De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 15 mei pagina 3

15 mei 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No.. 516 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. kaart van den hemel en ... hij weet niet eens,_ waar de rne de Rivoli is? Dat 's toch wat al te gek. Het was mij volstrekt niet om een paradox te doen, ik drukte eenvoudig eene overtuiging uit, of juister gezegd, ik gaf den indruk weer, dien ik oogenblikkelijk gevoelde bij het vernemen van dat plan om een kaart te maken van den hemel. De menschelijke hoogmoed vertoonde zich aan mij onder een nieuw gezichtspunt en met een zeker gevoel van medelijden stelde ik mij voor hoe Jupiter daar als een gemeen soldaat zou worden gephotografeerd, hoe Carjat haastig zij n geliefd Caf de Madrid ging verlaten om een portret van Satnrnus te maken. Daartegen kwam ik in opstand. Hoe? zoo sprak ik tot mij zelven, is het niet reeds genoeg, dat wij de goden beleedigd hebben, moeten wij nu ook nog den eerbied voor de ster ren verliezen? Pierre Petit zal den Grooten Beer behandelen: als ware hij een simpele figurant. Heden zal hij de Maan tutoyeeren en, aangezien die photografen voor niets staan, straks zelfs als een nieuwe Jozua de zon bevelen stil te staan! Het systeem van Ptolemeus voor 12.50 fr. het dozijn! Tycho-Brahèmet den eenen voet op een stoel, zooals vroeger Alphonsine! Phoebus aan Phaëton vragend: Welke pose zondt gij mij aan raden?" De avondster uitgestald voor de ramen der handschoenenwinkels tusschen de portretten van Zoëen Pranzini Wij hebben de vorige week twee reclame-stukken gehad van twee reclame-makende schrijvers. Die twee stukken heeten Benée en Mademoiselle de Bressier, de twee auteurs zijn Emile Zola en Albert Delpit. Tusschen beiden bestaat er geen overeenkomst dan hun liefde voor de reclame: de een, Delpit is inderdaad vol eerbied voor de pers en de kritiek hij is zelf criticus en jour nalist, de ander, Zola, koestert de diepste minach ting voor al wat kritiek en journalisme heet. Wan neer men kwaad spreekt van zijn tooneelstukken of romans, dan noemt hij u aanstonds een uil of iets dergelijks, daar weet Sarcey van mee te praten. Die beide gansche uiteenloopende naturen stem men samen in hun zucht naar openbaarheid. Dat bespeurt men duidelijk, telkens als een uitgever een nieuwen roman van Zola of Delpit zal in het licht geven. Dan regent het allerlei kleine geruchten, verslagen van interviewers, indiscreties over den schrijver, over de wijze waarop het boek werd geschreven, enquêtes naar de inkt, welke gebruikt is om al dat schoons te boek te stellen, en monografiën over den pennehouder van den uitnemenden schrijver. Delpit en Zola zijn dus beiden evenzeer verzot op reclame. Maar onder de lekker bekken vindt men fijnproevers en gulzigaards. Tot de laatste categorie behoort Zola, tot de eerste Delpit. Vóór de première van zijn Renée hoeft Zola aan allen, die hem kwamen interviewen hetzelfde geschiedenisje met dezelfde détails en in bijna dezelfde bewoordingen opgedischt on ? den volgenden dag kwamen acht of tien dag bladen met eenzelfde artikel aandragen. Stel u de gekke gezichten voor van al die verslaggevers, die op Zola's uitdrukkelijke verzekering allen zich als bevoorrechten hadden geacht. M. Chinchollo van den Figaro schuimbekte van woede; M. Massine verklaarde in den Gil-Blas Zola voor een mauvais camarade. Hij had mij gezworen,, roept hij uit, dat hij aan niemand anders zou