Historisch Archief 1877-1940
. 515
DE AMSTERDAMMEE
AV 1887
WEEKBLAD VOOÏNEDERLAND.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad M>. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag S Mei.
Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.15
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
INHOUD:
GEEN POLITIEK. FEUILLETON: A
proDOS van Majoor Cavagnari, een verhaal uit
Hindostan (Slof). VAN OVEE DE GRENZEN,
door E. D. Pyzel. GEMEENTEZAKEN, door H.
KUNST EN LETTEREN: Het Tooneel te Am
sterdam, door Alb. Th. Muzikaal Overzicht,
,joor v. Lohengrin te Parijs. Iets
overDaniël Defou en Bobinson Crusoe.
WETEN?' SCHAP; Populaire Geneeskunde door E. VARIA.
MILITAIRE ZAKEN: Brieven over het zooge
naamde Oorlogsrecht, VI, door R. G. Meerbeek.
SCHAAKSPEL. Lijden, ik leed, ik heb ge
leden, door H. Zeger de Beijl. ALLERLEI.
EECLAMES. HANDEL. BEURSOVER
ZICHT. TE HUUR. ADVERTENTIËN.
Geen Politiek.
»Dat er veel kans bestaat dat het voor
stel (om het Sociaal Weekblad als orgaan
van het Nut te erkennen en te steunen) gun
stig zal worden opgenomen, kan men niet
zeggen. Het tegendeel is waar" schreven wij
verleden week. En reeds thans heeft men
de zekerheid verkregen dat genoemd voorstel
met groote meerderheid van stemmen zal
verworpen worden.
«Het Nut staat en stond steeds buiten de
politiek, zal het heeten. Dit grondbeginsel
blijve ons heilig! Onder deze leus zal het
Sociaal Weekblad kort en goed worden afge
wezen."
Aldus is het ook geschied, b. v. in de ver
gadering van het departement Rotterdam.
»Niet afkeer van politiek, maar politiek, en
o. i. zeer verkeerde politiek, zal het Nut weer
houden he£ doel, waartoe het Sociaal Week
blad werd in het leven geroepen, na te jagen''
Men behoeft het verslag van de Vergadering
der afdeeling Rotterdam slechts te lezen, om
te zien, dat ook deze opmerking juist was.
Waarom verklaarden de leden daar ter
stë3e zich tegen het voorstel van het hoofd
bestuur?
»Het bestuur,'" zoo leest men in het
praeadvies, sleerde tevens het blad kennen als de
uiting eener bepaald staatkundige partij, zoo
als blijkt uit de artikelen over »rechtstreeksch
kiesrecht'', «belastingstelsel" en dergelijke
meer. Zulk een blad, meent het bestuur, kan
noch mag zijn het orgaan eener maatschappij,
die, volgens art. 2 harer wet, »naar de be
reiking van haar doel streeft, onafhankelijk
van eenige kerkelijke of staatkundige partij'1.
Dit streven werd in de wet van 1875 nóg
duidelijker omschreven, waar het in art. 3
heet:
»De maatschappij onthoudt zich zorgvul
dig van alle partijkeuze in geschillen over
godsdienst of staatkunde."
Feuilleton.
A propos van Majoor CawprL
Een verhaal uit Hindostan.
(Slot).
De nacht viel in, zonder dat ik het bemerkte,
en den daarop volgenden dag was ik te ziek
om te kunnen denken. Telkens wanneer ik
voor eenige opgenblikken mijn gedachten her
kreeg, greep ik een groote kruik, die, ik wist
niet hoe, den aarden schotel had vervangen en
dronk met lange teugen; tusschenbeiden
maakte ik mijn compressen nat, waarna ik
?weer buiten kennis neerzonk.
Meer dan eens had ik een onbestemd ge
voel alsof er iemand in mijne nabijheid was,
en meende ik eene witte gestalte te zien. Op
zekeren morgen was het als voelde ik door
een zachte hand mijn hoofd optillen en streek
een behagelijke koelte over mijn gelaat.
Werktuigelijk bracht ik de hand. aan mijn voor
hoofd en haalde er een in vieren gevouwen
compres van mousseline af, dat mij nog niets
van mijn onzichtbaren weldoener zou hebben
doen weten, zonder den geur van kaneel
waarmede het doortrokken was.
>Het is eene vrouw!" riep ik hardop.
En zonder te weten wie mijn dankbare
uitroep gold, zegende ik haar uit den grond
van mijn hart.
Zij had dien avond hare bezorgdheid zoo
ver gedreven, om een kruikje melk en eenige
maïskoekjes mede te brengen; tot mijn groote
«Onthouding van partijkeuze in staatkunr
dige en godsdienstige geschillen stond, van
de oprichting der maatschappij af, steeds in
al hare wetten als eene grondwettelijke be
paling geschreven. Hieraan werd dan ook
steeds ne enkele maal uitgezonderd,
waarvan de gevolgen niet achterbleven
zorgvuldig vastgehouden, en terecht, want
dit beginsel was gedurende eene eeuw hare
eer en hare kracht, dit stelde haar in staat
bij de .staatkundige woelingen van het laatst
der vorige en het begin dezer eeuw staande
te blijven, dit stelt haar ook nu nog in staat,
te blijven arbeiden te midden van den strijd
op godsdienstig gebied, welke in onze dagen
met evenveel bitterheid als liefdeloosheid ge
streden wordt. Het is op grond van het aan
gevoerde, dat het bestuur adviseert, het voor
stel met alle kracht te bestrijden en af te
stemmen."
Men ziet het: n enkele maal slechts heeft
het Nut partij gekozen in staatkundige en
godsdienstige geschillen. Dit is zooals men het
nemen wil. Men kan wel zeggen: dat het
waar is. Die eene enkele maal zal geweest
zijn, toen het Nut trouwde met het libera
lisme in kerk en staat.
Ook laat het praeadvies terecht op deze
bekentenis volgen: «waarvan de gevolgen
niet achter bleven." Immers dat huwelijk
heeft voor tal van eeuwen haar gedragslijn
bepaald. En dat huwelijk heeft, wat het
godsdienstige betreft een zoo groote innig
heid doen ontstaan, dat het Rotterdamsch
Nutsbestuur in het wel overwogen en voor
beeldig neutraal ontworpen praeadvies, pre
cies sprak als ware het een modern predi
kant. »Dit stelt haar ook nu nog in staat, te
blijven arbeiden te midden van den strijd op
godsdienstig gebied, welke in onze dageitmet
evenveel bitterheid als liefdeloosheid gestreden
wordt." Amen.
Het Nut laat de ethischen en doleerenden
om de Kerk kibbelen, die tollenaren en
zondaars!
Een der leden was echter beter politicus,
dan het bestuur. De liefdeloosheid en bitter
heid onder die andere Christenen, waarmede
het Nut zich nooit geëncanailleerd heeft, was
groot, hij moest het erkennen; maar hij
achtte het toch bedenkelijk in du stuk van
die zondige eigenschappen der kerkelijken
te gewagen. Het Nut bemoeide zich immers
niet met de leer. En deze opmerking, zoo
juist, had ten gevolge dat op dat oogenblik
de nutsleer het van de natuur won,
zoodat }iet aan het neutrale departement gelukt
is een ad vies. in zake het Sociaal Weekblad
uit te brengen, zonder tegelijkertijd de
klerikalen een por te geven.
Nu, dat men als nutsleden de kerkelijken
niet met rust kan laten, al is geen enkel
klerikaal ook lid der Maatschappij, is te
be
vreugde, want na die vier of vijf dagen van
bewusteloosheid, had ik groote behoefte aan
eenig voedsel. Van dat oogenblik af geraakte
ik niet meer buiten kennis, maar was
toch nog lang niet beter. Mijn wond, door
de warmte ontstoken, liet zich leelijk aanzien
en ging maar niet dicht. Daarbij kwam mijn
oude vijandin, de derdeiidaagsche koorts,
mij weer plagen en ik lag daar zonder kinine
om haar te bestrijden.
Ik begon eens over mijn toestand na te
denken. Hij was zeker heel interessant, maar
lang niet benijdenswaardig. Het is waar,
mijn vijanden, de wilde beesten en een een
zamen dood in het moeras was ik ontkomen;
eene onzichtbare voorzienigheid waakte over
mij, niemand kwam mij in mijn schuilplaats
lastig vallen, dank zij het seizoen, dat de
dorpsbewoners tot thuisblijven dwong ; maar
elk oogenblik kon ik ontdekt worden en hoe
mij dan te verdedigen hoe te vluchten ?
Ik had geen landgenoot, geen enkelen vriend
op drie honderd mijlen in den omtrek en het
geheele land was in rep en roer!
Ik besloot wakker te blijven, om de pries
teres te zien, die eiken morgen de bloemen
en wierook kwam ververschen. Zij moest mij
zeggen, wat ik te vreezen of te hopen had.
Drie opeenvolgende dagen beproefde ik het
te vergeefs. Door aanhoudende opwinding
's nachts uit den slaap gehouden, dommelde
ik geregeld tegen den ochtend in. Eene vierde
poging was gelukkiger. Met het aanbreken
van den dag zat ik reeds overeind, gereed
het reikhalzend verbeide bezoek af te wachten.
Nauwelijks deed de zon hare eerste stralen
door de takken dringen, of ik zag haar in
de verte aankomen: eene rijzige, slanke jonge
vrouw, gekleed in wit mousseline, met een
schoteltje maïskoekjes in de hand en een kruik
grijpen en te vergeven. De theologie zit ons
Nederlanders in het bloed en het odium
theologicum tempert een weinig onze al te groote
zoetigheid. Daar is iets voor te zeggen.
Maar de politiek van welke het Nut zich
zoo verre houdt, werd deze op de
Rotterdamsche vergadering beslist den rug toe
gekeerd ?
Het verslag in de N. Eott. Ct. is te dien
opzichte uiterst leerrijk.
Het Sociaal Weekblad had inrziju jeugdig
leven reeds veel kwaads verricht. Dit moest
dus van het Nut voor goed gescheiden wor
den. De redactie en het hoofdbestuur wa
ren niet te vertrouwen. Maar in het be
ginsel van neutraliteit, gedurende een
eeuw reeds de eer en kracht der Maat
schappij viel er toch zeer veel te doen
ten nutte van het volk. Zoo heeft dan ook
het departement Rotterdam thans voorge
steld aan het hoofdbestuur op te dragen »te
zorgen voor de uitgave jaarlijks van hoog
stens twaalf kleine geschriften voor het volk,
overeenkomstig de eischen des tijds hoofd
zakelijk gewijd aan vragen van den dag op
sociaal en economisch gebied, verkrijgbaar
bij vijftigtallen, a 21A et. per stuk".
Zoo mogen we dus verwachten! de behan
deling van twaalf »vragen van den dag op
sociaal en economisch gebied" per jaar. Die
behandeling zal conservatief noch radicaal
zijn, zij zal geheel neutraal ten opzichte van
de politiek, en toch overeenkomstig de eischen
des tijds zijn.
Komaan, zeg dit nu eens zonder te lachen !
De Rotterdamsche Heeren hebben bij de
mededeeling van dit plan een zeer ernstig ge
zicht gezet. Zij gevoelden blijkbaar iets van
de moeielijkheid.
Wat zal er van de twaalf sociale vragen
per jaar worden, vroeg men als de redac
tie van het Sociaal Weekblad voor de sa
menstelling dezer tractaatjes moet zorgen ?
Wel, antwoordde de voorzitter heel leuk,
als geloofde hij zelf wat hij sprak: die Hee
ren zullen nu, na het lesje dat zij ontvingen,
de politiek wel buiten de vlugschriften laten!
Ja, zegt daarop een ander: de politiek zal
men links laten liggen, maar: daar zijn van
die »beoordeelingen van sociale toestanden"
en deze kunnen, even als het Sociaal Week
blad van opruienden aard zijn. (De laatste
woorden staan heusch in het verslag te
lezen!!)
De Voorzitter schudt het hoofd over de
stompzinnigheid van zijn publiek. Vecht nu
niet tegen windmolens is zijn opinie: het
karakter van de antwoorden die op de twaalf
sociale en economische vragen moeten gege
ven worden, is in de Memorie van toelich
ting zoo helder omschreven!
't Doet er niets toe, roept weer een
ongeloovige, de schrijvers van het Sociaal
Weekwater op het hoofd. Toen zij mij in het oog
kreeg, bleef zij sprakeloos en bedremmeld
staan, maar zoodra zij mijn glimlach ontdekte,
schepte zij moed, trad nader bij en zette haar
last aan mijn voeten neder.
Hare groote oogen met een mengeling van
schroomvalligheid en openhartigheid o£ mij
gevestigd, schenen mij tot spreken uit te
noodigen.
«Wie gij ook zijn moogt," zeide ik daarom
met zwakke stem, «ontvang den zegen van
een ongelukkige, die u het leven verschul
digd is.
Zij opende den mond om mij te antwoordden.
O! wat klonk die menschelijke stem mij lie
felijk in de ooren, na die lange, lange dagen
van eenzaamheid.
«Mij moet gij niet bedanken," zeide zij, »maar
de goede Moeder, die u onder hare bescher
ming heeft genomen. Ik ben slechts de nede
rige dienaresse van Durga."
Wij spraken eenige oogenblikken met elkan
der. Kistoura,?welk een prachtige naam.!
had zich met de vrijmoedigheid, die een ge
volg van onschuld is, op eenige schreden van
mij af, aan den ingang mijner schuilplaats
nedergezet, en verhaalde mij nu dat haar
vader heer van het dorp was, maar dat hij de
Engelschen haatte en zij daarom hem noch
iemand anders iets van mijn aanwezigheid
had gezegd, ofschoon het wel mogelijk was,
dat hare dorpsgenooten, evenals zij, aan de
bescherming van Durga zouden gelooyen,
wanneer zij mij zoo ongedeerd in het heilig
dom dier gevreesde Godin verblijf zagen
houden.
«Wat mij betreft," vertelde zij verder, »ik
ben weduwe en tot een eenzaam leven ge
doemd. Mijn echtgenoot stierf, voordat ik op
den leeftijd kwam om te vernemen dat ik
blad weten wel raad met een memorie. De
Heeren staan voor niets.
Natuurlijk: de opdracht om twaalf sociale
vraagstukken naar den eisch des tijds te
behandelen zonder politiek, doet denken aan
het beleefd verzoek tot iemand gericht om
de maan in zijn mouw te steken.
Alleen de voorzitter bezat genoeg kinder
lijk geloof daar geen bezwaar in te zien.
De overigen gevoelden dat men wel de
politiek van het tegenwoordig Hoofdbestuur
kon -weren, maar niet elke politiek. De Heer
Hintzen sprak het duidelijk uit. Het begin
sel van het Hoofdbestuur, kenbaar uit het
Sociaal Weekblad staat tegenover ons begin
sel. Men benoeme dus een commissie van
redactie, die het beginsel van het Hoofdbe
stuur vijandig is. Men zende het hoofdbe
stuur en den algemeenen Secretaris naar huis.
Bij het leeraren der sociale en economische
beginselen moet hun credo of het onze zege
vieren. Zet de deur voor hen open; geeft
hun ruimte.
Nu, dien weg schijnt het te zullen opgaan.
Mr. Kerdijk is, omdat hij vele zaken bij
haar waren naam durfde noemen, vrienden
niet ontzien en vijanden niet gehaat heeft,
voor een opruier uitgekreten. Het is de Oude
geschiedenis, die zich elke eeuw opnieuw
herhaalt.
»Er heerscht", zoo sprak de Heer H. Mul
ler Sz. »in het S. W. een toon, die mij begint
te hinderen, en die gevaarlijk moet worden
geacht voor de Maatschappij."
Dat de toon door den Heer Muller ver
nomen hem hinderde, verveelde zelfs, gelooven
wij gaarne, maar dat die toon gevaarlijk zou
zijn voor de Maatschappij heeft eenig bewijs
noodig.
Gevaarlijk voor de maatschappij is het
zonderlinge geloof van duizenden, dat het
ontwakend bewustzijn van kracht, het ge
voel van verongelijking bij millioenen,, heel
Europa door, niet in botsing zal komen met
het verklaarbaar, men mag zeggen, natuurlijk
egoisme der meer bevoorrechte standen.
De toon van het S.- W. gevaarlijk voor de
Maatschappij! Neen mijne heeren, honderd
jaren lang heeft hier te lande, Uwe Maat
schappij : »het Nuf' het volk van Nederland.
de lagere klasse opgevoed en wakker geschud,
zoodat 'zij thans zich rijp gaat achten
om de vruchten te plukken van de ontwik
keling, die gij haar deedt deelachtig worden.
Uwe eigen maatschappij, die bij al hare
neutraliteit en bezadigdheid zichzelve, zij
het dan ook bij uiterst kleine teugjes, laafde
aan den stroom, die uit de groote revolutie
voortvloeide, heeft het volk gezocht; mede
door uw toedoen is het gevaarlijk geworden.
En echt gevaarlijk zal het eerst worden, als
gij, in plaats van verder zijn leidsman te
zijn, u terugtrekt of er tegenover stelt.
gehuwd was. Mijn vader heeft mijn leven
fewijd aan den dienst der goede godin en ik
om haar eiken morgen de gebeden van ons
volk overbrengen, ik was eerst wel bang
toen ik u hier ontdekte, maar toen ik uw
bloed zag vloeien en vreesde dat gij sterven
zoudt, heeft de godin mij ingefluisterd dat ik
u moest redden.
Ik had ons onderhoud gaarne willen ver
lengen, maar Kistoura, vreezende dat een te
lange afwezigheid achterdocht wekken zou,
knikte mij goeden dag en ging met vluggen
tred weer heen, terwijl ik haar met de oogen
volgde, totdat de dichte struiken haar geheel
en al aan mijn blikken hadden onttrokken.
Verbeeldt u mijne verbazing, toen ik haar
tegen den middag, op het uur waarop gewoon
lijk alles onder den invloed der tropische
hitte in aemechtige sluimering verzonken is,
plotseling terug zag komen. Zij had hard
geloopen en trad hijgend naderbij.
Zonder eenige inleiding zeide zij: »Onze
krijgers hebben gehoord dat er eene groote
overwinning te Delhi is behaald en nu willen
de priesters dat morgen ochtend alle inwoners
van het dorp in feestelijken optocht zullen
komen om Durga te danken. Men zal u
vinden, vermoorden misschien en wat zal
er van mij worden? Gevoelt gij u sterk ge
noeg om zoolang in het bosch te gaan? Ik
heb eene ligplaats aan den voet van een boom
bereid en na het feest kunt ge hier terug
komen."
Met hare hulp slaagde ik er in overeind te
komen, doch het was mij onmogelijk een stap
te doen; alles draaide mij voor de oogen en
het gewonde been jammerde als het ware om
genade.
>Ik zie nog slechts n middel dat kans
van slagen heeft," zeide ik tegen de nu
wan