Historisch Archief 1877-1940
4
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 5L->
?voudig% middelen als het doorvoeren van het zelfde
motief in zeven of acht toonsoorten verkregen,
de hoogste bewondering opwekte. De ontknooping
nadert. Vergeefs laat Lohengrin een halve be
kentenis ontglippen om Elsa gerust te stellen.
~ Ma route n'est pas ténébreuse!
" Je viens du monde dos splendeurs!
Elsa vraagt verder: Yan waar komt gy ?" en
.reeds hoort men den zwaan in de verte. Den
moordaanslag van Telramund helpt zg afweren,
maar Lohengrin zegt droevig:
Ah! Ie bonheur pour nous n'est plus!
en later:
Auprès du roi pour la conduire
Parez Elsa de blancs habits.
La, devant tons, je veux lui dire
Quel est mon nom et qui je suis.
Men ziet, dat de verzen zoo eenvoudig moge
lijk weergegeven zjjn; Nuitter moet er inderdaad
ontzaglijk veel moeite aan besteed hebben, om
ze zoo eenvoudig te krijgen.
Een oogenblik wordt dan het tooneel gesloten
door twee groote gordijnen, die dichtgehaald
wor- den en zich bijna terstond weer openen om den
oever der Schelde te aanschouwen te geven. Rentree
van de zwaan l Het geduld, waarmede het dier
afwacht tot zijn passagier afscheid genomen heeft"
zegt verder de Monsieur de l'Orchestre, is op
merkelijk ; il doit tre a l'heure." Het geduld van
de zwaan wordt dan ook beloond; men verneemt dat
" hjj een betooverd prins is, Elsa's broeder, en
Lo"hengrin's gebed verlost hem van de betoovering;
-: het bootje words dan door een duif naar
MontSalvat teruggetrokken.
* *
De aandacht voor het werk heeft zich, ondanks
de lengte, geen oogenblik verloochend, en men
kan zeggen dat Wagner schitterend zijn intocht
te Parijs heeft gedaan. De uitvoering was, wat
koor en orkest betreft, zoo volmaakt als van
Lamoureux voor dit werk, waaraan hij al zijn
ijver, zaakkennis, eerzucht ten koste zou leggen,
kon gewacht worden. Van de solisten was Mad.
Fidès Devries eene ideale Elsa; schoonheid, aan
doening, zuivere kristalheldere stem, innig dra
matisch en toch edel spel, vereenigden zich om
haar tot den droom van dichter en componist te
maken. Van Dyck speelde uitmuntend; opvat
ting en techniek waren zeer goed, alleen de stem
wat schraal; Mad. Duvivier was te mooi en te lief
voor Ortrud, maar hare stem, soliede en
onberispeIgk, gaf aan de rol alle recht; Blauwaert, een
stem als een klok, die men in Nederland wel
kent. voldeed zeer in Telramund's ondankbare
rol; de bas, Couturier, scheen niet tegen de groote
baspartij van den Koning opgewassen, en Auguez,
de eenige Franschman onder de solisten, deed
meesterlijk het geroep van den heraut weerklin
ken. Men weet," zegt Martel in de Justice, dat
in Wagner's werken dikwijls het orkest zingt in
plaats van de personen; zoo vaak dit gebeurde,
zongen alle personen verrukkelijk, in het andere
geval waren hun verdiensten ongelijk." On
danks alle verdiensten van ieder afzonderlijk,"
schrijft de Petit National, was de grootste triomf
van den avond voor Lamoureux, want alles wat
geheel van hem afhing, was volmaakt." Men
komt er uit als uit een droom, maar uit een zeer
langen droom," schrijft de verslaggever der R
publique Franyaise. Men kan met dezen avond
Wagner, maar vooral de goede muziek
gelukwenschen," zegt Edouard Stoullig.
IETS OVER DANIEL DEFOE EN
. ROBINSON CRUSOE.
