuwsgierigheid niet, of ik ben nog wel gevoelig, gevoeliger zelfs voor een vriendelijk verzoek dan voor een waarschuwing, als: hier liggen voetangels en klemmen. Maar de eerlijk heid gebood me tevens, te erkennen dat niet iedereen die gevoeligheid bezit, ja, dat er zetfs menschen zijn, misschien ook wel journalisten, die er niet tegen opzien zelfs geen notitie vaa een.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl