Historisch Archief 1877-1940
No.. 516
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
kaart van den hemel en ... hij weet niet eens,_
waar de rne de Rivoli is? Dat 's toch wat al te
gek.
Het was mij volstrekt niet om een paradox te
doen, ik drukte eenvoudig eene overtuiging uit,
of juister gezegd, ik gaf den indruk weer, dien
ik oogenblikkelijk gevoelde bij het vernemen van
dat plan om een kaart te maken van den hemel.
De menschelijke hoogmoed vertoonde zich aan mij
onder een nieuw gezichtspunt en met een zeker
gevoel van medelijden stelde ik mij voor hoe
Jupiter daar als een gemeen soldaat zou worden
gephotografeerd, hoe Carjat haastig zij n geliefd Caf
de Madrid ging verlaten om een portret van
Satnrnus te maken. Daartegen kwam ik in opstand.
Hoe? zoo sprak ik tot mij zelven, is het niet
reeds genoeg, dat wij de goden beleedigd hebben,
moeten wij nu ook nog den eerbied voor de ster
ren verliezen? Pierre Petit zal den Grooten Beer
behandelen: als ware hij een simpele figurant.
Heden zal hij de Maan tutoyeeren en, aangezien
die photografen voor niets staan, straks zelfs
als een nieuwe Jozua de zon bevelen stil te staan!
Het systeem van Ptolemeus voor 12.50 fr. het
dozijn! Tycho-Brahèmet den eenen voet op een
stoel, zooals vroeger Alphonsine! Phoebus aan
Phaëton vragend: Welke pose zondt gij mij aan
raden?" De avondster uitgestald voor de ramen
der handschoenenwinkels tusschen de portretten
van Zoëen Pranzini
Wij hebben de vorige week twee reclame-stukken
gehad van twee reclame-makende schrijvers. Die
twee stukken heeten Benée en Mademoiselle de
Bressier, de twee auteurs zijn Emile Zola en
Albert Delpit. Tusschen beiden bestaat er geen
overeenkomst dan hun liefde voor de reclame:
de een, Delpit is inderdaad vol eerbied voor de
pers en de kritiek hij is zelf criticus en jour
nalist, de ander, Zola, koestert de diepste minach
ting voor al wat kritiek en journalisme heet. Wan
neer men kwaad spreekt van zijn tooneelstukken
of romans, dan noemt hij u aanstonds een uil of
iets dergelijks, daar weet Sarcey van mee te
praten.
Die beide gansche uiteenloopende naturen stem
men samen in hun zucht naar openbaarheid. Dat
bespeurt men duidelijk, telkens als een uitgever
een nieuwen roman van Zola of Delpit zal in
het licht geven. Dan regent het allerlei kleine
geruchten, verslagen van interviewers, indiscreties
over den schrijver, over de wijze waarop het boek
werd geschreven, enquêtes naar de inkt, welke
gebruikt is om al dat schoons te boek te stellen,
en monografiën over den pennehouder van den
uitnemenden schrijver. Delpit en Zola zijn dus beiden
evenzeer verzot op reclame. Maar onder de lekker
bekken vindt men fijnproevers en gulzigaards.
Tot de laatste categorie behoort Zola, tot de
eerste Delpit. Vóór de première van zijn Renée
hoeft Zola aan allen, die hem kwamen interviewen
hetzelfde geschiedenisje met dezelfde détails en
in bijna dezelfde bewoordingen opgedischt on ?
den volgenden dag kwamen acht of tien dag
bladen met eenzelfde artikel aandragen. Stel u
de gekke gezichten voor van al die verslaggevers,
die op Zola's uitdrukkelijke verzekering allen zich
als bevoorrechten hadden geacht. M. Chinchollo
van den Figaro schuimbekte van woede; M.
Massine verklaarde in den Gil-Blas Zola voor een
mauvais camarade. Hij had mij gezworen,, roept
hij uit, dat hij aan niemand anders zou vertellen
wat hij mij gezegd had.''
Delpit doet anders. Hij begrijpt, dat de gansche
pers zich na de première met zijn stuk zal bezig
houden, welks opvoering hij zelf beschouwt als
een evenement Parisien. Vóór de opvoering neemt
Delpit een fiacre en gaat zijn collega's een bezoek
brengen. Hij verzoekt ieder van hen een pctite
indiscrétion" te willen begaan. Heeft hij do hulp
van b. v. vijf bladen noodig, dan verdeelt hij don
schotel, dien hij hen wil laten opdisschcn, in vijf
parten. Ieder krijgt een confidentie voor zich en
allen zijn tevreden. Iedereen moet zijn duit in
het zakje kunnen gooien en het recht hebben zijn
buurman met minachting aan te zien en te denken:
alles heel aardig wat je daar vertelt, maar hij
heeft jou toch niet verteld, dat hij telkens ver
kouden was. Dat heeft hij aan mij alleen gezegd."
Nu geeft Zola zijn verkoudheid aan iedereen. Zoo
gelukt het hem in ieders neus te kruipen. Maar
waar het op aan komt, is dat te doen in ieders
mouw. Dat verstaat Delpit. Als hij een stuk heeft
gemaakt, dan laat hij de couranten van hem ver
tellen alles wat hem maar in 't hoofd komt. Zoo
weten wij reeds, dat hij tweemalen gefusilleerd is
geweest. Hij zelf heeft het immers gezegd. Een
volgenden keer zal hij ons moodcolen. dat hij
onthoofd is geworden, of dat hij zich verdronken
heeft of naar de maan is gegaan. Door dergelijke
dingen wordt men eerst interessant, Parisien",
bien Parisien" en schept men véiiemcnts
Parisiens".
Zola daarentegen ook na de mislukking van
zijn Renée is het weder het oude liedje ge
draagt zich allerongelukkigst tegenover do pers.
Als hij haar geene bcleedigingen toevoegt on baar
noodig heeft, vindt hij nog altijd het middel om
hot haar lastig te maken. Bij een groote mate
van eerzucht ontbreekt het hem aan alle taktick.
De erfgenamen van Guxtare l^l/<n!>crt hebben
zijn correspondentie uitgegeven. Intnsscben hebben
de dagbladen ons reeds uittreksels daarvan mede
gedeeld; en zeker om onze nieuwsgierigheid nog
meer te prikkelen heeft men zich bepaald tot do
keuze der moest intieme brieven, welke aan een
vrouw waren geadresseerd. Men hooft ons niet
gezegd wie zij is. althans haar naam niet genoemd.
Maar mot hot gebrek aan bescheidenheid, onzen
hedendaagscb.cn zoden eigen, deelt men ons mode,
dat deze vrouw, die trouwens reeds lang dood is,
na een zekeren opgang gemaakt te hebben, in
1845 eon salon hield, die do pretentie had van
den roem van Mme. Récamicr geërfd te hebben.
welke daar in de buurt had gewoond, een salon.
dio druk bezocht werd door M. Consin en waar
zelfs académiciens werden gemaakt. Men voegt
er bij, dat Alphonso Karr met deze vrouw in
verschillende betrekkingen hoeft gestaan, waaraan
eon messteek aan het adres van Karr plotseling
een einde maakte. Karr zou dat mes later op
zijn schrijftafel hebben bewaard met het opschrift:
rfonwe par Mine. X . . . dans h </cw." Xu zon
men al even naief moeten wezen als l'Ingénuvan
Voltaire om niet aanstonds uit to roepen: maai
de maitresse van Flaubert, dat was immers
madame . . .." Hoe kiesch en bescheiden is men
toch tegenwoordig! Of nu de erfgenamen van
Flaubert hem een dienst hebben bewezen met
de uitgave van zijn brieven, durf ik betwijfelen.