vertellen wat hij mij gezegd had.'' Delpit doet anders. Hij begrijpt, dat de gansche pers zich na de première met zijn stuk zal bezig houden, welks opvoering hij zelf beschouwt als een evenement Parisien. Vóór de opvoering neemt Delpit een fiacre en gaat zijn collega's een bezoek brengen. Hij verzoekt ieder van hen een pctite indiscrétion" te willen begaan. Heeft hij do hulp van b. v. vijf bladen noodig, dan verdeelt hij don schotel, dien hij hen wil laten opdisschcn, in vijf parten. Ieder krijgt een confidentie voor zich en allen zijn tevreden. Iedereen moet zijn duit in het zakje kunnen gooien en het recht hebben zijn buurman met minachting aan te zien en te denken: alles heel aardig wat je daar vertelt, maar hij heeft jou toch niet verteld, dat hij telkens ver kouden was. Dat heeft hij aan mij alleen gezegd." Nu geeft Zola zijn verkoudheid aan iedereen. Zoo gelukt het hem in ieders neus te kruipen. Maar waar het op aan komt, is dat te doen in ieders mouw. Dat verstaat Delpit. Als hij een stuk heeft gemaakt, dan laat hij de couranten van hem ver tellen alles wat hem maar in 't hoofd komt. Zoo weten wij reeds, dat hij tweemalen gefusilleerd is geweest. Hij zelf heeft het immers gezegd. Een volgenden keer zal hij ons moodcolen. dat hij onthoofd is geworden, of dat hij zich verdronken heeft of naar de maan is gegaan. Door dergelijke dingen wordt men eerst interessant, Parisien", bien Parisien" en schept men véiiemcnts Parisiens". Zola daarentegen ook na de mislukking van zijn Renée is het weder het oude liedje ge draagt zich allerongelukkigst tegenover do pers. Als hij haar geene bcleedigingen toevoegt on baar noodig heeft, vindt hij nog altijd het middel om hot haar lastig te maken. Bij een groote mate van eerzucht ontbreekt het hem aan alle taktick. De erfgenamen van Guxtare l^l/<n!>crt hebben zijn correspondentie uitgegeven. Intnsscben hebben de dagbladen ons reeds uittreksels daarvan mede gedeeld; en zeker om onze nieuwsgierigheid nog meer te prikkelen heeft men zich bepaald tot do keuze der moest intieme brieven, welke aan een vrouw waren geadresseerd. Men hooft ons niet gezegd wie zij is. althans haar naam niet genoemd. Maar mot hot gebrek aan bescheidenheid, onzen hedendaagscb.cn zoden eigen, deelt men ons mode, dat deze vrouw, die trouwens reeds lang dood is, na een zekeren opgang gemaakt te hebben, in 1845 eon salon hield, die do pretentie had van den roem van Mme. Récamicr geërfd te hebben. welke daar in de buurt had gewoond, een salon. dio druk bezocht werd door M. Consin en waar zelfs académiciens werden gemaakt. Men voegt er bij, dat Alphonso Karr met deze vrouw in verschillende betrekkingen hoeft gestaan, waaraan eon messteek aan het adres van Karr plotseling een einde maakte. Karr zou dat mes later op zijn schrijftafel hebben bewaard met het opschrift: rfonwe par Mine. X . . . dans h </cw." Xu zon men al even naief moeten wezen als l'Ingénuvan Voltaire om niet aanstonds uit to roepen: maai de maitresse van Flaubert, dat was immers madame . . .." Hoe kiesch en bescheiden is men toch tegenwoordig! Of nu de erfgenamen van Flaubert hem een dienst hebben bewezen met de uitgave van zijn brieven, durf ik betwijfelen. Maar misschien is het toch wel goed, dat de werkelijke Flaubert, zij 't dan ook met zijn aan deel aan de zwakke en belachelijke zijden van den mensch, den ongeduldig makenden Flaubert der legende in de meening der lieden, die de waarheid liefhebben, komt