Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
«n niét, gelijk in zoovele satirieke bladen, steeds
in dezelfde pose en met dezelfde uitdrukking.
Ook Renan's alles behalve geflatteerde
beeldtenis heelt Caran d'Ache zeer aangetrokken; tegen
over het geestelijk romantisme en de kleurige
idealen van den wereldschen theoloog heeft Caran
d'Ache blijkbaar met genoegen den zeer weinig
idealen kop uit alle oogpunten afgebeeld.
Catalogus der Bibliotheek van
de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde te Lei
den. 2 din. Leiden E. J.
BRILL 1877?1887 roy. 8°.
Dat er sedert meer dan eene eeuw, eene
Maatschappij der Nederl. Letterkunde bestaat, is, in
de letterkundige wereld althans, van algemeene
bekendheid; of men is lid van die Maatschappij,
of men hoopt dat hem eerlang die onderscheiding
te beurt zal vallen, of wat ook wel eens gebleken
is, men behoort ondanks zijne letterkundige ver
diensten niet tot de uitverkorenen, omdat ieder
meende dat gij sedert jaar en dag daaronder
waart opgenomen. Behalve in de derde week
?der Zomermaand, wanneer de dagbladen de namen
der nieuw benoemden vermelden, bemerkt men
in de lande weinig of niets van de werkzaamheid
dezer instelling. Alleen in Leiden des te meer,
want maandelijks komen daar hare leden bijeen,
terwijl geschied- en letterkundige commissiën
eveneens geregelde samenkomsten houden. De
jaarverslagen van de Maatschappij strekken ton
bewyze, dat zij niet op hare lauweren rust. Zij
schrijft echter geen prijsvragen meer uit; zij voegt
niet, evenals in vroegere jaren, lijvige boekdeelen
toe aan de reeks harer werken; zij is niet meer
baanbreekster en gids op het gebied der
vaderlandsche .geschiedenis en letterkunde, daar deze
vakken buiten haar om een aantal zelfstandige
beoefenaars tellen. Wel doet zij, wat zij op haar
weg vindt om te doen, nu eens door belangrijke
uitgaven te ondersteunen, dan weer door zich de
belangen aan te trekken van onze stamgenooten
in Zuid-Afrika, maar met dit alles heeft men toch
wel eens gemeend de vraag te stellen, of deze
instelling der vaderen »iet haar tijd heeft uitge
diend en of ook zonder haar bestaan de vakken
van wetenschap, die zij vertegenwoordigt, niet
evenzeer zouden kunnen bloeien.
Zoo iets, dan geeft de dezer dagen voltooide
catalogus van de rijke en kostbare boekerij der
Maatschappij, daarop een stellig ontkennend ant
woord. Reeds bij de oprichting der Maatschappij
werd eene kleine verzameling van boeken en
handschriften aangelegd. Langzamerhand groeide
zij aan tot een bibliotheekje, dat door schenkingen
van de leden en voor zooveel de geldmiddelen
het toelieten," door aankoop, van jaar tot jaar
in beteekenis won. Het bibliotheekje werd eene
boekerij, die telkens vroeg om meerder ruimte.
en van het eene lokaal naar het andere werd
gedragen. In 1847 verscheen de eerste volledige
catalogus in twee lijvige boekdeelen, en in 1864
moest een supplement van ruim (500 bladz. hieraan
worden toegevoegd. De uitgave van die catalogen
trachten eerst recht de leemten van deze ge
schied- en letterkundige boekverzameling aan het
licht. Bij schenking en aankoop was men er op
bedacht, zooveel mogelijk het ontbrekende aan te
vullen. Toen de boekerij in 1877 voor het laatst
verhuisde, om in een vleugel van de Universiteits
bibliotheek eene blijvende woning te vinden, deed
zich tegelijk de behoefte aan een nieuwen catalogus
gevoelen, die dezer dagen voltooid werd.
Wij wenschen de Maatschappij en ons vader
land met dezen arbeid geluk. Wat de eerste be
treft, z.ij heeft in hare bibliotheek een
gedenkteeken opgericht, dat in waarde en beteekenis
door geen ander wordt geëvenaard. Als
bibliotheek van Nederlandsche geschiedenis en
letterkunde, beiden opgevat in den ruimsten zin,
is zij eene bezitting, waarop heel Nederland roem
mag dragen. Door de uitgave van zulk een
uitToerigen met zooveel zorg bewerkten
katalogus, dien wij vooral verschuldigd zijn aan de
toewijding en bekwaamheid van den conservator
der Leidsche Biblotheek, Louis D. PEUT, heeft
de Maatschappij duizenden aan zich verplicht.
Het is hier de plaats niet, om den inhoud te be
spreken, maar wel om er allen op te wijzen, dat
zulk eene uitgave van onberekenbaar nut is. Men
"vreet toch, dat de Maatschappij hare rijkdommen
niet openlijk ten toon stelt om er mee te pralen,
maar om allen in de gelegenheid te stellen dit
kapitaal aan te wenden ten bate van wetenschap
en beschaving. Niet alleen in geen enkele open
bare boekerij, maar in geen schoolbibliotheek,
geen boekwinkel van eenige beteekenis, geen
letter- of geschiedkundige boekverzameling mag
deze catalogus worden gemist. Honderden guldens
mogen- aan de sierlijke uitvoering op de persen
van de firma Brul zijn ten koste gelegd; de rente
die dit werk kan afwerpen op intellectueel ge
bied, is met geen geldsommen te schatten.
R,
VARIA.
LUDWIG UHLAND.
Op 26 April van dit jaar was het honderd jaar ge
leden, dat de Zwabische dichter Ludwig Uhland
te Tübingen geboren werd. Het jongste nummer
van het tijdschrift Deutsche Dichtung, onder
redactie van H E. Franzos, is grootendeels aan
zijne nagedachtenis gewijd. Het bevat onuitgege
ven gedichten van Uhland, fragmenten uit zijne
briefwisseling en herinneringen door Karl Mayer.
De nalezing der gedichten, meest-uit oude tijd
schriften, bevat er een groot aantal, maar bijna
geen dat om den roem van den dichter van Des
Sangers Fluch niet beter begraven ware geble
ven. De brieven, waarvan de voornaamste uit een
correspondentie met Hebbel genomen zijn, geven
niet veel nieuws; de herinneringen van Karl Mayer
zijn, nadat deze zelf reeds eene zeer omvangrijke
biographie van Uhland heeft doen verschijnen,
slechts eenige zeer onbelangrijke trekjes. Den
toon der herinneringen kan men opmaken uit
deze zijsnede: Wanneer ik dien beerlijken man
het eerst heb leeren kennen? Dat weet ik zoo
weinig, al een kind kan aangeven, wanneer het
voor het eerst met bewustzijn de sterren gezien
heeft. Terstond echter glansde hij als
eenhemelsche ster in mijn kindsheid ...," enz. Voorts
vertelt Mayer, dat Uhland als knaap sterk van wils
kracht was en de hoogste treden van de kelder
trap afsprong, dat hij zeer bijziende was, maar
toch geen bril, alleen een klein verrekijkertje ge
bruikte, altoos een blauwen jas en nooit hand
schoenen droeg en altoos tegenover een spiegel
trachtte te zitten en dan veel spraakzamer was
dan anders. Zien kon hij zich in den spiegel
natuurlijk niet, maar de glans van het glas moet
hem goedgedaan en hem mededeelzamer gemaakt
hebben ...," De geest van den Zwabischen dichter
moge zijnen lofredenaars de vermelding van al
deze verdienstelijke zaken vergeven.
Naar aanleiding van den gedenkdag komen her
inneringen van alle kanten, meest belangrijker
dan die van Mayer, opzetten. Slechts even aange
duid wordt Uhlands strijd voor de vrijzinnige be
ginselen en zijne verdrijving uit de
Wurtenbergsche Standenkammer, daar zijn streven met het
tegenwoordige Duitschland al zeer weinig over
eenkomt. De wereldgeschiedenis heeft een anderen
loop genomen, dan hij op de nationale vergadering
te Frankfort profeteerde", schrijft een der feest
redenaars, hierbij denkende aan Uhland's woorden:
Geloof mij, er zal geen hoofd over Duitschland
lichten, dat niet met een vollen druppel demo
cratische olie gezalfd is!" Een ander tracht
uittemaken, dat Uhland op zeker oogenblik van zijn
Ieren ook het tegenwoordig Duitsclüaiid voorzien
en gewenscht zou hebben, door de rekbare woor
den aantehalen: voor die vrijheid ben ik, welke
tot eenheid leidt".
Voor ons ligt Uhlands beteekenis in zijn frisch.
eenvoudig, zangerig, echt Duitsch liod, in zijne
populaire balladen, Roland Schildtrüfjer, Kuiser
Karls Meerfahrt, berhard der Greiner, Die ster
benden Helden, Taillefer, Der Schenk ron Limburg,
Bertran de Born en zoovele anderen, ieder op
zich zelf eene schijnbaar kunsteloos maar zeer
geachoveerd, innig, hartelijk en gemoedelijk aan
denken, dat zijn naam nog jaren onder de meest
geliefde der Duitsche zangers in ecre zal doen
houden.
Conscienco's kleinzoon dealt aan De Zweep
mede. dat er een manuscript van zijn grootvader,
diens gedenkschriften bevattend, is teruggevonden.
Men meende algemeen, dat dit handschrift bij een
brand in het huis van Conscienco's schoonzoon,
Antheunis, was verloren gegaan.
De Rus Stepniak, bekend door zijn werken
over de geheimen der Russische administratie,
het Nihilisme en de St." Potcrsburgscho kringen,
heeft een belangrijk werk voltooid, 'Jlie Riiwian
Pensantry. Het is verdeeld in vijf afdeolingen. ge
titeld : de agrarische quaestio; de raocjiks ; een
vaderlijke regeering, slechte tijden en do gods
dienst. Het werk komt uit te Londen bij Swan
Sonnenschein en Co.
In de volgende maand komt reeds onder den
titel van 2he Queti'it pictures een kostbare uit
gave ter gelegenheid van koningin Victoria's
jubileum uit. Het wordt bij Canal en Co uitge
geven, en zal de verschillende schilderijen
reproduceeren, die Victoria van tijd tot tijd heeft laten
maken om merkwaardige gebeurtenissen in haar
leven te herdenken, alsmede de portretten, door
beroemde schilders van haar gemaakt. Vele van
deze portretten zijn nooit gegraveerd, en worden
nu voor de eerste maal, met bijzonder verlot der
koningin, uitgegeven.
De Universiteit te Dorpat zal, naar gemeld
wordt, door de Pruisische regeering worden opge
heven wegens Duitsche sympathiën."
De London and China Telegrnph bevat in uit
treksel een voordracht van Prof. Donglas over de
bibliotheken van het verre Oosten." Omtrent do
bibliotheken in China wordt daarin gezegd:
De Chineesche staatsbibliotheek is elf eeuwen
oud. De bibliotheek van Kwo-toz-IIien werd onder
de dynastie van Chow (1122-255 voor Christus)
opgericht en is dus veel ouder; zij staat, wat rijk
dom en inhoud betreft, nog eeuig ouder do
bibliotheken der wereld. Bij iedere groote stad
in China was vroeger eene goede bibliotheek;
en ook wedijverden de particuliere
boekverzamelingen met de bibliotheken die onder het be
heer der mandarijnen stonden. In do catalogi
van al doze bibliotheken echter mist men romans,
drama's en religieuso verhandelingen. . De voor
name Chinees toch koestert de innigste verachting
voor al wat fictie is, alleen wat nauwkeurig en
waar is, acht hij zijne belangstelling waard; de
fantazie wordt geheel versmaad. Leesbibliotheken
vindt men in alle groote steden van China en
Japan; de inhoud daarvan wordt door venters
bekend gemaakt. Door deze personen worden aan
de lezers, meest arme vrouwen en meisjes, voor
zeer geringen prijs, V» penny voor een deel, voor
namelijk romans, drama's en spookgeschiedenissen
verschaft.
Uit Philippopel wordt gemeld, dat een nieuw
manuscript van eenige werken van Aristoteles door
den Griekschen geleerde Petrus Papageorgiu, in
het huis van een zijner vrienden gevonden is. Het
handschrift is waarschijnlijk uit de veertiende
eeuw af komstig, en bevat op 180 pagina's de vol
gende geschiften van den beroemden wijsgeer:
Over den hemel, vier boeken, bladz. l?76; over
ontstaan en vernietiging, twee boeken, bladz,
77?124; over de ziel, de drie eerste boeken,
bladz. 125?178: Kritische opmerkingen, bladz.
179 en 180.
Hat handschrift is zindelijk, gemakkelijk te lezen
en goed bewaard. Op den rand is het van aan
merkingen voorzien, die vermoedelijk tot een later
tijdperk behooren. De heer Petrus Papageorgiu is,
ten einde de waarde van het handschrift te kun
nen opmaken, bezig het met andere bestaande
uitgaven te vergelijken. Volgens de voorloopige
resultaten dezer vergelijking schijnt het hand
schrift van aanzienlijke waarde te zijn, want ver
scheidene lezingen verschillen van de bestaande ;
zelfs de uitgave van Didot kan er op sommige
plaatsen door verbeterd worden. De heer Papa
georgiu heeft plan, binnen kort aan de philologische
wereld in een afzonderlijk geschrift omtrent zijn
vondst eenige mededeelingen te doen.
In het begin "van Juni werd te Londen de
groote kostbare bibliotheek van den graaf van
Crawford en Balcarris verkocht. Onder de
zeldzaamheden is een bijbel van Mazarin, oude boeken
over muziek en liturgie en vele Americana. De
astronomische bibliotheek van den graaf wordt
niet verkocht.
Door den heer A. Jansen, secretaris der
Vereeniging tot behoud der Nederduitsch Hervormde
Gemeente te Rotterdam, is voor eigen rekening
eene brochure uitgegeven, De strijd in de kerk
en de taak der gemeente Het doel der schrijvers
is leden der Ned. Herv. Kerk in en ook buiten
Rotterdam op te wekken, zich tot behoud der
kerk te vereenigen."
Van do Bijdragen tot de kennis
vannetKtaatsProvinciaal en Gemeentebestuur in Nederland,
onder redactie van de HH. Mrs. A. R. Arntzenius,
J. T. Buys, L. de Ilartog, J. de Louter en F. W,
J. Tavenraat, is de eerste aflevering van het
negenentwintigste deel verschenen. Zij bevat bij
dragen van Mr. J. Kappeyne van de Coppello
(Troonopvolging), Mr. L. de Hartog, Mr. J. T.
uys en Mr. H. Vos, benevens boekaankondigingen
door Mr. A. R. Arntzenius.
Te Weenen wordt de piano van Franz
Schuhert te koop aangeboden.
Volgens de Kieler Zeitung is Theodor Storm van
zijne zware ziekte weder in zooverre hersteld,
dat hij aan een nieuwe novelle werkt, die den
titel Ein Vermiichtniss"1 voeren zal.
Te Parijs is eeno Vereeniging opgericht van
zeer eigenaardige soort, die der miskende com
ponisten." Haar doel is, iedere maand een muzikaal
festival te geven, en daarbij eene opera van een
harer leden te doen opvoeren. Voorloopig zijn
hiertoe achttien opera's in voorraad.
De lieer Jcan Charlier, die met lo. Mei a. s.
aftreedt als directeur van het Salon des Variétés'',
opent op dicu datum in het lokaal Maison
Stroucken'' het zomer-seizoen met een deel van
het tegenwoordig gezelschap, aangevuld met eenige
llotterdamscho on Antwerpsche krachten onder
de directie Jeau Charlier & Co., met een nieuw
oorspronkelijk Drama in 5 bedrijven: Onder
vakdie Vlag'' door H. P. Boudier.
Op 21 April, welke datum als die der stichting
van Rome gevierd wordt, is met plechtigheid
aldaar ecu monument onthuld, dat aan Galilei's
gevangenschap in liet paleis der Medici moet her
inneren. Het bestaat uit eene zuil van Oostersch
graniet, rustend op een rond voetstuk, dat men,
evenals de zuil, bij de opgravingen van het oude
Rome gevonden heeft. De zuil draagt een bronzen
globo. Het monument is op den Monte Pincio
opgericht, op tien meters van don ingang van
Santa Triuita di Monti en leunt tegen den muur,
die den waudclweg over den Pincio van de villa
Medicis scheidt.
Op de zuil staat het opschrift: II prossimo
palazzo, gia dei Medici fu prigione a
Galileo Galilei rco d'aver veduto la terra
volgersi intorno al sole. S. P. Q. R.
MDCCCLXXXVH". (liet naburig paleis, dat vroe
ger aan de Medici behoorde, strekte tot gevange
nis aan Galileo Galilei, wiens schuld daarin
bestond, dat hij de aarde om de zon had zien
wentelen. De Senaat en het volk van Rome 1087).
Men kon vragen waarom niet in plaats van de
zuil, iu het paleis zelf een marmeren plaat is
aangebracht. Politieke redenen geven het ant
woord. In het Palazzo dei Medici is thans de
Fransche Academie gevestigd, het behoort aan
Frankrijk, en do gemeenteraad van Rome had de
toestemming van den bezitter noodig, om de plaat
te laten inmetselen. De Republiek heelt deze, uit
beleefdheid voor het Vatikaan, niet willen geven,
en na vele vruchtelooze pogingen heeft de gemeen
teraad van Rome toen tot het oprichten der zuil
besloten.
OUD-AMSTFRDAMSCHK
VERSCHEIDENHEDEN.
Over Compositie bij Doodslag.
In de middeneeuwen berustte de uitspraak van
straf en boete der misdaden aan den lijve niet
gelijk thans als eenige vergelding dier euveldaden
bij de publieke macht, maar daarnaast bestond
een recht van wraak, dat de beleedigde partij
of zijn bloedvrienden (verwanten) boven ieder
ander toekwam. Het oog om oog en tand om
tand lag ook in het nederlandsche
rechtsbewustzijn, maar oudtijds reeds had men ter voor
koming van veeten en eigen richting, en vooral
ter bewaring van de vrede tusschen de bewoners
van dezelfde landstreek, als het ware tarieven.
ingevoerd xolgens welke iedere beleediging, iedere
wonde, iedere manslag aan personen van ver
schillenden stand moesten geboet worden. Kam
degene, die de wonde had toegebracht of den
manslag begaan, dit tarief in acht onder aanbie
ding van het treffen van een zoen, dan bleef het
een zaak tusschen den beleediger en de beleedigdo
partij, en de publieke macht maakte slechts in
zooverre aanspraak op een deel van hetzoengeld,
als noodig was, om de openbare vredebraak ie
straffen. De geheele zaak liep nu bijkans uitslui
tend in den familiekring af', volgens vaste eeuwen
oude formulen, waarmede de doodslager sprak
van zijn berouw en smeekte om vergiftenis, die
hem ten slotte werd verleend door des verslage
nen verwanten in den vorm van een kus ot> den
mond aan den uit de naaste bloedmagen gekozen
mondzoener" gegeven. Terstond daarop werd de
offlcieele zoenacte opgemaakt door den clericus
of voor de magistraat, en ten slotte werd de
zoenvrede gelegd door den schout ot zijn vertegen
woordiger.
Het zoengeld moest natuurlijk in de eerst»
plaats door den handdadiger opgebracht worden,
raaar in de middeneeuwen was het familieverband
zooveel krachtiger, het bloed sprak zooveel luider,
dat als hij zelf niet in staat wsis"dit geld op te
brengen, hetzij geheel of ged'è'êltebjk, zijne ver
wanten voor de voldoening even aansprakelijk
waren als hij zelf. De naaste in het bloed betaalde
daaraan het meest. Maar evengoed als deze tot
opbrengen, waren de verwanten van den versla
gene verplicht tot verdeeling van het zoengeld
onder elkander, alweder naar den graad van
bloedverwantschap, die hen met de verslagene
verbond. Ieder hunner was genoodzaakt dit aan
te nemen, het was de prijs waarvoor de veete,
die hij rechtens tegen den handdadiger had, met
al de voor de maatschappij zoo nadeelige gevol
gen van vredebraak, werd opgelost.
Maar niet ieder wilde zich met dit zoengeld
verrijken. Zoo dacht er b.v. ook over Herman
Willem Bruynenzoon, wiens oom, Roei
Gerritszoon, in 1471 alhier door manslag was gedood.
Voor het zoengeld kocht hij een rente op een
paar huizen en daarmede stichtte hij eene eeuwige
vicarie van drie missen 's weeks op het altaar der
binnenlandsvaardors in de Oude- of St.
Nicolaaskerk. En hij was niet de eenige fijngevoelige, wien.
zulke zoenpenningen als bloedgeld in de hand
brandden, en die ze terstond voor geestelijke of
liefdadige doeleinden bestemde.
Ieder mocht dat evenwel niet doen. De voog
den van het kind van Otto Andrieszoon, die door
een burger van Zwolle was nedergeslagen" dach
ten er in 1545 geheel anders over: de 36 caroli
guldens, die de Zwollenaar als zocngeld in hunne
handen had gesteld, belegden zij ter weeskamer
en zetten ze op zijn voordeeligst in 't belang van
het tweejarig kindje uit. De som waarmede de
doodslag werd gezoend zou thans wellicht vijf- a
zeshonderd gulden waarde vertegenwoordigen.
Dit alles had bij doodslag plaats, waar men
veronderstellen kou, dat hetzij per ongeluk, hetzij
in drift of dronkenschap, in ieder geval zonder
voorbedachten rade gehandeld was. Moord, waar
toe ook de manslag gerekend werd, waarvan de
dader zich verborg, viel er buiten.
Langzamerhand won bij den wetgever het be
wustzijn veld. dat iedere inbreuk tegen het leven
en de veiligheid van personen een zaak was, waar
mede in 't belang der openbare orde het gerecht
zich had te bemoeien meer dan de verwanten, en
daarmede moest het zoengeld langzamerhand ver
dwijnen, zeer tot leedwezen van een of ander hand
dadiger, die het betalen eener groote boete verkoos
boven hot vallen in handen der justitie. De
wondheelers waren wel verplicht iedere koer"- (bekeurbare)
wonde aan het gerecht aaji te geven, maar hunne
stilzwijgendheid was blijkbaar te koop. Telkens
treffen wij voorbeelden aan van een zoen tusschen
den misdadiger en de erven des overledene, ge
durende de zestiende, ja zelfs nog in de tweede
helft dor zeventiende eeuw.
Den 7 Maart 165'J was de makelaar Lieffert
Schouten zoodanig door Jochum Storm gewond,
dat hij den volgenden dag overleed. De weduwe
werd door de vrouw van den voortvluchtigen
Storm aengezocht ende gebeden om de misdaet
op 't rigoureuste niet te vervolgen, maor uyt
Christelijcken meededoogen goederlierentlyck
voor zooveel haer en haere kinderen aongaet
quyt te schelden ende te remittoereu". Schoon
de droeve dood van haren man haar ten
uyttersten druckte, edoch geene begeerte hebbende
tot yemants bloet", remitteerdezij uyt puyren
mededoogentheyt, ende naer den aert der lietfde,
de manslag aen haeren man begaen, zonder daer
over te eeniger tyde straffe of' bloetvergieten to
soecken". De weduwe wilde geen zoengeld ont
vangen. Anderen bedongen evenwel eene uitkee
ring aan de armen of aan con of andere liefda
dige instelling. Eigenaardig is de bepaling, die in
alle soortgelijke acten voorkomt, dat de schuldige
de kinderen en naaste vrienden steeds zal moeten
uit den weg gaan, omkeeren, waar hij ze ziet aan
komen, de herbergen mijden, die zij gewoon zijn
to bezoeken. Ten slotte verklaarde de beleedigda
partij den schuldige uit den grond des harten to
vergeven.
Gebeurde dit bij doodslag, bij verwonding was
de compositie nog gebruikelijker, en zoozeer was
zij in de zeden ingeweven, dat zelfs de substituut
schout Dirk Strijcker in 1607 voor een wonde hem
bij nacht op straat toegebracht, en waarover hij
beroids in proces was getreden, een compositie aan
ging ten overstaan van een der oud-burgemeesters
en den f'abriekmeester der stad. Hij liet zich 850 gul
den uitbetalen in volder voldoeninge van smerte,
pyne ende swaricheyt, voor meesterloon, medica
menten, versuymenissen ende onkosten." Van hare
zijde eischte de beleedigde partij de verklaring
by ecre, trouwe endo vromicheyt." dat zij door
den substituut niet verder ofte om meer geens",
gemaand of' gemolesteerd zou worden.