Maar misschien is het toch wel goed, dat de
werkelijke Flaubert, zij 't dan ook met zijn aan
deel aan de zwakke en belachelijke zijden van
den mensch, den ongeduldig makenden Flaubert
der legende in de meening der lieden, die de
waarheid liefhebben, komt vervangen. Als men
billijk jegens hem wil wezen en hem in de letter
kunde eon plaats wenscht te geven, waaruit men
hem niet zal verjagen, dan moet men datgene,
wat minder dan middelmatig in hem was, weten
prijs te geven. Een boek als Mudame Bovary
is een juweel, dat iedereen op zijn knieën zou
willen lezen: dat is doorleefd, dat is van zeer
nabij, bezield en met genie geschreven; maar vor
dert men dezelfde ceremonie van Bonvard et
Pécucliet, een werk, dat in zijn conceptie tot de
meest onnoozele boeken behoort, dan zou ik mij
kunnen ergeren en het altaar omverwerpen. Als
dus de brieven van Flaubert hem wat kleiner
maken, dat willen zeggen, hem wat meer op een
mensch als zoovele anderen doen gelijken, dan
zal dat schijnbare onrecht een weldaad voor hem
worden.
De man van Croisset was eenvoudig charmant;
de bourgeois verslindende Carthager was een papie
ren mannetje en onverdragclijk. A. B.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre : De eerlijke Makelaar.
Salon desVariétés \ZuclitnaarlietTooneel.
Twee Dooven
Onder den titel van De eerlijke Makelaar"
heeft do Heer W. N. Peypors uit den
Hoogduitsche een tamelijk geur- en kleurloos blijspel op
Hollandschen bodem trachten over te brengen, dat
door do artiesten van het gezelschap Van Lier met
'talent en succes gespeeld wordt.
De ons door den Heer Moor voortreflijk afge
beelde oud-vlceschhouwer-rentonicr Hm/o
Tinorbeen heeft een vriend gehad, die zich achtervolgends
rijk en arm gespekuleerd heeft, en thands den
pseudo-adelijkon naam van Ferdinand van
Walberk voert. Uit eon eerste huwelijk hooft hij een
dochter Clara, die door de stiefmoeder onaange
naam bejegend wordt. Deze Dame hoeft geld ge
leend van een Graaf, Oscar ran Homberg. Dit
maakt haar van dezen man afhankelijk. Zij wil
zich daarom van haar schuld ontdoen, en neemt uit
de schrijftafel van haar echtgenoot cenigo bankjens,
die zij ongelukkig op den tooneclvloer verliest!
't Is nacht, haar man hoort gerucht, en Clura, dio
ook hierop is komen tocschicten en haar stief
moeder betrapt heeft, wordt door Van Walberk
verdacht dit geld gestolen to hebben ! Prachtig.
Het geld was hem geven door Kttorbccti, dio niet
gelukkiger is, dan wanneer hij bankjens kwijt kan
raken. Knorbeen noemt Clnra in zijne bescherming
Zij wordt bemind door Bntno FeWer, een opge
wonden pianist-jen. Knorbeen hoeft ecu
liefdochtertjen, dat bemind wordt door JEmil ran Zeereld,
broer van Mevr. Vun Wtillierk. Die jonge lieden
trouwen allen, na dat Vun Wiilberk behoorlijk ver
nederd is door den edelmoediger! slager, en Mevr.
Van Wtilberk, dankbaar voor Claraas edelmoedig
heid, om vergeving heeft gevraagd.
De Heer Barbey d'Aurevilly komt ran, zoo als
men in Bolgiën zeggen zou. zijne tooneelkritieken
uit de jaren 1866?(>8 te herdrukken 1), eene
aaneon-schakeling was impertinente, soms geestige.
scheldwoorden aan het adres l o van de drama
tische kunst, bijgenaamd histrionismo", 2o van
de beroemdste franschn tooneolschrijvcrs onzer
dagen. Dio lieer is onuitputtelijk in lof voor do
tooneeliston ondanks het gevloekt histrïonisrno"
waarvan de bespottelijke mishandeling don schrij
ver alle recht doet verliezen om met bewonde
ring van Molière te spreken on van Shakespeare,
dien ik hem verdenk niet gelezen te hebben. Ik doe
den gewetcnlozen en inkonsoquenten joernalïst de
eer hem hieraan te balen, om dat ik. zoo vaak. in zoo
verre in zijn vaarwater moet komen, als ik de talen
ten te prijzen heb van onze akteurs en aktrices, waar
zij zeer impotente duitsche stukken verdraaglijk,
ja genietbaar weten te maken. Hoe de lieer Peypers
er aan komt, den kort aangebonden, maar
edelmoedigen Knorbeen een makelaar'" te noemen,
is mij een diep geheim; en wij, Amsterdammers.
weten toch wel, wat eon makelaar is. De Hoer
Moor heeft ons een prachtige figuur van den
oud-slachter gemaakt, in houding, toon, blik, ge
baar, kostuum enz. 't Is aardig, dat het komieke
element in den Heer Moor en in don Hoer Bouw
meester tot do nieuwste ontdekkingen behoort.
