De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 8 mei pagina 4

8 mei 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 5L-> ?voudig% middelen als het doorvoeren van het zelfde motief in zeven of acht toonsoorten verkregen, de hoogste bewondering opwekte. De ontknooping nadert. Vergeefs laat Lohengrin een halve be kentenis ontglippen om Elsa gerust te stellen. ~ Ma route n'est pas ténébreuse! " Je viens du monde dos splendeurs! Elsa vraagt verder: Yan waar komt gy ?" en .reeds hoort men den zwaan in de verte. Den moordaanslag van Telramund helpt zg afweren, maar Lohengrin zegt droevig: Ah! Ie bonheur pour nous n'est plus! en later: Auprès du roi pour la conduire Parez Elsa de blancs habits. La, devant tons, je veux lui dire Quel est mon nom et qui je suis. Men ziet, dat de verzen zoo eenvoudig moge lijk weergegeven zjjn; Nuitter moet er inderdaad ontzaglijk veel moeite aan besteed hebben, om ze zoo eenvoudig te krijgen. Een oogenblik wordt dan het tooneel gesloten door twee groote gordijnen, die dichtgehaald wor- den en zich bijna terstond weer openen om den oever der Schelde te aanschouwen te geven. Rentree van de zwaan l Het geduld, waarmede het dier afwacht tot zijn passagier afscheid genomen heeft" zegt verder de Monsieur de l'Orchestre, is op merkelijk ; il doit tre a l'heure." Het geduld van de zwaan wordt dan ook beloond; men verneemt dat " hjj een betooverd prins is, Elsa's broeder, en Lo"hengrin's gebed verlost hem van de betoovering; -: het bootje words dan door een duif naar MontSalvat teruggetrokken. * * De aandacht voor het werk heeft zich, ondanks de lengte, geen oogenblik verloochend, en men kan zeggen dat Wagner schitterend zijn intocht te Parijs heeft gedaan. De uitvoering was, wat koor en orkest betreft, zoo volmaakt als van Lamoureux voor dit werk, waaraan hij al zijn ijver, zaakkennis, eerzucht ten koste zou leggen, kon gewacht worden. Van de solisten was Mad. Fidès Devries eene ideale Elsa; schoonheid, aan doening, zuivere kristalheldere stem, innig dra matisch en toch edel spel, vereenigden zich om haar tot den droom van dichter en componist te maken. Van Dyck speelde uitmuntend; opvat ting en techniek waren zeer goed, alleen de stem wat schraal; Mad. Duvivier was te mooi en te lief voor Ortrud, maar hare stem, soliede en onberispeIgk, gaf aan de rol alle recht; Blauwaert, een stem als een klok, die men in Nederland wel kent. voldeed zeer in Telramund's ondankbare rol; de bas, Couturier, scheen niet tegen de groote baspartij van den Koning opgewassen, en Auguez, de eenige Franschman onder de solisten, deed meesterlijk het geroep van den heraut weerklin ken. Men weet," zegt Martel in de Justice, dat in Wagner's werken dikwijls het orkest zingt in plaats van de personen; zoo vaak dit gebeurde, zongen alle personen verrukkelijk, in het andere geval waren hun verdiensten ongelijk." On danks alle verdiensten van ieder afzonderlijk," schrijft de Petit National, was de grootste triomf van den avond voor Lamoureux, want alles wat geheel van hem afhing, was volmaakt." Men komt er uit als uit een droom, maar uit een zeer langen droom," schrijft de verslaggever der R publique Franyaise. Men kan met dezen avond Wagner, maar vooral de goede muziek gelukwenschen," zegt Edouard Stoullig. IETS OVER DANIEL DEFOE EN . ROBINSON CRUSOE. Nu men teLanark, in Schotland, een gedenkteeken beeft opgericht voor Alexander Selkirk, den zeeman ?wiens jarenlang eenzaam verblyf op Juan Fernandez Defoe aanleiding gaf tot het schrijven van zjjn wereldberoemd verhaal, is het wellicht belangrijk eenige bijzonderheden op te halen omtrent het ontstaan van genoemd werk. Bobinson Crusoëbehoort niet tot Defoe's eerste pennevruchten: hij was reeds een man van 56 jaren en had al heel wat achter den rug, toen dit werk werd uitgegeven. Hy had zich vóór dien tjjd voornamelijk bezig gehouden met het schrijven van pamfletten, in de meesten waarvan hij zich een hartstochtelijk strijder toonde voor de zaak der gewetensvrijheid. Zoo verscheen in 1701 een satirisch gedicht: The True Born Englishman, waarin hij hevig te velde trok tegen diegenen zgner landgenoten, die Willem IH niet gunstig gezind waren, omdat deze Hollander was. Van meer invloed, en van onaangenamer gevolgen voor den schrijver was het een jaar later uitgekomen geschrift: The Shortest Way with Dissenters. Hierin stelde de schrijver, schijnbaar in allen ernst, voor, door zeer krachtige middelen de Dis senters uit te roeien en zoodoende de Staatskerk van lastige tegenstanders te verlossen. Deze mid delen waren: de predikanten tot den strop te veroordeelen en hunne volgelingen te verbannen. Groote ontsteltenis onder de Dissenters, groote vreugde onder de aanhangers der Staatskerk l Maar het aantal van hen, die beter lazen, werd gfooter, en eindelijk werd het geschrift en de sterkking er van in het Lagerhuis besproken. Hier werd, waaraan toen weinigen meer twijfel den, bij meerderheid van stemmen uitgemaakt, dat The Shortest Way with Dissenters een schot schrift was, gesteld en in druk verspreid met het doel het gezag der Staatskerk te ondermijnen. Het gevolg hiervan was, dat Defoe werd veroor deeld tot het verlies zijner beide ooren (eene zeer gebruikelijke straf in die dagen); verder moest hij drie dagen te pronk staan en daarna ongeveer twee jaren in de gevangenis doorbren gen Op den eersten der drie pronkdagen ver scheen van zijne hand de Hymn to the Pillory. In Newgate, waar bij gevangen zat, begon hij The Review" uit te geven, een letterkundig en staatkundig blad, dat de voorlooper kan worden eenoemd van The Spectator en de overige door Addison, Steele en Johnson uitgegeven periodieke geschriften. , .. , n Eenige iaren later werd hij door de regeermg van koningin Anna benoemd in de commissie, die naar Schotland werd gezonden om de vereemgmg der beide rijken te bewerken. Hieraan heeft zijne History of the Union haar ontstaan te danken. nog eenmaal voor het uitgeven van een satiriek ;eschriftje eenige maanden gevangenisstraf te heb>en ondergaan, gevoelde hij zich, als stond h\j gejeel alleen op de wereld. Bjjna alles wat hij had aangevangen, was mislukt. De verschillende pogin gen, die hij had aangewend, om eene zaak te be;innen, waren niet met succes bekroond. Door zijne geschriften had hij zich vijanden gemaakt bij de verschillende partijen in Engeland, en niet het minst onder hen, voor wier vrijheid hij gestreden en geleden had. Daarbij kwam nog, dat eene ziekte lem een tijdlang aan het bed kluisterde en hem na zijne voorloopïge genezing nog eenige weken dwong de kamer te houden. In dezen toestand van mistroostigheid, in dezen tijd van afzondering, 's het niet onwaarschijnlijk, dat h\j zijn lot ver geleek met dat van den on gelukkigen Alexander Selkirk, wiens eenvoudige, roerende geschiedenis werd medegedeeld in de reizen van Woodes Rogers m Eduard Cooke, in 1712 uitgekomen, die Selrirk half verwilderd op het eiland Juan Fernandez ladden gevonden en naar Engeland hadden mee gebracht. Captain Burney, een bekend Zuidzee?eiziger, deelt ook de geheele geschiedenis mede. Steele, die persoonlijk kennis maakte met Selkirk, schreef een en ander over hem in The Englishman :n het is niet onwaarschijnlijk, dat door enkele opmerkingen van Steele het plan bij Defoe tot rijpheid kwam om een uitvoerig verhaal samen te stellen, waarin de lotgevallen werden medegedeeld van iemand, die van de geheele wereld was afge;onderd en de moeielijkheden beschreven, die hij ;e overwinnen had. Al is het dus waar, dat het punt van uitgang: bemand, die alleen op een eiland wordt achter gelaten, niet van Defoe zelf is; al is het zelfs waar, dat, wat sommigen bewezen, de figuur van Vrijdag niet oorspronkelijk is; toch zou het dwaasheid zijn om aan te nemen, wat op gezag van Dr. James Beattie lang voor waar gehouden is: dat Defoe leeft gepronkt met de veeren van een ander, door *ebruik te hebben gemaakt van de stof die Sel kirk hem had geleverd. Had Defoe Robinson Cruso niet geschreven, de naam Selkirk zou thans even onbekend ztjn als de namen van zoovelen die vóór hem een dergelijk lot hadden ondergaan. Ongetwijfeld heeft Defoe in zijn werk een aan tal bijzonderheden ingelascht, die hij gelezen had in het verhaal van Rogers en Cooke, zooals het zich kleeden met geitenvellen, het bouwen der tintten, het middel om vuur te verkrijgen door iet tegen elkander wrijven van twee stukken hout en meer andere; maar de hoofdzaak: de inklee ding van het geheel, het natuurlijke, dat den le zer geheel doet meeleven met den verlatene, dat hem er toe brengt belang te stellen tot zelfs in nietigste dingen, dat alles is van Defoe. Voor wie nog aan de talenten van den schrij ver mocht twijfelen, herrinneren we aan het ge beurde met 2hèShortest Way with Dissenters: de ironie was zoo fijn, dat het geschrift in don beginne als ernstig gemeend werd opgevat. Bo vendien blijkt uit Defoe's latere werken zooals Captain Singleton, Moll Flanders, Colonel Jack, A. Journal of the Plague en Memoirs of a Cavalier ten duidelijkste, dat hij op bijna onovertreibare wijze natuurlijk was, en daardoor den lezer dwong zijne verhalen voor waar aan te nemen. Als krachtige bewijzen daar voor, dienen de beide laatstgenoemde werken. Het Journal of the Great Plague, dat eene be schrijving is van de pestziekte, die in 1664 in Londen woedde, werd langen tijd voor echt ge houden, door een ooggetuige geschreven, hoewel de onmogelijkheid hiervan duidelijk is, daar Defoe pas in 1663 was geboren. Evenzoo ging het met de Memoirs of a Cavalier. Zelfs door Lord Chatham werd dit werk eens in het Lagerhuis als authentieke bron aangehaald. Eenmaal heeft de schrijver van Robinson Cruso zich tot eene daad laten overhalen, die in veler oog afkeuring verdient. Een uitgever, bevreesd dat hij met een bundel exemplaren zou blijven zitten van een bundel preeken van Drelincourt Over den dood", verzocht hem daaraan iets van zijne hand toe te voegen. Hij schreef toen bijwijze van inleiding tot de preeken: De verschijning van Mej. Veal den dag na haren dood aan Mej. Bargrave" en weer zoo natuurlijk, dat de meeste lezers er niet aan dachten, de waarheid van het verhaalde in twijfel te trekken. De uitgever voer er het beste bij; de preeken, die anders wellicht weinige koopers zouden gevonden hebben, werden nu bij honderden verkocht. Het doel, dat we met dit stukje beoogen, is eenvoudig aan te toonen, dat niet alleen aan de geschiedenis van Selkirk het schrijven van Robinson Crusoëte danken is, maar dat ook voor een groot gedeelte Defoe's isolement (om het zoo eens te noemen) daarvan de oorzaak was. De waarde van Defoe's werk wordt nog ver hoogd door het feit dat hij de eerste was, die met goeden uitslag den roman in de Engelsche letterkunde invoerde; vandaar dat hij dikwijls genoemd wordt, de vader van den Engelschen roman." Wanneer thans 'iemand mijner lezers eene buste van Defoe mocht zien, dan zal hij zichzelven wol de vraag kunnen beantwoorden: hoe komt het, dat de schrijver van Robinson Crusoëzulk een verbazend lange pruik draagt?" Dit antwoord zal dan wel luiden: Omdat deze talentvolle schrijver en dappere strijder voor de zaak der gewetens vrijheid zich genoodzaakt zag, op die wijze de misvorming te bedekken, die hij aan do kleingees tigheid en bekrompenheid van zijn tijd te wijten had." D. H. MEIJEK JR. Wetenschap. POPULAIRE GENEESKUNDE. Er is in het algemeen in het begrip van popu laire wetenschap iets hybridisch, eene zekere con tradictio in terminis. Bij den eersten oogopslag zou men geneigd zijn, de uitbreiding onzer litera tuur op dit gebied voor een gunstig verschijnsel te houden; immers het kan zijn nut hebben, tle resultaten van moeielijkc en ernstige studiën in een voor velen bevattelijken vorm mede te doelen. Bij nader inzicht echter vraagt men zicb af, of de schrijvers, die beproeven voor hunne lezers alle moeieüjkheden uit den weg te ruimen en alle inspannende studie overbodig te maken, niet schuldig zijn aan het in de hand werken van dilettantisme en van oppervlakkige kennis. Ongetwijfeld z^n er voorbeelden te vinden van eene werkelijk uitstekende populaire behandeling van wetenschappelijke onderwerpen, voorbeelden, waardoor ieder zich kan overtuigen, dat het alge meen verstaanbaar zijn niet onvermijdelijk met oppervlakkigheid moet samengaan. Men denke aan de voortreffelijke, voor ieder beschaafd man volkomen heldere, populaire voordrachten van ge leerden, als: Faraday. Tyndall, Huxley en Helmholtz op het gebied der natuurwetenschappen; men herinnere zich, hoe het beroemde werk van onzen landgenooit Kaiser indertijd de geheimen van den sterrenhemel ook voor leeken heeft ontsluierd. Maar het bestaan van enkele voortreffelijke wer ken in dit genre mag ons niet verleiden om elke schrede op dezen weg welkom te heeten, te meer, nu eene zekere dosis algemeene kennis", die tegenwoordig op burgerscholen en gymnasia wordt medegedeeld, de schrijvers in verzoeking brengt, om mér bekend te onderstellen, dan werkelijk het geval is. In de laatste weken is de populair-wetenschappelijke literatuur op medisch gebied verrijkt met een drietal uitgaven, alle naar het Duitsch be werkt. De titels luiden: Longen-Gymnastiek, een wegwijzer voor de verzorging, verpleging en gymnastische ontwikkeling der adeinhalings- organen, naar Dr. Th. Huperz, bewerkt en met aanteekeningen voorzien door J. G. Milo Jr. (Rotterdam, van Hengel); Leefregel voor Mageren, over de oorzaken, de verschijnselen en de behandeling van magerheid, naar Dr. Paul Berger, door J. Bartolotti Rijnders ('s Gravenhage, W. Cremer); De Massage en hare toepassing in de verschil lende onderdeelen der practische geneeskunde, naar Dr. A. Reibmayr, door J. Schoondermark jr. ('s Gravenhage, W. Cremer.) De beide eerste werkjes voldoen vrij wel aan de eischen, die men aan geschriften van dezen aard mag stellen. Vooral kan dit getuigd worden van Milo's Longen-Gymnastiek, waarin de bewerker ook eene zelfstandige rol speelt, en velerlei in teressante gevallen mededeelt uit zijne heil-gymnastische" praktijk. De Leefregel «oor Mageren is natuurlijk niet bestemd voor hen, wier beurs hun het genot eener behoorlijke voeding ontzegt; do oplossing van die quaestie ligt op economisch en sociaal terrein. De mageren, die in het werkje bedoeld ziju, zullen door de lectuur van het werkje zeker van n ding worden genezen, nl. van het geloof, dat magerheid geen ziekte is en dat men het in dit opzicht moet nemen zooals het valt en den dokter gerust kan tehuis laten. Het is ons niet volkomen duidelijk geworden, tot wie de Nederlandsche vertolker van Reibmayr (nomen est omen) zich richt. De titel bevat niet de qualificatie populair", maar de schrijver ver klaart uitdrukkelijk, dat zijn werk bestemd is voor geneeskundigen en niet-geneeskundigen. Wij betwijfelen zeer, of de laatsten veel nut van de lectuur zullen hebben. Reeds de zonder eenige verklaring overal gebruikte wetenschappelijke ter minologie maakt het goed begrip van het behan delde onderwerp voor leeken bijna onmogelijk, en al worden deze termen door zuiver Nederlandsche vervangen, dan zou nog bij de lezers eene meer dan oppervlakkige kennis van anatomie of patho logie ondersteld zijn. Waarschijnlijk heeft dus de heer" Schoondermark bij de vertaling het oog ge had op een publiek van aanstaande medici, of van genees- en heelkundigen, die reeds in de praktijk zijn, maar nog niet in de gelegenheid zijn ge weest om met de massage, een betrekkelijk nieu wen tak van hunne wetenschap, kennis te ma ken. Is deze onderstelling juist, dan zal het boekje zeker aan zijn doel beantwoorden. De vraag blijft dan slechts over, of de bedoelde personen niet evenveel zouden hebben geleerd, als zij Dr. Reibmayr's werk in het, onder wetenschappelijke lieden toch niet onbekende. Duitsch hadden gelezen. Men beweert, dat aan een onzer vaderlandsche hoogescholen indertijd (lang geleden natuurlijk!) eene medische dissertatie is verschenen, waarin de schrijver mededeelde, dat bij zeker ziektege val duizend bloedzuigers op het been van den patiënt waren geappliceerd. De jeugdige auteur voelde zich gedrongen in eene noot op te merken dat dit cijfer hem zeer boog voorkwam ; maar zoo zeide hij in den tekst der door mij aan gehaalde historia morlii staat duidelijk te lezen: ein Duizend Blutigel'" Het verhaal zal wel niet volkomen historiscb zijn. Maar toch kan men de vraag, of voorlieden van bet vak de lectuur van wetenschappelijke werken door eene goede vertaling niet gemakke lijk wordt gemaakt, in vele gevallen niet anders dan bevestigend beantwoorden. De vertaling van den heer Schoondermark is goed, en hij heeft er dus een nuttig werk mede gedaan. Een ding kan men zeker tot lof van elk der drie werkjes zeggen: zij verleiden den leek-lezer niet tot dokteren op eigen hand." En daarmede is stellig een der gevaarlijkste klippen voor den schrijver, die medische onderwerpen op algemeen verstaanbare wijze tracht te behandelen, gelukkig vermeden. Voor de nette uitgave komt den heeren Van Hengel en Eeltjös-een woord van lof toe. E. VARIA. De poëzie in de vreemdelingenboeken" op gezellige plekjes aan den Rijn, in het Schwarzwald, den Harz of de Alpen, is van zeer gemengden aard, maar dikwijls inderdaad origineel. De vroolijko reiziger, vol indrukken die onder het genot van het verkwikkend glas bier of landwijn gaan gisten, wil hun lucht geven, en vindt als aangewezen gymnastiekveld voor zijn buitelend vernuft de witte, ef ook met intvlekken bespatte blad zijden van het vrcemdelingenboek. Een der origineelste boeken van dien aard is dat op den Kynast, eene oude heerlijke burcht in Silezië. Een vroolijk wijsgeer schreef daar: Arm wie ein Besenbinder, I)ie Taschen leer wie nie Und doch vergnügt sein, Kinder: Das ist Philosopliïe!" Een vroolijke Frans schreef: Der Brahmanen Weisheit," in eenige regels, die Mirza Schaffy geen schande zouden aandoen: Der Lander und der Stadte Namen wissen Und alle Bergeshöhen nennen, Ist blosse Theorie Der Lander und der Stadte Madchen kussen Und alle Bergeskneipen kennen, Ist praktische Geographie!" Een vader en een zoon leverden samen het volgende zinrijke versje: Der Vater kneiptNatur, Der Sohn den Wein; Der Vater bezahlte, Der Sohn liesz es sein!" Een pessimist was zeker de levenslustige", die op Vastenavond schreef: Das Leben ist ein Pfannenkuchen, Der ein gar süszes Mus umhüllt; Doch ach! ich musz dem Schicksal fluchen Der meinige war ungefüllt!" Ten slotte de meening van een heer uit Berlijn over al de Kynast-rijmelarijen: Viel wird gedichtet, viel wird gesungen Auf diese verfallene Veste Manches ist schlecht und Manches gelungen: Die Natur bleibt immer das Beste!" Mej. Meysenheim, van de hofopera te Munchen, die in ons land meermalen ? o. a. een paar jaar geleden te Amsterdam als Carmen optrad, zong dezer dagen in Covent-Garden te Londen de partij van Rosine in den Barbiere, met het meeste succes. De nieuwe roman van AndrëTheuriet, Ie Proces Froideville, zal voor den dichter waarschijnlijk zelf een proces opleveren. Het verhaal speelt in de ambtenaarswereld, en Theuriet heeft, met meer spotlust dan in zijn andere romans, thans de bureaucratie belachelijk gemaakt. Hij is zelf vroe ger ambtenaar aan een ministerie geweest en nu beweren zijne vroegere collega's, dat hij hen per soonlijk heeft willen beschrijven en belachelijk maken. Theuriet komt tegen deze beschuldiging op; hij heeft alleen typen willen leveren, naar hij beweert. Theuriet heeft nog nooit een proces de presse" gehad en het is hem op dit oogenblik te onaan genamer, omdat hij, gelijk men weet, voor den aanstaanden openvallenden zetel in de Academie als ernstigste candidaat genoemd wordt. In de Cour d' honneur van de mairie in de Rue Drouot te Parijs is dezer dagen zonder veel plechtigheid een standbeeld van Voltaire onthuld. Het is uitstekend geslaagd; de beeldhouwer is Emile Lambert, een leerling van Franceschi, en zoon van den tegenwoordigen eigenaar van Ferney, het landgoed, waar Voltaire de laatste twintig jaren van zijn leven doorgebracht heeft. Lamberts conceptie verschilt in zooverre van de meest ver spreide afbeeldingen van Voltaire, dat hij den schrijver niet als grijsaard, maar als jeugdig man heeft voorgesteld; de hideux sourire" ontbreekt dan ook. Een portret van Latour, Voltaire onge veer dertig jaren oud, was zijne bron voor het gelaat. Het model is reeds in den Salon van 1885 te zien geweest; het is nu in brons uitgevoerd, de gestalte, scherp van omtrekken, valt den voor bijgangers in de Rue Drouot in zeer karakteris tieke houding in het oog. Met opgeheven hoofd en innemenden blik staat Voltaire, in het costuum van een edelman, met korten jabot, den degen op zijde, de linkerknie een weinig naar voren, de rechterhand op de heup gesteund, in do linker een exemplaar van de Henriade houdend. Aan de voorzijde leest men op een steen va» zwart graniet, Voltaire, 1694?1778", aan de zijvlakken zijn bronzen basreliefs, Voltaire aan Ninon de Lenclos zijne ver zen voorlezend, en Voltaire op Ferney aalmoezen uitdeelend; aan de achterzijde zijne beroemde woorden: Si Dieu n'existait pas, il faudrait l'inventer." Onder de etsen van Rembrandt, in de collectie van den hertog van Buccleuch, die tegenwoordig te Londen wordt verkocht, vindt men een afdruk van de honderd-guldens-prent", premier tat, de bekende Jezus Christus geneest de zieken". Deze ets werd door het keizerlijk museum te Berlijn gekocht, voor 26,000 mark. Christus staat daarop op den voorgrond, ongeveer in het midden der prent; zijne rechterhand is naar de hem omrin gende menigte uitgestrekt. Voor hem ligt eene zieke vrouw op eene matras op den grond. Boven haar strekt eene oude vrouw in biddende houding de armen uit. Links zijn een aantal toeschouwers ge groepeerd, waaronder cenigen blijkbaar redetwisten over de waarschijnlijkheid van het wonder, waarvan zij getuige zijn. Men weet, dat deze ets, Rembrandts meester stuk, den naam van de honderd-guldens-prent" draagt naar den prijs, dien de schilder ervoor ontving. De premier tat is daaraan te onderken nen, dat aan den hals van eene zei, op de rechter zijde der plaat, de diagonale lijnen nog ontbreken. Naar men beweert, bestaan er slechts acht afdruk ken van, waarvan twee in het Britsch Museum. Rembrandt teekende haar ongeveer 1649 of 1650. Pietro Isella, de Weener decoratieschilder, is op 22 April in zijn geboorteplaats Morcote, aan het meer van Lugano, overleden in den ouderdom van 61 jaren. Hij heeft de meeste openbare ge bouwen in Weenen, zooals het parlementsgebouw, de Universiteit, het Koninklijk natuurkundig museum, het operagebouw, enz., met decoratieve schilderingen versierd. Hij studeerde te Milaan en kwam in 1846 naar Weenen waar hij zich spoedig een goeden naam verwierf. Zijn onuitputtelijke vindingskracht en zijn handigheid maakten hem bij alle architecten gezocht, en elke bouwmeester sloot gaarne een overeenkomst met bom, daar het bekend was, dat hij stipt zijne beloften nakwam. Op het gebied, waarop hij'werkte, heeft bij eene school gesticht, dio hem nog lang zal overleven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl