De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 15 mei pagina 2

15 mei 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.516. exempel aan zulke dierbare woorden, gij die u - geroepen voelt, om de tale Ranaans te spreken, doet het dan asjeblieft, ook met zulk een accent en tracht u eenigermate de zachtaardige mimiek van den Luitenant eigen te maken. Amen! O! 't was TB aangrijpend om het lang te hooren. Een jeagdige, lang niet onsmakelijke, zuster kreeg daardoor waarschijnlijk dan ook plotseling de geest" en viel in een soort van epileptisch hysterische verrukking; ze werd door een paar broeders en zusters, door een zijdeur in veiligheid gebracht, om na een verblijf van een groot kwar tier, door een der soldaten liefdevol ondersteund, weer binnen te komen. Intusschen had de luitenant Govaars met, ?.zyn zachtzinnige stem gezegd: En nou gelievde frienden selle me de busse loate rond goan foor de kelekte; 't is niet foor ons datteme Vroage, maar foor 't lèiger des Hails, foor de verlossing van sondoare; die niet geeiffe wil hoeft niet heêin te goan, moar die geeiffe kan, dat hai et doe om de wille van onse liefe Hailand, die sain bloet foor ons het feil gehat foor de vergeeiflng van onze sonde. O Got seeigen main woorde, o Got seigen dut werrek. Aome!" De kollektanten gingen rond en hier en daar tobben ze geloof ik nog wel wat opgehaald. Een heer , in mijn nabyheid hoorde ik echter vragen: Zou u me ook een knoop kunnen wisselen ?" Zoo'n goddelooze spotter! Zang en gebed wisselden elkander vervolgens af en verschillende dames, waaronder ook enkele Hollandsche, deden haar best om op jammerenden toon een zieltje voor de armee te winnen. Onophoudelijk klonk het in 't Engelsch of in 't Hollandsch: O! God help ons, O! ,God red ons, O! God trek ons tot u, O! God zegen alle menschen, zegen den Koning, zegen iedereen, zegen ons, zegen deze schare laat ze tot ons komen die geholpen willen worden uit hun zonden, laat ze komen die verlost willen wor den, o! Heere! laat niemand los, laat U vinden o! Heer, o! God verlos gij alle menschen, verlos iedereen, laat zij tot ons komen," enz. enz. En?Amen! Hamen! Hamen! amen!" kermde en huilde de armee als begeleiding van deze smeekbede, 't scheen echter alsof er voor de bekeering niet veel animo was bij de aanwezigen. want slechts n jeugdig stukadoor met een pilow l)roek aan, een pruim in den mond en spuuglokken, kwam uit het publiek en nam plaats bij de soldaten, na even te hebben geknield om te bid-" den. Ik geloof dat hij dit plechtig oogenblik waar nam om zijn pruim heimelijk door to slikken want zgn wang was belangrijk geslonken, toen h\j met een kermend: Amen" opstond. 'tIs alweer slappies van avond!" hoorde ik plot seling naast mij zeggen, een paar dagen geleden hadden ze hier beter nering, toen bennen er in n vergadering drie zusters verlost en een kurperaal van de marioniers " Ik had met zooveel aandacht naar de vertoo ning op de estrade gezien en geluisterd, dat ik de nadering van den man met wion ik voor het , gebouw op straat had staan praten, niet gemerkt had. Slappies hé?" herhaalde hij zachtjes want een ander der stafofficieren was nu aan 't woord en vertelde van zijn ervaringen in Londen en elders; hoe de grootste zondaren plotseling bekeerd waren, hoe de grootste boeven, als door een mirakel, toonbeelden van deugd werden en ... doch mijn aandacht werd weer gestoord door den man die achter mij stond en mij toefluisterde: 't Is waarachtig niet de moeite waard om naar die kletspraatjes te luisteren en ik word zeoziek door dien lijmerigen snuiter, die al die mooie tierelantijntjes vertaalt. Uwékan zeker wel En- gelsch meheer ? Vertelt hij nou waarachtig wat die Engelschebokking zeit of neemt hij ons in de maling, want hij heit er wel een gezicht naar om 'n smoesje te maken .. ." SStt!" zei ik, want de speech was uit en een landgenoot nam het woord. Beschaafd en goed Hollandsch klonk mij weldadig in de ooren en al zei mijn lastige achterbuur ook: Kan uwee Zij had groote, donkere oogen, die een leven dig contrast vormden met beur blonde haren, en geheel haar bevallig figuurtje, waarin de aangeboren fierheid der Corsikaansche schoonen doorstraalde, gaf den indruk van be scheidenheid. Reeds op zeer jeugdigen leeftijd had zij hare moeder verloren, en het ongeluk had haar voor den tijd gerijpt. Met echt vrouwelijke toewijding had zij onmiddelijk het bestuur der huishouding op zich genomen en onderhield hare woning, twee kleine armoedige vertrekjes, die er altijd even hel der en blinkend uitzagen, evenals de oude Negroni zelf in kleeding en wapenen altijd de kranigste van zijn brigade was. Hij hiald dan ook zielsveel van zijn kleine meid! Men kon zich met geen mogelijkheid iets aandoenlijkere voorstellen dan hun af scheid, wanneer hij des morgens vertrok om dienst te doen; het geleek veeleer alsof hij op het punt stond een lange reis te onder nemen. En 's avonds, als zij na het middag maal een luchtje gingen scheppen aan de haven hij kaarsrecht en deftig, zij met een vriendeïijken glimlach in antwoord op den groet der buren wat was hij dan trotsch, de oude brigadier! Hij kon geen kennis ontmoeten zonder hem even staande te houden. _»Mijn dochter!" zeide hij dan plechtig, ter wijl hij Madeleine voorstelde. En dan groette het jonge meisje met een lieven glimlach, terwijl de kennis zich uit putte in _ beleefdheden, die den ouden Negroni Duiten zich zei ven brachten van genot. »Een aardige jongen, vind je niet?" placht hij dan vervolgens tot zijn dochter te zeggen, »ja, ja een ferme kerel, hoor!" _ Keeds sedert geruimen tijd echter, maakten zij hun gewone avondwandeling niet meer. Madeleine was ongesteld, zonder dat men recht wist, wat haar scheelde. Nu brachten zij den avond gewoonlijk aan de werktafel door de oude rookte zijn pijp Corsikaansche tabak, en zij werkte onverpoosd voor modemaaksters en naaisters in de stad; somwijlen, slechts, als in een plotseling opje nou begrijpen dat zoo'n heer want 't is een effetieve heeren-fiselemie nietwaar? zich met zoo'n raar zoodje afgeeft", luisterde ik toch met alle aan dacht naar den spreker; hij sprak met klem en overtuiging; ik geloof heusch dat die man het heilig en vast meende. Wel klonk het mij trots de beschaafde uitspraak vreemd in de ooren toen de spreker zei: O, geliefde vrienden, Gods ingewanden schudden van barmhartigheid!" maar ik dacht: misschien zijn de hersenen van den bra ven spreker niet vrij van schudding gebleven toen hij met de anderen zoo plotseling op de knieën is gevallen en daarom vergaf ik hem zulk een uitdrukking met liefde. En nou heb ik er genoeg van," klonk het weer achter mij, ik ga d'r van door, meheer!" Ik bleef nog even om te zien wat er zou komen, ik wachtte, ronduit gezegd, op de finale, want 'k had onlangs gelezen, dat the Salvation Army" ook danst en springt 't was te vergeefs. Er werd alweer een gebed gedaan, en een lied gezongen met een alltogether now!" en toen had ik er ook genoeg van. Ik ging heen en vond waarlijk aan de deur mijn praatzieke kennis terug; hij stond nog te kijken en toen ik hem vroeg: Ben je daar nog vriendlief, ik dacht dat je al weg was?" zei hij: ,,'k stond hier nog even te praten met een vrind van me; een brave oude kerel, waar ik respekt voor heb, die was ook eens komen kijken, on weet u wat hij zei? Hij zei: 't is een walgelijke vertooning, een goed middel om 'n mensch die nog een beetje gevoel heeft voor godsdienst in de war te brengen; 't is meer een bespotting van 't Opperwezen dan een vereering. Hij heit 't misschien een beetje raar gezeid meheer, maar ik voor mij geloof toch dat hij den bal niet zoo heelemaal mis slaat... en uwee? Ik kon het met dien man wel eens zijn. Het verschijnsel dat wij thans in de Gerard Doustraat waarnemen, is niet nieuw. De poging om door prikkeling van het zenuwleven de godsdienst te be vorderen is misschien even oud als het Christen dom zelf. Nieuw schijnt mij alleen de vorm die men thans heeft gekozon, nieuw vooral het denk beeld om de reclame dienstbaar te maken aan de bevordering van het Godsrijk. Hoewel hot JVederlandsctje volk een godsdienstig volk is, toch geloof ik niet dat deze zinnelijke manier om zondaars te bekeeren, hier ter stede ooit veel ingang zal vinden Het leger des Heils zal hier geen belangrijke overwinningen behalen en 't zal te bezien staan of het zijn aftocht eervol zal kunnen dekken. ,T. v. M, Jr. Van over de Grenzen. Langzaam, uiterst langzaam vordert de be handeling van de lersche dwangwet. Het is een eentonig werk. De oppositie is zich zelf volkomen bewust, dat hare zaak hopeloos is, maar zij tracht tijd te winnen, door steeds nieuwe amendementen voor te stellen en daarover op breedvoerige wijze te discuteeren. Telkens moet dan weder de nieuwe bepaling van het reglement van orde worden toegepast, waardoor sluiting der discussie mogelijk wordt gemaakt, als de meerderheid een zaak vol doende toegelicht acht. Er zijn thans reeds hpnderdvijftig amendementen ingediend, en niemand kan zeggen, wanneer aan dien zond vloed een einde zal komen. Toch klagen de Parnellisteii en de Gladstonianen steen en been over het aan banden leggen van de vrij heid der discussie. De heer Gladstone zelf, die vroeger geen uitdrukkingen te sterk achtte, om de obstructie der Ieren als kleingeestig en kwaadwillig te brandmerken, moedigt thans de taktiek aan, die hij zelf zoo scherp heeft afgekeurd De ories daarentegen hou den zich zoo kalm mogelijk. Zij verspillen geen tijd aan noodelooze discussiën, en zij laten niets onbeproefd, om de dissidente liberalen vaster aan zich te verbinden. Met gekomen mijmering, legde zij naald en draad ter zijde, om haar vermagerd gezichtje voor het venster te vertoonen, hetgeen de buurdames beneden de opmerking ontlokte: »Nou juffrouw, je kunt wel zien dat die kleine hartzeer heeft!" Dit denkbeeld had ook gaandeweg bij den ouden Negroni ingang gevonden. Het kon on mogelijk iets anders zijn, want de oude ma» was zich bewust, dat hij steeds een goede vader voor haar was geweest en zijn dochter nooit had tegengewerkt. Daarom had hij haar ondervraagd; zij had gebloosd, maar geen rechtstreeksch antwoord gegeven. Toen hij haar op zekeren dag nog eens naar de reden harer neerslachtigheid gevraagd had, trof haai de angst, die in zijn zware en toch zoo tee der klinkende stem doorstraalde en zij had hem haar leed toevertrouwd, dat juist, zooals hij vermoed had, voortsproot uit eene liefdesge schiedenis, die reeds maanden lang haar ge moed bezwaarde., Zoodra hij de oorzaak wist was de briga dier geheel gerustgesteld en had de zaak luchtig opgenomen. »Welnu! dat is, dunkt mij, wel in orde te maken ?" »(_) neen!" had Madeleine zuchtend geant woord. Op het voorhoofd van den oude had zich een wolk gelegerd. »Hij is dus te rij k voor on s ?" had hij gevraagd. »Ja! veel te rijk dat is de reden;" haastte zich het jonge meisje te antwoorden. »En zijn naam....?" »I)ien mag ik niet zeggen." >Ook niet aan mij?" »Aan u nog minder dan aan ieder ander," had zij er met een eenigszins gedwongen lachje bijgevoegd. De oude had niet verder aangedrongen en hij had verstandig gedaan, de eerlijke briga dier. Madeleine beminde den bandiet, die (Vnsika met zijn beruchte aanslagen onveilig maakte, dien Tito Belluomo, wiens euvelda den menigmaal des avonds het onderwerp van hun gesprek waren geweest, wanneer de werkelijk zeldzame zelfverloochening beweerde Lord Salisbury onlangs op een feestmaal, dat den heer Goschen, den overlooper uit het kamp der liberalen, werd aangeboden, dat men niet van een conservatief, maar alleen van een «Unionistisch" kabinet mocht spreken. En het moet erkend worden, dat het opportunisme, dat conservatieven en dissidente liberalen tot elkander brengt, niet meer, maar ook niet minder beginselloos is, dan het verbond tusschen de volgelingen van Parnell en die van Gladstone. De lersche quaestie heeft op dit oogenblik in Engeland iedere logische partijverdeeling onmogelijk gemaakt; eene normale werking van het parlementaire stelsel zal tot de vrome wenschen blijven behooren, zoolang de Parnellisten niet of' bevredigd zijn, of ge heel machteloos zijn gemaakt. Hoe lang zal dit nog duren ? De Eugelsche vertegenwoordigers zijn thans reeds bijna drie maanden bijeen, en hebben nog niets noemenswaardigs uitgericht. Het laat zich voor zien, dat er nog evenveel maanden zullen verloopen, eer de dwangwet aangenomen is. Zou wellicht Lord Salisbury nog meer pijlen op zijn boog hebben, en zou het iets meer dan eene oratorische figuur zijn geweest, toen hij bij het banket voor den heer Goschen sprak van «short and sharp methods", die door hem zouden worden toegepast? De Pall Mail Oaxette gaf voor, die woorden in vollen ernst pp te nemen, toen zij verhaalde, dat in de Milibank-gevangeiiis een zestigtal cellen voor Parnellisten in orde werden gebracht, maar de antecedenten van Lord Salisbury zijn niet van dien aard, dat zij een coup détdt, door hem ondernomen, waarschijnlijk maken. Indien de Engelsche oppositie wist, dat zij de meerderheid der kiezers achter zich had, dan zou zij zonder twijfel reeds lang eene Parlementsontbinding hebben uitgelokt. Dat zij dit niet deed, bewijst, hoe weinig zeker zij is van de po_pulariteit harer zaak. Men mag intusschen gerust aannemen, dat de tegenwoordige regeering niet bijzonder veel waarde hecht aan de onveranderde aanneming der dwangwet, en dat zij zich zou laten vin den tot een compromis, waardoor de lastigste aller quaestiën haar voorloopig van den hals werd geschoven. Maar hiertoe willen noch de Gladstonianen, noch de Parnellisten medewerken. Onder die omstandigheden zijn de vooruitzichten weinig bemoedigend en is het te vreezen, dat geen verandering ten goede zal komen, eer de aanneming en toepassing der dwangwet in Ierland tot nieuwe en bloe dige gewelddadigheden aanleiding zal hebben gegeven. Geschiedt dit, dan dragen ongetwij feld Tories en liberalen een even groot aan deel in de schuld. In Frankrijk is, na het incident-Schnaebele en het Lohengriii-schandaal, weder eene mi{ nisterieele crisis aan de orde. De begrootingsi commissie is van oordeel, dat de regeering ; niet genoeg heeft bezuinigd. Men weet, dat j sedert de heer de Freycinet de even verlok kende als onoprechte formule »gecn nieuwe j belastingen, geen nieuwe leeningeii'' heeft uitj gesproken, elk nieuw minister van financiën j zijne staatsmanswijsbeid moet toonen door bezuinigingen, liet laat zich hooren, dat aan dien eisch niet kan worden voldaan, wanneer de Kamer zelf al wat, de heeren Boulanger | en Aube voor leger cu vloot eisene», zonder eenigc bedenking toestaat, en wanneer tevens j alle takken van dienst, niet het minst de 'i openbare schuld, jaarlijks hpoger uitgaven j eischcn. De arme heer Dauphin kan zoo min als zijn voorganger Sadi Carnot of iemand anders, van niets iets maken en betalen uit een ledigen zak. In vroeger tijd nam men dit zoo nauw niet. De begrotingscommissie finan cierde zelve dapper mede; zij beschouwde de door den minister ingediende begroeting hoog i oude Negroni van zijn wedervaren van den ! dag vertelde. j In Bastelica, het dorpje in de bergen,waar j Madeleine des zomers gewoonlijk een maand i bij hare oude tante doorbracht, huilden zij j elkander lecren kennen. Hun liefde was als i een idylle begonnen. Op zekeren dag had j Madeleine, op een van hare zwerftochten in ! het bosch, dicht bij haar een schot hooren l vallen en plotseling daarna, als in een toover| sprookje, een jonkman uif het kreupelhout te j voorschijn zien komen met zijn nog rookcnd geweer in de hand. Hij zag bleek, zijn oogen stonden verwilderd en het bloed gudste uit een j wond aan zijn voorhoofd. Op het zien van het i jonge meisje was hij verschrikt blijven staan en had toen plotseling met hijgende stem gezegd: »Verberg mij! Wijs mij een schuilplaats!" Instinctmatig had Madeleine hem met de oogen de houtvesterswoning aangewezen, waarin zij op hare dagelijksche wandelingen gewoonlijk even uitrustte en zonder naden ken gezegd : Ga daarheen... gauw !" Een oogenblik later drongen de gendarmes door het kreupelhout. Zij ^herkenden de doch ter van den brigadier en vroegen, na haar beleefd te bobben gegroet, geheel buiten adem: '>ls hij hier niet langs gekomen, juffrouw Madeleine ?" »Wie ?" riep zij bevend terug. 'I)e bandiet... Tito Belluomo... wij zijn hem reeds den gchcelen morgen op de hielen den aterling!... En ik geloof wel" zeide een der gendarmes, ->dat ik hem een paar korrels lood in bot hoofd bel) geblazen !" Ach! Mijn God!..', de bandiet! Was het de bandiet ?" riep hot jonge meisje ver schrikt, maar zij herstelde zich oogcnblikkelijk en vervolgde, terwijl zij hun met den vinger eene openc plek in bel, bosch aanwees: Ja ! ja .' ik heb hom gezien... nog geen minuut geleden.... een jongman van een donker uiterlijk, niet waar ? doodsbleek cri met bebloed voorhoofd. ...'' »Juist! juist! riep de gendarme opgetogen, stens als een document d.consulter; zij schrapte naar hartelust, bekommerde zich niet om financieele stelsels of 'economische theorieën, was duur of goedkoop, al n aar mate het par tijbelang of de luim van het oogenblik dit medebracht, en zond den minister eene begroo ting terug, die een financieele lappendeken was geworden. Men heeft haar dit kwalijk genomen, en terecht. Doch nu is zij in een ander uiterste vervallen. »Uwe begroeting deugt niet: maak haar beter!" voegt zij den minister toe. »Wat wilt gij dan veranderd hebben'!" vraagt de ongelukkige dignitaris. »Dat moet gij weten!" luidt bet antwoord. »Het is uwe taak, voor stellen in te dienen, en de onx-e te zeggen, of wij die al of niet goedkeuren." Zoo is het con flict langzamerhand al scherper geworden. De minister-president Goblet staat thans voor de keuze, om den minister voor financiën, den heer Dauphin, op te otteren, of wel met het gansche Kabinet af te treden. Het prestige van den heer Goblet is nooit zeer groot ge weest, maar toch zou eene miiiisterieeie crisis j in Frankrijk op dit oogenblik gevaarlijk zijn, dubbel gevaarlijk, omdat daaruit zou blijken, dat bij de wisseling van figuranten generaal Boulauger het blijvende element vertegeiiwoor! digt. En men kan zich denken,, welke com mentaren aan de overzijde der Vogezen aan zulk eene onvermijdelijke uitkomst zouden worden vastgeknoopt. # Den heer Bismarck gaat het in den Duitscheii Rijksdag voor den wind. De laatste verkiezingen hebben hem, ook in quaestiën van binnenlandsche politiek, heer en meester gemaakt. Dit bleek bij de eerste discussie over de belasting op het, gedistilleerd. Hoewel niemand kan ontkennen, dat de strekking van dit ontwerp in de eerste plaats eene even onnoodige als onbillijke begunstiging der brandewijnstokeiide grondbezitters is; hoewel de aanzienlijke sommen, die de belasting moet opbrengen, in de controle i over een belangrijken tak van nijverheid, bij welken elke vrije mededinging zal worden uitgesloten, de staatsmacht op uiterst beden kelijke wijze vermeerdert, heeft alleen de kleine schare der Duitsch-Vrijzinnigen en het nog veel kleinere troepje sociaal-democraten het gewaagd, tegen deze plannen oppositie te voe ren. De aanneming van het ontwerp is zoo goed als zeker, en is het zoover gekomen, dan wacht in de allernaaste toekomst eene nieuwe yerhooging der invoerrechten op graan. De Pruisische jonkers-grondeigenaars beieven voorspoedige dagen, misschien wat al te voor spoedig. Want de heer Von Bismarck gaat in zijn ijver, om zijne economische theorieën toe te passen zoover, dat eene reactie niet lang kan uitblijven. E. D. Uit Parijs. l'Jen paar dagen geleden word ik aangesproken door een heer, die mij den weg vroeg naar de ruc de lüvoli. ><'adat ik hem dien gewezen had, vroeg een vriend, met wien ik liep: weet ge, wie dat was?" Op mijn ontkennend antwoord zeido hij: dat is Clmsti van Greenwich?" t'hristi van (ireenwich? nu ben ik nog even wijs." ^?Wel, die beroemde Engelsche astronoom!" Maar hoe komt gij er toch bij om te denken, dat ik in oenige betrekking zou staan met de sterrekunde? Behalve (Jamille Klammarion, die eigenlijk meer een dichter is dan een ..." Wel L'hristi. die overgekomen is voor het con gres, dat fameuse congres, waar men de vraag zal bespreken op welke wijze het best eer. kaart van den hemel kan worden ontworpen." Ik kon toen niet nalaten uit te roepen: een hcmelkaart! De heer Christi moet zijn advies geven over een -ja, ik wist het wel zeker!" »Hij is dien kant opgegaan kijk,. daar heen. .. rechtuit het pad op... O! hij kan nog niet ver zijn... gij zult Hem stellig ach terhalen. . .." l Reeds hadden de gendarmes, door dit voori uitzicht aangevuurd, hun jacht hervat, binnen twee minuten waren zij uit het gezicht ver dwenen. Toen kwam Tito uit de hut te voorschijn, naderde het jonge meisje, dat weer begon'te beven, en zeide, terwijl hij zijn lange muts afnam: -Dank u, mejuffrouw... Ik weet wie ge zijt, ik heb daareven uw naam gehoord. . . Gij zijt de dochter van den brigadier Negroni, l dien ik eens in een hinderlaag heb gewond. j Wist gij het?" i Ik wist het,'' antwoordde zij. »Ach !' riep de bandiet, »ik kan helaas n iets doen om uw edele daad te vergelden ! Maar : men kan niet weten..,. Onthoud steeds dat l ge een oprechten vriend bezit, die op het j minste teeken van u bereid is te dooden of zich te laten dooden.... Vaarwel!" >Maar," zeide Madeiaine beschroomd, s gij j zijt gewond, gelooi' ik." >Ó! dat is niets!" antwoordde Tito, met zyn welluidende diepe stem en een gedwongen lach, ».. .. dat is niets, ik heb wel erger wonj den gehad dat beetje bloed zal wel op! droogen in de zon." ! En na ditmaal op Corsikaansche wijze met een aardig, gemeenzaam handgebaar te hebben gegroet, was bij het kreupelhout binnenge-. i drongen. Nog geheel ontsteld was Madeleine l op dezelfde plaats blijven staan: de zou ging l achter het, woud onder en diepe stilte heerjiehte , op de open plek. Het jonge meisje vroeg zich i af of zij niet had gedroomd en zij had dit i waarlijk wel kunnen gelooyen, indien niet ! een groote druppel bloeds, die zij op een steen { vlak nevens haar bespeurde, toen zij zich omwendde om heen te gaan, haar van het tegendeel had overtuigd. (Wordt venolyd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl