De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 1 mei pagina 3

1 mei 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

514, DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. .i, verbod te nemen, als ze ergens een nieuwtje kunnen oploopen. Ik keerde Concordia den rug toe en dacht, niet zonder een zweem van leedvermaak, in't vooruit zicht dat nu mijn voorspelling moest uitkomen: ,^Als die sociëteit morgen om twee uren geopend wordt, zal ze er ook gezellig uitzien. Alles ligt nog overhoop; 't is een chaos, een baaierd" . . . En, wat zal ik u zeggen? Mijn voorspelling was de profetie van een profeet die .... brood eet. Uit den baaierd had zich orde ontwikkeld, een volkomen orde, die niets te wenschen overliet. 't Zag er alles even keurig, fatsoenlijk en gezel lig uit. 't Is waar, we zijn niet zoo grootsch, zoo voornaam ingericht als de Witte, maar wel zoo behagelijk. Ten minste, ik gevoel mij in Concordia sinds dien korten tijd al veel meer thuis dan in onze oude Witte, die heel veel goeds heeft, maar 't gezellige nu juist niet aan al dat goeds paart. Ook is ons, bewoners van 't nieuw gedeolte, de Witte wat ver uit de buurt, en daarom zijn we zeer in' onzen schik met onze nieuwe soos, die ons minstens drie paar zolen in een jaar uitwint, een niet te verwerpen voordeel in deze slechte tijden Van slechte tjjden gesproken: we zijn dezen winter heel veql uit geweest, natuurlijk om zooveel mogelijk vergoeding te vinden voor de haf d times, maar nu loopen onze winter-vermakelijkheden op haar eind, wat me, van achteren beschouwd, heel veel plezier doet, want al zijn ze een aangename troost in den druk der slechte tyden, goedkoop zijn ze daarom niet; derhalve ook niet bijzonder geschikt om den slechten tijd beter voor ons te maken. Bij 't opmaken mijner balans heb ik dan ook bespeurd, dat die balans niet erg . . . balanceert. En 't zou me niet ver wonderen of er zijn meer balansen in den Haag, wier schaal van het credit die van het debet maar niet kan overhalen, dank zij al de genoten winterpret, welke thans in den vorm van onbetaalde rekeningen die debet-schaal naar beneden drukt. 't Is goed, dat we den komkommer-tijd der amusementen vóór de deur hebben. Al kunnen we niet, zooals gij, mannen van de beurs, in de korte periode tusschen winter- en zomer-vermaak het verbroken financieel evenwicht herstellen, we kunnen dan toch netjes drogen", wat zooveel beteekent als zuinigjes aandoen, voor zoo ver fatsoen" dat veroorlooft, want daarmee moe ten wy', ongelukkige Hagenaars, vóór alles rekening houden, dat weet ge. In dit benarde geval schiet ons dus niets anders over, dan de vleeschporties wat kleiner te maken en, zooals de Ara bieren doen, wanneer hun de maag erg jeukt, den gordel wat stijver toe te halen. Zooals ge weet is de toestand van anarchie bij ons zoogenaamd conservatief Haagsch blad opge heven. Aan 't hoofd der redactie staat thans een aristocratisch heer en men zegt dat deze omstan digheid over 't algemeen geen gunstigen invloed op de bekende nederigheid onzer Journalisten heeft uitgeoefend. Nu de adel het niet beneden zijn waardigheid acht, tot de krantenschrijvers af te dalen, kunnen de laatsten ook wel zich tot de aristocratie opheffen. Ik, die nooit trotsch ben geweest ik had er trouwens ook geen reden toe voel nu toch, terwijl ik dit schrijf en dus ook kranten-schrijverswerk verricht, een zeker gevoel van hoovaardij mijn hart binnensluipen. Van den luister die thans het Dagblad omgeeft, straalt een vonkje op mij af. Gelukkige PASQUINO ! Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre: Geluk bij vrouwen. Parkschouwburg: De Jodin. Geluk bij vrouwen" is een even frisch ont worpen, vlot geschreven, schadeloos Lustspiel als de meeste tooneelgewrochten van den vruchtbaren oud-Officier Gustav von Moser. Er is geen verge lijking tusschen dergelijke onderhoudende afspie gelingen van het dagelijksch leven, gekruid door eenige toevalligheden en kwinkslagen, met de beste produkten der moderne fransche Thalia mogelijk. Men gaat, voor zyn uitspanning, zulk een voor stelling bijwonen, en als de artiesten zich zoo goed van hun taak kwijten als in dit stuk. bij de Heeren van Lier, het geval is, dan vermaakt men zich kalm. 's Heeren Schöllers dochter Livia is getrouwd met G tor ge F alk. Zij komen juist te rug van hun huwlijksreis. De vader ondervraagt beiden omtrent hun geluk. Zij zijn zeer te-vrede, maar He partner is wel wat stil, laat zich wel wat weinig gelden, heet het. Dit omtrent elkaar vernemende, besluiten beiden wat nadruklijker op te treden. Mevrouw Von Güsen, eene Chdtelaine, die zich rijk gelooft, dank zij de voorstellingen van haar kleinzoon, wien de moed ontbreekt eene treurige waarheid mee te deelen, wordt in haar moeilijk heden (als die gebleken hebben) door een ruwen graanhandelaar Holsman bijgestaan. Haar klein zoon Max is verliefd op Schöllers jongste dochter Marie. De grootmoeder is aanvankelijk tegen het huwelijk, minder uit adeltrots, dan wijl ze niet wil, dat men zal kunnen zeggen: de arme Jonker heeft een rijke burger dochter getrouwd." Als Holzman haar eigendom gedeeltelijk gekocht heeft en zij dus weer in bonis komt, staat zij het huwlijk toe, al is haar kleinzoon geen gunsteling der vrouwen in 't algemeen. De titel dankt het stuk aan den bemiddelden toerist Alfred Bona, die werk maakt van zekere Valérie Sterneck, een Dame, die een bloeyende handelszaak heeft. Bona is een poppegek. maar met het dramatiesch verband heeft zijne behaag zucht en inbeelding weinig te maken. Trouwens er is schier geen dramatiesch verband. Misschien trouwt Frau Sterneck hem wel. Nog komt er oen dwaze Edelman in het stuk voor, met name Von Sensenheim. Ook deze Heer valt buiten de aktie. Geen Franschman zou zich veroorloven zulk een stuk te schrijven. Maar als ik zeide: zoo goed gespeeld, geeft het toch genoegen. Ik heb geene aanmerkingen op de goede en eenvoudige rolvervulling der Heeren K. Vos (Scholier), André(George), Ruygrok (Von Sen senheim) , Verhagen (Holzman), Kamphuisen (Mathijs, huisknecht); even-min van de Dames Van Rossum (Mevr. Von Güsen), Meeuwissen (Sterneck), Van Gelder (Lima Scholier). ^^ Bizonder heeft zich onderscheiden de Heef Moor, die, zonder overdrijving, een allervermakelijkste charge van Alfred Bona geleverd heeft. De Heer Malherbe speelde voor den Jonker Von Güsen, een assessor, een verstandig Edelmannetjen. Ik denk niet, dat er iets van de rol te maken was; zij is, door den auteur, zeer grijs behandeld. Het eenige oogenblik, dat bevrucht had kunnen worden, was dat, waarin Von Sensenheim aan Max zyne mindere waardeering van Marie Schol ier te kennen gaf, om dat zij niet van adel was. Max toizeerde op dit gezegde den Baron met zekere burgerlijkheid. Een lichte verheffing van het hoofd en de zweem van een smadelijke grim lach waren beter geweest. Dit kon den Heer Malherbe niet moeilijk vallen, want hij heeft een