De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 22 mei pagina 3

22 mei 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 51T DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. -4?venbestellers mevrouw een plezierig?voorjaar toe wenschen. Men zou wel een hart van steen moeten hebben, als men deze brave lieden, die ons 't heele jaar door goede en slechte meest slechte tijdingen komen brengen, niet naar verdienste beloonde om hun lieve attentie, die even hartelijk gemeend is als hun kermiswensch van 't vorig jaar. Mevrouw laat den vriendelijken bode van zooveel goeds en slechts van hare erken telijkheid blijken, door toezending der traditioneele fooi. Een oogenblik later ontvangt mevrouw een net gedrukte kaart, waarop te lezen staat, dat mijn heer de conrantenlooper de eer heeft mijnheer en mevrouw zijn voorjaarsgroot aan te bieden. Deze gracieuse groet wordt natuurlijk op dezelfde wijze beantwoord, als de wensch van den postbode. Wie zou in hoffelijkheid willen achterstaan bij zulke doodeenvoudige menschen als brievenbestellers en krantenbezorgers in den regel zijn ? Vooral nu we weer zulk een liefelijk voorjaar hebben, dat de herinnering aan de maand December, toen we schaatsen reden op de vijvers in 't Bosch, steeds levendig houdt, kunnen nu die veelvuldige wen schen voor een aangenaam voorjaar niet anders dan welkom zijn. Helpen ze niet om vriend Boreas te verbidden, dan is er toch altijd troostrijks in. De eerlijkheid gebiedt me te constateeren. dat bet Haagsche gemeentebestuur de zorg heeft op zich genomen, de arbeiders der gemeente, die vroe ger verlof hadden de burgerij op hun kermiswenschen te vergasten, schadeloos te stellen voor de fooitjes, welke ze nu misloopen. Heel goed; 't komt toch wel uit onze beurs; maar we hebben nu zooveel minder gebél aan de deur. Op dit ne na, die beminnelijke voorjaarsgroeten, zouden we ons zeer goed kunnen ver beelden, in de zoogenaamde stille week" te zijn; of liever, we hebben 't ons niet te verbeelden, we zijn wel degelijk, evenals vóór Paschen, op hoog stadsbevel in een stille week. De drommel mag weten hoe onze beschreven vaderen zoo op een maal al die vroomheid is aangewaaid! De directie van 't Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen" had verzocht om gedurende de kermisweek voorstelHngen te mogen geven, niet zoo zeer om het betalend publiek, dat van die pretjes houdt, op den weg der helle te voeren, dan wel om haar kas van de gewone kermisbate te voorzien, waar aan gemelde kas inderdaad groote behoefte heeft. Maar, jawel, morgen brengen. Alle logica der heeren bestuurders heeft niet mogen baten. Zelfs het grofste geschut dat ze in batterij brachten: de bedreiging dat het Gebouw te gronde zou gaan als er van de kermis-recettes hoegenaamd niets binnenkwam, was niet bij machte een bres te schieten in de puriteinsche vroomheid onze steile stadsbestuur ders. Wie zou dat ooit achter hen gezocht heb ben? Ou diable la piétéva t'-elle se nicher! Men fluistert elkander zelts in 't oor. en ik fluister 't ook, dus, wil 't niet oververtellen, dat de heer Burgemeester aan de heeren van Kunsten en Wetenschappen" zou hebben geant woord, dat al moest het Gebouw dan ook te gronde gaan, hij nooit zijn toestemming zou verleenen om er gedurende de stille, heilige afge schafte kermisweek voorstellingen te doen geven. Bravo! Onder zulk een bestuur loopen onze zielen weinig of geen gevaar, en hebben we mis schien nog een kansje om na onzen dood in de rij der heiligen te worden opgenomen. Nu zijn er altijd kwaadwillige menschen genoeg om aan de beste, de vroomste, de heiligste be doelingen een boosaardige uitlegging te geven. Zoo zegt de een, dat die burgemeestcr-wethouderlijke vroomheid eigenlijk niets anders is dan vrees, niet de vreeze des Heeren, maar de vrees voor de voormalige kermishouders van 't minste soort. Als we zoo zou men in den burgemeesterlijken raad hebben geredeneerd feestelijk heden in 't gebouw toelaten, geven we 't volk dat er buiten moet blijven aanstoot... Met andere woorden zou dat dan beteekenen: We zijn bang voor opstootjes. Ik wil hopen, dat zulk een klein moedigheid bij onze vroede mannen niet hebbe voorgezeten. Het argument komt me overigens nog al zwak voor. In 't Gebouw komen menschen van allerlei slag, en die er niet komen, omdat ze geen plaats op den laagsten rang kunnen of willen be talen, och, die hielden vroeger alleen kermis, door een week lang het vleesch onder den pekel te houden," wat zooveel beteekent, als kroeg in, kroeg uit te loopen. Voor deze achtenswaardige steunpilaren onzer kleine liefdadigheids-inrichtingen, met Vergunning op den deurpost, behoeft men 't Gebouw niet gesloten te houden. Anderen zeggen weer, dat de Haagsche fijne grootelui, of de groote fijnen, of de voorname fijne beschuiten. zooals men ze noemen wil, ook hun stemmen in den raad van B. en W. heb ben. Natuurlijk, dat voor zulke menschon de kermis een poel is van hemeltergende ongerechtigheid. Om het zuurverdiend geld, dat de werkman en kleine burger er zoek maakt, tobben ze niet veel, die fijnen, maar over beider respectieve ziel des te meer, en ge weet dat wie eenmaal zich ge roepen acht, voor 't heil van anderer ziel te zor gen zich honoris causa van deze verheven taak kwijt, dat altijd doet met zekere hardnekkigheid, die wij, heidens, heel hatelijk en onaangenaam vinden. Maar hoe 't zij: we hebben onze tweede stille week gehad en als de voorname fijnen boven genoemd, weten en gevoelen wat echte dank baarheid beteekent, hetgeen men van zulke extra-christelijke lieden niet anders verwachten kan, dan kunnen ze niet beter doen. dan te zorgen dat door hun veelvermogenden invloed onze burgemeester in den Nederïandschcn adel stand worde verheven. Ik weet ook niet, waarom dit niet sinds lang is geschied. In den Haag moet een burgemeester van adel zijn, en als hij 't niet is, moet men 't hem maken. Dixi. PASQUINO. Wegens plaatsgebrek is deze brief eene week blijven liggen. RED. Uit de Bissehopstad, STRAATFIGUREN. Bram de Mop, is de eerste, de voornaamste, de bekendste onzer straatfiguren en al trekt hij tegen woordig niet meer zoo de aandacht, omdat hij niet meer mee kan doen, daar hij erg door het pootje gekweld wordt, toch geloof ik niet dat er velen in onze goede, stille en deftige stad gevon den zullen worden, die zich de korte gestalte met het groote hoofd niet kunnen voorstellen, want gezien heeft iedereen hem, meermalen zelfs en gehoord eveneens. Wie herinnert zich zijner niet meer met de studentenfeesten, (ik meen bij het vorige bestuur) in het Park Tivoli op een avond, dat er bal was, zooals hij gearmd met een paargecostumeerden binnen kwam in rok met wit vest. das en handschoenen, den hoogen hoed op het mopachtige en pokdalig gelaat, dat op alle mogelijke manie ren van rimpels en groeven doorsneden is, die gewoonlijk als bergplaats van stof en vuil zijn aan te merken, maar nu voor deze speciale ge legenheid eens flink waren uitgeschrobd. Van daar ook, dat de vischlucht, die ZEd. gewoonlijk verspreidt, toen niet zoo doordringend was als anders. Wie kan zich niet meer te binnen brengen hoe hij dan hier dan daar tusscben een groepje heeren en dames kwam staan en dan met groote stem verkondigde, dat er versche Zeeuwsche mosselen waren? Wie heeft hem met maskarades, rijpartijen en fakkeloptochten niet in functie gezien? Bram is grijs geworden in den laatsten tijd en hij gaat achteruit, volgens zijn eigen verklaring. Ja Meheer, vroeger kon ik er gemakkelijk tien achter mekaar verdragen, eenmaal heef ik zelvers der 10 gedronken onder het slaan van den Dom, om tien uur 's morgens, en behalve toen, was er van tien borrels nikd niet am me te zien, as dat ik een bietje rooier was geworden, maar me wijf snapte het toch dadelijk, as ik zoo an kwam zette en dan riep zo me al van verre toe : Leelijke zuiper, heb je hem al weer staan! Maar nou nee nou kan ik er nog maar vier drinken of hot is mis met me. En dan verdors voor de ros, zie je meheor, het werke gaat ook niet zoo meer as vroeger, daar heb jo nou bevoorbeeld mijn kar met visch, dacht je dat ik zoo die zoo gemakkelijk meer voort kreeg? Neen Bram wordt oud en Bram gaat achteruit, maar ieder op zijn beurt, ik heef me goeie tijd gehad en veral van de Here Stedente." Een tweede straatfiguur, zeker evenveel be kend als Braim is de Kapitein," een baas, die vroeger stuurman is geweest op een koopvaarder, maar zich voorstelt dat hij kapitein ter zee is geweest. Van Zaterdagsavonds 12 uur tot Zon dagsmorgens vijf minuten over 12on verkeert hij in een roes, die dagelijks tusschen 4 H en 7 uur haar toppunt bereikt; om 3 uur namiddag wordt hij overbeleefd tegen alle dames, die hij met do liefste namen van zijn repertoire bestempeld, als door zijn: Lief poesje! Aardig kind! Dag hondje! Dag engel! Alles wat uniform draagt, vooral officiersuni form, maar bij gebreke van dien zijn gewone schutters of korporaals en onderofficieren van het leger voldoende, loopt gevaar van door hem aan geschoten en getracteerd te worden op een ver haal van zijn heldendaden. Uit vroegere jaren verschijnen voor mijn oog nog de bekende gestalten van Vrouw Moerebei", die herhaaldelijk door de politie in bescherming moest genomen worden, als zij in zeker stadium van opwinding verkeerend, tengevolge van het eenigszins overmatige gebruik van alcohol, oen troep kinderen als gevolg had. Ja, deze ging zelfs zoover van te verbieden haar vrouw Moerebei te noemen, vandaar het schoone lied: De politie heeft verboden om te roepen vrouw [Moerebei Nu roepen we Aarebei (bis) van Dirkje Paardenbil, van Kippecluis, van dolle Gerrit on gekke Hannes", die allen het tijdelijke met het eeuwige verwisseld hebbon, evenals de breiende Na", van do vischmarkt, die daar altijd op een zonnig plekje te vinden was gedurende do zomermaanden, en de stad nooit had verlaten niet alleen, maar zelfs nooit op de singois was geweest. Nu resten ons nog een beroemde Betje," lange Hannes, de ouwe draaier" met zijn orgel, gekke Kees, mallo Mie, nijdige Jacob, die aan iedereen, die het hooren wil, vertelt dat hij van een fijne familie is en indertijd Fransch en Duitsch heeft geleerd, welke beide laatste feiten hij bewijst door u toe te voegen: Kommang toe porto foe ? en door op een vraag van u Awi te antwoorden, terwijl hij te pas of te onpas zijn zinnen mot govalliegs" en doe beveel" doorspekt. De laatste, die ik mij op dit oogenblik herinneren kan, is de ook buiten onze stad, al is het dan ook slechts bij name bekende schele Paulien," een ongelukkige sukkel, die ontzettend bang is voor al wat hard loopt of er als mannelijk individu uitziet, zoodat zij bij voorbeeld, als een dochtertje van vijf jaren hard do Hamburgerstraat in komt loopen. haar emmer in den steek laat en haar toevlucht te huis gaat zoeken, er niet uit te krijgen is als een jongen op het trottoir staat, terwijl zij elk oogenblik van de eono kant van de straat naar de andere over steekt, als zij zoo het nabijkomon van een man kan ontwijken. II. v. 'T STICHT. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. De Tooneelbesturen makon ons oplettend op de wisseling der jaargetijden, al blaast de god der winden ons in de oorcn, dat do zomer nog geens zins onzon drempel overschreden hcoft. Toen met het begin der jongste Septembermaand het win terseizoen heette aan te vangen, was het zoo smoorheet, dat het publiek niet te bewegen was zich in den Stadsschouwburg te vertoonen en de arme tooneelisten in den voor een leêge zaal uitmuntend gespeelden Misanthrope" het lot zegenden, dat, bij het kostuum Louis XIV, hun een batist zakdoekjen veroorloofde. Als buitenschouwburgen, die dus ook in den zomer te gebruiken zijn, treden op: de fraaye Parkschouwburg, met zijn Hollandsen OperaGezelschap", het gezellige zaaltjen van de Hoeren Prot met zijn operetten, de Huizinge Stroiicken, waarin de Heer Jean Charlier een gezelschap blijspelers bij-een-gebracht heeft. In den Fransche-Laanschouwburg van de Heeren van Lier zal, waarschijnlijk einde Mei, het Nederlandsch Tooneel" voor 't voetlicht komen. Piccolo", bij de Heeren Prot, voor zoo ver dit kunstwerk tot ons domein behoort, wordt voor 't eerst op Hemelvaartsdag gegeven; de Vrijdag avond-voorstelling valt niet meer onder het bereik van de redakteuren dezer Saturdaagsche uitgave; wij zullen dus niet vóór de volgende week er van kunnen gewagen. Het belangrijkst in de reprise der Mascotta" was het naïeve en krachtige optre den van Mevr. Buderman in een rol, die wij 't laatst van Jufv. Hens hadden gezien, en het vervangen van den Heer Dorédoor den Heer S. van Beem. Wij meenden, dat de partij wat laag lag voor de stem van den verdienstelijken beneficiant; maar hij heeft er zich flink doorheengcslagen. En nu do Reis om de wereld in 80 dagen". Over niet geringe mannelijke krachten beschikt het Rotterdamsche gezelschap, in de Heeren J. en D Haspels, Le Gras, W. van Zuylen, en R. Faassen. Het door Dennery naar Jules Verne gevolgde melodrama" vindt zijn voornaamste effekt intusschen niet in de virtuoziteit der bizondere kunstenaars. De hoofdzaak is: het karakter van Phileas Fogg en voords de afwisselende waereldtooneelen, waarin hij geplaatst wordt. Wij juichen het toe, dat de Heer J. Haspels zich heeft willen leenen, om als het opperhoofd der roodhuiden op te treden en de Heer Le Gras als de Gouverneur van Suez. Daaraan o. a. herkent men den echten kunstenaar, dat tegenover zijn Muze hem niets te onaanzienlijk is. Ik behoor tot de genen, die niet gering denken van de Reis om de wereld," en ik vind niet, dat het tegen de menschheid getuigt, als dit stuk, op een na, de talrijkste vertooningen (5630) beleefd heeft. Ik hecht niet bizonder veel aan het tooneel als leerschool: Ik hechterhooge waarde aan als kunstinstelling, als schoonheids openbaring, maar ik erken gaarne, dat stukken als de Reis" niet kunnen nalaten vooral op jonge gemoederen allergunstigst te werken. Moed, vastberadenheid, volharding, zelfvertrou wen, vergevonsgezindheid, trouw, dankbaarheid, en andere edelmoedige uitingen der monschelijke natuur, worden ongemerkt van 't begin tot het eind in het stuk aangeprezen, en met de uitzon dering van hot oogenblik van wanhoop des edelen Phileas Fogg, is het stuk bij uitstek geschikt een schouwburg-publiek hoog-zedelijk op te voeren De Hoer 1). Haspels heeft (hoe kon het anders ?) de rol van den hoofdpersoon zeer voldoende vervuld. Toch kon hij ons do schepping van den Heer Moor niet doen vergoten. Hier en in andere lan den, is het ook gebruik, dat Phileas Fogg, die, op zijn reis zich van al het noodige vó'orziot, verschillende kostumen aanheeft, 't Is bovendien bizonder onwaarschijnlijk, dat een ngelsch Edel man bijna drie maanden lang het zelfde pak draagt. Het doet mij leed, dat do Heer D. H. dit niet heeft ingezien, of wel, het inziende, geen '? lust heeft gehad zijn gezonde overtuiging in het leven ovor te brengen. Van groot effekt was weer zijn kaartpartijtjen vóór de millioenenreis en zijn optreden in 't zwart met witte das en handschoe nen, bij het slaan van 9 uur op den 8()n dag. De Heer Rosier Faassen heeft, met zijn bekend komiosch talent, den detective zeer goed, oti met lust, gespeeld. De Heer W. van Zuylon was Passe-partout. Wij zagen dien rol het laatst van Albrcgt. De Heer van Zuylon, met al zijn talent, dat niet gering is, zal ons recht erkennen den grooten amsterdamschen komiek bij deze gelegenheid te gedenken. 's Hoeren van Zuylens bizondere gemeenzaamheid j niet het tooneel maakt wel eens, dat hij te gaauw l spreekt. Dit kan in sommige der moderne toonecl-?moppies", die men monologen noemt, op zijn plaats zijn; hier was het, vooral in't begin, eenigs zins storend. Enkele toestanden werden ook minder goed bewerkt. Bij voorbeeld: hier en in het bui tenland zagen wij nooit, in de herberg te San i'rancisco, Passe-partout het millioen van zijn patroon op een tat'eltjen bij zich neerleggen. De tasch (gewoonlijk nog wel mot een flink slot voorzien) werd behoorlijk op zijde gehouden. Een Franschman, niet zoo lichtzinnig, of' een Engclschman neemt hem in zijn dienst, zal geen millioen daar voor 't wechncmen zoo maar neerleggen. Bij 't belangrijk tooneel, waarin Phileas Fogg den roodhuid uitnoodigt op hem te schieten, kwam het schot van Passe-partout te laat Ook had reeds de Heer van Zuylen zijn aandeel aan de min ge lukkige ontknoping van hot Radjaaslijkfeest. Het publiek hoeft onmogelijk kunnen begrijpen, dat Passe-partout de plaats van liet lijk had ingeno men. Bij 't wasschen van Fix was liet ook niet do schuld van Passe-partout, dat dit zoo gemak kelijk in zijn werk ging. Do Amerikaan is, door den Heer Tartaud, naar eisch gespeeld. Wat de algemeenheid der voorstelling betreft, verdient, in liet 4e tafercel, do Grand festival Indien ceno bizondero vermelding en lofprijzing. ' De Heer Balletmeester van de frauscho opera heeft daarbij blijk gegeven van kennis on goede smaak. De kostumen der danseressen is een te breed onderwerp, om het, bij dezo gelegenheid, te behandelen. Zij verdienden hier meer lof dan in de apotheose" De wonderfonteinen", die boven dien met het stuk niets te maken hebben. Ook had met het stuk niets te maken hot komiesch liedtjen, door den Heer van Zuylon, in de herberg te San Francisco, gezongen, "'t Was hollandsch-nationaal en wekte handgeklap. Om dies wil" zullen wij er het zwijgen toe doen. Vreemd kwam ons voor, dat Sir Phileas Fogg" met den titel Mylord" door zijne klubgenoten werd aangesproken; nog vreemder, dat de hospes te San Francisco n persoon met den titel van gentleman te woord stond. Men zegt gentlemen alleen iri 't meerv. en gentleman als men van iemant spreekt. Op twee schouwplaatsen heeft men een drama met voorspel, getiteld Onder valsche vlag" gege ven. Dat in het Grand Théatre" vertoond, woonden wij bij. 't Is bewerkt naar den jongsten sensatie roman van het volksblad De Echo."1 De zedeujkheid meer dan de schoonheid heeft gejuicht bij de samenstelling van dit stuk. De laatste woordea zijn, na dat de misdadiger beschaamd en gear resteerd is: Zoo ziet gij dan, kinderen, dat er eene Voorzienigheid leeft." Het publiek gaat mee in het lijden der valsch beschuldigde, het hoopt op een goeden afloop; het ziet dien met welge vallen. De konkluzie kan niemant, met een goed gemoed, ergeren. Zij kan, eenmaal ter goeder trouw aan vaard,niet anders dan tot braafheid sporen; en toch zou men ongaarne, indien de schuldige zijne straf ontgaan was, bekennen, dat er geea Voorzienigheid leefde. Dit bewijst het rationeel onvoldoende van het praktiesch zedelijk beloop van het stuk. De Priester, die er in optreedt, ver tegenwoordigt liefde en edelmoedigheid. Het stuk is niet vrijgemaakt van de kenmerken eens uit het Fransch vertaalden feuilletons. Ondanks de aanmerkingen, die er op te maken zijn ea waar toe ook behoort dat er een tooverdrank met bo vennatuurlijke uitwerking in voorkomt en dat het bewijs voor de schuld van G-araud-Armand niet zou geleverd zijn, indien de man den moed had gehad te blijven ontkennen, ? houdt het stuk ook den nadenkenden toeschouwer bezig, en wekt veel handgeklap. Dit is wel voor zeven acht sten aan de tooneelisten te danken. De Heer Moor heeft, met groot gemak en leven dige schakeering, de rol van den rosachtigen ver kwister en pseudo-intrigant Jean Soliva gespeeld, en de Heer Verhagen heeft zeer goed, zonder overdrijving, den hooidmisdadiger voorgesteld. De» Meer Malherbe had zich, als Labron (vader), een sprekende en gematigde grime gemaakt; hij heefthet weinig geprsecizeerde charakter van dezen man zoo goed mogelijk, en den zoon met vrij veel warmte gegeven. Mevr. de la Mar heeft zich loffelijk van de pathetieke rol in het stuk gekweten, 't Is jammer, dat de auteur vergeten heeft het publiek de spil te doen gouteeren, waar het heele stuk om draait namelijk den onwil van Johanna Fortier om een huwelijk aan te gaan, met den man, die aan vankelijk do sympathiën van het publiek opwekt. De Heer K. Vos trad met waardigheid als de Dorpspastoor op. Mej. E. van Biene doorliep met gevoel de verschillende akkoorden harer partij, als de dochter van den misdadiger. Waarom dit arme meisjeu getuige moest zijn van de beschul diging baars vaders door Johanna Fortier, behoort tot de geheimen van den auteur, die ten over vloede haar in 't laatste bedrijf eenvoudig supprimecrt. Nog hebben zich gunstig onderscheiden: de lieer do la Mar, een rechtvaardig" kunstschilder, die blijk van zijn talent gaf, minder doordien hij landschap, portret on genre beoefende, dan door zijn goed gemodoleerde trekken in het 21e jaar na zijn eerste optreden; Mev. Holtrop van Gelder, als verloofde van den jongen Labron, en Mej. Meeuwissen, als hcrbergicrstcr. 19 Mof '87. ALB. TH. CIIARLOTTE WOLTER. De stad Weenen vierde deze week het zilveren feest van de meest bewonderde actrice van het Burgtheater, Charlotte Wolter. Met aanspraken, geschenken on eerbewijzen, lauweren en diamanten hebben besturen en autoriteiten, de leden der vorstelijke familie, do kunstbroeders en het publiek haar op dit rustpunt, hot '25-jarig feest van haar tooneellcven te Weenen. hulde gebracht. De Keizer zond haar een armband, met do keizerlijke initialen en oen diamanten kroon versierd, benevens een di ploma dat het otncieele blad afdrukte. In den adelstand,gelijk met de kunstenaars La Roche en Sonnenthal gebeurde, kon men haar niet verheften, want reeds sedert dertien jaar is Charlotte Wolter de vrouw van graaf O'Sullivan do Gralo, die ook th&ns bij hot ontvangen der gelukwenschen aan hare zijde stond. Charlotte Wolter is in 1834 geboren; haarvader stiorf kort na haro geboorte, en de moeder bleef met een elftal kinderen achter. Het huishouden leed gebrek, ofschoon men alles ter hand nam; de moeder was groentevrouw, maar Charlotte moest ook vaak gewasschen of verstelde kleederen aan dames van het Keulsche tooneel brengen, en voelde daar den wensch, om ook tot dezo toovorwereld te behooron, in zich opkomen. Toen zij zestien jaar en een beeldschoon meisje was, liep zij weg en reisde met een komedietroep het land door. Op haar drieentwintigste jaar vindt men haar te Pest als Jano Eyre in de Wees pan Loiuood. Herhaaldelijk reeds was zij ontdekt" en men had haar weer in vergetelheid laten verzinken; nu ging weder haar directeur failliet. Wij trok ken toen op een strooptocht in do provincie uit"-, vertelt zij, naar Hongarije on Zevenborgen. Hier gebeurde het eens, dat men al hare kleederen verpandde on de nieuwe directeur haar door mid del van den districtsrechter dwong, in een och tendjapon Maria Stuurt to spelen. Na ecnigen tijd kwam zij weer naar Weenen, waar zij ook op eene doorreis reeds vroeger van eeno oude actrice los had genomen; men enga geerde haar in het Carl-Theater voor 50 florijnen 's maands, voornamelijk om haro buitengewone schoonheid, voor de vroolijke minnaressen" in het kluchtspol. Zij had evenwel in die rollen geen pleizier en deed or zich niet in opmerken. Toen echter eens do acteur Henrichs uit Berlijn als gast den Macbeth speelde, en Charlotte Wolter oen van do afschuwelijke heksen voorstelde, pro feteerde hij: Gij zult eenmaal in plaats van de heks, eeno uitstekende Lady Macbeth zijn." Men. begon haar destijds toch ook in Weenen op te merken; toen zij eens te Brünn, in 1859, tragische gastrollen zou geven, Maria Stuurt en Adrienne Lecoiicreiir (zonder honorarium of reiskosten), zond Laube een zijner vrienden om to zien, hoe dit haar afging, en schroef ook naar Brünn om inlichtingen. Do berichten waren gunstig, zij had succes, men roomde de oorspronkelijke kracht van haren hartstocht, en Laube zou geneigd zijn geweest om

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl