Historisch Archief 1877-1940
No. 515
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?want zij hebben al het mogelijke gedaan, om het
stuk leven en kleur bij te zetten. Onmiskenbaar
zjjn, ook bij eene revizie, vele redevoeringen te
lang. Daarentegen verrast u aangenaam, wat er
nieuws is in de régie, die Dumas-zelf grooten
deels bepaald heeft. Het binnenkomen;yan Lwtien
(in het eerste bedrijf), zonder dat hij het woord
neemt, alleen maar naar een krant grijpend,
en, winter als het is, bij het vuur zich tot lezen
zettend, later, als Lueien zijn vrouw ernstig
verdenkt, het opzetten van zn'n hoed, opsteken
van een tigaret, ze wechwerpen, uitgaan, te-rug
komen, alles zonder iets te zeggen, het vallen
van het scherm, terwijl de Markies en de Ba
rones Smith aan 't kaartspelen gaan, het weer op
halen, terwijl ze nog bezig zijn, de Gravin
Francine zich het haar loswindend en zich vlug
herkappend, dit alles is van een régie, die
zoo nieuw als effektvol is.
Als doeltreft'end hekelschrift tegen de mannen
is Francillon" vol zaaks en zins. De gesprekken
van Lueien met zijn vrouw, van Annette met
Henri de Symeux en met haar vader, zijn op het
leven afgeprent.
Niet alleen het fyziek onzer akteurs stelde hen
in de gelegenheid meer verscheidenheid in de ver
schillende charakters te brengen dan we bij de
troep van Schürmann mochten waarnemen,
maar dat kwam wel vooral voort uit een volledi
ger doorgronding der personaadjes, en een massa
nuancen kwamen nu aan het licht, die bij de
Franschen gesluyerd bleven. Dumas moet over-te-vrede
zijn.
Mev. Frenkel heeft veel meer gemoed in de rol ge
legd dan Mev. Harris,en menig toeschouwer betrapte
zich op de welling van een traan, in sommige
oogenblikken. Mev. Frenkel heeft de minnende vrouw,
trouwe gade, die, toch zelve niet ontbloot van koket
terie, aan een maar al te gewettigden argwaan
toegeeft, en zeer bedenkelijke wraakmiddelen aan
wendt, uitmuntend gespeeld. Het oogenblik als
zjj verneemt, dat ook Thérèse Smith haar verdenkt,
was diep treffend.
't Verwondert mij, dat de Heer Clous de ontknoping
zoo koel speelde. De Heer Liverani wierp zich, als
Lueien, aan de voeten van zijn vrouw en daar
was reden voor, ook al neemt men aan, dat er in
het Maison ffor niets tusschen hem en Rosalie
Michon was voorgevallen, wat in den volsten zin
misdadig was. Met veel voegzaamheid heeft de
Heer Clous de rol vervuld. Ik handhaaf deze
verklaring, ook al bevat zij weinig lof voor
Dumas. Stanislas de Gfrandredon was, bij den
Heer Morin, in beste handen, 't Is waarlijk te
hopen, dat de Heer Morin zich aan de algemeene
?wet der sterflijkheid nog jaren zal kunnen onttrek
ken , want wie moet anders zulke rollen spelen?
Moor kan niet overal te-gelijk zijn. De Heer
Meynadier, die voor Jean de Carillac optrad, had niets
aan zijn franschen.... ambtgenoot (Girard) te
benijden. Ik zeg ambtgenoot want als de Heer
van' Hogendorp zijne mede-joernalisten
ambtgenooten" noemt, is er geen reden om ook (zonder
woordspeling)de akteurs zich niet elkanders ambtge
noten te laten noemen, 't Is kollega, of wordt
er voor gebruikt. Ik vroeg een knecht een
voetenbankjen in loge P te geven. Ik zal mijn kol
lega bij u zenden," andwoordde mij het slachtoffer
der moderne beschaving.
De Heer De Jong had op den Franschman, die
voor Henri de Symeux speelde (F. Mass), zijn
uiterlijk voor. Zeer op den weg van den Heer
de Jong ligt zulk een huiselijk coelibatair-rolletjen
echter niet, al is De Symeux er ook edelmoedig
en eerlijk bij.
De rol van de Barones Thérèse Smith is weinig
gedemarkeerd. Mevr. de Vries gaf ons een zeer
goede voorname Dame.
Men heeft het Mevr. Rössing euvel geduid, dat
zy niet de naïviteit en stoute volubiliteit ten toon
spreidde van Mademoiselle Castelli; mij dunkt echter,
dat de meer ernstige opvatting ook zeer goed te
verdedigen is. Wel verwonderde mij, dat Annette
haar le-skte-speeeh ook bij de Hollanders niet af
stak over den rug der kanapee heen. Dit maakte,
bij de Franschen, een zeer aardig effekt.
De Heer Spoor was meer een
gentilhommecampagnard dan een Parijsche aristokraat van
het oude régime. Hij heeft in veel geringer
mate dan de Heer Harris-Goutchalde het ideaal
van den Marqwis de Eiverolies verwerkelijkt.
De Heer Schulze heeft de onmogelijkheid in
gezien, van den Notarisklerk iets te maken.
Kort en goed daar zijn er, des ondanks, die
vinden, dat deze uitvoering van Francillon" het
beste andwoord is, dat men geven kon op
de strengheden van het Tooneel"-tijdschrift,
neergelegd in zijn jongste nommer. Het komt
mij echter voor, dat deze konsciëntiëuze studie
(bl. 107?128) in vele harer beoordeelingen 't
aan 't rechte einde heeft, al blijven de gronden,
waarop men Jonckbloets kritiek ten deze afwijst,
in hun geheel.
De pianomeester Charles-Alexandre Lecocq doet,
als leerling o. a. van Halévy, den grooten man
geen oneer. Hij was toch reeds 3G jaar eer hij
zijn eigenlijk gezegde succes beleefde (met Fleur
de thé", 1868). La Fille de Madame Angot"
werd, bij de eerste voorstellingen (te Brussel, in
Dec. 1872, te Parijs, Folies dramatiques, 21 F eb.
1873) tamelijk koel ontvangen; maar al spoedig
vonden de geestige melodiën, die den indruk van
historische volksliedtjens maken, den levendigsten
weerklank bij het publiek. De boulevards
fredonneerden, van den ochtend tot den avond, de
perruques blondes et collets noirs" en 15 maanden
lang verdween de operette van de Hoeren
GJairville, Siraudin en Koning niet van hot affiche.
Toch niet om den text. Bij de 250 toonoelwerken
van den akteur Clairville (eigenlijk Nicolaie) en
bij de iets minder talrijke van den banketbakker
Siraudin zou men de afwezigheid van de Fille
de Madame Angot" naaivwlijks merken. Toch heelt
het stuk een aardig lokaal charakter en is voor
de Nederlanders, die weinig gemeenzaam zijn mot
het aspekt der verschillende historische tijdper
ken, eene zeer te waardeeren zedeschets.
Charles Lecocq heeft deze schots uitmuntend
afgewerkt en gekleurd. Hij is een moderne
komponist in den vollen zin des woords, voor zoo ver
door modern in de kunstwaereld verstaan wordt
gevoelig voor het volksgenie. De schat van
charakteristieke muzikale motieven, o. a. in La
lle de Mme Angot" neergelegd, is zoo verras
send, dat men geneigd is, gelijk men het te-recht
gedaan heeft bij de sprookjens van Perrault, te
ijaan zeggen, dat zijn geen scheppingen van een
individu, dat zijn weelderige bloesems van
volksof natuurpoëzie. De geschiedschrijvers der muziek
mogen eenmaal uitmaken, wat in de kompozities van
Offenbach en Lecocq herinnering van het verledene,
wat werkelijk vrucht van onze tijd is.
In Frascati werden, 3 Mei, de drie bedryven
weer met talent en ijver gespeeld en gezongen.
De Heer S. van Beem, die in der tijd Ange Pitou
op Henri Morriën gestudeerd had, trad er ook,
bij de tegenwoordige reprise, voor op ; Pomponnet
was de Heer Kelly, Clairette Mev. Buderman.
Ik heb te dikwijls in het licht gesteld, hoe goed
deze artiesten zich kwijten van hun taak, om het
niet overtollig te rekenen dit te herhalen. Trénitz,
de choryfee der incroyables, werd voldoende voor
gesteld door den Heer Brok, Louchard door den
Heer Willemsen. Mev. Bouwmeester, die er dit
maal bizonder jong uitzag, spoelde en zong mot
animo de rol van Mademoiselle Lange. De Heer
van Westerhoven trad voor Lariraudière op. Het
jong en krachtig uiterlijk, de volle spreekstem van
dezen tooneelspeler werden niet (zoo als behoord
had) verbootst tot een ouden,parijschen
gentilhommemauvais sujetMe.i moest zich herinneren,hoe deHeer
Kreeft zulke oude Heeren schept. Misschien ont
breekt het den Heer Buderman aan zangstem
maar wij hadden aan hem gedacht, als
Larivaudière. Mej. van Westerhoven was zeer goed als
Amaranthe en eene der jongere choristen leverde
ons een verrassend pendant als eene andere
dame de la halle.
Ik onthoud mij van eene ontleding der uitvoe
ring in onderdeelen. Mij dunkt, dat ook de
(onbevooroordeelde) muzikologen reden tot
te-vredenheid hadden. Het morceau d1 ensemble der
samenzweerders maakte echter niet het effekt, dat
wij er van gewoon zijn.
't Gevoel voor harmonie en maat, zoo als Plato
de kunstzin noemt, wordt hier veelszins bevre
digd. De Heeren Prot houden, ook wat
kostumeering enz. betreft, hun wel verworven roem staande.
4 Mei '87.
A. TH.
MUZIKAAL OVERZICHT.
KOTIEBDAM, G Mei 1887.
De afdeeling Rotterdam van do Maatschappij
t. bev. v. Toonkunst gaf op haar laatste concert
Handels Israël in Et/ypten en bezorgde dit werk
eene schitterende uitvoering; do koren waren als
gewoonlijk uitmuntend, de beide dames solisten
(Mej. Pia von Sicherer, sopraan, en Mej. Marie
Schneider, alt) wedijverden om den eerepalm, dien
ik niet zou weten aan wie van beiden toe te
kennen; beiden verschaften onverdeeld genot en
eerstgenoemde moest op uitdrukkelijk verlangen
de Halleluja-a,ri& uit Esther (eene mlage) her
halen. Daar Israël in Egypten bijna uitsluitend
uit koren bestaat, worden er bij de uitvoering
allerwege Einlagen voor de solisten ingelascht;
zoo ook hier de reeds genoemde Halleluja-nria voor
sopraan, de alt-aria Hoffnung lindert alle
Schmerzcn en de bas-aria Warum entlirennen die Heiden
uit Mendelsohn's Messias. De heer Carl Dierich
die de tenor-solo's vervulde, maakte een gunstigen
indruk; zijn aandeel in deze uitvoering is echter
te klein om hem daarnaar te bcoordeelen. De
heer Friedlander (bas) is of erg achteruitgegaan
of was zeer slecht gedisponeerd; zijn geluid klonk
vaak bepaald leelijk; de hoer Messchaert, die
slechts in het duett Der Herr ist ein starker Held
had opgetreden, handhaafde zijne gunstige repu
tatie.
De heer Gernsheim, die voor eone uitmuntende
inleiding in het textboek had zorg gedragen,
vordfl5nt hoogen lof voor zijne zekere en bezielende
leiding; het orkest was voortreffelijk, do heer
Carl Kindier verdient afzonderlijke vermelding
voor de artistieke wijze, waarop hij de Halleluja
aria op de oboëbegeleidde.
Eene week later gaf Rotte's Mannenkoor" zijn
laatste Winterconcert en bracht Colwnbus, een
nieuw werk voor mannenkoor, solo, tenor on
baryton en orkest van C. J. Brambach (hetwelk
op 23 Juli 1886 zijne eerste uitvoering beleefde
te Milwaukee in Noord-Amerika), en Leiden1 s
Ontzet van Rich. Hol. Golumlins is een zeer
schoon werk mot prachtige koren on goed door
dachte instrumentatie, het koor zong in waar
heid schitterend, frisch, forsch on bezield, geheel
opgaande in den text, dien het te vertolken heeft.
De solisten, de hoeren W. S. (tenor) on A. I. S.
(baryton) ontwikkelden dezelfde goede en minder
goede eigenschappen, die ik reeds vroeger omtrent
hen neerschreef; verbaast de een door zijn schit
terende en krachtige hoogte, de ander bekoort
door het heerlijk timbre van zijn geluid en even
wel laten beiden het publiek koud, waar mag
dit aan liggen?
Ook Leyden's ontzet genoot eene voortreffelijke
uitvoering. - zoodat den heer Brandts Buvs onver
deelde lof mag worden toegezwaaid voor de
wijze, waarop hij dit concert heeft voorbereid;
de directie zelve kon wol wat minder bewegelijk.
Het orkest was zoor goed, de heor Eborle gaf
eene heerlijke begeleiding van den Solo in Columbus
te genieten.
Gemengd koor" onder den heer George Rijken
gaf jl. Dinsdag zijn laatste concert mot rlkönig's
Tochter van Gade, Pres du fleure trangcr van
Gounod en Montfort van Rhoinbergor; de uitvoering
bevestigde den gooden naam, dio doze jongo
vereeniging geniot, terwijl do solisten (Mej. Gips,
sopraan, Mej. G. Molchors, alt, de heer Brinkman.
tenor, on de hoer Seb. Smits, baryton,) zich op
gewenschte wijze van hunne taak kweten. Daar
Erlkönig's l achter overbekend mag geacht worden,
en Montfort reeds bij het vorige concert dezer
voreeniging besproken werd, zij hier slechts in 't
bijzonder het werkje van Gounod vermeld, dat
voor kleinere vereenigingen alle aanbeveling ver
diend.
De heer George Rijken, do jeugdige directeur,
heeft oer van zijne voorbereiding! De hoer J. F.
A. Rijken Gzn. bezorgde de klavicrbogoleiding op
zijne gewone uitstekende wijze.
En hiermede is het seizoen atgeloopen, totdat
de Opera half September de poorten van den
Nieuwen Schouwburg voor ons openen zal; enkele
nieuwe engagementen zijn reeds gesloten, voor de
overige bevindt zich de heer Bolle thans in
Duitschland. Met de keuze van een tweeden Kapelmees
ter moet de Directie in den heer Paul Prill
(sedert een jaar eerste Violoncel in ons orkest)
eene goede keuze gedaan hebben; ben ik wel in
gelicht, zoo moet zij in hem een bekwamen
repetitor gevonden hebben, terwijl het overigens reeds
genoeg bekend is, dat de heer Prill fijnbeschaafd
musicus is. V.
LOHENGRIN TE PARIJS.
De première van Wagner's Lohengrin in het
Eden-Theater, de onderneming van den moedigen
heer Lamouroux, heeft, dank zij de invrijheid
stelling van Schnaebelé, toch kunnen plaats heb
ben. Geheel zonder demonstratie is het echter
niet gegaan, en zonder den plasregen, die tegen
den nacht begon te vallen, zouden de onlusten
in den omtrek van het Eden-Theater zeker van
ernstigen aard geworden zijn. De politie had
hare maatregelen genomen en eeno sterke macht
op de been gebracht.
In den beginne bleef alles rustig; alleen op
den hoek der rue Auber vormde zich een groepje,
dat eene afwachtende houding aannam. Om kwart
over zeven begonneu de bezoekers te komen,
maar eerst over achten werd er geroepen: weg
met Wagner! weg met Lamoureux!" en dit her
haalde zich bij ieder rijtuig dat er kwam. Een
heer kwam uit de groep ontevredenen en zeide
beleefd tot iedere dame: Mevrouw, als ge een
Francaise zijt, dan moet ge niet binnen gaan !"
De dames stapten toch uit; alleen eene dame,
in groot toilet, wit satijn, weigerde uit te stappen.
De twee heeren, die met haar in het rijtuig waren,
trachtten haar gerust te stollen, maar de bende,
haar ziende twijfelen, riep harder: Ga niet bin
nen! het is schandelijk, daar binnon te gaan!
Weg met Wagner! Leve Frankrijk!" Do dame
smeekte hare cavaliers, weer in hot rijtuig te stap
pen on gaf den koetsier bevel, de zweep over de
paarden te leggen. Onder luid gejuich van de
menigte vertrok zij.
Langzamerhand werd do spanning grooter.
Tegen negen uur stelde de chef der politie zijne
agenten aan beide zijden langs den ingang, om
hen het plein te doen ontruimen. Toen viel er
een steen. Men meent dat iemand, op het dak
van het theater, hem geworpen hoeft. Weldra
volgden meer stoenen; de ruiten van de marquise
van het Eden-Theater vlogen in stukken. Aan
don overkant stonden eenigo studenten. Wij
moesten met vijftien honderd zijn," zoide een
hunner, wij zijn met ons tienen, maar wij zullen
een leven maken als duizend!"
Nu begon het te regenen; het publiek onder
de marquise school dichter samen, maar kreeg mot
den regen ook stoonen en wierp er terug. Cl
menceau kreeg oen steen tegen zijn hoed. Een
oogenblik werd eene afleiding verschaft door een
blonden vreemdeling, die begon te roepon: Weg
met Frankrijk!" en toon de vlucht nam. Mon liep
hem na; hij sprong in oen politiebureau en aan
den anderen kant er weer uit, zoodat men hem
uit het gezicht verloor. Telkens hadden or woor
denwisselingen plaats tusschen bezoekers van don
schouwburg en personen uit de menigte; soms
was men bijna handgemeen geraakt. De steeds
dichter vallende regen echter maakte, dat toen
om half een do voorstelling afgeloopen was, er
slechts weinige personen ovor waren, die de rijtui
gen naliepen, hen dwongen om stapvoets te gaan,
en floten. Drie personen zijn gearresteerd, wegens
beleediging van agenten."
#
* *
Intusschen was binnen in de zaal de stemming,
wel vorro van antipathick, die van bewondering
voor het kunstwerk en de uitvoering. Lohengrin
is aan Hollandsche lezers bekend genoeg ; voor
het Fransche publiek hadden de vorige dagen ver
schillende bladon de dichterlijke historie van den
Zwanenridder en de nieuwsgierige Elsa van Bra- *
bant verteld, gewezen op de verwantschap met
de mythe van Amor en Psyche, en een geheel
overzicht gegeven van de Graal-romans en den
cyclus van Artus. Do vertaling van hot libretto
door Nuitter wordt zoer geprezen ; zij bood eene
moeielijkheid, dio de Fransche librettisten, wanneer
zij bv. den Barbier of do Somnambula uit het
Italiaansch vertaalden, niet kenden, namelijk het
vertalen van ieder woord volgens de bcteekonis
op de juiste plaats, hetgeen door Wagner's recitatief
vereischt wordt. Een klein overzicht van de
meest toegejuichte gedeelten zou hier kunnen
volgen; de Fransche toehoorders hadden echter
veel hinder van de doorlooponde melodie, die
hun belette, de gedeelten te applaudisseeren,
welke hun bijzonder bevielen. Sarcey. die Za
terdag de repetitie bijwoonde, zogt daaromtrent:
Ik durf niet wagen, te zoggen, dat de onpar
tijdige liet hebbers bij de mooie gedeelten hebben
toegejuicht. Men zou mij vragen, waar ik vandaan
kwam. Het is toch afgesproken, dat er in Wagner's
muziek geen mooio gedeelten zijn, omdat alles er
evenzeer verrukkelijk, ideaal en verheven is. Ik
zal dan zoggen, dat enkele gedeelten van Lohenyrin
ons meer behaagd en anderen ons verrukt hebben.
Een Wagneriaan heeft mij uitgelogd, dat deze
laatste thans door de richting worden verworpen
en als verouderd beschouwd. Het is hoogstens,"
zeide hij, den neus optrekkend ....uitmuntende
Verdi!" Ik zou daarmede al aardig tevreden zjjn.
Indien er bij do repetitie niet erg
geapplaudiseerd is, was dat niet, omdat dio gedeelten , op
zijn hoogst Verdi waard , goon
bcwonderenswaardigen indruk maakten, maar omdat do muziek
nooit ophoudt. Het is onmogelijk er tusschen te
komon. Ik heb, ik weot niet hoelang, zitten
wachten om even to kunnen hoesten; ik heb het
eindelijk heimelijk in mijn zakdoek moeten smoren.
En bedenk daarbij dat ieder bedrijf vijf kwartier
duurt! Een uur muziek, zonder punten of kom
ma's! Een feuilleton van twaalf kolommen zonder
alinea!
Er is een vreeselijk lang duo, waarmede de
tweede acte begint, ge zult dat hooren, niemand
heeft mogen applaudisseoren. Ik had vijf francs
uit mijn zak gegeven, om te weten, in welke taal
zij redeneerden, in 't Fransch of Duitsch; want
ik begreep geen woord van het gesprek. Ik had
het mijn buurman willen vragen, maar ik was
bang, de plechtigheid van dep dienst te storen.
En dan, misschien wist mijn buurman er niet
meer van dan ik.
Bij het heengaan hoorde ik, dat Nuitter Lohen
grin vertaald heeft. Dat stelde mij gerust; ik ken
Nuitter, het is een fatsoenlijk man en goed
vaderlander. Hij heeft hem stellig in 't Fransch
vertaald. Een mijner vrienden vertelt mij, dat
Nuitter hem, op zijn verzoek om uitlegging van
het libretto, gezegd heeft: Ik heb het vertaald,
maar begrepen heb ik het niet."
*
* *
Na Sarcey's spottend, oneerbiedig en onbevoegd
oordeel, komt dat van Vit u, dat zeer bevoegd en
zeer waardeerend en zaakrijk is. Hij prijst zonder
voorbehoud de vertaling en geeft van den indruk
en de uitvoering zeer gedetailleerd verslag,
Het voorspel, waarvan de vier eerste maten
verder in het werk als Leitmotiv gelden, was
roeds door Lamoureux op zijn concerten herhaal
delijk uitgevoerd. Het crescendo tot het overwel
digend tutti, en daarna weder de afdaling tot het
fijne pianissimo werd volmaakt" uitgevoerd, en
naar evenredigheid toegejuicht.
Het gordijn gaat op en men ziet het landschap
in zachte helling naar de Schelde afloopend. Eene
opening tusschen de boomen geeft uitzicht op
eenige eilanden en op het kasteel, nog
halt in den morgennevel verloren. Onder
den helderen hemel, met eenige rooskleurige
wolkjes, glinstert de Schelde als een zilveren
spiegel. Een vroolijke zonneschijn verguldt reeds
de toppen der boomen en dringt door het dikke
gebladerte van den ouden eik, waaronder de Koning
recht zal spreken.
De Koning hoort de beschuldiging van
Telramund en Ortrud. Elsa verschijnt en zingt haar
visioen; het godsoordeel wordt uitgesproken. De
heraut doet de oproeping; de fanfaren weerklin
ken tot drie malen. Elsa's gebed en het vrouwen
koor dat dit beantwoordt, maakten een diepen
indruk. Entree a sensation van de Zwaan!"
schrijft de Monsieur de l'Orchestre. Lohengrin
verschijnt in het zilveren bootje. Het bekoorlijke:
Nun sei bedankt, mein liober Schwan!
Is aldus overgezet:
O mon cher cygne, a toi merci!
Pars vers la rive trop lointaine
D'oüla nacelle vint ici
Soul qu'un heureux destin t'amène,
Si ton devoir l'ordonne ainsi.
Elsa herkent in hem don gedroomden redder,
en de verzon waarin Lohengrin haar de voorwaarde
van zijne zending bekend maakt, zijn door Nuitter
vertaald:
Si je remporte la victoirc,
Parlo, serai- je ton poux?
Jo 't appartions, tu poux me croire,
Oui, je Ie jure a deux genoux.
Sans chcrcher a connaitro
Qucl pays m'a vu naitre,
Ma race ni ma loi,
Tu garderas ta foi?
O mon sauvour, mon maitre, mon bon ange,
Qui soul dans mon honncur as foi,
Par quol soupgon impio, trange,
Pourrais-je encor douter de toi?
Elsa, Mevr. Fidès-Dcvries, was uitmuntend, ook
do Lohengrin van Van Dijck was, ofschoon de
stem wat dun schoen, in stijl en opvatting zeer
schoon; do bas-aria, waarmede dan de Koning,
Couturier, den zegen des hemels ovor het gevecht
inroept, scheen niet krachtig genoeg. Het ver
volg dor acte, hot quintet hot gevecht, Elsa's
danklied en het slotkoor werden mot algemeene
geestdrift beloond.
Het decoratief dor twoode acte, het inwendige
der oude burcht, was grootsch, ruw en somber,
een meesterstuk van Lavastre en Carpezat. De acte
begint met don dialoog van Telramund en Ortrud,
dien ook Vitu eindeloos vindt, en waarvan hij
ook den tekst niet kon verstaan. Hier komt,"
schrijft hij, ondanks do onbetwistbare krachtvan
den componist, een der groote tegenwerpingen
tegen hot stelsel van toitt d Vorckestre aan het
licht. Do verwijten tusschen Elsa's vijanden wor
den gecommentarieerd door oen groote ontwik
keling van symphoiiische middelen. Deze storm
in het orkest beteokcnt ongetwijfeld een be
doeld contrast met de zachte klanken, welke
voor Elsa en Lohengrin bestemd zijn, hel tegen
hemel, dcmonenwoede tegenover engelenzang.
Maar ongelukkig laat dit tcugelloos orkest slechts
zelden eene syllabe van den dialoog opmerken.
Hoe kan men nu belang stellen in hetgeen men
niet hoort, en welken zin kan de commentaar
hebben als de tekst onbekend is ?"
Dan komt Elsa's romance op het terras, die
Vitu aan Mozart denken doet, hot duo met Ortrud,
weder zeer lang, on het intermezzo. Vitu meent
dat dit oen der coupures is, die Lamoureux in
zijn Wagner-ijver niet hooft willen maken en
waarbij toch hot werk zou gewonnen hebben. Het
tooneel blijft een oogenblik ledig; de dag ver
schijnt, de burcht ontwaakt. Dit is zeer schilder
achtig, maar overtollig. Twee wachters van den
hoofdtoren, waar de ridders wonen, blazen op hun
klaroenen den morgcngroot; van een toren in de
verte klinkt het antwoord. Do wachters komen
naar beneden en ontsluiten do poorten, van alle
kanten komon dienaars on gaan hun werk be
ginnen, dienstmaagden en vrouwen komen water
putten.
Eindelijk openen zich de poorten van den
hoofdtoren, vior trompetten blazen het appel voor
den koning, odeion en ridders verschijnen en komen
luisteren naar do zoer uitgebreide modedeeling,
die de heraut hun doet. Dit alles is frisch, wel
luidend en vol orchestrale genietingen, maar lang.
Do muziek die Elsa naar de kerk geleidt, het
tooneel mot Ortrud en Telramund, en Elsa's
voorloopigo overwinning op zich zelve, met het
eind der tweede acte, wekten nieuwe bravo's.
Het dcrdo bedrijf, een prachtig decoratief?het
vorstelijk bruidsvortrek in Romaan schen stijl, waarin
door een boogvenster het maanlicht valt, opent met
het bruidskoor on het duo van Elsa en Lohengrin,
waarvan de dramatische kracht, door zulke
een