vervangen. Als men billijk jegens hem wil wezen en hem in de letter kunde eon plaats wenscht te geven, waaruit men hem niet zal verjagen, dan moet men datgene, wat minder dan middelmatig in hem was, weten prijs te geven. Een boek als Mudame Bovary is een juweel, dat iedereen op zijn knieën zou willen lezen: dat is doorleefd, dat is van zeer nabij, bezield en met genie geschreven; maar vor dert men dezelfde ceremonie van Bonvard et Pécucliet, een werk, dat in zijn conceptie tot de meest onnoozele boeken behoort, dan zou ik mij kunnen ergeren en het altaar omverwerpen. Als dus de brieven van Flaubert hem wat kleiner maken, dat willen zeggen, hem wat meer op een mensch als zoovele anderen doen gelijken, dan zal dat schijnbare onrecht een weldaad voor hem worden. De man van Croisset was eenvoudig charmant; de bourgeois verslindende Carthager was een papie ren mannetje en onverdragclijk. A. B. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre : De eerlijke Makelaar. Salon desVariétés \ZuclitnaarlietTooneel. Twee Dooven Onder den titel van De eerlijke Makelaar" heeft do Heer W. N. Peypors uit den Hoogduitsche een tamelijk geur- en kleurloos blijspel op Hollandschen bodem trachten over te brengen, dat door do artiesten van het gezelschap Van Lier met 'talent en succes gespeeld wordt. De ons door den Heer Moor voortreflijk afge beelde oud-vlceschhouwer-rentonicr Hm/o Tinorbeen heeft een vriend gehad, die zich achtervolgends rijk en arm gespekuleerd heeft, en thands den pseudo-adelijkon naam van Ferdinand van Walberk voert. Uit eon eerste huwelijk hooft hij een dochter Clara, die door de stiefmoeder onaange naam bejegend wordt. Deze Dame hoeft geld ge leend van een Graaf, Oscar ran Homberg. Dit maakt haar van dezen man afhankelijk. Zij wil zich daarom van haar schuld ontdoen, en neemt uit de schrijftafel van haar echtgenoot cenigo bankjens, die zij ongelukkig op den tooneclvloer verliest! 't Is nacht, haar man hoort gerucht, en Clura, dio ook hierop is komen tocschicten en haar stief moeder betrapt heeft, wordt door Van Walberk verdacht dit geld gestolen to hebben ! Prachtig. Het geld was hem geven door Kttorbccti, dio niet gelukkiger is, dan wanneer hij bankjens kwijt kan raken. Knorbeen noemt Clnra in zijne bescherming Zij wordt bemind door Bntno FeWer, een opge wonden pianist-jen. Knorbeen hoeft ecu liefdochtertjen, dat bemind wordt door JEmil ran Zeereld, broer van Mevr. Vun Wtillierk. Die jonge lieden trouwen allen, na dat Vun Wiilberk behoorlijk ver nederd is door den edelmoediger! slager, en Mevr. Van Wtilberk, dankbaar voor Claraas edelmoedig heid, om vergeving heeft gevraagd. De Heer Barbey d'Aurevilly komt ran, zoo als men in Bolgiën zeggen zou. zijne tooneelkritieken uit de jaren 1866?(>8 te herdrukken 1), eene aaneon-schakeling was impertinente, soms geestige. scheldwoorden aan het adres l o van de drama tische kunst, bijgenaamd histrionismo", 2o van de beroemdste franschn tooneolschrijvcrs onzer dagen. Dio lieer is onuitputtelijk in lof voor do tooneeliston ondanks het gevloekt histrïonisrno" waarvan de bespottelijke mishandeling don schrij ver alle recht doet verliezen om met bewonde ring van Molière te spreken on van Shakespeare, dien ik hem verdenk niet gelezen te hebben. Ik doe den gewetcnlozen en inkonsoquenten joernalïst de eer hem hieraan te balen, om dat ik. zoo vaak. in zoo verre in zijn vaarwater moet komen, als ik de talen ten te prijzen heb van onze akteurs en aktrices, waar zij zeer impotente duitsche stukken verdraaglijk, ja genietbaar weten te maken. Hoe de lieer Peypers er aan komt, den kort aangebonden, maar edelmoedigen Knorbeen een makelaar'" te noemen, is mij een diep geheim; en wij, Amsterdammers. weten toch wel, wat eon makelaar is. De Hoer Moor heeft ons een prachtige figuur van den oud-slachter gemaakt, in houding, toon, blik, ge baar, kostuum enz. 