Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER,
NEDERLAND.
Ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van
de Regeering van Koningin Victoria zal het huis,
?waar eens Milton woonde, in Charfort St. Giles.
Buckinghamshire, aangekocht en tot museum en
openbare leeszaal ingericht worden.
Noorwegen zal niet toetreden tot de interna
tionale overeenkomst ter bescherming van het
eigendomsrecht in de letterkunde. Het Odelsthing
heeft op 25 April een voorstel tot toetreding tot
-de overeenkomst verworpen. Men overwoog dat
noch Denemarken, noch Zweden zich bij het ver
drag hadden aangesloten en meende dat het wel voor
eenige schrijvers, als Björnson, Ibsen, Kjelland,
enz, gewenscht ware, door een dergelijk
tractaat voor letterkundigen diefstal gevrijwaard te
zijn, doch kwam tot het besluit dat het algemeen
belang in dit geval de toetredjng tot de overeen
komst verbood.
De Duitsche schrijver Heinrich Laube is eens
?omdat hij een zijner eigen stukken uitfloot, uit
den schouwburg gegooid. In zijn jeugd, toen hij
nog student te Breslau was, schreef hij niet alleen
tooneelkritiek, doch ook tooneelstukken onder het
pseudoniem Heinrich Camps. Een dier stukken
had Gustaaf Adolf tot hoofdpersoon, en de
tooneelspeler Kunst, in genoemde stad, koos dit stuk
voor zgne benencevoorstelling. Het drama viel
echter, en Laube, die in het parterre zat, en niet
wilde weten, dat hij de schrijver ervan was, wat
«enige der aanwezigen vermoedden, floot en stampte
om het hardst mede. Een dikke slager vond het
stuk echter mooi en voegde Laube toe dat hij
-zijn mond moest houden, want dat hij het drama
klaarblijkelijk niet begreep, doch Laube, hoe vleiend
voor zjjn werk de opmerking van zijn buurman
ook was, floot en siste nog harder. De
vleeschhouwer werd toen boos, pakte Laube in zijn kraag
en droeg hem, onder het gejuich van den
engelenbak, midden door de schouwburg heen ter deure
uit.
Dr. Schliemann keerde dezer dagen van zijn
reis langs den Nijl te Athene terug. Vandaar
geeft hij in een langen brief aan een zijner vrien
den zijn gemoed lucht over de machtige indruk
ken, op zjjn tocht ondervonden.
Het is de heerlijkste reis," zegt hij, die men
ondernemen kan. De schoone, wolkenlooze hemel,
de lentegeuren, de oneindige rust, de onophou
delijke afwisseling van de prachtigste
natuurtooneelen, de reusachtige tempels uit de verste
oudheid dat alles werkt zoo weldadig op geest
«n lichaam. Geen betere reis was te bedenken
voor jonggehuwden."
Daar ik toch van jonggehuwden spreek, moet
ik hierbij opmerken, dat evenals een gelukkig
«chtpaar zich altijd met genot den huwelijksdag
herinnert, men bij het zien van de vlakte van
Abu Simbl zulk een geweldigen indruk ontvangt,
dat men den dag, waarop men het gezicht genoot,
altijd evenzoo tot de gelukkigsten van zijn leven
zal rekenen. Bij Abu Simbl vergeleken zijn de groot
ste werken van Grieken en Romeinen kinderspel.
Daar heeft koning Ramses II in de woestijn, in
een afgezonderde rots, veertien eeuwen voor het
begin onz*r jaartelling, twee-reuzentempels doen
uitbouwen, met hun zuilen en beeldengroepen.
Twee tempels, waarvan de een veertien zalen be
vat, waaronder een van zeventien meter lengte,
zestien meter breedte en twaalf meter hoogte.
De voorstellingen van beeldengroepen en de
inschriften, die zolders en wanden van de zalen,
tot zelfs het kleinste plekje, bedekken, zijn en
relief gehouwen, met een dunne kalklaag over
trokken en beschilderd.
Bewonderenswaardig is de frischheid der 3200
jaren oude kleuren. De kleine tempel waarvoor
zes evenzoo uit de rots gehouwen, negen meters
hooge standbeelden van den koning en zijn ge
malin staan, is mede met beeldhouwwerk en muur
schilderingen gesierd."
Verder schrijft de enthousiaste reiziger: Ik
ben ook voor het Schliemann-museum te Berlijn
bezig geweest en het is mij gelukt omstreeks drie
honderd oud-Egyptische vazen bij elkaar te krijgen,
die ik, van Cairo uit, naar Berlijn stuur. Ik denk wel.
dat zij welkom zullen zijn, want geen Egyptisch mu
seum heeft dergelijk aardewerk uit den tijd der
Pharaos. Met ziet aan den Nijl waarlijk te veel."
Dan wijdt de onderzoeker der oudheid nog weder
uit over de schoone natuur, en de rijkdom der kunst
werken, die men in de Nijlstreken aantreft en
eindigt aldus; Deze overvloed van schoonheid
maakt den geest verward. Men heeft eigenlijk
drie jaren noodig om dat alles te zien, wat men
nu in drie maanden afkijaen moet".
De componist Karl Ferdinand Pohl is te
Weenen gestorven. Hij was 68 jaren oud, en langer
dan 21 jaren Bibliothekaris en Archivaris van de
Vereeniging van muziekliefhebbers in die stad.
Hij was zeer bekend door zijne letterkundige
werken, en in het bijzonder door de levensbeschrij
ving van Haydn, die ongelukkig niet afgewerkt
is. Zijn geboorteplaats is Darmstadt, waar hij op
6 September 1819 het levenslicht voor het eerst
aanschouwde; hij stamde uit een muziekale familie,
daar zijn grootvader een der eerste bespelers was
van de glasharmonika, in dien tijd het muziek
instrument door de Mode evenzoo bemind en
mishandeld als nu de piano, terwijl zijn vader als
virtuoos op hetzelfde instrument, den titel voerde
van Groothertogelijk Hessisch Kamer-Musikus. De
jonge Pohl was een leerling van Simon Jechter
en werd in 1849 organist van de Protestantsche
kerk te Gumpendorf. Omstreeks het jaar zestig
ging hij naar Londen en bestudeerde daar in de
bibliotheek van het Britsche Museum het verblijf
van Mozart en Haydn in de Britsche hoofdstad,
waardoor hij de grondslagen legde voor den ar
beid, waaraan hij het grootste gedeelte van zijn
leven wijdde. In 1867 gaf hij van zijne studiën
omtrent genoemde musici een werk uit en in
1871 twee gedenkschriften over de Vereeniging
der Muziekliefhebbers te Weenen, en over de
Weener Sociëteit van Toonkunstenaren.
In 1875 verscheen het eerste gedeelte van do
levensbeschrijving van Haydn, bovendien schreef
hij vele opstellen-in muziekale tijdschriften. Ook
hield hij 'zich bezig met een kritisch onderzoek
van nieuwe vondsten uit de nalatenschappen vau
Schubert, Beethoven enz., doch ongelukkig mocht
hij het werk, waaraan hij zooveel hechtte, niet
ten einde brengen.
Militaire Zaken.
BRIEVEN OVER HET ZOOGENAAMDE
OORLOGSRECHT".
VI.
In mijn vorigen brief behandelde ik de Confe
rentie van Brussel van 1874 in haar ontstaan,
haar gewicht ook voor ons Vaderland en
hare samenstelling; thans vraag ik uwe aandacht
voor enkele onderwerpen die op die Conferentie
meer of minder uitvoerig besproken zijn.
Onze afgevaardigde, de Heer van Lansberge,
was in de Commissie het eerst aan het woord en
las de volgende verklaring voor: 1) De
Nederlandsche Regeering acht zich gelukkig, mede te
werken aan de verwezenlijking der edelmoedige
gedachte om, door het beramen van
menschlievende maatregelen, zooveel mogelijk de rampen
van den oorlog te verkleinen.
Zij zal dus gaarne haar zegel hechten aan elke
bepaling, welke dit karakter bezit en tot dit doel
leidt. Zoo verschillende artikelen van het Ontwerp,
dat aan de beraadslaging van de Conferentie on
derworpen is, de grenzen schijnen te overschrij
den, waarbinnen zij meent te moeten blijven, an
dere daarentegen, welke een groot gewicht kun
nen hebben voor de volken die niet aan den oor
log deelnemen, worden in dat Ontwerp niet aan
getroffen.
De toetreding van de Nederlandsche Regeering
zoude bijgevolg eveneens verkregen worden tot de
vaststelling van zekere regels, die ten doel zouden
hebben om met betrekking tot deze volken de
gevolgen van den oorlog te omschrijven."
De volgende spreker was de Belgische afge
vaardigde die meer uitvoerig het zelfde thema
verhandelde. By gevolg", eindigde deze spreker,
zal ik voor geen enkele bepaling kunnen stem
men die de nationale verdediging zou kunnen ver
zwakken, of die de inwoners zoude losmaken van
hunne verplichtingen tegenover het Vaderland."
Gij ziet hieruit, dat do belangen van de kleine
Staten .tegenover de groote onmiddellijk bij den
aanvang der Conferentie op den voorgrond wer
den geplaatst.
Op voorstel van den President werd vervolgens
besloten om de beraadslagingen te openen met
het hoofdstuk, handelende over: De Middelen om
den vijand nadeel toe te brengen.
Een discussie ontstaat over de in het ontwerp
aangegeven geoorloofde middelen (moyens permis).
De Zwitsersche kolonel Hammer 2) stelt voor om
de uitdrukking: aux moyens permis
appartiennent" te vervangen door: Sont considérés com
me moyens licites"; terwijl de Italiaansche
kolonel, graaf Lanza. gelooft, dat de Conferentie
zich beperken moet tot het aangaan der ongeoor
loofde strijdmiddelen en dat een opsomming der
geoorloofde niet mogelijk is. Men komt diensvol
gens overeen, om deze opsomming zooveel moge
lijk in te krimpen. -- -
;De Nederlandsche afgevaardigde kan zich niet
vereenigen met de redactie van litt. B. 313 8)
en na eenige discussie protesteeren de gedele
geerden van België, Italiëen Nederland tegen de
redactie van dit onderdeel van 313.
Het artikel 13 litt. C 3) wordt daarop
gesupprimeerd.
Het zal u bij de lezing van art. 13 van het
ontwerp niet meer vreemd voorkomen, dat men
dit projet" Ie code de l'invasion heeft genoemd.
Dank zij de pogingen van de afgevaardigden der
kleine Staten ademt de redactie van art. 13
litt. g 4) van het eind-projet een veel milder
geest dan het ontwerp-artikel.
Onder de geoorloofde middelen werden ook ge
noemd de krijgslisten (les ruses de guerre) Op
voorstel van Kolonel Hammer werd het hierop
betrekking hebbende art. 13 litt. I) 3) van het
ontwerp gesupprimeerd en vervangen door een
bepaling in den zin van art. 13 sub f. en art. 14
van het eindprojet. 4)
Het is niet onnoodig, een oogenblik bij de rmes
de guerre stil te staan. Zooals u bekend is, on
derscheidt men Ttri/jgslisten en krygsstrcken. De
eerste, waarvan de goede trouw onafscheidelijk is,
zijn geoorloofd, terwijl de laatste, die het karak
ter van valschheid vertoonen, verboden zijn. De
onderscheiding is evenwel meermalen zeer moeielijk,
en het komt dus somtijds voor, dat in bijzondere
gevallen eene verschillende opvatting gehuldigd
wordt.
Eenige weken geleden werden, onder den in
druk der dreigende oorlogsto«standen, berichten
omtrent door de Duitschers voorbereide krijgs
listen verspreid en in de Fransche bladen bespro
ken. Zij betroffen Fransche uniformstiikken, die
zouden aangetroffen zijn in de nabijheid van een
der poorten van de vesting Metz.
Sommigen meenden dat deze uniformen moes
ten dienen om de daarin gehulde Duitsche sol
daten het vernielen der spoorwegen in vijandelijk
land gemakkelijk te maken, terwijl anderen ver
moedden dat de aldus vermomde militairen op
de grenzen zouden patrouilleercn om de
Dnitschcrs aan een schending van hun grondgebied
te doen gelooven.
Ook werd bericht, dat met hot oog op de krijgs
listen in de forten van Straatsburg on Metz de
Fransche trompet- en tromsignalcn beoefend
werden.
Deze geruchten hebben aanleiding gegeven tot
beschouwingen omtrent het al of niet geoorloofde
der krijgslisten en krijgsstroken.
In het cavalerie-gevecht op den dag van den
slag bij Gravclotte, den 16 Mei 1870, werd te
midden van de onbescgrijflijke mêlec van 6 Fran
sche en 5 Duitsche oavalcrie-regimcnten hot Fran
sche signaal rersamelen gehoord en door de Fran
sche trompetters herhaald. Do Fransche ruiters
gehoorzaamden, doch niet zonder hem te verwen
senen die het bevel had gegeven om oen gevocht
te staken, dat zoovele kansen op een gunst igen
afloop voor do Fransche cavalerie schoon aan te
bieden.
Den volgenden morgen besprak men in het
bivouak van Amanvilliers algemeen dit voorval.
Zelfs na een opzettelijk ingesteld onderzoek ge
lukte het niet den trompetter te ontdekken die
het signaal geblazen had en evenmin den gene
raal of ander officier die door den last tot het
geven van dit signaal zulk eene groote verant
woording op zich geladen had.
Eerst later nam men de mogelijkheid aan, dat
een Duitsch trompetter het signaal konde gebla
zen hebben.
Hot blijft nu de vraag: Is een dergelijk ge
bruik van de signalen des vijands geoorloofd."
En het antwoord luidt bevestigend. De signalen
i toch z\jn seinen, die volstrekt geen internationaal
karakter bezitten. Elk leger is vry, de signalen
aan te nemen die het verkiest en deze naar wille
keur te wijzigen of te vervangen. De vijand, die
die signalen kan te weten komen, is daarentegen
vrij die te gebruiken om de tegenpartij te mis
leiden, ev«n als dit het geval is met de
telegraphische teekens, geheim schrift, berichten door
postduiven, enz.
Nog een ander gebruik van de signalen wordt
in herinnering gebracht, dat in het leger van
Metz voorkwam. De Fransche tirailleurs hadden
nl. opgemerkt, dat op het Fransche signaal atta
queeren hunne vijanden zich aaneensloten om
meer weerstand te kunnen bieden. Zij maakten
gebruik van deze opmerking, door attaqueeren te
laten blazen, wanneer zij een beter doel voor
hun schot wenschten te verkrijgen.
Het is u zeker duidelijk, dat de toepassing der
signalen in de twee vermelde gevallen zeer ver
schilt. In het eerste toch maakte men gebruik
van een vijandelijk, in het tweede geval daaren
tegen van een eigen signaal. En mocht bij enke
len nog twijfel bestaan aan de wettigheid van het
gebruik van vreemde signalen, niemand zal zeker
iets ongeoorloofds vinden in het gebruik van da
eigen signalen, tot welk doel dan ook.
Iets anders is echter het misbruik van de
unitormen, de vaandels en de onderscheidingsteekenen
des vijands, waarover ik U in een volgend
schryven kortelings wensch te onderhouden.
R. G. MOEKBEEK.
1) Actes de la Conférence, page 7.
2) De kolonel Hammer had als afgevaardigde
van Zwitserland een werkzaam aandeel genomen
aan de Conventie van Genève.
3) 13 Aux moyens permis appartiennent:
B. La saisie ou la destruction de tout ce qul
est indispensable a l'ennemi pour faire la guerre,
ou de ce qui peut Ie renforcer;
C. La destruction de tout ce qui empêche Ie
succes des opérations de guerre;
D. Toute espèce de ruses de guerre; mais celui
qui emploie Ie pavillon national, les insignes
mililaires on l'unifornie de l'ennemi dans Ie but de
Ie tromper, se privéde la protection des lois de
la guerre.
4) Projet modifiépar la conférence (actes etc.
page 71).
Art. 13. D'après ce principe sont notamment
interdits:
f. L'abus du pavillon parlementaire, du pavil
lon national, ou des insignes militaires et de
l'uniforme de l'ennemi, ainsi que des signes
distinctifs de la Convention de Genève,
g. Toute destruction ou saisie de propriétés
ennemies qui ne serait pas impérieusement
commandée par la nécessitéde guerre.
Art. 14. Les ruses de guerre et l'emploi des
moyens nécessaires pour se procurer des
renseignements sur 1'ennemi et sur Ie terrain sont
eonsidérés comme licites.
Schaakspel.
No. 71.
Van S. LOYD, te Jersey-City.
ZWART.
e
a b c d
WIT.
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat.
(Wit 3 en Zwart 6 stukken met K. a4.)
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 69
van Frankenstein no. 69 van A. E. Studd. No. 69
Wit l c3_d5! K. X e4; a) 2 g8 h7 mat. l d4 b5!, d5 X e6
l Als bov?K. c4; 2 tó a6 mat. l Als boven, c4 X a2:
c2; - - ' - '
a)
10
c)
d)
e)
K.
2 tó a6 mat.
2 d5 b4mat,
K. e2; c) 2 a8 aömat, l
dl speelt d) 2 d5?b4off4m. l
f2 speelt. 2 d5 b4 mat. l
l
l
No. 69 ter van Makovsky.
2 g4 d7 f mat. ] Als voren,
Als voren, Pd. speelt! 2 R. zet mat.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist opgelost no. 68 5, door W. v. H. te Delft;
no. 69 met 69bis en ter. Eindspel KI. en Pollock
met no. 70 en bis en ter benevens de caprice,
door C. T. v. H.; door H. J. den H, no. 69 met
bis en ter, beiden te Amsterdam. D. te R.
eindspel KI. en Pollock. Idem W. te W. Flenügafed
te Kaatsheuvel no. 69 met bis en ter. C. C. W.
M. te Amsterdam 68 met 4 en 5, en 67. Insge
lijks no. 70 en bis en ter met quater.
BRIEFWISSELING.
De H.H. H. J, d. H. Wij zullen het opnieuw
onderzoeken en zoo mogelijk nog in dit nommer
aan uw verzoek gevolg geven. Gaarne vernemen
wij uw adres.
HET SCHAAKSPEL.
Or.s slagveld is wel klein, maar 't geeft ons denkenstof,
Meer dan de fels te krijg den veldheer ooit kan geven,
Wij oogsten bij onz' strijd slechts zelden prijs en lof,
Maar toch een krans, waaraan geen bloed en tranen
kleven.
Ons slagveld stookt geen kwaad en blaast geen
twistvnur aan,
Geen vuur dat jaren lang van wilde haat bhjft
branden;
Een hechte vriendenkring doet onze kamp ontstaan;
Daar brongen we aan't genie onz'vredige offeranden.
Ginds moog' men 's krijgers roem met luide hoera's
vieren;
In 't strijdperk van 't vernuft zal ons een
eerkroon sieren.
R. HEBBEN,
bis
i 2 a2 X c4 mat.
2 12 X a2
2 a2 X b3
c8 X c6; 2 e6 - e5
c8 elders; 2 b5 c7
g7Xe6; 2 f2 f3
g7 eld.; 2 f2 f5
h5 speelt, 2 d3 f4
c4
el h.4!, b5 X a4;
c4; 2 g4 e2 mat.
Eindspol tusschon de heeren Klementasky en W. H. K, Pollock. Zwart begint
Zwart l e8 f8 f, b3 f7!; 1) 2 f8 X f7 f!, c7 X f7; 3 g4 g3 f, h2 g3; 4K
h2 en wint. 1) Bij l K. e2 volgt 2 18 f3 en op 2 c7 e5, h8 h4. Op 3 ... f2 gl, volgt 4
g3 X h2 t en op 3 f2 e2. 4 h3 h2 of g2 gl D. Daar g2 gl D. niet te beletten is en zwart
een Toren meer overhoudt, moet hij winnen.
No. 69 4 van B. G. Laws: l T. g3!, e4Xg3; 2) 2 d.'S eó f mat. 2) l Als boven, d5
d4; 2 c2 c6 f mat. of l alss boven, eöe5; 2 d3 el mat, l als boven, h7 f5; 2 f3 e3
mat of l als boven, gl of hl X f3; 2 h5 g3 mat. l Als boven, gl elders of anders 2 c2 e2
of 2 f3 f4 mat.
No. 71 bis van S. Loyd, vervaardigd voor de Louis Globe Democrat, welk blad het probleem
zeer roemt: Wit K. c8, R. al, T. b2, Pd, a6 en f2. Pions cö, d2, g2, h2, g4 en h4, 11 stukken.
Zwart Koning d4, zonder meer. Wit geeft in drie zetten mat.
No. 71 ter. Driezet van Karel Kondelik te Parijs: Wit K. d8. D. h2, R. hl, Pd. cl en e3, P.
b2, a3, b4 en e5, 9 stukkeu. Zwart K. bó, R, a6, Pd. gl, Pions b;.!, bG, b7 en d3, 7 stukken
met K. b5. Wit speelt altijd voor, wanneer het tegendeel niet aangeduid is.
LIJDEN, IK LEED, IK HEB GELEDEN.
Zij was, wat hij schijnen wilde. Zij beleefde,
wat hij beleed.
Dat was het kort begrip van hun leven geweest
meer dan zestig jaren lang. Wat hij wilde
schijnen!
Want het gelukte hem slechts ten deelo de
gewenschte plooi van strenge vroomheid op het
gelaat te stempelen.
Wie hem lang genoeg, en bij herhaling gade
sloeg, in don huiselijken kring vooral, vond zoo
veel stuitende tegenstellingen in woord en daad,
d;'uir en daar buiten, dat het moeielijk werd in
hem den Puritein van den echten stempel, den
ijveraar voor de wot te blijven herkennen,
11 savait faire dos accommodemcnts avec Ie ciel'
Maar zij vertoonde steeds het treffend beeld
van stille godsvrucht in al haar doen en laten.
Reeds toen zij hem veertig jaren geleden!
als schoone, jonge vrouw de hand voor liet altaar
reikte, bracht zij behalve den stoffelijken, dien
geestelijken bruidschat mede, die ook in zijn oog
haar boven zoo velen haror zustercn verhief.
Hij had lang om haar bezit gekampt on gebe
den. Want wat hij haar kon aanbieden was, be
halve oen goed uiterlijk, en do renoinmée eener
oppassendheid, als aan den braven Hendrik"
ontleend, weinig meer dan eene tamelijk goede
positie, door vlijt in de maatschappij veroverd.
Zij daarentegen was van goede geboorte en
het kind van zeer vermogende ouders.
Hare uiterlijke en innerlijke hoedanigheden
beide deden haar in veler oogen begeerlijk zijn,
en aan ernstige aanbidders ontbrak het haar niet.
Een enkele daarvan zag zij met voorliefde wer
ven naar hare hand; maar toen haar strenge en
eerlijke vader iets in hem vond, wat hij in den
echtgenoot zijner dochter niet wenschte, toen
hare teodere, liefderijke moeder, wier beeld zij
was, met tranon bad, gewillig toe te geven aan
den vaderlijken raad, toen bedacht zij zich geen
oogenblik, en sneed met vaste hand een der bloe
sems van haren levensboom, die zij zich reeds
zoo gaarne gedroomd had, als tot vrucht gerijpt!
Een rampzalig huwelijk verbitterde reeds het
leven harer ouders. Eene der zusters kwijnde
onder den drankduivel, dio in den loszinniggen
echtgenoot gevaren was, die overigens zoovele
goede eigenschappon vertoond had, als verloofde
en schoonouders slechts wenschen konden, toen
hij 2ijne bruid in praal en statie uit de vaderlijke
woning naar de zijne voerde.
Dat voorbeeld kwam den aanbidder der tweede
dochter ton goedo, en maakte hem den tegen
stand der ouders lichter. Hij miste wel fortuin
en aanzien, ook was zijne afkomst beneden het
deftig burgerlijke, maar hij was braaf en oppas»
send."