Nu men teLanark, in Schotland, een gedenkteeken
beeft opgericht voor Alexander Selkirk, den zeeman
?wiens jarenlang eenzaam verblyf op Juan Fernandez
Defoe aanleiding gaf tot het schrijven van zjjn
wereldberoemd verhaal, is het wellicht belangrijk
eenige bijzonderheden op te halen omtrent het
ontstaan van genoemd werk.
Bobinson Crusoëbehoort niet tot Defoe's eerste
pennevruchten: hij was reeds een man van 56
jaren en had al heel wat achter den rug, toen
dit werk werd uitgegeven. Hy had zich vóór dien
tjjd voornamelijk bezig gehouden met het schrijven
van pamfletten, in de meesten waarvan hij zich
een hartstochtelijk strijder toonde voor de zaak
der gewetensvrijheid. Zoo verscheen in 1701 een
satirisch gedicht: The True Born Englishman,
waarin hij hevig te velde trok tegen diegenen
zgner landgenoten, die Willem IH niet gunstig
gezind waren, omdat deze Hollander was. Van
meer invloed, en van onaangenamer gevolgen voor
den schrijver was het een jaar later uitgekomen
geschrift: The Shortest Way with Dissenters.
Hierin stelde de schrijver, schijnbaar in allen
ernst, voor, door zeer krachtige middelen de Dis
senters uit te roeien en zoodoende de Staatskerk
van lastige tegenstanders te verlossen. Deze mid
delen waren: de predikanten tot den strop te
veroordeelen en hunne volgelingen te verbannen.
Groote ontsteltenis onder de Dissenters, groote
vreugde onder de aanhangers der Staatskerk l
Maar het aantal van hen, die beter lazen, werd
gfooter, en eindelijk werd het geschrift en de
sterkking er van in het Lagerhuis besproken.
Hier werd, waaraan toen weinigen meer twijfel
den, bij meerderheid van stemmen uitgemaakt,
dat The Shortest Way with Dissenters een schot
schrift was, gesteld en in druk verspreid met het
doel het gezag der Staatskerk te ondermijnen.
Het gevolg hiervan was, dat Defoe werd veroor
deeld tot het verlies zijner beide ooren (eene
zeer gebruikelijke straf in die dagen); verder
moest hij drie dagen te pronk staan en daarna
ongeveer twee jaren in de gevangenis doorbren
gen Op den eersten der drie pronkdagen ver
scheen van zijne hand de Hymn to the Pillory.
In Newgate, waar bij gevangen zat, begon hij
The Review" uit te geven, een letterkundig en
staatkundig blad, dat de voorlooper kan worden
eenoemd van The Spectator en de overige door
Addison, Steele en Johnson uitgegeven periodieke
geschriften. , .. , n
Eenige iaren later werd hij door de regeermg
van koningin Anna benoemd in de commissie, die
naar Schotland werd gezonden om de vereemgmg
der beide rijken te bewerken. Hieraan heeft zijne
History of the Union haar ontstaan te danken.
nog eenmaal voor het uitgeven van een satiriek
;eschriftje eenige maanden gevangenisstraf te
heb>en ondergaan, gevoelde hij zich, als stond h\j
gejeel alleen op de wereld. Bjjna alles wat hij had
aangevangen, was mislukt. De verschillende pogin
gen, die hij had aangewend, om eene zaak te
be;innen, waren niet met succes bekroond. Door zijne
geschriften had hij zich vijanden gemaakt bij de
verschillende partijen in Engeland, en niet het
minst onder hen, voor wier vrijheid hij gestreden
en geleden had. Daarbij kwam nog, dat eene ziekte
lem een tijdlang aan het bed kluisterde en hem
na zijne voorloopïge genezing nog eenige weken
dwong de kamer te houden. In dezen toestand
van mistroostigheid, in dezen tijd van afzondering,
's het niet onwaarschijnlijk, dat h\j zijn lot ver
geleek met dat van den on gelukkigen Alexander
Selkirk, wiens eenvoudige, roerende geschiedenis
werd medegedeeld in de reizen van Woodes Rogers
m Eduard Cooke, in 1712 uitgekomen, die
Selrirk half verwilderd op het eiland Juan Fernandez
ladden gevonden en naar Engeland hadden mee
gebracht. Captain Burney, een bekend
Zuidzee?eiziger, deelt ook de geheele geschiedenis mede.
Steele, die persoonlijk kennis maakte met Selkirk,
schreef een en ander over hem in The Englishman
:n het is niet onwaarschijnlijk, dat door enkele
opmerkingen van Steele het plan bij Defoe tot
rijpheid kwam om een uitvoerig verhaal samen te
stellen, waarin de lotgevallen werden medegedeeld
van iemand, die van de geheele wereld was
afge;onderd en de moeielijkheden beschreven, die hij
;e overwinnen had.
Al is het dus waar, dat het punt van uitgang:
bemand, die alleen op een eiland wordt achter
gelaten, niet van Defoe zelf is; al is het zelfs waar,
dat, wat sommigen bewezen, de figuur van Vrijdag
niet oorspronkelijk is; toch zou het dwaasheid zijn
om aan te nemen, wat op gezag van Dr. James
Beattie lang voor waar gehouden is: dat Defoe
leeft gepronkt met de veeren van een ander, door
*ebruik te hebben gemaakt van de stof die Sel
kirk hem had geleverd. Had Defoe Robinson Cruso
niet geschreven, de naam Selkirk zou thans even
onbekend ztjn als de namen van zoovelen die vóór
hem een dergelijk lot hadden ondergaan.
Ongetwijfeld heeft Defoe in zijn werk een aan
tal bijzonderheden ingelascht, die hij gelezen had
in het verhaal van Rogers en Cooke, zooals het
zich kleeden met geitenvellen, het bouwen der
tintten, het middel om vuur te verkrijgen door
iet tegen elkander wrijven van twee stukken hout
en meer andere; maar de hoofdzaak: de inklee
ding van het geheel, het natuurlijke, dat den le
zer geheel doet meeleven met den verlatene, dat
hem er toe brengt belang te stellen tot zelfs in
nietigste dingen, dat alles is van Defoe.
Voor wie nog aan de talenten van den schrij
ver mocht twijfelen, herrinneren we aan het ge
beurde met 2hèShortest Way with Dissenters:
de ironie was zoo fijn, dat het geschrift in don
beginne als ernstig gemeend werd opgevat. Bo
vendien blijkt uit Defoe's latere werken
zooals Captain Singleton, Moll Flanders,
Colonel Jack, A. Journal of the Plague en
Memoirs of a Cavalier ten duidelijkste, dat hij
op bijna onovertreibare wijze natuurlijk was,
en daardoor den lezer dwong zijne verhalen voor
waar aan te nemen. Als krachtige bewijzen daar
voor, dienen de beide laatstgenoemde werken.
Het Journal of the Great Plague, dat eene be
schrijving is van de pestziekte, die in 1664 in
Londen woedde, werd langen tijd voor echt ge
houden, door een ooggetuige geschreven, hoewel
de onmogelijkheid hiervan duidelijk is, daar Defoe
pas in 1663 was geboren. Evenzoo ging het met
de Memoirs of a Cavalier. Zelfs door Lord
Chatham werd dit werk eens in het Lagerhuis als
authentieke bron aangehaald.
Eenmaal heeft de schrijver van Robinson Cruso
zich tot eene daad laten overhalen, die in veler
oog afkeuring verdient. Een uitgever, bevreesd
dat hij met een bundel exemplaren zou blijven
zitten van een bundel preeken van Drelincourt
Over den dood", verzocht hem daaraan iets van
zijne hand toe te voegen. Hij schreef toen bijwijze
van inleiding tot de preeken: De verschijning van
Mej. Veal den dag na haren dood aan Mej.
Bargrave" en weer zoo natuurlijk, dat de meeste
lezers er niet aan dachten, de waarheid van het
verhaalde in twijfel te trekken. De uitgever voer
er het beste bij; de preeken, die anders wellicht
weinige koopers zouden gevonden hebben, werden
nu bij honderden verkocht.
Het doel, dat we met dit stukje beoogen, is
eenvoudig aan te toonen, dat niet alleen aan de
geschiedenis van Selkirk het schrijven van Robinson
Crusoëte danken is, maar dat ook voor een groot
gedeelte Defoe's isolement (om het zoo eens te
noemen) daarvan de oorzaak was.
De waarde van Defoe's werk wordt nog ver
hoogd door het feit dat hij de eerste was,
die met goeden uitslag den roman in de
Engelsche letterkunde invoerde; vandaar dat hij
dikwijls genoemd wordt, de vader van den
Engelschen roman."
Wanneer thans 'iemand mijner lezers eene buste
van Defoe mocht zien, dan zal hij zichzelven wol
de vraag kunnen beantwoorden: hoe komt het,
dat de schrijver van Robinson Crusoëzulk een
verbazend lange pruik draagt?" Dit antwoord zal
dan wel luiden: Omdat deze talentvolle schrijver
en dappere strijder voor de zaak der gewetens
vrijheid zich genoodzaakt zag, op die wijze de
misvorming te bedekken, die hij aan do kleingees
tigheid en bekrompenheid van zijn tijd te wijten
had." D. H. MEIJEK JR.
Wetenschap.
POPULAIRE GENEESKUNDE.
Er is in het algemeen in het begrip van popu
laire wetenschap iets hybridisch, eene zekere con
tradictio in terminis. Bij den eersten oogopslag
zou men geneigd zijn, de uitbreiding onzer litera
tuur op dit gebied voor een gunstig verschijnsel
te houden; immers het kan zijn nut hebben, tle
resultaten van moeielijkc en ernstige studiën in een
voor velen bevattelijken vorm mede te doelen.
Bij nader inzicht echter vraagt men zicb af, of
de schrijvers, die beproeven voor hunne lezers
alle moeieüjkheden uit den weg te ruimen en
alle inspannende studie overbodig te maken, niet
schuldig zijn aan het in de hand werken van
dilettantisme en van oppervlakkige kennis.
Ongetwijfeld z^n er voorbeelden te vinden van
eene werkelijk uitstekende populaire behandeling
van wetenschappelijke onderwerpen, voorbeelden,
waardoor ieder zich kan overtuigen, dat het alge
meen verstaanbaar zijn niet onvermijdelijk met
oppervlakkigheid moet samengaan. Men denke
aan de voortreffelijke, voor ieder beschaafd man
volkomen heldere, populaire voordrachten van ge
leerden, als: Faraday. Tyndall, Huxley en
Helmholtz op het gebied der natuurwetenschappen; men
herinnere zich, hoe het beroemde werk van onzen
landgenooit Kaiser indertijd de geheimen van den
sterrenhemel ook voor leeken heeft ontsluierd.
Maar het bestaan van enkele voortreffelijke wer
ken in dit genre mag ons niet verleiden om elke
schrede op dezen weg welkom te heeten, te meer,
nu eene zekere dosis algemeene kennis", die
tegenwoordig op burgerscholen en gymnasia wordt
medegedeeld, de schrijvers in verzoeking brengt,
om mér bekend te onderstellen, dan werkelijk
het geval is.
In de laatste weken is de
populair-wetenschappelijke literatuur op medisch gebied verrijkt met
een drietal uitgaven, alle naar het Duitsch be
werkt. De titels luiden: Longen-Gymnastiek, een
wegwijzer voor de verzorging, verpleging en
gymnastische ontwikkeling der adeinhalings- organen,
naar Dr. Th. Huperz, bewerkt en met
aanteekeningen voorzien door J. G. Milo Jr. (Rotterdam,
van Hengel); Leefregel voor Mageren, over de
oorzaken, de verschijnselen en de behandeling
van magerheid, naar Dr. Paul Berger, door
J. Bartolotti Rijnders ('s Gravenhage, W. Cremer);
De Massage en hare toepassing in de verschil
lende onderdeelen der practische geneeskunde,
naar Dr. A. Reibmayr, door J. Schoondermark jr.
('s Gravenhage, W. Cremer.)
De beide eerste werkjes voldoen vrij wel aan de
eischen, die men aan geschriften van dezen aard
mag stellen. Vooral kan dit getuigd worden van
Milo's Longen-Gymnastiek, waarin de bewerker
ook eene zelfstandige rol speelt, en velerlei in
teressante gevallen mededeelt uit zijne
heil-gymnastische" praktijk. De Leefregel «oor Mageren
is natuurlijk niet bestemd voor hen, wier beurs
hun het genot eener behoorlijke voeding ontzegt;
do oplossing van die quaestie ligt op economisch
en sociaal terrein. De mageren, die in het werkje
bedoeld ziju, zullen door de lectuur van het werkje
zeker van n ding worden genezen, nl. van het
geloof, dat magerheid geen ziekte is en dat men
het in dit opzicht moet nemen zooals het valt
en den dokter gerust kan tehuis laten.
Het is ons niet volkomen duidelijk geworden,
tot wie de Nederlandsche vertolker van Reibmayr
(nomen est omen) zich richt. De titel bevat niet
de qualificatie populair", maar de schrijver ver
klaart uitdrukkelijk, dat zijn werk bestemd is
voor geneeskundigen en niet-geneeskundigen. Wij
betwijfelen zeer, of de laatsten veel nut van de
lectuur zullen hebben. Reeds de zonder eenige
verklaring overal gebruikte wetenschappelijke ter
minologie maakt het goed begrip van het behan
delde onderwerp voor leeken bijna onmogelijk, en
al worden deze termen door zuiver Nederlandsche
vervangen, dan zou nog bij de lezers eene meer
dan oppervlakkige kennis van anatomie of patho
logie ondersteld zijn. Waarschijnlijk heeft dus de
heer" Schoondermark bij de vertaling het oog ge
had op een publiek van aanstaande medici, of van
genees- en heelkundigen, die reeds in de praktijk
zijn, maar nog niet in de gelegenheid zijn ge
weest om met de massage, een betrekkelijk nieu
wen tak van hunne wetenschap, kennis te ma
ken. Is deze onderstelling juist, dan zal het boekje
zeker aan zijn doel beantwoorden. De vraag blijft
dan slechts over, of de bedoelde personen niet
evenveel zouden hebben geleerd, als zij Dr.
Reibmayr's werk in het, onder wetenschappelijke lieden
toch niet onbekende. Duitsch hadden gelezen.
Men beweert, dat aan een onzer vaderlandsche
hoogescholen indertijd (lang geleden natuurlijk!)
eene medische dissertatie is verschenen, waarin
de schrijver mededeelde, dat bij zeker ziektege
val duizend bloedzuigers op het been van den
patiënt waren geappliceerd. De jeugdige auteur
voelde zich gedrongen in eene noot op te merken
dat dit cijfer hem zeer boog voorkwam ; maar
zoo zeide hij in den tekst der door mij aan
gehaalde historia morlii staat duidelijk te lezen:
ein Duizend Blutigel'"
Het verhaal zal wel niet volkomen historiscb
zijn. Maar toch kan men de vraag, of voorlieden
van bet vak de lectuur van wetenschappelijke
werken door eene goede vertaling niet gemakke
lijk wordt gemaakt, in vele gevallen niet anders
dan bevestigend beantwoorden. De vertaling van
den heer Schoondermark is goed, en hij heeft er
dus een nuttig werk mede gedaan.
Een ding kan men zeker tot lof van elk der
drie werkjes zeggen: zij verleiden den leek-lezer
niet tot dokteren op eigen hand." En daarmede
is stellig een der gevaarlijkste klippen voor den
schrijver, die medische onderwerpen op algemeen
verstaanbare wijze tracht te behandelen, gelukkig
vermeden.
Voor de nette uitgave komt den heeren Van
Hengel en Eeltjös-een woord van lof toe. E.
VARIA.
De poëzie in de vreemdelingenboeken" op
gezellige plekjes aan den Rijn, in het Schwarzwald,
den Harz of de Alpen, is van zeer gemengden aard,
maar dikwijls inderdaad origineel. De vroolijko
reiziger, vol indrukken die onder het genot van
het verkwikkend glas bier of landwijn gaan gisten,
wil hun lucht geven, en vindt als aangewezen
gymnastiekveld voor zijn buitelend vernuft de
witte, ef ook met intvlekken bespatte blad
zijden van het vrcemdelingenboek. Een der
origineelste boeken van dien aard is dat op den
Kynast, eene oude heerlijke burcht in Silezië.
Een vroolijk wijsgeer schreef daar:
Arm wie ein Besenbinder,
I)ie Taschen leer wie nie
Und doch vergnügt sein, Kinder:
Das ist Philosopliïe!"
Een vroolijke Frans schreef: Der Brahmanen
Weisheit," in eenige regels, die Mirza Schaffy geen
schande zouden aandoen:
Der Lander und der Stadte Namen wissen
Und alle Bergeshöhen nennen,
Ist blosse Theorie
Der Lander und der Stadte Madchen kussen
Und alle Bergeskneipen kennen,
Ist praktische Geographie!"
Een vader en een zoon leverden samen het
volgende zinrijke versje:
Der Vater kneiptNatur,
Der Sohn den Wein;
Der Vater bezahlte,
Der Sohn liesz es sein!"
Een pessimist was zeker de levenslustige", die
op Vastenavond schreef:
Das Leben ist ein Pfannenkuchen,
Der ein gar süszes Mus umhüllt;
Doch ach! ich musz dem Schicksal fluchen
Der meinige war ungefüllt!"
Ten slotte de meening van een heer uit Berlijn
over al de Kynast-rijmelarijen:
Viel wird gedichtet, viel wird gesungen
Auf diese verfallene Veste
Manches ist schlecht und Manches gelungen:
Die Natur bleibt immer das Beste!"
Mej. Meysenheim, van de hofopera te Munchen,
die in ons land meermalen ? o. a. een paar jaar
geleden te Amsterdam als Carmen optrad, zong
dezer dagen in Covent-Garden te Londen de partij
van Rosine in den Barbiere, met het meeste succes.
De nieuwe roman van AndrëTheuriet, Ie Proces
Froideville, zal voor den dichter waarschijnlijk
zelf een proces opleveren. Het verhaal speelt in
de ambtenaarswereld, en Theuriet heeft, met meer
spotlust dan in zijn andere romans, thans de
bureaucratie belachelijk gemaakt. Hij is zelf vroe
ger ambtenaar aan een ministerie geweest en nu
beweren zijne vroegere collega's, dat hij hen per
soonlijk heeft willen beschrijven en belachelijk
maken. Theuriet komt tegen deze beschuldiging
op; hij heeft alleen typen willen leveren, naar hij
beweert.
Theuriet heeft nog nooit een proces de presse"
gehad en het is hem op dit oogenblik te onaan
genamer, omdat hij, gelijk men weet, voor den
aanstaanden openvallenden zetel in de Academie
als ernstigste candidaat genoemd wordt.
In de Cour d' honneur van de mairie in de
Rue Drouot te Parijs is dezer dagen zonder veel
plechtigheid een standbeeld van Voltaire onthuld.
Het is uitstekend geslaagd; de beeldhouwer is
Emile Lambert, een leerling van Franceschi, en
zoon van den tegenwoordigen eigenaar van Ferney,
het landgoed, waar Voltaire de laatste twintig
jaren van zijn leven doorgebracht heeft. Lamberts
conceptie verschilt in zooverre van de meest ver
spreide afbeeldingen van Voltaire, dat hij den
schrijver niet als grijsaard, maar als jeugdig man
heeft voorgesteld; de hideux sourire" ontbreekt
dan ook. Een portret van Latour, Voltaire onge
veer dertig jaren oud, was zijne bron voor het
gelaat. Het model is reeds in den Salon van 1885
te zien geweest; het is nu in brons uitgevoerd,
de gestalte, scherp van omtrekken, valt den voor
bijgangers in de Rue Drouot in zeer karakteris
tieke houding in het oog.
Met opgeheven hoofd en innemenden blik staat
Voltaire, in het costuum van een edelman, met
korten jabot, den degen op zijde, de linkerknie
een weinig naar voren, de rechterhand op de heup
gesteund, in do linker een exemplaar van de
Henriade houdend. Aan de voorzijde leest men
op een steen va» zwart graniet, Voltaire,
1694?1778", aan de zijvlakken zijn bronzen
basreliefs, Voltaire aan Ninon de Lenclos zijne ver
zen voorlezend, en Voltaire op Ferney aalmoezen
uitdeelend; aan de achterzijde zijne beroemde
woorden: Si Dieu n'existait pas, il faudrait
l'inventer."
Onder de etsen van Rembrandt, in de collectie
van den hertog van Buccleuch, die tegenwoordig
te Londen wordt verkocht, vindt men een afdruk
van de honderd-guldens-prent", premier tat, de
bekende Jezus Christus geneest de zieken". Deze
ets werd door het keizerlijk museum te Berlijn
gekocht, voor 26,000 mark. Christus staat daarop
op den voorgrond, ongeveer in het midden der
prent; zijne rechterhand is naar de hem omrin
gende menigte uitgestrekt. Voor hem ligt eene
zieke vrouw op eene matras op den grond. Boven
haar strekt eene oude vrouw in biddende houding
de armen uit. Links zijn een aantal toeschouwers ge
groepeerd, waaronder cenigen blijkbaar redetwisten
over de waarschijnlijkheid van het wonder, waarvan
zij getuige zijn.
Men weet, dat deze ets, Rembrandts meester
stuk, den naam van de honderd-guldens-prent"
draagt naar den prijs, dien de schilder ervoor
ontving. De premier tat is daaraan te onderken
nen, dat aan den hals van eene zei, op de rechter
zijde der plaat, de diagonale lijnen nog ontbreken.
Naar men beweert, bestaan er slechts acht afdruk
ken van, waarvan twee in het Britsch Museum.
Rembrandt teekende haar ongeveer 1649 of 1650.
Pietro Isella, de Weener decoratieschilder, is
op 22 April in zijn geboorteplaats Morcote, aan
het meer van Lugano, overleden in den ouderdom
van 61 jaren. Hij heeft de meeste openbare ge
bouwen in Weenen, zooals het parlementsgebouw,
de Universiteit, het Koninklijk natuurkundig
museum, het operagebouw, enz., met decoratieve
schilderingen versierd. Hij studeerde te Milaan en
kwam in 1846 naar Weenen waar hij zich spoedig
een goeden naam verwierf. Zijn onuitputtelijke
vindingskracht en zijn handigheid maakten hem
bij alle architecten gezocht, en elke bouwmeester
sloot gaarne een overeenkomst met bom, daar
het bekend was, dat hij stipt zijne beloften nakwam.
Op het gebied, waarop hij'werkte, heeft bij eene
school gesticht, dio hem nog lang zal overleven.