De lieer Malhcrbe beeft den onnoozelcu
cnthnztasten lang-blondharigon pianist geestig getypeerd.
Mej. van Gelder, thands Mevr. lloltrop, beeft zich
met gevoel van 't rollctjen van Cl/irti gekweten.
Om het zeerst waren de artiesten op hun plaats:
Mevrouw van Ros.sum : Jufv. Knorbeeii: Mevr.
r. \V(ilbei'k: Mej. Meenwissen; Graat' run
Jiombcnj : de Heer Ruyurok; Emil: do Heer André;
Krekel: do lieer Kamphuizen.
Een bloemruiker wenscb ik Mej. K. van Bieno
aan te bieden, die. na liet vertrek van Mej. Roos,
ecne zeer groote aanwinst is voor het gezelschap
Van Lier. De Natuur heeft mildclijk beur gaven
over dit vriendelijk hoofdtjon uitgestort, on tle
Knust schijnt wel door Mej K. van Hiene ge
diend te worden. De onmogelijke kocpletten op
de Aprilfeesteu heeft zij zoo gezongen, dat. bet
ons een genoegen was ; als men zo leest, zijn ze,
hoe goed ook bedoeld, beneden alles.
't Is mij onverklaarbaar, dat do Heer Saalborn
toegelaten heelt, als achterschutdoek in het luiis
van Vitn- \\'<ilberk, ecne onafzienbare kolonnade
! ten beste te geven.
't Is voor den Salon des VariétiV geene geringe
1 verbetering, dat do Heer Mutters en Mej. .luliette
Roos er thands, avond aan avond, hunne gaven
kunnen ten-toori-sproiden.
De aardige, fatsoenlijke, onderwotsclie
vandeville Kom hier'', werd er onder den pedanten titel
van De zucht naar het Tooneel en het vooroor
deel tegen het Tooneel" uitstekend gespeeld. Wel
is Mej. Roos nog niet Mevr. Karet Koning, en
gaat de verscheidenheid van toestanden, die zij
uit te drukken heeft, hare krachten onmiskenbaar te
boven, maar men neemt het, om hare aangename
verschijning, voor lief.
Voor den Tooneeldirekteitr trad niet op de Heer
Blaaser. maar de Heer Holtrop, die zich vrij wel
van zijn taak gekweten heeft. De ba-rbouillage
van zijn gelaat was echter wel wat sterk.
De Heer van den Heuvel heeft zich, als
MarTcies de Sawlieu, goed gekweten. In zijn hof kostuum
zag hij er voortreffelijk uit. 't Was jammer, dat
hij vergeten had zijn degen aan te doen. Geen
Markies (noch chevalier) zonder degen in 1780.
Mevr. de Boer van Ryk speelde dit maal een
oude rol, en zeer goed: die van de tegen het
tooneel gekante moeder der jeugdige kunstenares.
De Heer Fedi, die, als Heer of als Officier, weinig
prasteercn kan, verdient, als schrijnwerkersknecht,
lof. Ook de Heer Thönissen kweet zich met ge
moedelijkheid als schrijnwerkersbaas.
't Klonk vermakelijk, dat wijlen de Heer Boas
in dit door en door fransche stukjen van den
Dominee" en den bijbel" liet gewagen. De
Régie beging een dergelijke onmogelijkheid, door
de keus der schilderijen, die de kamer van de
aktrice vercierden: o. a. Rubens kwam er in
effigie bij voor.
In het woord bravo werd door sommige akteurs
de klemtoon op de tweede lettergreep gelegd;
't is bruto. Maar wat zal men zeggen, als onlangs
aan eene onzer eerste aktrices de accentuatie
Romeo ontviel?
Het kostuum, door Jufv. Poolman in Parijs ge
dragen, was bizonder goed. De bloote armen van
Jufv. Roos, als schrijnwerkersdochter, verwacht
men in een operette van 1887 eerder dan in een
vaudeville van 1840.
Het allerkomiekste fransche blijspelletjen De
twee dooven" werd door de Heeren Mutters(den
oude doove), Van den Heuvel (den jager) en
Thönissen (Nïeodemus) uitstekend gespeeld. Ook
Mej. Aug. Poolman vond hier meer gelegenheid
uit te komen, dan in Kom hier". Zij heeft de
aardige koepletten op het kussen kiesch en be
vallig voorgedragen.
Het was bizonder merkwaardig, nog met de
herinnering van Judels voor den geest, het hemels
breed verschil te zien in opvatting en afbeelding,
tusschen de tegenwoordige schepping van den Heer
Mutters en die, vóór eenige maanden, van Franz
Towele Ik weet niet, wien ik verkiezen moet. De
Duitscher had /min of meer een filozoof van den
ouden doven Heer gemaakt, do Hollander, met
fraayer grime, een deftig koopman en retraite.
't^VVas een recht amuzanto avond (10 Mei) en
de schouwburg ging niet te laat uit. De entr'actes
duurden niet te lang. Er was een zeer tatsoenlijk
publiek.
Zouden echter de Ileercn Kreukniet, Mutters
& Co. niet n avond in de week zonder tabaks
rook kunnen afkondigen en met eenigszins ver
hoogden toegangsprijs ?
't Is jammer, dat het rooken, in 't kleine lokaal,
't vaak bedenkelijk maakt om Dames uit te
noodigen de merkwaardige voorstellingen te gaan bij
wonen.
11 Mei, '87. A. TH.
1) Le Tlti'atre contemporain. Paris, Frinzine,
1887.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Xu de maand Mei haar blijde intrede heeft
gedaan en do vogels ons op hun concerten in de
vrije natuur komen noodigen, wordt het tijd, dat
de lofwaardige ijver van liedertafels,
opcra-directiè'n en orkestvcrconigingeu wat ga verkoelen.
't Begint er trouwens in de schouwburglokalen en
concertzalen niet meer zoo opgewekt uit te zien
als in het volle winterseizoen 't geval kan wezen.
Vele plaatsen blijven onbezet, do programma's
bevatten nog slechts zelden nieuw ingestudeerde
nummers, de instrumentalisten gaan langzamer
hand het feu sacrémissen, en zelfs de
orkestdirecteuren hebben moeite om met dreigenden
maatstok de uitvoeringen naar wensch te doen sla
gen. Xu, wij misgunnen den kunstenaars, die
in de afgeloopen maanden met strijk- of blaasin
strument, afzonderlijk of in samenspel. Frau Musica
gediend hebben, hun welverdiende rust niet. Ons
viel het voorrecht te beurt, tot diegenen to
behooren, welke regelmatig hun toewijding en talent
mochten gadeslaan. Wij kunnen dus oprechtelijk
en uit eigen waarneming de getuigenis afleggen,
dat liet aan ijver volstrekt niet ontbroken heeft. In
de verschillende wijken onzer stad werd als naar
gewoonte duchtig gemusiceerd!
De zangvcreenigingcn gaven hun concerten met
het gebruikelijke na afloop bal," dat soms wel
de hoofdschotel bleek te wezen. Toonkunst. Ka
mermuziek, Fransche-. Hoogduitschc- on
llollandsche opera kwamen op vaste tijden de aan
dacht trekken. Indien men er de reeks
kunstenaarsconcerten en de uitvoeringen in het Paleis
voor Volksvlijt en in het Gebouw van den Wer
kenden stand bijvoegt, komt men tot een aantal
bijeenkomsten van muziekalen aard, dat eerbied
en vrees beide opwekt. En dan hebben wij over
de Wagnervereeniging, die, naar men ons mede
deelde, enkele welgeslaagde concerten gaf, nog'
niet eens kunnen spreken.
In den laatsten tijd werd ons de gelegenheid
geboden het een en ander bij te wonen, dat onder
de rubriek muziek in de hoofdstad" althans
bekuoptelijk dient te worden vermeld. Vooreerst het
Concert spiritnel" in het Paleis voor Volksvlijt
gegeven, liet programma liet in zijne samenstel
ling nog al wat te wcnscheu over. Van geestelijke
wijding viel er bitter weinig op te merken. Zelfs
het Stabat Mater van Rossini, dat het belangrijkste
nummer mocht heeten, geeft in zijne muzikale
bewerking slechts bij uitzondering den diepen
weemoed van den gcwijden tekst te herkennen.
Met veel belangstelling hebben wij steeds de
concerten van Amicitiae gevolgd en ze met.
gevvenscbten ernst beoordeeld, gedachtig het woord
van den dichter: Een vriend die mij mijn feilen
toont enz.". Bij de herdenking van haar
twaalfen ecii-halfiarig bestaan gaven wij dan ook aan
de vriendelijke uitnoodiging, ons toegezonden,
gaarne gevolg, ofschoon het programma ons eenigs
zins bedenkelijk toescheen. Men kan het aan
bestuursleden onzer Zangvereenigingen niet ge
noeg herhalen, dat de keuze der uit te roeren
nummers van het grootste belang is. En dat niet
alleen met het oog op het Concert zelve, maar ook
in verband met de repetitiën. Indien het bestuur,
door persoonlijke overwegingen geleid,
toonwerwerken in studie laat nemen, die op den keper
beschouwd, die voorkeur niet verdienen, speelt
men hoog spel, wijl in de voorbereidende oefenin
gen een geest van weerzin kan ontstaan, die
eigenlijk volkomen gewettigd is. Men dient geen
seizoen zoek te brengen met het instudeeren van
gelegenheids- of zoogenaamde
Watersnoodcompositieën, al moge de ijdelheid der vrienden" door
de uitvoering worden gestreeld.
De Heer Carl J. T. Franke, de componist van
Amsterdam, voor Solo en Koor", is het verdien
stelijke lid der Orkestvereeniging, bij het
meerendeel onzer lezers in de hoofdstad niet onbekend.
De tekst, van de vaardige hand des Heeren Ha
verkamp, bood eene geschikte stof ter muzikale
bewerking aan en het kwam ons voor, dat de
Heer Frank op enkele plaatsen zich niet onver
dienstelijk van zijn taak heeft gekweten. Wij gaan
verder en meenen hier en daar zelfs de sporen
van eenig oprspronkelijk talent ontdekt te hebben,
dat in zijn vorming wellicht niet tot volkomen
rijpheid is gebracht. Aan maat en evenredigheid
ontbreekt het wel 't allermeest; en van eentonig
heid is de compositie, hoe verdienstelijk ook, kwa
lijk vrij te pleiten. De orkestbegeleiding kan het
effect zeker verhoogen; tot een werk van
beteekenis zal zij dit Amsterdam" niet kunnen voeren.
Over do Feestcantato voor soli en koor van
W. R. v. d. Vliet behoeven wij niet uit te weiden.
Ze werd reeds bij vroegere gelegenheid uitgevoerd.
Als solisten traden op de heeren J. P. C. K. uit
Nijmegen (tenor), mej. A. G. (Sopraan), de heer
Willem C. Dekkers uit 's Bosch, terwijl ook de
heer J. A. Tak, vroeger concertmeester bij de
Orkestvereeniging, eerclid van Amicitiae, eveneens
zijne medewerking verleende. Met uitzondering
van de nummers voor viool, die met distinctie
werden gespeeld, waren de solovoordrachten niet
van dien aard, dat zij eenigszins verdienden de
aandacht te trekken.
Voor de feestvierende liedertafel kan het
gewenscht heeten, dat zij in het volgende seizoen
vooral met zorg op de smaakvolle interpretatie
der koornummers lette. Het f.f. komt in 't alge
meen tot zijn recht ; doch het p.p. is niet in
dezelfde mate beoefend.
Bij de slotsoirée voor kamermuziek in Felix
Meritis werd als noviteit voor het meerendeel
deiaanwezigen een trio voor piano, viool en cello
(fmoll, op. 75) van Anton Dvorak door de heeren
Cramer, Röntgen en Bosman op voortreffelijke
wijze uitgevoerd. Reeds sedert eenigen tijd heeft
dit opus van Dvorak in Duitschland zijne plaats
op al de programma's verworven. Onzen lezers is
het bekend, dat Dvorak door zijne legenden, zijne
symphonie en zijn strijksextett tot do degelijke
moderne meesters behoort. Het trio is een werk
vol trischheid en kracht tevens. Elk der vier
doelen heeft zijne beteokonis. Men zou wellicht
het tweede en het derde deel der minst belang
rijke kunnen heeten, ofschoon er van onbedui
dendheid ongetwijfeld geen sprake zal wezen, want
het allegretto is vol originaliteit en het adagio
mannelijk gedacht.
Door zijn flinke motieven en de passie die van
't begin tot het eind met onverzwakte kracht
hare werking doet gevoelen, heeft het allegro
intusschen de hoofdaandacht getrokken. Misschien
is de laatste Satz wat uitgebreid. Doch met zijn
oorspronkelijk rhytmus maakt hij onzes inziens
diepen indruk en boeit zonder ophouden. Vorm
en inhoud stempelen het trio in f mol tot een
kunstwerk en het was eene gelukkige gedachte
dit werk op het programma der laatste Soiree
voor kamermuziek te plaatsen. Over de uitvoe
ring der andere nummers Sonate (op 96) voor
piano en viool van Beethoven, Phantasie (F mol
op 28) voor piano van Mendelssohn, on trio (op
99) v8or piano, viool en cello van Fr. Schubert
kunnen wij niets dan goeds vermelden.
Xu de .soirees voor kamermuziek geëindigd zijn
voegt het wel een woord van lof te richten tot
de bekwame exocutanten die gedurende het afge
loopen seizoen zoovelen onzer kunstlievende stad-
gcnoot.cn heerlijk genot hebben bereid. Ontbrak
het den kunstenaars nimmer aan de noodige
toewijding, de belangstelling van hot publiek hield
daarmede gelijken tred. Xaar onze overtuiging
stonden dan ook do ktiinermit?i.ck-soirées in Felix
Meritis aan do spits der muzikale uitvoeringen in
de hoofdstad. II. C. P. D.
LAMOUREUX EN WAGXER.
Gelijk men weet heeft de heer Lamoureux toch
bij de tweede voorstelling van LoMtigrin de
opvoeringen gestaakt, bet geld teruggegeven, en
zijn 2 a. ;iO(),(H)0 francs aan onkosten in den steek
gelaten. Waarschijnlijk zal nu de geheelo machi
nerie met koren en zangers naar Londen worden
overgebracht on zal men daar den Franschen
Lohenyrin kunnen liooren.
De tinancieele schade is voor Lamourenx geen
ruïne, want hij is zeer rijk. Pepermunt is de
naam van ceno aangenaam riekende plant" schrijft
een Parijschc briefschrijver aan een Duitsch blad.
Pepermunt is het hoofdbestanddeel der tandpoeders
en mondwaters van Ie tloctetir 'Pierre, die met deze
preparaten niillioenen verdiende en met wiens doch
ter Lamoureux getrouwd is. Docter Pierre is
lang dood, maar de zaak in mondwater floreert
nog en werpt nog jaarlijks aardige winsten af, en
in dit e.t i u dfiitifrice is de zwanenridder naar
Parijs komen drijven."
Toch was Lamoureux niet een der eerste
Wagncrianen, Wagneristen, Wagnorophilen,
Wagnerolatres of Wagncromanen. Twintig jaar ge
leden, toen de dochter van Théophile Gautier, de
schoone Juditb, te Parijs propaganda maakte voor
Wagner, en een stoet van muziekliefhebbers naar
Brussel toog, om er Lohengrin te hooren, in de
zelfde vertaling van Xnittcr, die nu te Parijs
heeft gediend, behoorde Lamoureux wel onder de
hoorders, maar niet als aanvoerder, nauwelijks
als medetellende. Eerst later werd hij Wagner's
kampioen, en dirigeerde hij zelf op de concerten