't Is aardig, dat het komieke element in den Heer Moor en in don Hoer Bouw meester tot do nieuwste ontdekkingen behoort. De lieer Malhcrbe beeft den onnoozelcu cnthnztasten lang-blondharigon pianist geestig getypeerd. Mej. van Gelder, thands Mevr. lloltrop, beeft zich met gevoel van 't rollctjen van Cl/irti gekweten. Om het zeerst waren de artiesten op hun plaats: Mevrouw van Ros.sum : Jufv. Knorbeeii: Mevr. r. \V(ilbei'k: Mej. Meenwissen; Graat' run Jiombcnj : de Heer Ruyurok; Emil: do Heer André; Krekel: do lieer Kamphuizen. Een bloemruiker wenscb ik Mej. K. van Bieno aan te bieden, die. na liet vertrek van Mej. Roos, ecne zeer groote aanwinst is voor het gezelschap Van Lier. De Natuur heeft mildclijk beur gaven over dit vriendelijk hoofdtjon uitgestort, on tle Knust schijnt wel door Mej K. van Hiene ge diend te worden. De onmogelijke kocpletten op de Aprilfeesteu heeft zij zoo gezongen, dat. bet ons een genoegen was ; als men zo leest, zijn ze, hoe goed ook bedoeld, beneden alles. 't Is mij onverklaarbaar, dat do Heer Saalborn toegelaten heelt, als achterschutdoek in het luiis van Vitn- \\'<ilberk, ecne onafzienbare kolonnade ! ten beste te geven. 't Is voor den Salon des VariétiV geene geringe 1 verbetering, dat do Heer Mutters en Mej. .luliette Roos er thands, avond aan avond, hunne gaven kunnen ten-toori-sproiden. De aardige, fatsoenlijke, onderwotsclie vandeville Kom hier'', werd er onder den pedanten titel van De zucht naar het Tooneel en het vooroor deel tegen het Tooneel" uitstekend gespeeld. Wel is Mej. Roos nog niet Mevr. Karet Koning, en gaat de verscheidenheid van toestanden, die zij uit te drukken heeft, hare krachten onmiskenbaar te boven, maar men neemt het, om hare aangename verschijning, voor lief. Voor den Tooneeldirekteitr trad niet op de Heer Blaaser. maar de Heer Holtrop, die zich vrij wel van zijn taak gekweten heeft. De ba-rbouillage van zijn gelaat was echter wel wat sterk. De Heer van den Heuvel heeft zich, als MarTcies de Sawlieu, goed gekweten. In zijn hof kostuum zag hij er voortreffelijk uit. 't Was jammer, dat hij vergeten had zijn degen aan te doen. Geen Markies (noch chevalier) zonder degen in 1780. Mevr. de Boer van Ryk speelde dit maal een oude rol, en zeer goed: die van de tegen het tooneel gekante moeder der jeugdige kunstenares. De Heer Fedi, die, als Heer of als Officier, weinig prasteercn kan, verdient, als schrijnwerkersknecht, lof. Ook de Heer Thönissen kweet zich met ge moedelijkheid als schrijnwerkersbaas. 't Klonk vermakelijk, dat wijlen de Heer Boas in dit door en door fransche stukjen van den Dominee" en den bijbel" liet gewagen. De Régie beging een dergelijke onmogelijkheid, door de keus der schilderijen, die de kamer van de aktrice vercierden: o. a. Rubens kwam er in effigie bij voor. In het woord bravo werd door sommige akteurs de klemtoon op de tweede lettergreep gelegd; 't is bruto. Maar wat zal men zeggen, als onlangs aan eene onzer eerste aktrices de accentuatie Romeo ontviel? Het kostuum, door Jufv. Poolman in Parijs ge dragen, was bizonder goed. De bloote armen van Jufv. Roos, als schrijnwerkersdochter, verwacht men in een operette van 1887 eerder dan in een vaudeville van 1840. Het allerkomiekste fransche blijspelletjen De twee dooven" werd door de Heeren Mutters(den oude doove), Van den Heuvel (den jager) en Thönissen (Nïeodemus) uitstekend gespeeld. Ook Mej. Aug. Poolman vond hier meer gelegenheid uit te komen, dan in Kom hier". Zij heeft de aardige koepletten op het kussen kiesch en be vallig voorgedragen. Het was bizonder merkwaardig, nog met de herinnering van Judels voor den geest, het hemels breed verschil te zien in opvatting en afbeelding, tusschen de tegenwoordige schepping van den Heer Mutters en die, vóór eenige maanden, van Franz Towele Ik weet niet, wien ik verkiezen moet. De Duitscher had /min of meer een filozoof van den ouden doven Heer gemaakt, do Hollander, met fraayer grime, een deftig koopman en retraite. 't^VVas een recht amuzanto avond (10 Mei) en de schouwburg ging niet te laat uit. De entr'actes duurden niet te lang. Er was een zeer tatsoenlijk publiek. Zouden echter de Ileercn Kreukniet, Mutters & Co. niet n avond in de week zonder tabaks rook kunnen afkondigen en met eenigszins ver hoogden toegangsprijs ? 't Is jammer, dat het rooken, in 't kleine lokaal, 't vaak bedenkelijk maakt om Dames uit te noodigen de merkwaardige voorstellingen te gaan bij wonen. 11 Mei, '87. A. TH. 1) Le Tlti'atre contemporain. Paris, Frinzine, 1887. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Xu de maand Mei haar blijde intrede heeft gedaan en do vogels ons op hun concerten in de vrije natuur komen noodigen, wordt het tijd, dat de lofwaardige ijver van liedertafels, opcra-directiè'n en orkestvcrconigingeu wat ga verkoelen. 't Begint er trouwens in de schouwburglokalen en concertzalen niet meer zoo opgewekt uit te zien als in het volle winterseizoen 't geval kan wezen. Vele plaatsen blijven onbezet, do programma's bevatten nog slechts zelden nieuw ingestudeerde nummers, de instrumentalisten gaan langzamer hand het feu sacrémissen, en zelfs de orkestdirecteuren hebben moeite om met dreigenden maatstok de uitvoeringen naar wensch te doen sla gen. Xu, wij misgunnen den kunstenaars, die in de afgeloopen maanden met strijk- of blaasin strument, afzonderlijk of in samenspel. Frau Musica gediend hebben, hun welverdiende rust niet. Ons viel het voorrecht te beurt, tot diegenen to behooren, welke regelmatig hun toewijding en talent mochten gadeslaan. Wij kunnen dus oprechtelijk en uit eigen waarneming de getuigenis afleggen, dat liet aan ijver volstrekt niet ontbroken heeft. In de verschillende wijken onzer stad werd als naar gewoonte duchtig gemusiceerd! De zangvcreenigingcn gaven hun concerten met het gebruikelijke na afloop bal," dat soms wel de hoofdschotel bleek te wezen. Toonkunst. Ka mermuziek, Fransche-. Hoogduitschc- on llollandsche opera kwamen op vaste tijden de aan dacht trekken. Indien men er de reeks kunstenaarsconcerten en de uitvoeringen in het Paleis voor Volksvlijt en in het Gebouw van den Wer kenden stand bijvoegt, komt men tot een aantal bijeenkomsten van muziekalen aard, dat eerbied en vrees beide opwekt. En dan hebben wij over de Wagnervereeniging, die, naar men ons mede deelde, enkele welgeslaagde concerten gaf, nog' niet eens kunnen spreken. In den laatsten tijd werd ons de gelegenheid geboden het een en ander bij te wonen, dat onder de rubriek muziek in de hoofdstad" althans