fatsoenlijk uiterlijk. Mej. E. van Biene (Marie) zag ik voor het eerst. Zij is waarschijnlijk een zuster van Mej. Fanny. Dramatiesch bloed leeft in de aderen van die VanBienes. Zij heeft haar rolletjen vlug en aardig ver vuld. Hare toiletten waren wel verzorgd, 't Was jam mer, dat van de gelaatsverw misbruikt was. Die als blondine optreedt, moet zich zulke zwartka»tige wenkbraauwen niet maken; al vindt men bij Fran sche aktrices de zelfde fout. Het rood onder de oogen herinnerde mij de Se/mmfc-gewoonten van vóór veertig jaren. Over het geheel verdient de uitvoering lof, en de wijze waarop zich de personaadjes bezighiel den, die niet aan het woord waren, doet alle eer aan de régie van den Heer Saalborn. De muzikologen hebben al om strijd hulde ge bracht aan de uitvoering der Juive" van (Scribe en) Halévy, in 't Nederlandsen; maar ik wil, van mijn kant, niet nalaten den Heer de Groot geluk te wenschen met de zware, doch gelukkig ge slaagde onderneming. Met groote vreugde heeft ieder, die hart voor het Nederlandsch Tooneel heeft, vernomen, dat bij deskundigen en desbevoegden in overweging is, welke maatregelen zouden kunnen genomen worden, om den Heer de Groot tegen te-leurstellingen in zijn edel streven te waarborgen. Het is geen kleinigheid, om hier een hollandsche operatroep op de been te brengen en te houden, die de operaas van Meyerbeer en Halévy kan geven, en dan heeft de Heer de Groot nog, voor sommige hoofdemplooyen, doublures. De Ie tenoren Verbijn en Van Os wisselen elkaar af in de rol van Eléazar en de Heeren Jahn en De Vries spelen om en om den Léopold. Ik zeg spelen, om dat bij dit gezelschap werke lijk gespeeld wordt. Er zijn beroemde zangers en zangeressen, die, eene partij in een opera vervul lende, genoeg meenen te doen, als zij de ariaas, duetten, trioos enz. recitatieven en wat dies meer zij, netjens of krachtig afzingen, in de orde door dichter en komponist vastgehouden. Zij brengen de algemeene tooneeleischen niet zelden aan de speciale voorschriften der virtuozenwet ten offer en vergrijpen zich, zoo doende, aan de algemeene aesthetika. Maar ik moet zeggen, dit was in De Jodin" volstrekt het geval niet. Er was liefde en ijver bij de verschillende personaadjes. Ook de choren, dank zij zeker 's Heeren de Groots régie, waren tamelijk geanimeerd, wat hun optreden en licht samenspel aanging. Maar onze hoogste hulde verdient Mevrouw Ophemert-Schwencke die met warmte en kleur de rol van Rachel vervuld heeft, zonder dat een oogenblik haar zang er onder leed: in-tegendeel: hare dramatische kracht als cantatrice nam toe in evenredigheid van haar charakteristieke spel. Op de tooneelschikking zou men de aanmerking kunnen maken, dat, na de wechruiming der tafelfakkels bij het joodsche gastmaal, de kamer in het donker blijft, en dat het geheele bedrijf, met de Princes Eudoxia aldus wordt afgespeeld. 't Is mogelijk, dat dit traditie is; maar 't is toch een weinig ongerijmd. Van het kostuum wil ik niet spreken. Daarin zwaait, voor zulke werken, de traditie haar scep ter. Toen de Juive" voor het eerst vertoond werd (1834), was men niet zeer op de hoogte van het XVde-eeuwsche gebruik, en de meeste zaken zijn gebleven, gelijk men ze toen heeft ingevoerd. Welke Keizer bijv. zou, in vollen vrede, met een verguld harnas aan, ten feestdisch verschijnen? Daargelaten, dat dit geheele harnas, ten jare 1441, toch moeilijk te rechtvaardigen zou wezen. De vertaler, die zich Abel noemt, verdient bizonderen lof voor de vervaardiging van dit libretto. 't Is geen kleinigheid zoo'n opera te vertalen. De text van 't oorspronkelijke ligt velen hoorders bij; en de vertaling aannemelijk te maken, is een zeer moeilijk ding, ook al is men de groote bezwaren der overzetting te boven gekomen. Maar alles liep flink van stapel. Eere zij den Direkteur de Groot, den Kapelmeester La Fuente, den artiesten, waarbij de Vlamingen wél zullen doen, op het voorbeeld van Mev. Beersmans, zich de hollandsche uitspraak wat meer eigen temaken, en ook den verdienstelijken vertaler. De rolverdeeling was als volgt: JSléazar, Verbijn of Van Os, Kardinaal, Schmier, Léopold, Jahn of De Vries, Ruggiero, Albers, Sergeant, Leeuwondal. Rachel, Mev. Ophemert-Schwencke, Eudoxie, Mej. Donker. Wij hopen hartelijk, dat de Hollandsche opera, herrezen in de tweede helft der XlXe Eeuw, op de been mag blijven. Wij zullen gaarne goede oorspronkelijke zangspelen komen toejuichen; maar al te-vreden zijn, wanneer ons vertalingen van de meesterwerken worden voorgezet. 27 Ap. 87. AM. TH LEA MENDELSSOHN-BARTHOLDY uit hare correspondentie. In het boek Das Hans Mendelssohn, waarin een aantal van de belangwekkendste figuren uit deze merkwaardige familie zijn geschilderd, heeft men aan Lea Mendelssohn-Bartlioldy, de moeder van den componist Felix, niet eene zoo ruime plaats gegeven, als haar toekwam. Haar por tret is er in opgenomen, en eenige bijzonderhe den, welke ook den invloed verklaren, dien zij op haar genialen zoon uitoefende, maar eene zoo beteekeni»¥olle figuur, als zij blykens hare cor respondentie in eene studie van Adolph Beer geexcerpeerd, geweest is, is zij in het boek niet ge worden. Lea Salomon was uit eene welgestelde familie te Hamburg gesproten; zeven-en-twintig jaar oud reikte zij Abraham Mendelssohn, den zoon van den grooten Joodschen hervormer, de hand. Te Hamburg werden, behalve Felix, nog twee kinde ren uit dit huwelijk geboren, het vierde zag t Berlijn het levenslicht. Alle vier werden Chris telijk opgevoed, Lea en Abraham gingen eerst later, in 1823, te Frankfort tot het Christendom over; zij voegden tevens den naam Bartholdy, uit Lea's familie, aan den hunnen toe. In het begin dezer eeuw waren te Berlijn verschei dene Joodsche vrouwen het middelpunt van letter kundige en sociale kringen. Het meest bekend zijn de geestige Rahel Lewin, later de vrouw van von Varnhagen; de twee dochters van Mozes Men delssohn, Dorothea en Henriëtte, van welke de eerste de vrouw van Friedrich Schlegel werd; de gezusters Marianne en Juichen Saaling, Marianne zeer lang een schoonheid van den eersten rang. Juichen de moeder van Paul Heyse. Lea telde ook in deze kringen mede; niet zoo schitterend geestig als de levendige Rahel, had zij even veel verstand en beminnelijkheid. Hare belezenheid was verbazend; behalve de Duitsche litteratuur van haren tijd volgde zij ook met de grootste belangstelling die van Frankrijk, en gedeeltelijk die van Engeland. Zij las geschiedenis en phllosophie, zelfs van de zwaardere soort, en volgde de ontwikkeling der groote politieke vraagstukken van den dag. Toen Abraham Mendelssohn een rijk man was geworden, en het groote huis in de Leipzigerstrasse bewoonde, waar thans de Duitsche Rijksdag zijn zittingen houdt, ontving Lea de beste namen uit de Berlijnsche société. Hier kwamen de beide van Humboldts, Schleiermacher, Gans,Hegel,Boeckh, Varnhagen, en later, toen Felix en Fanny hun muzikalen aanleg toonden, ook de kunstenaars en kunstliefhebbers van den dag. Dat van Lea eene uiterst belangrijke correspon dentie over is, heeft men voornamelijk te danken aan hare vriendschap voor Henriëtte von Pereira, geboren Arnstein, te Weenen, welke aldaar, on danks de veroordeelen der Oostenrijksche hoofd stad, eene bijna even benijdbare positie innam, als Lea te Berlijn. Henriëtte was ten huize van Lea's ouders opgevoed, de vriendschap der beide vrouwen duurde tot haren dood; zij hielden elkan der op de hoogte van hetgeen er in de wereld van kunst en poëzie voorviel, en introduceerden bij elkander de kunstenaars uit Weenen, die Berlijn, en omgekeerd, bezochten. Lea was een der eerste bewonderaarsters van Grillparzer, wiens romantische melancholie zij echter in vergelijking met Göthe's opgeruimde majesteit en kracht op de juiste wijze apprecieerde. In 1826 bezocht Grillparzer Berlijn en werd ook ten huize van Mendelssohn ontvangen, waar hij eert zeer gunstigen indruk maakte, ofschoon men zijn lijdend uitzicht en pessimisme beklaagde. Daarna komen brieven, die over de vorderingen van Felix, en over zijne leermeesters handelen. Over Zelter heet het: zelfs onder de lesuren van de kinderen verzuim ik ongaarne een oogen blik, want hij heeft zooveel geest, smaak, humor en zelfs genie in zijn gesprek, dat het mij vaak spijt, dat ik het beste daaruit niet heb opgeteekend. Bij hem schijnt het geloof der ouden, dat de mensch twee zielen bezit, waarheid te zijn. want ik kan niet tegenspreken, dat dezelfde man, die vaak met de inspiratie van den kunstenaar, den treffenden ernst van den denker en de geestig heid van Jean Paul meesleept, ook erg plat en prozaïsch kan zijn." Een brief in 1833, vertelt Zelter's dood en begrafenis, waarbij Schleiormacher de lijkrede hield. Zelters beteekenis als uitvoe rend en voortbrengend kunstenaar," schrijft zij, was niet zoo buitengewoon, en toch heeft hij meer uitgewerkt en tot stand gebracht, dan vele der grootste virtuozen en kunstenaars, zijne origineele, degelijke persoonlijkheid trok allen aan, en wist in grooten kring leven te wekken." Van de vorderingen van Felix vindt men een getrouw verslag in zijn moeders brieven; het is eigenlijk verrassend en onnatuurlijk, dat hij, dio bepaald voor wonderkind opgeleid werd, zich als krachtig man en krachtig kunstenaar is blijven ontwikkelen. Men leze dezen brief van Lea over Felix, twaalfden verjaardag: BERLIJN, 26 Februari 1821. Mendelssohn wenschte, dat Felix eens eene grootere compositie ondernemen zou, en Dr. Casper, die den vorigen zomer met hem te Parijs was, bewerkte daar een operatekst, dien Felix tegen het eind van September op muziek begon te zetten. Er was afgesproken, dat niemand vóór de voltooiing er iets van zien zou, en behalve Fanny heeft niemand er ook een noot van gezien, totdat het werk ingestudeerd werd. Op vaders verjaardag, 11 December, werd het geheel onder ons bij de piano gezongen. Felix wilde het werkje aan niemand, zelfs niet aan zijn onderwijzers toonen, zelfs moesten twee rollen door een zelfde persoon gezongen worden, om het incognito to bewaren. Alleen zijn vrije uren gebruikte hij er negen a tien weken lang voor, en copiëerde tot dien tijd nog veel er van zelf, daar hij voor het instudeeren de partituur niet uit handen wilde geven. Tegenover zijn dich ter sprak hij levendig over den wensch, om het eens met al de instrumenten te kunnen hooren, en ge begrijpt wel, dat wij dien vervulden. Wij kozen 3 Februari, zijn twaalfden verjaardag, er voor uit, en met toebereidselen, repetitiön, enz. hadden wij het niet weinig druk. In de ruime zaal was een allerliefst compleet tooneel opge slagen. In het midden daarvoor was het orkest, uit do beste leden der koninklijke kapel samengekozen ; Felix zat in het midden, voor de piano, en dirigeerde. Het achtergedeelte der zaal was verhoogd, en dicht bedekt met toeschouwers. Eerst werd er een kluchtspel naar het Fransch, L'homme automate gegeven, waarbij Felix een onverture met allerlei bekende volksliederen in Franschen trant had gecomponeerd. In de opera had Madame Robert de hoofdrol, Fanny was de soubrette, de tenorpartijen werden gezongen door Beer en Stümer, de bassen door Dr. Casper en nog een goeden vriend. Het karakter der muziek was opgeruimd en gevoelvol, al naar dat de tekst het eischte. De ensembles getuigen van een be kendheid met de veelstemmige compositie en vooral de behandeling der instrumenten van een door zicht, dat hij een eerste proef aan het ongeloofelijke grenst. Zeer interessant was daarom de proeve met instrumenten; mij scheen het on mogelijk, dat een kind met het klankgehalte van ieder deel van het orkest zoo vertrouwd kon zjjn, dat er geen twintig dwaasheden zouden voorval len en menigeen zijne partij niet onuitvoerbaar vond, daar toch geen deskundige een regel ervan gezien had, veel minder geretoucheerd had. De oude kunstenaars echter waren er allen over ver- _ baasd, alles vloeiend, zuiver en met het karakter" van ieder instrument overeenstemmend te vinden. De bejaarde contrabassist zat heete tranen te schreien, en in 't algemeen was ondanks de vroolijke stemming, die over het stukje lag, de indruk die van aandoening. Dit herinnerde mij aan de uitwerking, die, juist omgekeerd, zijn klavierspel in vroegere jaren opwekte; alles lachte dan, al was ook het voorgedragene zeer ernstig, omdat de ongedwongene lichtheid van het spel en de leeftijd een zoo vermakelijke uitwerking had. In het begin had het kind, ondanks allen lof bescheiden, er niet toe willen overgaan, zelf te dirigeeren; zijne viool- en pianomeesters wilden het echter, en nu deed hy het met de rust, ze kerheid en vastheid van een ervaren kapelmeester. Na het slot werd hij op het tooneel geroepen, en toen hij niet wilde komen, droegen hem Stil-, mer en Casper, ondanks alle tegenstribbelen, op het tooneel. Het meest verheugde het hem, dat ik zyn wensch vervuld en hem een paar pauken, die gestemd konden worden, had cadeau gedaan: deze stonden onder de piano en hij sloeg ze zelf by de paar stukken waarbij ze behoorden, zeer handig Het was een onvergetelijk gezicht voor het hart der ouders, het schoone kind met de Rafaëlslokken, onder al die kunstenaars te zien zitten . .." Op 6 Mei is er al weder een verhaal van eene operette, waarvan Dr. Casper den tekst aan het Fransch ontleend had, en waarin, volgens Zelter, een mannenquartet, Cimarosa waardig, voorkwam. Een jaar later maakte Mevrouw Lea eene reis naar AVeimar, oö» er Göthe, voor wien zij te Berlijn ijverig propaganda had gemaakt, en Schopenhauer een bezoek te brengen. Felix was sinds lang bij hen geïntroduceerd geworden. Met innige moedervreugde zag ik," schrijft zij, dat Felix zich onder deze uitstekende menschen bijzonder bemind gemaakt had, en gaarne dankten hem zijne gelukkige ouders voor de uitnemende vriendelijkheid, waarmede wij ontvangen werden. Göthe, do voorname, hooge, ministerieele, om wien waardigheid, adel, roem, dichterlijke glans, genie en vernuft van iederen aard een verblindende stralenkroon vormen, voor wien gewone sterve lingen van ontzag beven, is zoo vriendelijk, zacht, ja bijna vaderlijk voor den knaap, dat ik slechts met vreugdevollen dank en innige aandoening, mij deze zalige beelden voor den geest kon roepen. Daar Güthe van gewone muziek niet houdt, was zijne piano sedert Felix' vertrek bijna onaange roerd gebleven en nu opende hij haar met de woorden : kom en wek mij weder al de gevleu gelde geesten, die er zoo lang in gesluimerd hebben!" Dat Lea hier niet door moederlijken trots veel meer dan de werkelijkheid zag. blijkt uit brieven van Göthe uit dien tijd aan Felix zelven, waar uit deze zelfde ingenomenheid met den jongen componist spreekt. Het is opmerkelijk" zegt Adolph Beer, zoo weinig kwaadsprekerij over vrouwen er in de damesbrieven van Lea Mendelssohn, die zich toch over eene halve eeuw uitstrekken, voorkomt." Daarentegen worden ons telkens meer beroemde personen voorgesteld. Moscheles en Paganini, de zangeres Henriëtte Sontag, do actrice Pêche, de taaigeleerde Heyse, die met Julie Saaling trouwde en de vader van Paul Heyse werd, Rahel Varnhagen vinden er ieder eene korte, maar krachtige karakterteekening. August Wilhelm von Schlegel beviel niet bijzonder ; hij had veel belachclyks over zich, waartoe vooral zijn pretentiën op jeugd en schoonheid behooren. Voor een uitgelezen publiek hield hij lezingen, die algemeen mishaagden. Alexander Humboldt scheen zijn booze geest, die hem met welsprekendheid, satire, geest, spotternij, in aUp opzichten sloeg en vernietigde, waartegen ik nooit een uitstekend man zich met minder tegenwoor digheid van geest zag verdedigen, dan Schlegel." Dan schrijft zij over Holtey, Eckermann, Ampère, dien wij in den laatsten herfst voel gezien heb ben; hij heeft zijne uitstapjes tot in Lappmarken voortgezet, en niet gerust, voor hij in oene hut van boomschors, rendicrvleesch gegeten had. Hij is zeer opgewonden, beminnelijk, champagne-achtig; ik had niet van hem gedacht, dat hij zoo diep in Göthe's moeielijkste gedicht (Helena) zou door dringen. Eenigo gedeelten zijn ongeloofelijk goed door hem vertaald." In 1828 was er oene dochter van Schiller bij hen gelogeerd, eene trotsche schoonheid"; in 1833 is er een zeer fraaie brief over den dood van Rahel Varnhagen; later, na den dood van harer man, handelen de brieven over den kring waarin hare beide getrouwde doch ters leefden. De eene was met den schilder HenseL, de andere met den mathematicus Dirichlet ge trouwd. Ook met de vrouw van Felix was zij zeer ingenomen. Na de glansperiode van haar huis, worden echter de brieven, minder algemeen inte ressante zaken behandelend, alleen voor haar eigen karakter van belang; na den verjaarsbrief aan Mevr. von Pereira op 29 November, overleed zij den 12 December, na een lijden van geen vier- en twintig uren, en een leven vol werkzaamheid in genot van de edelste soort. NOG EVEN HET WAPEN VAN TESSELSCHADE. Strenge logika zit bij den schrijver van de Oud-Ainst. Vcrsch." niet voor. Alle gaven vallen ook den zelfden persoon niet ton deel. Het punt in qusestie is juist, of wij met een fictief wapen" te doen hebben. Verwondering zou te pas komen, als er veel tyd werd besteed aan de toelichting van een wapen, welks niets waardigheid door de beide partijen erkend werd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl