Historisch Archief 1877-1940
514,
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
.i,
verbod te nemen, als ze ergens een nieuwtje
kunnen oploopen.
Ik keerde Concordia den rug toe en dacht, niet
zonder een zweem van leedvermaak, in't vooruit
zicht dat nu mijn voorspelling moest uitkomen:
,^Als die sociëteit morgen om twee uren geopend
wordt, zal ze er ook gezellig uitzien. Alles ligt
nog overhoop; 't is een chaos, een baaierd" . . .
En, wat zal ik u zeggen? Mijn voorspelling was
de profetie van een profeet die .... brood eet.
Uit den baaierd had zich orde ontwikkeld, een
volkomen orde, die niets te wenschen overliet.
't Zag er alles even keurig, fatsoenlijk en gezel
lig uit. 't Is waar, we zijn niet zoo grootsch, zoo
voornaam ingericht als de Witte, maar wel zoo
behagelijk. Ten minste, ik gevoel mij in Concordia
sinds dien korten tijd al veel meer thuis dan in
onze oude Witte, die heel veel goeds heeft, maar
't gezellige nu juist niet aan al dat goeds paart.
Ook is ons, bewoners van 't nieuw gedeolte, de
Witte wat ver uit de buurt, en daarom zijn we
zeer in' onzen schik met onze nieuwe soos, die
ons minstens drie paar zolen in een jaar uitwint,
een niet te verwerpen voordeel in deze slechte
tijden
Van slechte tjjden gesproken: we zijn dezen
winter heel veql uit geweest, natuurlijk om
zooveel mogelijk vergoeding te vinden voor de
haf d times, maar nu loopen onze
winter-vermakelijkheden op haar eind, wat me, van achteren
beschouwd, heel veel plezier doet, want al zijn ze
een aangename troost in den druk der slechte
tyden, goedkoop zijn ze daarom niet; derhalve
ook niet bijzonder geschikt om den slechten tijd
beter voor ons te maken. Bij 't opmaken mijner
balans heb ik dan ook bespeurd, dat die balans
niet erg . . . balanceert. En 't zou me niet ver
wonderen of er zijn meer balansen in den Haag,
wier schaal van het credit die van het debet maar
niet kan overhalen, dank zij al de genoten
winterpret, welke thans in den vorm van onbetaalde
rekeningen die debet-schaal naar beneden drukt.
't Is goed, dat we den komkommer-tijd der
amusementen vóór de deur hebben. Al kunnen
we niet, zooals gij, mannen van de beurs, in de
korte periode tusschen winter- en zomer-vermaak
het verbroken financieel evenwicht herstellen,
we kunnen dan toch netjes drogen", wat
zooveel beteekent als zuinigjes aandoen, voor zoo
ver fatsoen" dat veroorlooft, want daarmee moe
ten wy', ongelukkige Hagenaars, vóór alles rekening
houden, dat weet ge. In dit benarde geval
schiet ons dus niets anders over, dan de
vleeschporties wat kleiner te maken en, zooals de Ara
bieren doen, wanneer hun de maag erg jeukt, den
gordel wat stijver toe te halen.
Zooals ge weet is de toestand van anarchie bij
ons zoogenaamd conservatief Haagsch blad opge
heven. Aan 't hoofd der redactie staat thans een
aristocratisch heer en men zegt dat deze omstan
digheid over 't algemeen geen gunstigen invloed
op de bekende nederigheid onzer Journalisten
heeft uitgeoefend. Nu de adel het niet beneden
zijn waardigheid acht, tot de krantenschrijvers af
te dalen, kunnen de laatsten ook wel zich tot de
aristocratie opheffen. Ik, die nooit trotsch ben
geweest ik had er trouwens ook geen reden
toe voel nu toch, terwijl ik dit schrijf en dus
ook kranten-schrijverswerk verricht, een zeker
gevoel van hoovaardij mijn hart binnensluipen.
Van den luister die thans het Dagblad omgeeft,
straalt een vonkje op mij af. Gelukkige
PASQUINO !
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre: Geluk bij vrouwen.
Parkschouwburg: De Jodin.
Geluk bij vrouwen" is een even frisch ont
worpen, vlot geschreven, schadeloos Lustspiel als
de meeste tooneelgewrochten van den vruchtbaren
oud-Officier Gustav von Moser. Er is geen verge
lijking tusschen dergelijke onderhoudende afspie
gelingen van het dagelijksch leven, gekruid door
eenige toevalligheden en kwinkslagen, met de
beste produkten der moderne fransche Thalia
mogelijk.
Men gaat, voor zyn uitspanning, zulk een voor
stelling bijwonen, en als de artiesten zich zoo goed
van hun taak kwijten als in dit stuk. bij de
Heeren van Lier, het geval is, dan vermaakt men
zich kalm.
's Heeren Schöllers dochter Livia is getrouwd
met G tor ge F alk. Zij komen juist te rug van hun
huwlijksreis. De vader ondervraagt beiden omtrent
hun geluk. Zij zijn zeer te-vrede, maar He partner is
wel wat stil, laat zich wel wat weinig gelden, heet
het. Dit omtrent elkaar vernemende, besluiten
beiden wat nadruklijker op te treden.
Mevrouw Von Güsen, eene Chdtelaine, die zich
rijk gelooft, dank zij de voorstellingen van haar
kleinzoon, wien de moed ontbreekt eene treurige
waarheid mee te deelen, wordt in haar moeilijk
heden (als die gebleken hebben) door een ruwen
graanhandelaar Holsman bijgestaan. Haar klein
zoon Max is verliefd op Schöllers jongste dochter
Marie. De grootmoeder is aanvankelijk tegen het
huwelijk, minder uit adeltrots, dan wijl ze niet
wil, dat men zal kunnen zeggen: de arme
Jonker heeft een rijke burger dochter getrouwd."
Als Holzman haar eigendom gedeeltelijk gekocht
heeft en zij dus weer in bonis komt, staat zij het
huwlijk toe, al is haar kleinzoon geen gunsteling
der vrouwen in 't algemeen.
De titel dankt het stuk aan den bemiddelden
toerist Alfred Bona, die werk maakt van zekere
Valérie Sterneck, een Dame, die een bloeyende
handelszaak heeft. Bona is een poppegek. maar
met het dramatiesch verband heeft zijne behaag
zucht en inbeelding weinig te maken. Trouwens
er is schier geen dramatiesch verband. Misschien
trouwt Frau Sterneck hem wel. Nog komt er oen
dwaze Edelman in het stuk voor, met name Von
Sensenheim. Ook deze Heer valt buiten de aktie.
Geen Franschman zou zich veroorloven zulk
een stuk te schrijven. Maar als ik zeide: zoo
goed gespeeld, geeft het toch genoegen.
Ik heb geene aanmerkingen op de goede en
eenvoudige rolvervulling der Heeren K. Vos
(Scholier), André(George), Ruygrok (Von Sen
senheim) , Verhagen (Holzman), Kamphuisen
(Mathijs, huisknecht); even-min van de Dames
Van Rossum (Mevr. Von Güsen), Meeuwissen
(Sterneck), Van Gelder (Lima Scholier). ^^
Bizonder heeft zich onderscheiden de Heef
Moor, die, zonder overdrijving, een
allervermakelijkste charge van Alfred Bona geleverd heeft.
De Heer Malherbe speelde voor den Jonker Von
Güsen, een assessor, een verstandig Edelmannetjen.
Ik denk niet, dat er iets van de rol te maken
was; zij is, door den auteur, zeer grijs behandeld.
Het eenige oogenblik, dat bevrucht had kunnen
worden, was dat, waarin Von Sensenheim aan
Max zyne mindere waardeering van Marie Schol
ier te kennen gaf, om dat zij niet van adel was.
Max toizeerde op dit gezegde den Baron met
zekere burgerlijkheid. Een lichte verheffing van
het hoofd en de zweem van een smadelijke grim
lach waren beter geweest. Dit kon den Heer
Malherbe niet moeilijk vallen, want hij heeft een
fatsoenlijk uiterlijk.
Mej. E. van Biene (Marie) zag ik voor het eerst.
Zij is waarschijnlijk een zuster van Mej. Fanny.
Dramatiesch bloed leeft in de aderen van die
VanBienes. Zij heeft haar rolletjen vlug en aardig ver
vuld. Hare toiletten waren wel verzorgd, 't Was jam
mer, dat van de gelaatsverw misbruikt was. Die als
blondine optreedt, moet zich zulke zwartka»tige
wenkbraauwen niet maken; al vindt men bij Fran
sche aktrices de zelfde fout. Het rood onder de
oogen herinnerde mij de Se/mmfc-gewoonten van
vóór veertig jaren.
Over het geheel verdient de uitvoering lof, en
de wijze waarop zich de personaadjes bezighiel
den, die niet aan het woord waren, doet alle eer
aan de régie van den Heer Saalborn.
De muzikologen hebben al om strijd hulde ge
bracht aan de uitvoering der Juive" van (Scribe
en) Halévy, in 't Nederlandsen; maar ik wil, van
mijn kant, niet nalaten den Heer de Groot geluk
te wenschen met de zware, doch gelukkig ge
slaagde onderneming.
Met groote vreugde heeft ieder, die hart voor
het Nederlandsch Tooneel heeft, vernomen, dat
bij deskundigen en desbevoegden in overweging
is, welke maatregelen zouden kunnen genomen
worden, om den Heer de Groot tegen
te-leurstellingen in zijn edel streven te waarborgen.
Het is geen kleinigheid, om hier een hollandsche
operatroep op de been te brengen en te houden,
die de operaas van Meyerbeer en Halévy kan
geven, en dan heeft de Heer de Groot nog, voor
sommige hoofdemplooyen, doublures. De Ie tenoren
Verbijn en Van Os wisselen elkaar af in de rol
van Eléazar en de Heeren Jahn en De Vries
spelen om en om den Léopold.
Ik zeg spelen, om dat bij dit gezelschap werke
lijk gespeeld wordt. Er zijn beroemde zangers en
zangeressen, die, eene partij in een opera vervul
lende, genoeg meenen te doen, als zij de ariaas,
duetten, trioos enz. recitatieven en wat dies meer
zij, netjens of krachtig afzingen, in de orde door
dichter en komponist vastgehouden. Zij brengen
de algemeene tooneeleischen niet zelden aan de
speciale voorschriften der virtuozenwet ten offer
en vergrijpen zich, zoo doende, aan de algemeene
aesthetika.
Maar ik moet zeggen, dit was in De Jodin"
volstrekt het geval niet. Er was liefde en ijver
bij de verschillende personaadjes. Ook de choren,
dank zij zeker 's Heeren de Groots régie, waren
tamelijk geanimeerd, wat hun optreden en licht
samenspel aanging.
Maar onze hoogste hulde verdient Mevrouw
Ophemert-Schwencke die met warmte en kleur de
rol van Rachel vervuld heeft, zonder dat een
oogenblik haar zang er onder leed: in-tegendeel:
hare dramatische kracht als cantatrice nam toe
in evenredigheid van haar charakteristieke spel.
Op de tooneelschikking zou men de aanmerking
kunnen maken, dat, na de wechruiming der
tafelfakkels bij het joodsche gastmaal, de kamer in
het donker blijft, en dat het geheele bedrijf, met
de Princes Eudoxia aldus wordt afgespeeld.
't Is mogelijk, dat dit traditie is; maar 't is
toch een weinig ongerijmd.
Van het kostuum wil ik niet spreken. Daarin
zwaait, voor zulke werken, de traditie haar scep
ter. Toen de Juive" voor het eerst vertoond
werd (1834), was men niet zeer op de hoogte van het
XVde-eeuwsche gebruik, en de meeste zaken zijn
gebleven, gelijk men ze toen heeft ingevoerd.
Welke Keizer bijv. zou, in vollen vrede, met een
verguld harnas aan, ten feestdisch verschijnen?
Daargelaten, dat dit geheele harnas, ten jare
1441, toch moeilijk te rechtvaardigen zou wezen.
De vertaler, die zich Abel noemt, verdient
bizonderen lof voor de vervaardiging van dit libretto.
't Is geen kleinigheid zoo'n opera te vertalen. De
text van 't oorspronkelijke ligt velen hoorders bij;
en de vertaling aannemelijk te maken, is een zeer
moeilijk ding, ook al is men de groote bezwaren
der overzetting te boven gekomen.
Maar alles liep flink van stapel. Eere zij den
Direkteur de Groot, den Kapelmeester La Fuente,
den artiesten, waarbij de Vlamingen wél zullen
doen, op het voorbeeld van Mev. Beersmans, zich
de hollandsche uitspraak wat meer eigen temaken,
en ook den verdienstelijken vertaler.
De rolverdeeling was als volgt: JSléazar, Verbijn
of Van Os, Kardinaal, Schmier, Léopold, Jahn
of De Vries, Ruggiero, Albers, Sergeant,
Leeuwondal. Rachel, Mev. Ophemert-Schwencke, Eudoxie,
Mej. Donker.
Wij hopen hartelijk, dat de Hollandsche opera,
herrezen in de tweede helft der XlXe Eeuw, op
de been mag blijven. Wij zullen gaarne goede
oorspronkelijke zangspelen komen toejuichen; maar
al te-vreden zijn, wanneer ons vertalingen van de
meesterwerken worden voorgezet.
27 Ap. 87. AM. TH
LEA MENDELSSOHN-BARTHOLDY
uit hare correspondentie.
In het boek Das Hans Mendelssohn, waarin
een aantal van de belangwekkendste figuren uit
deze merkwaardige familie zijn geschilderd, heeft
men aan Lea Mendelssohn-Bartlioldy, de moeder
van den componist Felix, niet eene zoo ruime
plaats gegeven, als haar toekwam. Haar por
tret is er in opgenomen, en eenige bijzonderhe
den, welke ook den invloed verklaren, dien zij op
haar genialen zoon uitoefende, maar eene zoo
beteekeniȴolle figuur, als zij blykens hare cor
respondentie in eene studie van Adolph Beer
geexcerpeerd, geweest is, is zij in het boek niet ge
worden.
Lea Salomon was uit eene welgestelde familie
te Hamburg gesproten; zeven-en-twintig jaar oud
reikte zij Abraham Mendelssohn, den zoon van
den grooten Joodschen hervormer, de hand. Te
Hamburg werden, behalve Felix, nog twee kinde
ren uit dit huwelijk geboren, het vierde zag t
Berlijn het levenslicht. Alle vier werden Chris
telijk opgevoed, Lea en Abraham gingen eerst
later, in 1823, te Frankfort tot het Christendom
over; zij voegden tevens den naam Bartholdy,
uit Lea's familie, aan den hunnen toe.
In het begin dezer eeuw waren te Berlijn verschei
dene Joodsche vrouwen het middelpunt van letter
kundige en sociale kringen. Het meest bekend zijn
de geestige Rahel Lewin, later de vrouw van von
Varnhagen; de twee dochters van Mozes Men
delssohn, Dorothea en Henriëtte, van welke de
eerste de vrouw van Friedrich Schlegel werd; de
gezusters Marianne en Juichen Saaling, Marianne
zeer lang een schoonheid van den eersten rang.
Juichen de moeder van Paul Heyse. Lea telde
ook in deze kringen mede; niet zoo schitterend
geestig als de levendige Rahel, had zij even
veel verstand en beminnelijkheid. Hare belezenheid
was verbazend; behalve de Duitsche litteratuur
van haren tijd volgde zij ook met de grootste
belangstelling die van Frankrijk, en gedeeltelijk
die van Engeland. Zij las geschiedenis en
phllosophie, zelfs van de zwaardere soort, en volgde
de ontwikkeling der groote politieke vraagstukken
van den dag.
Toen Abraham Mendelssohn een rijk man was
geworden, en het groote huis in de
Leipzigerstrasse bewoonde, waar thans de Duitsche Rijksdag
zijn zittingen houdt, ontving Lea de beste namen
uit de Berlijnsche société. Hier kwamen de beide
van Humboldts, Schleiermacher, Gans,Hegel,Boeckh,
Varnhagen, en later, toen Felix en Fanny hun
muzikalen aanleg toonden, ook de kunstenaars en
kunstliefhebbers van den dag.
Dat van Lea eene uiterst belangrijke correspon
dentie over is, heeft men voornamelijk te danken
aan hare vriendschap voor Henriëtte von Pereira,
geboren Arnstein, te Weenen, welke aldaar, on
danks de veroordeelen der Oostenrijksche hoofd
stad, eene bijna even benijdbare positie innam,
als Lea te Berlijn. Henriëtte was ten huize van
Lea's ouders opgevoed, de vriendschap der beide
vrouwen duurde tot haren dood; zij hielden elkan
der op de hoogte van hetgeen er in de wereld
van kunst en poëzie voorviel, en introduceerden
bij elkander de kunstenaars uit Weenen, die
Berlijn, en omgekeerd, bezochten.
Lea was een der eerste bewonderaarsters van
Grillparzer, wiens romantische melancholie zij
echter in vergelijking met Göthe's opgeruimde
majesteit en kracht op de juiste wijze apprecieerde.
In 1826 bezocht Grillparzer Berlijn en werd ook
ten huize van Mendelssohn ontvangen, waar hij
eert zeer gunstigen indruk maakte, ofschoon men
zijn lijdend uitzicht en pessimisme beklaagde.
Daarna komen brieven, die over de vorderingen
van Felix, en over zijne leermeesters handelen.
Over Zelter heet het: zelfs onder de lesuren
van de kinderen verzuim ik ongaarne een oogen
blik, want hij heeft zooveel geest, smaak, humor
en zelfs genie in zijn gesprek, dat het mij vaak
spijt, dat ik het beste daaruit niet heb
opgeteekend. Bij hem schijnt het geloof der ouden, dat
de mensch twee zielen bezit, waarheid te zijn. want
ik kan niet tegenspreken, dat dezelfde man, die
vaak met de inspiratie van den kunstenaar, den
treffenden ernst van den denker en de geestig
heid van Jean Paul meesleept, ook erg plat en
prozaïsch kan zijn." Een brief in 1833, vertelt
Zelter's dood en begrafenis, waarbij Schleiormacher
de lijkrede hield. Zelters beteekenis als uitvoe
rend en voortbrengend kunstenaar," schrijft zij,
was niet zoo buitengewoon, en toch heeft hij
meer uitgewerkt en tot stand gebracht, dan vele
der grootste virtuozen en kunstenaars, zijne
origineele, degelijke persoonlijkheid trok allen aan,
en wist in grooten kring leven te wekken."
Van de vorderingen van Felix vindt men een
getrouw verslag in zijn moeders brieven; het is
eigenlijk verrassend en onnatuurlijk, dat hij, dio
bepaald voor wonderkind opgeleid werd, zich als
krachtig man en krachtig kunstenaar is blijven
ontwikkelen. Men leze dezen brief van Lea over
Felix, twaalfden verjaardag:
BERLIJN, 26 Februari 1821.
Mendelssohn wenschte, dat Felix eens eene
grootere compositie ondernemen zou, en Dr. Casper,
die den vorigen zomer met hem te Parijs was,
bewerkte daar een operatekst, dien Felix tegen
het eind van September op muziek begon te zetten.
Er was afgesproken, dat niemand vóór de voltooiing
er iets van zien zou, en behalve Fanny heeft
niemand er ook een noot van gezien, totdat het
werk ingestudeerd werd. Op vaders verjaardag, 11
December, werd het geheel onder ons bij de piano
gezongen. Felix wilde het werkje aan niemand,
zelfs niet aan zijn onderwijzers toonen, zelfs moesten
twee rollen door een zelfde persoon gezongen
worden, om het incognito to bewaren. Alleen zijn
vrije uren gebruikte hij er negen a tien weken
lang voor, en copiëerde tot dien tijd nog veel er
van zelf, daar hij voor het instudeeren de partituur
niet uit handen wilde geven. Tegenover zijn dich
ter sprak hij levendig over den wensch, om het
eens met al de instrumenten te kunnen hooren,
en ge begrijpt wel, dat wij dien vervulden. Wij
kozen 3 Februari, zijn twaalfden verjaardag, er
voor uit, en met toebereidselen, repetitiön, enz.
hadden wij het niet weinig druk. In de ruime
zaal was een allerliefst compleet tooneel opge
slagen. In het midden daarvoor was het orkest,
uit do beste leden der koninklijke kapel
samengekozen ; Felix zat in het midden, voor de piano,
en dirigeerde. Het achtergedeelte der zaal was
verhoogd, en dicht bedekt met toeschouwers.
Eerst werd er een kluchtspel naar het Fransch,
L'homme automate gegeven, waarbij Felix een
onverture met allerlei bekende volksliederen in
Franschen trant had gecomponeerd. In de opera
had Madame Robert de hoofdrol, Fanny was de
soubrette, de tenorpartijen werden gezongen door
Beer en Stümer, de bassen door Dr. Casper en
nog een goeden vriend. Het karakter der muziek
was opgeruimd en gevoelvol, al naar dat de tekst
het eischte. De ensembles getuigen van een be
kendheid met de veelstemmige compositie en vooral
de behandeling der instrumenten van een door
zicht, dat hij een eerste proef aan het
ongeloofelijke grenst. Zeer interessant was daarom de
proeve met instrumenten; mij scheen het on
mogelijk, dat een kind met het klankgehalte van
ieder deel van het orkest zoo vertrouwd kon zjjn,
dat er geen twintig dwaasheden zouden voorval
len en menigeen zijne partij niet onuitvoerbaar
vond, daar toch geen deskundige een regel ervan
gezien had, veel minder geretoucheerd had. De
oude kunstenaars echter waren er allen over ver- _
baasd, alles vloeiend, zuiver en met het karakter"
van ieder instrument overeenstemmend te vinden.
De bejaarde contrabassist zat heete tranen te
schreien, en in 't algemeen was ondanks de
vroolijke stemming, die over het stukje lag, de indruk
die van aandoening. Dit herinnerde mij aan de
uitwerking, die, juist omgekeerd, zijn klavierspel
in vroegere jaren opwekte; alles lachte dan, al
was ook het voorgedragene zeer ernstig, omdat
de ongedwongene lichtheid van het spel en de
leeftijd een zoo vermakelijke uitwerking had. In
het begin had het kind, ondanks allen lof
bescheiden, er niet toe willen overgaan, zelf te
dirigeeren; zijne viool- en pianomeesters wilden
het echter, en nu deed hy het met de rust, ze
kerheid en vastheid van een ervaren kapelmeester.
Na het slot werd hij op het tooneel geroepen,
en toen hij niet wilde komen, droegen hem Stil-,
mer en Casper, ondanks alle tegenstribbelen, op
het tooneel. Het meest verheugde het hem, dat
ik zyn wensch vervuld en hem een paar pauken,
die gestemd konden worden, had cadeau gedaan:
deze stonden onder de piano en hij sloeg ze zelf
by de paar stukken waarbij ze behoorden, zeer
handig Het was een onvergetelijk gezicht voor
het hart der ouders, het schoone kind met de
Rafaëlslokken, onder al die kunstenaars te zien
zitten . .."
Op 6 Mei is er al weder een verhaal van eene
operette, waarvan Dr. Casper den tekst aan het
Fransch ontleend had, en waarin, volgens Zelter,
een mannenquartet, Cimarosa waardig, voorkwam.
Een jaar later maakte Mevrouw Lea eene reis
naar AVeimar, oö» er Göthe, voor wien zij te
Berlijn ijverig propaganda had gemaakt, en
Schopenhauer een bezoek te brengen. Felix was sinds
lang bij hen geïntroduceerd geworden.
Met innige moedervreugde zag ik," schrijft zij,
dat Felix zich onder deze uitstekende menschen
bijzonder bemind gemaakt had, en gaarne dankten
hem zijne gelukkige ouders voor de uitnemende
vriendelijkheid, waarmede wij ontvangen werden.
Göthe, do voorname, hooge, ministerieele, om wien
waardigheid, adel, roem, dichterlijke glans, genie
en vernuft van iederen aard een verblindende
stralenkroon vormen, voor wien gewone sterve
lingen van ontzag beven, is zoo vriendelijk, zacht,
ja bijna vaderlijk voor den knaap, dat ik slechts
met vreugdevollen dank en innige aandoening,
mij deze zalige beelden voor den geest kon roepen.
Daar Güthe van gewone muziek niet houdt, was
zijne piano sedert Felix' vertrek bijna onaange
roerd gebleven en nu opende hij haar met de
woorden : kom en wek mij weder al de gevleu
gelde geesten, die er zoo lang in gesluimerd
hebben!"
Dat Lea hier niet door moederlijken trots veel
meer dan de werkelijkheid zag. blijkt uit brieven
van Göthe uit dien tijd aan Felix zelven, waar
uit deze zelfde ingenomenheid met den jongen
componist spreekt.
Het is opmerkelijk" zegt Adolph Beer, zoo
weinig kwaadsprekerij over vrouwen er in de
damesbrieven van Lea Mendelssohn, die zich toch
over eene halve eeuw uitstrekken, voorkomt."
Daarentegen worden ons telkens meer beroemde
personen voorgesteld. Moscheles en Paganini,
de zangeres Henriëtte Sontag, do actrice Pêche,
de taaigeleerde Heyse, die met Julie Saaling
trouwde en de vader van Paul Heyse werd, Rahel
Varnhagen vinden er ieder eene korte, maar
krachtige karakterteekening. August Wilhelm
von Schlegel beviel niet bijzonder ; hij had veel
belachclyks over zich, waartoe vooral zijn
pretentiën op jeugd en schoonheid behooren. Voor
een uitgelezen publiek hield hij lezingen,
die algemeen mishaagden. Alexander
Humboldt scheen zijn booze geest, die hem met
welsprekendheid, satire, geest, spotternij, in aUp
opzichten sloeg en vernietigde, waartegen ik nooit
een uitstekend man zich met minder tegenwoor
digheid van geest zag verdedigen, dan Schlegel."
Dan schrijft zij over Holtey, Eckermann, Ampère,
dien wij in den laatsten herfst voel gezien heb
ben; hij heeft zijne uitstapjes tot in Lappmarken
voortgezet, en niet gerust, voor hij in oene hut
van boomschors, rendicrvleesch gegeten had. Hij
is zeer opgewonden, beminnelijk, champagne-achtig;
ik had niet van hem gedacht, dat hij zoo diep
in Göthe's moeielijkste gedicht (Helena) zou door
dringen. Eenigo gedeelten zijn ongeloofelijk goed
door hem vertaald." In 1828 was er oene dochter
van Schiller bij hen gelogeerd, eene trotsche
schoonheid"; in 1833 is er een zeer fraaie brief
over den dood van Rahel Varnhagen; later, na
den dood van harer man, handelen de brieven
over den kring waarin hare beide getrouwde doch
ters leefden. De eene was met den schilder HenseL,
de andere met den mathematicus Dirichlet ge
trouwd.
Ook met de vrouw van Felix was zij zeer
ingenomen. Na de glansperiode van haar huis,
worden echter de brieven, minder algemeen inte
ressante zaken behandelend, alleen voor haar eigen
karakter van belang; na den verjaarsbrief aan Mevr.
von Pereira op 29 November, overleed zij den
12 December, na een lijden van geen vier- en
twintig uren, en een leven vol werkzaamheid in
genot van de edelste soort.
NOG EVEN HET WAPEN VAN
TESSELSCHADE.
Strenge logika zit bij den schrijver van de
Oud-Ainst. Vcrsch." niet voor. Alle gaven vallen
ook den zelfden persoon niet ton deel.
Het punt in qusestie is juist, of wij met een
fictief wapen" te doen hebben. Verwondering
zou te pas komen, als er veel tyd werd besteed
aan de toelichting van een wapen, welks niets
waardigheid door de beide partijen erkend werd.