bekuoptelijk dient te worden vermeld. Vooreerst het Concert spiritnel" in het Paleis voor Volksvlijt gegeven, liet programma liet in zijne samenstel ling nog al wat te wcnscheu over. Van geestelijke wijding viel er bitter weinig op te merken. Zelfs het Stabat Mater van Rossini, dat het belangrijkste nummer mocht heeten, geeft in zijne muzikale bewerking slechts bij uitzondering den diepen weemoed van den gcwijden tekst te herkennen. Met veel belangstelling hebben wij steeds de concerten van Amicitiae gevolgd en ze met. gevvenscbten ernst beoordeeld, gedachtig het woord van den dichter: Een vriend die mij mijn feilen toont enz.". Bij de herdenking van haar twaalfen ecii-halfiarig bestaan gaven wij dan ook aan de vriendelijke uitnoodiging, ons toegezonden, gaarne gevolg, ofschoon het programma ons eenigs zins bedenkelijk toescheen. Men kan het aan bestuursleden onzer Zangvereenigingen niet ge noeg herhalen, dat de keuze der uit te roeren nummers van het grootste belang is. En dat niet alleen met het oog op het Concert zelve, maar ook in verband met de repetitiën. Indien het bestuur, door persoonlijke overwegingen geleid, toonwerwerken in studie laat nemen, die op den keper beschouwd, die voorkeur niet verdienen, speelt men hoog spel, wijl in de voorbereidende oefenin gen een geest van weerzin kan ontstaan, die eigenlijk volkomen gewettigd is. Men dient geen seizoen zoek te brengen met het instudeeren van gelegenheids- of zoogenaamde Watersnoodcompositieën, al moge de ijdelheid der vrienden" door de uitvoering worden gestreeld. De Heer Carl J. T. Franke, de componist van Amsterdam, voor Solo en Koor", is het verdien stelijke lid der Orkestvereeniging, bij het meerendeel onzer lezers in de hoofdstad niet onbekend. De tekst, van de vaardige hand des Heeren Ha verkamp, bood eene geschikte stof ter muzikale bewerking aan en het kwam ons voor, dat de Heer Frank op enkele plaatsen zich niet onver dienstelijk van zijn taak heeft gekweten. Wij gaan verder en meenen hier en daar zelfs de sporen van eenig oprspronkelijk talent ontdekt te hebben, dat in zijn vorming wellicht niet tot volkomen rijpheid is gebracht. Aan maat en evenredigheid ontbreekt het wel 't allermeest; en van eentonig heid is de compositie, hoe verdienstelijk ook, kwa lijk vrij te pleiten. De orkestbegeleiding kan het effect zeker verhoogen; tot een werk van beteekenis zal zij dit Amsterdam" niet kunnen voeren. Over do Feestcantato voor soli en koor van W. R. v. d. Vliet behoeven wij niet uit te weiden. Ze werd reeds bij vroegere gelegenheid uitgevoerd. Als solisten traden op de heeren J. P. C. K. uit Nijmegen (tenor), mej. A. G. (Sopraan), de heer Willem C. Dekkers uit 's Bosch, terwijl ook de heer J. A. Tak, vroeger concertmeester bij de Orkestvereeniging, eerclid van Amicitiae, eveneens zijne medewerking verleende. Met uitzondering van de nummers voor viool, die met distinctie werden gespeeld, waren de solovoordrachten niet van dien aard, dat zij eenigszins verdienden de aandacht te trekken. Voor de feestvierende liedertafel kan het gewenscht heeten, dat zij in het volgende seizoen vooral met zorg op de smaakvolle interpretatie der koornummers lette. Het f.f. komt in 't alge meen tot zijn recht ; doch het p.p. is niet in dezelfde mate beoefend. Bij de slotsoirée voor kamermuziek in Felix Meritis werd als noviteit voor het meerendeel deiaanwezigen een trio voor piano, viool en cello (fmoll, op. 75) van Anton Dvorak door de heeren Cramer, Röntgen en Bosman op voortreffelijke wijze uitgevoerd. Reeds sedert eenigen tijd heeft dit opus van Dvorak in Duitschland zijne plaats op al de programma's verworven. Onzen lezers is het bekend, dat Dvorak door zijne legenden, zijne symphonie en zijn strijksextett tot do degelijke moderne meesters behoort. Het trio is een werk vol trischheid en kracht tevens. Elk der vier doelen heeft zijne beteokonis. Men zou wellicht het tweede en het derde deel der minst belang rijke kunnen heeten, ofschoon er van onbedui dendheid ongetwijfeld geen sprake zal wezen, want het allegretto is vol originaliteit en het adagio mannelijk gedacht. Door zijn flinke motieven en de passie die van 't begin tot het eind met onverzwakte kracht hare werking doet gevoelen, heeft het allegro intusschen de hoofdaandacht getrokken. Misschien is de laatste Satz wat uitgebreid. Doch met zijn oorspronkelijk rhytmus maakt hij onzes inziens diepen indruk en boeit zonder ophouden. Vorm en inhoud stempelen het trio in f mol tot een kunstwerk en het was eene gelukkige gedachte dit werk op het programma der laatste Soiree voor kamermuziek te plaatsen. Over de uitvoe ring der andere nummers Sonate (op 96) voor piano en viool van Beethoven, Phantasie (F mol op 28) voor piano van Mendelssohn, on trio (op 99) v8or piano, viool en cello van Fr. Schubert kunnen wij niets dan goeds vermelden. Xu de .soirees voor kamermuziek geëindigd zijn voegt het wel een woord van lof te richten tot de bekwame exocutanten die gedurende het afge loopen seizoen zoovelen onzer kunstlievende stad- gcnoot.cn heerlijk genot hebben bereid. Ontbrak het den kunstenaars nimmer aan de noodige toewijding, de belangstelling van hot publiek hield daarmede gelijken tred. Xaar onze overtuiging stonden dan ook do ktiinermit?i.ck-soirées in Felix Meritis aan do spits der muzikale uitvoeringen in de hoofdstad. II. C. P. D. LAMOUREUX EN WAGXER. Gelijk men weet heeft de heer Lamoureux toch bij de tweede voorstelling van LoMtigrin de opvoeringen gestaakt, bet geld teruggegeven, en zijn 2 a. ;iO(),(H)0 francs aan onkosten in den steek gelaten. Waarschijnlijk zal nu de geheelo machi nerie met koren en zangers naar Londen worden overgebracht on zal men daar den Franschen Lohenyrin kunnen liooren. De tinancieele schade is voor Lamourenx geen ruïne, want hij is zeer rijk. Pepermunt is de naam van ceno aangenaam riekende plant" schrijft een Parijschc briefschrijver aan een Duitsch blad. Pepermunt is het hoofdbestanddeel der tandpoeders en mondwaters van Ie tloctetir 'Pierre, die met deze preparaten niillioenen verdiende en met wiens doch ter Lamoureux getrouwd is. Docter Pierre is lang dood, maar de zaak in mondwater floreert nog en werpt nog jaarlijks aardige winsten af, en in dit e.t i u dfiitifrice is de zwanenridder naar Parijs komen drijven." Toch was Lamoureux niet een der eerste Wagncrianen, Wagneristen, Wagnorophilen, Wagnerolatres of Wagncromanen. Twintig jaar ge leden, toen de dochter van Théophile Gautier, de schoone Juditb, te Parijs propaganda maakte voor Wagner, en een stoet van muziekliefhebbers naar Brussel toog, om er Lohengrin te hooren, in de zelfde vertaling van Xnittcr, die nu te Parijs heeft gediend, behoorde Lamoureux wel onder de hoorders, maar niet als aanvoerder, nauwelijks als medetellende. Eerst later werd hij Wagner's kampioen, en dirigeerde hij zelf op de concerten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl