De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 22 mei pagina 2

22 mei 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ho, 517. Werken, gelijk tot dusverre geschiedde. Het is de trekschuit beschermd tegen de alles 0p zijde -dringende en onbedwingbare kracht van den stoom. Dat het hun wel moge bekomen. Het ie de >nndividueele hervorming'' tegen over de «sociale", die in het Nut wordt voor:gestaan; zoo verzekert de Heer M. Huizinga. Het zal wel zoo zijn. Maar als we nu met een eeuw Nuts zoo menige natie ons voorbij hebben zien streven, in beschaving, ontwik keling, in politiek besef, in practische bekwaamheid, in ijver en welvaart tevens, Zou het dan geen tijd worden, nu de individueele hervorming, blijkens de resultaten, zoo "treurig mislukt is, het met de sociale te be proeven? En indien het Nut dat weigert, omdat individueel hervormen veel aangena mer bezigheid en meer in overeenstemming nwt onze irationale eigenschappen is, zal het dan niet de natie zelve, gedurende de tweede eeuw Van zijn werkzaamheid, nog meer beBadeelen, dan het reeds, onwillekeurig en engewaarschuwd, door zijne methode heeft gedaan? De heftigheid, waarmede het thans inge trokken voorstel betreffende het Sociaal Weekblad bestreden werd, bewees, dat de nutsleden volstrekt niets bespeuren van de zwakke zijde, die hunne Maatschappij ver toont. Wij begrijpen, dat zij te zeer vol daan zijn over de eerste honderd jaar der .Maatschappij om ons eenige hoop te kun nen geven op een plotselinge, of zelfs spoe dige, bekeering. Doch het verwondert ons, dat leden, als M. Huizinga, die zelf bekennen niet afkeerig .te zijn van sociale hervormingen, geplaatst voor een poging van het hoofdbestuur om de Maatschappij meer leven te schenken, en voor de letter der statuten, aan de laatste alle waarde toeschrijven. Zóó zelfs, dat de Heer Huizinga, in het ingezonden stuk in het Dagblad de Amsterdammer van 12 Mei U., vraagt of »het niet beter zou zijn, indien het' Nut eens trachtte de tweede eeuw van haar bestaan ook ten dezen aanzien (ont houding van politiek) geheel in eer en deugd te slijten.'' Ons dunkt dat ontwikkelde men sehen, die het Nut van 't Algemeen bemin nen om het algemeen, nog wel iets hooger te bedenken hebben dan deze »uit den aard der zaak" zoo onvruchtbare maagdelijkheid, waarvoor artikelen van de Statuten heeten te waken. Het spreekt wel van zelf, dat wij, even min als de heer H., iemand zouden willen dwingen lid dier Maatschappij te blijven, als hij het niet langer met haar streven eens is. Ook hebben wij geenzins het voorstel van het Hoofdbestuur onverbeterlijk genoemd. Wij hebben alleen beweerd en getracht te betoogen, dat het Nut dat voorstel wel ver werpen kan, maar daarmede dan ook een welkome gelegenheid afsnijdt, om voor de ' toekomst iets te worden. Heel veel is het, op dit oogenblik, niet. Van over de Grenzen. Het Fransche ministerie is gevallen, omdat het niet in staat beweerde te zijn, op eene begrooting van drie duizend millioeii francs Mstig millioen te bezuinigen, of althans geen daartoe strekkend voorstel wenschte te doen. Was de eisch, door de begrootingscommissie gesteld, overdreven? de xoverzijde der baai, den rossen gloed had zien schijnen van een vreugdevuur; een flik kerend sein, dat zij met Tito had afgesproken en dat haar avondgroet was van den bandiet. IV. Somwijlen ook spraken zij elkander maar ten koste van hoeveel gevaren en met welke aandoeningen! De kleine herdersknaap, die om den anderen dag versche eieren van Bastelica naar de stad Dracht, was een bloedver want van Tito. Hij was nog slechts een kind, maar vol toewijding en blindelings trouw, zoo als alle inwoners zijn van dat land, waar de harten sneller en sterker schijnen te kloppen. Hij waarschuwde het jonge meisje en noemde haar plaats en tijd; zij ging er zonder beden ken heen. Meestal ontmoetten zij elkander even buiten de poort van het stadje, dicht bij de bron van Aspretto. De herdersjongen stond op den uitkijk, terwijl hij zijn schapen hoedde in het zonnige veld en zij ... ? Geheel in hun schoone droomen verzonken, vergaten zij langzamerhand het gevaar, en hielden zich Bezig met toebereidselen voor het vertrek. Madeleine vooral, want de bandiet toonde zich meer en meer ontmoedigd en besluiteloos. Het scheen alsof hij nu angst begon te ge voelen voor de bevrijding, die hem eerst zoo had toegelachen en naarmate het oogen blik van scheiden naderde, werd ook het jonge meisje banger, want door die scheiding zag »ij haar geheeïe volgend leven verwoest en haar hart gebroken, terwijl de vreeselijke leegte in de toekomst haar plotseling voor den geest kwam. Toch moesten zij zich haasten een besluit te nemen. Reeds waren de bewegingen van den bandiet opgemerkt geworden; men wist dat hij nu en dan in den omtrek der stad ronddoolde en had de waakzaamheid verdub beld, uit vrees voor een daad van geweld. Op zekeren avond had de oude Negroni met schitterende oogen en stralend gelaat in den loop van hun gesprek tot zijn dochter gezegd: »Ik geloof wel dat er binnenkort iets ge beuren zal " In het algemeen zeker niet; in de gegeven omstandigheden zeker wel. Men vergete niet, dat de afgevaardigden zelven, vooral in de laatste jaren, hebben medegewerkt, om de regeering elke poging tot zuinigheid te be letten. Niet slechts kwam ieder der zeshon derd uitverkorenen des volks op voor de stoffelijke belangen van zijn comittenten, of zelfs van zijn nauweren vriendenkring, en gold het diacun prêelie pour sa paroisse mo gelijk meer dan ergens elders, maar daaren boven waren er enkele takken van dienst, waarbij een bezuiniging d priori uitgesloten was, hetzij omdat recht en billijkheid dit vor derden, zooals bij de betaling van de rente der staatsschuld, die bijna de helft van het Fransche budget verslindt, hetzij omdat eene eigenaardige opvatting van vaderlandsliefde zich daartegen verzette, zoqals bij de begroo tingen van oorlog en marine het geval was. Zoo is de zuinigheid in discrediet gekomen en voor kleingeestigheid gehouden; zoo kon een oud directeur van een der belangrijkste departementen onlangs te recht verklaren, dat, terwijl een ambtenaar van eenige industrieele onderneming voor besparing in de pro ductiekosten lof en dank wachtte, de staats ambtenaar voor een in zijn ressort voorge slagen inkrimping van uitgaven slechts op ontevredenheid en wantrouwen had te reke nen. Men stelde er eene zekere eer in, duur te zijn, en zou het niet-gebruikmaken van reeds toegestane gelden, het annuleeren van credieten, voor een hoogst gevaarlijk antece dent hebben gehouden. »0n veut donc un gouvernement a rabais!" had de heer Allain-Targéuitgeroepen, om de zuinigheid van de begrotingscommissie be lachelijk te maken. De uitroep wekte inder daad den lachlust, maar ten koste van den spreker. Men herinnerde zich, dat AllainTargéminister was geweest in het grand mi nistère, en dat de toenmalige minister-presi dent, Gambetta, hem in die hoedanigheid juist geen vleiend compliment had gemaakt. »Weet ge wel" zoo had Gambetta een zij ner vrienden in die dagen toegevoegd »dat Allain-Targé, als hij maar wilde, in een paar dagen een mooi fortuin zou kunnen maken?" »Hoe dan?" vroeg de vriend. »Wel, hij behoeft slechts zooveel Fransche rente te koopen als hij krijgen kan, en dan dadelijk zijn ontslag te nemen als minister van finan ciën. Den volgenden dag zal de rente zeker drie percent gestegen zijn." De thans afgetreden minister van fin ancien, Dauphin, zou met het spottend advies van Gambetta zijn voordeel hebben kunnen doen. Inderdaad is, na het ontslag van het minis terie, de Fransche rente gerezen. Maar het zou moeielijk zijn, voor die rijzing eene aan nemelijke verklaring te vinden. Men behoeft geen profeet te zijn om te voorspellen, dat een volgend kabinet eer meer dan minder zal kosten, als men niet ten eenenmale breekt met de tot nu toe gevolgde traditiën, en men weet, dat het zuinigheids-argument door de meerderheid der Kamer eene meerderheid, die voor twee vijfden uit de tegen elk republikeinsch ministerie gekante monarchisten bestaat slechts daarom zoo warm is toege juicht, omdat het de gelegenheid gaf, zich te ontdoen van een ministerie, dat het eigenlijk niemand meer naar den zin maakte. Dat zoowel de opportunisten als de leden der rechterzijde het bij deze gelegenheid in het bijzonder op generaal Boulanger hadden gemunt, mag veilig worden aangenomen. Het is echter de vraag, of een nieuw ministerpresident dezen veelbesproken minister van oorlog ter zijde zal durven schuiven. Onmis baar is generaal Boulanger evenmin als ieder ander, maar al heeft hij in de Kamer meer vijanden dan vrienden, in de groote massa »Wat dan, vader?" Op deze vraag had de brigadier geheimzin nig fluisterend geantwoord: »Het gaat er spannen Men is Tito Bel"luoino, den bandiet, op het spoor.... Hij is gezien op den weg naar Sartena, niet ver van Aspretto.... wij zullen een drijfjacht houden...." En toen hij het jonge meisje, wier hart van angst dreigde te barsten, zag verbleeken, voegde hij er in de handen wrijvend bij: »Kom! kom! wees niet bang .... Ik heb nog goede beeneii en een helder oog.... En bo vendien, het heeft niet zooveel te beduiden, want al die schurken zijn lafaards! Als men ze eenmaal te pakken heeft, wanneer zij maar zien dat ze met mannen te doen hebben, dan spar telen zij niet lang tegen, geloof' dat maar gerust." »Maar zij zijn toch ook nienschen", waagde Madeleine zachtjes te zeggen. «Menschen ; zij menschen ?" riep de oude soldaat,terwijl hij met zijn vuist op de tafel sloeg. »Ben je dol, Madeleine? Als ik ze allemaal voor de tromp van mijn revolver had, zou ik ze doodschieten als honden, als honden, versta je! zonder ze tijd te gunnen om adem te scheppen en voordat ze »ho"! konden zeggen!" Hij wond zich op, zwaaide met ae armen en liep met groote stappen door de kamer en toen hij, na een weinig tot bedaren te zijn gekomen, weer zitten ging, verhaalde hij het wanhopige jonge meisje alle misdaden, die in Ajaccio aan de bandieten waren toegeschre ven, met de daarop gevolgde gevechten en schermutselingen en vooral zijn eigen aan deel daarin, dien kogel in den schouder, die hem op regenachtige dagen nog altijd pijn deed. In deze verhalen, doorspekt niet uitroe pen en vreeselijke vloekeu, kwam Tito's naam, vergezeld van beleedigeude uitdrukkingen, onophoudelijk voor. »Dieii schurk!... dien dien " riep de opgewonden brigadier, die geen woorden vinden kon, om aan zijn woede lucht te geven, En plotseling op zijn vorige mededeeling terugkomend, vervolgde hij merkbaar kalmer: »Maar wij hebben hem zoo goed als zeker, van het volk en van het leger is zijne popularaeit voortdurend toegenomen, minder ten gevolge van zijne buitengewone verdiensten, welke nog zullen moeten blijken, dan van de even onbesuisde als ruwe aanvallen, aan welke hij van de zijde van den heer Von Bismarck in diens organen heeft blootgestaan. Het gerucht loopt, dat de heer de Freycinet met de vorming van een nieuw ministerie zal worden belast. Ongetwijfeld maakt zijne han dige plooibaarheid hem tot den aangewezen persoon, nu het beslissend votum eene zoo onduidelijke politieke beteekenis heeft gehad, dat geene enkele der republikeinsche partijen uit het nieuwe Kabinet veilig kan worden buitengesloten. De heer Ferry schijnt zich nog niet genoeg van zijne nederlaag te heb ben hersteld, en de heer Clérnenceau zal zich ook thans wel aan de verantwoordelijkheid voor zijne daden, d. i. voor het omverwerpen van vele achtereenvolgende ministeriën, blij ven onttrekken. In zulke omstandigheden pleegt de heer Grévy telkens weer tot den heer de Freycinet de toevlucht te nemen. Maar de eischen, die dezen bemiddelaar worden gesteld, worden voortdurend moeielijker te vervullen. Dit geldt vooral nu, omdat eene ministerieele crisis in Frankrijk niet langer eene aangelegenheid van zuiver binnenlandschen aard kan worden genoemd. * * * Het Engclsche Parlement gaat uiterst lang zaam, maar zeker, voort met de behandeling der lersche dwangwet. Na eene discussie van zes of zeven weken is men thans zoo ver ge komen, dat de eerste paragraaf van het regeeringsontwerp is aangenomen. Beslissend voor die aanneming was de verwerping van het door Sir William Harcourt ingediende amendement, dat eene principieele strekking had. Het amendement bepaalde, dat de bij de uitzonderingswet toegestane geheime instruc tie niet zou mogen, worden ingesteld in geval len, die betrekking hadden op openbare bijeenkomsten of' op organisatie ter verkrij ging van vermindering van pacht. Met andere woorden: de wet mocht alleen gericht zijn tegen werkelijke misdrijven, niet tegen eene samenwerking, die slechts in de oogen der regeering eene samenspanning was. Ofschoon de heer Gladstone in eene buiten het Parle ment gehouden redevoering had beloofd, dat de aanneming van dit amendement een einde zou maken aan de oppositie van zijne aan hangers, bleef' de regeering zich daartegen verzetten, omdat het haar het meest af doende middel zou ontnemen, om het boy cotten te verhinderen of' te straffen. Het amendement werd met 242 tegen 180 stemmen verworpen, en daarna het eerste artikel met 171 tegen 89 stemmen aangenomen. Bij de bespreking van artikel 2 belooft de strijd wellicht minder fel, maar zeker niet minder langdurig te zijn. Reeds zijn meer dan een dozijn amendementen pp dit artikel verwor pen, maar de oppositie is nog niet voornemens om den ongelijken strijd op te geven. * * * In den Duitscheii Rijksdag gaat de regee ring, die iia de verkiezingen geheel heer en meester is, voort met het indienen van belastingontwerpeu, die de schatkist in staat moeten stellen om te voorzien in de steeds toenemende behoeften der landsverdediging. Het ontwerp eener nieuwe suikerbelastiiig be looft eene vermeerderde opbrengst van 50 a 00 millioen mark per jaar. De commissie van rapporteurs uit den Rijks dag, die het ontwerp eener nieuwe brande wijnbelasting onder handen heeft, is zoo ge willig mogelijk. Het bedenkelijke punt van het ontwerp, de begunstiging der agrariërs door de geheeïe willekeurige onderscheiding zeg ik je! Het is nog maar een quaestie van enkele dagen, uren misschien. En dan .. .." vervolgde hij met een gullen lach, terwijl hij het hoofd zijner dochter met beide handen omvatte, ».... en dan zal ik tot fourrier bevorderd worden, als het gouvernement recht vaardig is, en het kruis krijgen en clan zult gij uwen rijkaard kunnen trouwen.... Hè? meidlief',.... wat zeg je daar nu van?'' Wat zij er van zeide, de ongelukkige? Zij zeide tot'zichzelve, dat alles weldegelijk was afgeloopen; dat de tijd voor weifeling of zwak heid voorbij was en dat men eindelijk tot een besluit moest komen. Juist den dag daarna zou zij Tito weder ontmoeten. Zij deelde hem het gesprek met haren vader mede, bracht hem van de voorgenomen drijfjacht op de hoogte en zeide, al haren moed bijcenrapend, op korten en afgebroken toon: »Ge moet vertrekken Alles is afgespro ken Ik heb met Sanvito overlegd hij stemt toe Dus in de eerste dagen der volgende week Houd je gereed .... Op den avond van het vertrek zal ik den herder zenden.... En als ge ver van hier zult zijn...." voegde zij er bij. Zij zweeg met oen gemaakt kuclije; hare stem dreigde te verstikken. Tito had geen woord gesproken en haar alleen niet hartstochtelijke bewondering aan gestaard; hare dapperheid verrukte hem, te meer omdat hij wel gevoelde dat zijn eigen moed gebroken was. Toen zij wilde voortgaan legde hij haar met een gebaar het zwijgen op en zeide op zeer zachten toon: «Voleindig niet al wat gij zoudt kunnen zeggen, zou nutteloos zijn .... Ik ga niet,heen!" Madeleine sprong verschrikt op en haar bleek gelaat verfde zich plotseling vuurrood. Zij zag hem scherp in de oogen en in dit gewichtig oogenblik al hare geestkracht her^ krijgend, zeide zij, terwijl zij hem stevig bij den arm greep: «Dat meent ge niet, wel? Zeg! dat meent ge toch niet?" »0 !" antwoordde hij, »ik weet alles wat gij zeggen wilt, maar mijn besluit is onherroepe lijk genomen ziedaar! ik vertrek niet!?" van technische branderijen en branderijen in verband met het landbouwbedrijf ,vond alleen bij de Duitsch-vrüzinnigeii ernstige bestrijding. Het geld zal dus komen, daarvan kan men zeker zijn. En uit het feit, dat een honderd tal werklieden, die in het arsenaal te Spandau werden gebruikt, zijn afgedankt, kan men afleiden, dat de militaire toerustingen ook zoo goed als gereed zijn. De haast waarmede men in beide gevallen is te werk gegaan, geeft waarlijk stof tot nadenken. E. D. PIJZEL. Uit het Haag-je. Ghassez Ie nalurel, il revient au galop. Oude gebruiken, die tot een tweede natuur zijn ge worden, kan men afschaften; maar ze zouden evengoed in galop terugkeeren, werden ze niet door de wet in hun loop gestuit. Natuur en gewoonte staan niet ver van elkander. De Haagschc kermis was den Hagenaren als een tweede natuur aangewassen on de pen heeft door een ondelgbare, dikke, zwarte streep die natuur tot op den wortel afgesneden. Maar de wortel houdt nog in den grond en er zit leven genoeg in zijn vele vertakkingen, om kleine loten uit te schieten, die er. ondanks den onbeminnelijken noorderwind, heel groen en levenslustig uitzien. Ik weet niet of ik 't hier reeds gezegd heb, dat ik tegen de kermissen ben namelijk in groote steden waar iedereen 't heele jaar door iets vindt om zich eens te ontspannen en vroolijk te maken: maar zei ik 't hier niet, dan doe ik 't nu. Ik vind er meer tegen dan vóór. Als ik de helft minder jaren op mijn kerfstok had dan nu 't geval is, zou ik er misschien meer vóór dan tegen zijn. Dat is 't standpunt," zou wijlen mijn onvergetelijke vriend de Kullunnel gezegd hebben. Ik heb intusschen geleerd, meer reke ning te houden met den huis-minister van finan ciën dan met de zucht om dure pret te maken, dagen achtereen, zonder andere aanleiding dan verslaafdheid aan een oud gebruik, dat zijn ware reden van bestaan verloren heeft. Vroeger telde ik 't geld al even weinig als de naar kermis hakende Hagenaars thans doen; maar nu tel ik 't hoe langer hoe omzichtiger na, en 't tijdstip is waarschijnlijk niet meer ver af, dat ik een cent moer dan eens zal omdraaien voor dat ik bem uitgeef. De spaarzaamheid komt meestal met den ouden dag, als 't te laat is. Hoe 't zij, ik ben antikermis-gezind, maar of daarom onze hoogwijze gemeenteraad zoo heel wijs hoeft gedaan, geen rekening te houden met de Haagsche vox populi, die vrij algemeen zich voor 't behoud der kermis deed hooren, dat durf ik nog niet beweren. Als ik spreek van den Ge meenteraad, dan dood ik misschien beter, te zeggen: do burgemeester, want onze achtbare vader heeft meer dan oen stem in den Raad on op 't punt van kermis schijnt hij in den laatsten tijd bijzonder onhandelbaar geworden, 't Is nog al vreemd; de man is anders meegaande genoeg en ik geloof zelfs dat we 't die meegaandheid hebben te dankon, dat hij ons onvermoeid Maandags en Vrijdags de ooron doof en 't hoofd gek laat orgelen door het wereldberoemd Haagsche orgeldraaiers-korps. Als hij die periodieke katten-conccrten eens ver koos af te schatten, zou hij den Hagenaars grooter dienst bewijzen dan hun nu te beurt is gevallen door de kermis-suppressie. Iedereen zou er zich. gewis over verheugen, behalve natuurlijk de heeren orgeldraaiers mot hun gedistingcerden aanhang, dien we u gaarne cadeau door,, als gij ze hebben wilt. Voor oen groot deel dor burgerij zijn thans echter wel de lusten, maar niet de lasten der kermis opgeheven. Klingolingcling! De juft'rouwmoid komt na do straatdeur geopend en een vrien delijk onderhoud met den belder gevoerd te heb bon, binnen met het heuglijk bericht, dat de brie En hare beide handen in de zijnen klem mend, vervolgde hij: »Ziet ge, Madeleine ge moet van een man niet meer vergen, dan hij mcnschelijker wijze gesproken doen kan .... Telkens als gij be volen hebt, heb ik gehoorzaamd. Om uwent wil vergat ik de Moedigste beleedigingen; de eenige vreugde van mijn wisselvallig leven, de wraak, heb ik verzaakt, zelfs wanneer ik er ongestoord aan kon voldoen .... Luister maar.... Verleden, toen ik van de barakken kwam, zag ik Barbpna in een greppel, plat op den grond, met zijn geweer naast zich Hij sliep.... Ik had slechts te willen en wee! de ongelukkige .... Ik dacht aan u en ging voorbij. Gij hebt mij gezegd goed te zijn, ik ben het geweest; gij hebt gewild dat ik ver geven zou, ik heb vergeven .... Maar .... gij waart er nog ik kon u ten minste soms zien en spreken .... Om mij te troosten en mijn wanhoop, om mij te verzetten tegen mijn wraakzucht, had ik ik nog die enkele korte minuten, die mijn leven hebben gewijzigd, onze samenkomsten, waaraan ik zoo dikwijls vooruit reeds dacht en die ik mij zoo lang daarna nog herinnerde.. .." Huiverend hoorde Madeleine hem aan. Zij had ze reeds zoo dikwijls ondervonden, die aandoeningen, waarvan hij haar nu sprak. Zij werd geheel medegesleopt eu gretig dronk haar oor die vurige woorden, de fijnste tonen in van dien liefdezang, die zoo droevig weer klonk in haar eigen hart. Het scheen haar alsof' dit treurig uur voor hen het laatste zou zijn, dat zij elkander nimmer zouden weerzien en eeuwig wilde zij in hare gedachtenis de teedere herinnering aan zijn afscheid, het ge trouwe afbeeldsel van dien dag waarop geen morgen volgen zou, bewaren, met alle, zelfs de geringste bijzonderheden, die haar in hare droefheid nog troffen: het somber land schap, dat hen omringde; het donker woud, waarin de herfst reeds verwoestingen begon aan te richten; Ajaccio in de verte, als een witte stip op een onmetelijk blauw veld en vlak bij hen op den weg, de jubelende stem van den herdersknaap, die een liedje zong.... (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl