De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 22 mei pagina 4

22 mei 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 517 aan te nemen, als niet de keizerlijke intenj&t&t geweigerd had, iemand uit de voorstad" in iet Burgtheater op te nemen. Zy trad toen te "" op als Hermione en werd te Hamburg eerd. Te Berlyn was zij voorgesteld aan Von-Hülsen. Deze ontving haar zeer vrien?flelyk. maar riep plotseling: Sta eens op!" "Chartotte meende, dat zij soms bij toeval op een Itreopelcn stoel was gaan zitten, maar Hülsen fertolgde: Ik dacht het wel, ik kan u niet engageeren; ge zijt te klein en ik heb ook Frau Kiergchner reeds zoo goed als mijn woord gege ten." Toch had zy toen reeds als Hermione in bet Yïctoria-theater een schitterend succes gehad. Te Hamburg sloot Dr. Maurice met haar een con tract voor vier jaren, maar juist toen kwam Laube en liet haar nog vóór het begin van haar seizoen 'in het Burgtheater optreden. Zij had als gravin Essex een reusachtig succes en Laube liet haar het engagement te Hamburg afkoopen. Zelfs eene bepaling bij den afkoop, dat zij ieder jaar zes weken te Hamburg zou spelen, werd later niet uitgevoerd. Van nu af trad zy' in alle hoofdrollen van het Burgtheater op; Shakespeare, Schiller, Göthe, 'Hebel, Mosenthal, Grillparzer waren hare dichters. ^ Hieraan sloten zich de klassieke rollen en die " WW Bistori, Eleetea, Medea, Iphigeme, Kriemhüde, Phèdre, Judith, aan. ?> Maar ook in het Fransche repertoire der laatste Jaren, de rollen van Sara Bernhardt, Marguérüe - Gautier, Fédora, Ihéodora ontwikkelde zij zulk een meesterschap, dat l*et Weener publiek haar , daarin nog boven Sarah Bernhardt verkoos. Bijna alle Duitsche bladen bevatten lange feuilleton's, overvloeiende van bewondering voor de - feestvierende actrice. Van een enkel, dat nevens eene zeer gemotiveerde waardeering ook van de schaduwzijde van haar talent een woord durft .reppen, halen wij een gedeelte aan. Toen Mevrouw Wolter zich aan het BurgI theater verbond, kwam zij, ofschoon nog onrijp en nie^ meer dan eene aanduiding van wat zij zou unnen worden, als geroepen. De wijze van ver tolking van het treurspel naderde eene crisis; de ." oade bevredigde niet meer, de nieuwe was nog niet gevonden. Julie Rettich was diep doordrongen T«n de noodzakelijkheid om hierin eene verande ring te brengen, want evenals zij aan het publiek ?niet meer behaagde, behaagde zij ook zich zejve niet meer. Zij had Ristori gezien en ont ving van deze tragédienne, zooals allen, die haar ' zagen, een machtigen indruk. Vele Duitsche tooneel* spelers werden eerst bij het zien der Italiaansche kudstenares gewaar, hoe arm aan uitdrukking zij, b\j haar vergeleken, waren. Bij haar was alles, tot in de vingertoppen, welsprekendheid: zij voerde .onbegrensd heerschappij over taal en stand; zij bezat de teederste en de schrilste natuurklanken; zjj speelde met de stoutste contrasten en ging in natuur en waarheid tot aan de grenzen van het mogelijke. Een fijn gevoel van gepastheid en eene ? innige bekoorlijkheid bewaarden haar, juist op de uiterste grens, voor overdrijving. Julie Rettich poogde deze elementen ook in zich op te nemen; z\j beproefde het; haar kunstenaarsroem ging er in onder. Een intellectueele, niet zinnelijke na tuur, was zij gewoon, hare rollen van het verstand uit te bewerken; toen zij nu hart en zinnelijk heid te hulp riep, wilden haar zenuwen, spieren en bloed niet gehoorzamen. Zij bereikte niets, dan het evenwicht harer vermogens te verstoren. Toen kwam Charlotte Wolter! Zij leed niet aan een overwicht van den geest, aan armoede van bloed en spieren. Zij was zelt eene natuur, - en stond met de natuur op een goeden voet; zij was realiste van opvatting, helaas ook naturaliste in de kunstmiddelen. Zij had weinig geleerd, maar zy kon doen wat men niet leeren kan. Zij kon niet spreken, maar donderen; zij kon niet wenken, maar dreigen; niet gaan, maar als vorstin over het tooneel schrijden. Alles wat voor de anderen gemakkelyk was, was haar moeielijk; en dat, waaraan de anderen wanhoopten, ging haar gemakkelijk Tan de hand. Zij viel te midden van het Burg theater, als een element, waarvan men nog niet wist of het zegen of verderf zou aanbrengen. Spoedig bleek het. wie zij was. Hetgeen voor eerst den kunstenaar uitmaakt, is de krachtige persoonlijkheid. De persoonlijkheid, die in bezit neemt) waar zij komt, kon men in haar niet mis kennen; reeds in de physieke warmte van haar spel gaf deze zich lucht. Maar wat helpt den acteur de sterke persoonlijkheid, zonder de correspondeerende zinnelijke middelen? Charlotte bezat als stem een welluidende mezzo-sopraan, die in de diepte alttonen heeft, en een helklin kend bovenregister bezit; zij leent zich tot alle schakeeringen der kracht, van het fluiste ren tot den Wolterschrei." De spreektoon in het midden heeft een aangename diepte. Voor de "lichamelijke welsprekendheid van Charlotte -heeft de natuur moederlijk gezorgd. Zij heeft haar eene taille gegeven, niet zoo klein, dat de bewe gingen tot het sierlijke ineenkrimpen, niet zoo groot, dat zij ruw worden; zij onderscheiden zich, al naar dat het noodig is, door weekheid en ener gie. Het gelaat is edel en schoon als een antieke camee; de oogen vol leven en vuur. Met deze zinnelijke middelen laat zich iets uitrichten, vooral als er een verwonderlijke smaak van costumeering en een ongewoon plastiek talent bykomen. En dan als giststof in die volheid het machtige temperament van Wolter! Zij leeft, als de salamander in het vuur, in den hartstocht. Het treurspel is haar tehuis; de strijd op leven en dood haar element; dan bezit zij meesleepende gebaren, woorden die neervallen als bliksemstra len en rollen en rommelen als donderslagen, vreeselijke tonen. Het modern Fransche treur spel, waarin de gevallen vrouw het tooneel in beslag neemt, beheerscht Woltjer als haar eigen dom; door hare meesleepende vertolking doet zij te midden van het moreele verderf aan onbaat zuchtige liefde gelooven." Ondanks hare 53 jaren is Charlotte Wolter nog buitengewoon schoon. Zij doet aan de Juno van het Vatikaan denken, alleen haar teint heeft door het blanketsel van vijf en dertig jaren veel ge leden. De rol, waarin zij haar jubilévierde, was de Sapho van Grillparzer; de feestavond was, even als deze geheele week reeds was, een doorloopende triomf voor de gevierde kunstenares. SANTA MARIA DEL FIORE, TE FLORENCE. De inwijding van den herstelden Dom van Florence, Santa Maria del Fiore, is in geheel Italiëals een nationaal feest beschouwd; de Koning en Koningin zijn er, na het openen der tentoonstelling van Venetië, terstond heen gegaan, en de stad was in schitterenden feestdos gehuld. Alle bladen die correspondenten in Italiëhebben, bevatten beschrijvingen vol geestdrift; de Neue Freie Presse, het Journal des Débats, de Frank furter en de groote Engelsche bladen onderschei den zich door hun verslagen, die bewijzen, hoe inen steeds Italiës kunst als een internationaal Europeesch belang beschouwt. De oude geschiedenis van den bouw wordt in de Neue Freie Presse zeer uitvoerig verteld. Dat de stad Florence steeds een hoog denk beeld van zich zelve en hare bestemming heeft gehad, en zich daarnaar heeft willen gedragen, bewijst het besluit der Priores, waarmede tot het bouwen van Santa Maria de Fiori werd overgegaan: Daar een volk, dat zich in edele afkomst ver heugt, met goed beleid aldus zijne belangen moet behartigen dat uit zijne uiterlijke handelingen zijne wijsheid en grootmoedigheid te herkennen valt wordt aan Arnolfo del Cambis, opperbouwmeester onzer stad. hiermede opgedragen. eene teekening voor het vernieuwen van Santa Reparata in grootschen vorm te ontwerpen, zoo dat nooit iets grooters en schooners door de kunst en de wetenschap der menschen kan worden ont worpen." De eerste steen van het nieuw gebouw werd naar het getuigenis van Villani in het jaar 1294 gelegd, en vijftig jaren lang schijnt het werk langzaam, maar met dat vast vertrouwen der ouden, die wisten dat zij voor de eeuwen bouwden, gevorderd te hebben. Op eens vindt men, dat in den Grooten Raad nieuwe bedenkingen opkomen: men vraagt de adviezen van kunstenaars en werk lieden," en besluit eindelijk in 1357 de oude kerk geheel te verbouwen. De kroniek van de Coppo Stefani 1389 zegt dat de bescheidene Santa Reparata voor de heerlijke met bloemen gesierde Maagd Maria moest wijken; zij geeft ons de maten der nieuwe kerk en vertelt ook, hoe men aan het geld moest komen. Zes denaren van iedere lira, die in de gemeentekas vloeide, tien van iedere honderd denaren die door den kassier uitbetaald werden, zouden voor den bouw be stemd worden. En in de Dom-archieven staat ver der te lezen: Messer Agostino Linacci, bisschop van Narni, heeft heden, 5 Juli 1357, een gewijden marmersteen op den bodem van den voor de eerste zuil gegraven kuil, dicht bij den toren, doen zinken. De plechtigheid werd bijgewoond door de monniken van Sant' Agostino, do geeste lijkheid, de consuls van het wolkoopers-gild; vele meesters en burgers met brandende kaarsen, en er werd veel bij gezongen en op orgel en bazui nen gemusiceerd." Het werk vorderde toen onder leiding van verschillende meesters, zeer regelmatig. Maar reeds bij de eerste kolom, die zou verrijzen, stiet men op nieuwe zwarigheden. Welke vorm van zuilen, welke van kapiteel, is de schoonste en meest geschikte ? Men vraagt Francesco Talenti m Francesco Orcagna, ieder een model to leveren; veertien dagen later kwam de raad met behulp der werklieden" bijeen, en de zuil van Talenti behaalde, na verscheidene proeven de overwinning. Op straffe van twintig soldi voor ieder blok, dat zou worden vastgelegd zonder dat hij er bij was, werd hein het werk gegund. Al Florence's beroemde meesters werkten ach tereenvolgens aan den Dom. Brunelleschi deed den beerlijken koepel verrijzen; de buitenwanden werden met de wereldberoemde intarsia bedekt; Sansovino, Andrea del Sarto, Graziadei gaven hun adviezen of bewerkten onderdeelen. Maar voor allen bleef n vraagstuk onopgelost, dat reeds voor vijf eeuwen en nu nog in de laatste jaren, Florence in beroering bracht en herhaal delijk den bouw heeft doen staken. Het was de vraag, of de bekroning van den gevel een basilicaal of een Gothisch karakter zou dragen. Geen koetsier, geen facchino in Florence, die daarom trent op dit oogenblik zyn meening, van alle zijden toegelicht, niet heeft. Ten slotte heeft men, nadat de vijf kunstacademiën van Italiëhaar advies hadden uitgebracht, nadat eene internatio nale commissie van kunstenaars van Europeeschen naam benoemd was, waarin Viollet-le-Duc, Förster, Semper, Nicolo Matas, de bouwmeester van Santa Croce, en anderen, zitting hadden, besloten, van iedere bekroning een model te laten maken, en er een plebisciet over uit te lokken. De kunste naars en het meer verfijnd publiek in 't algemeen, bleken voor het Gothisch model te zijn, het volk, dat in Italiëin kunstzaken een opinie heeft en hebben mag, koos den basilicalen gevel, en deze werd door den architect de Fabris, of liever door zijn leerling Del Moro, want de Fabris overleed drie maanden geleden, voltooid. Omtrent de wijze, waarop in de laatste jaren het geld is verkregen en de bouw geleid, deelt Montferrier in de Débats bijzonderheden mede. Na de revolutie van 1859 vernieuwde de nieuwe regeering, zooals van zelf sprak, ook de commissie voor de fac,ade van den Dom, welke door den groothertog van Toskane beroemd was. Het presi dentschap werd gegeven aan den prins van Carignan, algemeen stedehouder des konings in Toskane, waar hij zeer populair was, en die het werk zeer ter harte nam. In 1860 legde Victor Emmanuel den eersten steen voor den nieuwen gevel en beloofde, zelf 100,000 francs tot de kosten bij te dragen. Koning Humbert heeft deze betaald, zooals hij al de schulden zijns vaders, ook die welke hij niet had behoeven te erkennen, betaald heeft. Toen gingen er tien jaren voorbij met plannen en prijs vragen; als men hoort van al de intriges en kuiperijen, is het verwonderlijk, dat het niet langer geduurd heeft. In 1872 eindelijk werd de heer Peruzzi sindaco van Florence. Het was een zware post; de hoofd stad was naar Rome verlegd geworden, en Flo rence, dat zich op grooten voet had ingericht, was zoo goed als geruïneerd. Peruzzi is een stout, ondernemend man. Hij besloot zijn geboortestad zonder hulp van regeeringswege weder tot bloei en aanzien te brengen. Het plan was edel; het was onuitvoerbaar. Peruzzi beging daarenboven een fout; hij had in 1872 de schadeloosstelling moeten vragen, waarop Florence recht had, die het later als een aalmoes heeft moeten vragen en gekregen heeft en die het toen als recht had kunnen eischen. Peruzzi verbond zijn persoonlijk fortuin in de financiën der stad; hij verloor on danks dit offer zijne populariteit, en heeft die eerst later, toen men zijne houding leerde waar deeren, met woeker teruggekregen. Peruzzi meende dus, dat het voltooien van het werk der eeuwen, den voorgevel van den Dom, Florence zedelijk zou opheffen en ook aan kun stenaars en werklieden een eervollen arbeid ver schaffen zou. Hij overlegde met Mgr. Cecconi, den nieuwe aartsbisschop van Florence. De prelaat deed een beroep op zijne medeburgers in een weisprekenden brief, en, wonder in Italiëde inteekenlijst, voor aandeolen van 5000 francs, in tien termijnen betaalbaar, werd volgeschreven. Ieder inteekenaar had het recht, zijn wapen op een der marmeren platen van den voorgevel te laten beitelen, en Montferrier verwondert zich, dat Frankrijk niet, evenals de Paus, evenals zoo vele namen van beteekenis, er 5000 francs voor heeft over gehad om op dit Italiaansche monument vertegenwoordigd te worden. Prins Demidoff gaf een aanzienlijke som, de groothertog van Toskane zond 20 000 francs voor de hoofdpoort en 42,000 francs voor het Mariabeold in den gevel. Kortom, er kwam meer geld dan noodig was, en de regeering had niet noodig bij te springen. Het wonder dezer volledige inschrijving was niet het eenige, en de hulp der Madonna, aan welke de kerk is gewijd, is blijkbaar. Zoo heeft het uitvoerend comitéeen dozijn begrootingen op gemaakt, die steeds met een batig slot eindigden, de uitgaven bleven steeds beneden de ontvangsten. Nog meer; er is geen stuiver meer uitgegeven, dan de oorspronkelijke berekening was, en dat in een land, van, zooals de heer Saracco het in de Kamer onthulde, spoorwegen, die op 120 millioen geraamd waren, 240 millioen kosten. Als men ziet, wat er gedaan is, en men weet, dat er slechts 950,000 francs besteed is, is men verbaasd. En nog een wonder: de commissie was zoo zuinig, dat zij in hare gespecificeerde rekening over het jaar 1885 aan rijtuigen niet meer dan de som van anderhalve franc betaald heeft, het overige naar verhouding. * Thans de beschrijving van de inwijding zelve. De vorigen dag kwamen de koning en de koningin in de stad aan. De straten zijn in bloemtuinen herschapen. Uit alle vensters groeten bekoorlijke meisjes kopjes, rozen en madeliefjes. Op de balcon prij ken camellia's, witte en roode, azalea's stralend in hun wonderbaar wit, gloeiend roode pioenen; en vlier en acaciabloesems vervullen de lucht met bedwelmende geuren. Het eerwaardig paleis der Strozzi heeft zijne granieten muren met prachtige tapijten behangen, en breede driekleurige vlag gen waaien van zijne tinnen boven de golvende menigte. En de koningin verschijnt, gelukkiger dan ooit, want heden hooft zij, uit Venetiëteruggekeerd, voor het eerst haren zoon, die van eene zware ziekte hersteld is, teruggezien. Zij verschijnt, en aller oogen schitteren van echte innige vreugde. Margherita! Margherita!" roept men haar vol geestdrift toe. Zij buigt hot blonde hoofd en glimlacht zoo vriendelijk en . zacht, alsof zij de oudere zuster was van de vrouwen die haar groe ten. De koning glimlacht vergenoegd om den triomftocht zijner gemalin, en zich tot haar overbuigend, schijnt hij te willen zeggen : Ons ge luk ligt in uwe hand, Signora; aan uwe gunst vertrouwen wij het toe; rondom u is alles licht en genade en zegen." De avond van de aankomst der vorstelijke familie is door een prachtig vuurwerk gevierd, waaromtrent geschreven wordt; De geheele stad heeft zich rendez-vous gegovon aan de oever van den Arno, om het vuurwerk bij te wonen, dat op de tegenoverliggende hoogte, op de Piazzale Michel-Angelo, wordt afgestoken. Niemand spreekt, niemand lacht, niemand wendt het oog van de hoogte, waarop men in vuurgloed de reusachtige athletengestalte van Michel-Angelo's David, eene copie in brons, ziet verrijzen. Kanon schoten dreunen; raketten stijgen sissend ten hemel; stralende lichtbundels knetteren en ver gaan, huilen en fluiten in het water; bundels madeliefjes suisen door de donkere lucht; een geestenschip komt op en van zijne ra's regent het bloemen; breede waaiers openen zich. op matblinkenden grond ziet mon Japansche figuren schitteren; boomen met stralende kruinen duiken op en gloeien; rozenbogen slingeren zich van stam tot stam; paleizen komen op en verdwijnen, vóórdat het oog ze nog geheel heeft ontleed; het eene tooverbeeld vervormt zich tot het andere in onafgebroken vermoeiende wisseling. Dan klinkt plotseling het rumoer van duizende geweren, oorlogsfanfaren, en ten slotte, als harmonische op lossing der bedriegelijke verwarring, een plechtig gebed van hoornmuziek, dat langzaam door het dal klinkt en in een zucht wegsterft,. .." De dag der onthulling van de fac,ade zelf bood niet minder geestdrift. Voor de kerk, leunende tegen het baptisterium van San Giovanni, en met fraaie gobelins, kerke lijke gebeurtenissen voorstellend, versierd, zoodat alleen de beroemde poorten van Ghiberti vrijbleven, verheft zich in fluweel en bloemen de tribune des Konings. Waarheen het oog zich ook wondt, in 't rond niets dan witte en roode rozen in het groene loof, rozen aan de muren der huizen, aan de vensters, aan de ijzeren leuningen der balcons, aan het snijwerk der daken; in rozen gehuld al de standbeelden, de bustes van Cosimo I en Donatello, al de wapens der Medici; met rozen om kranst de fries der bekoorlijke loggia van Bigallo, van welker Gothische vensters de banieren met den zwarten haan op het blauwe veld wap peren. De Sasso di Dante, de steen waarop, volgens delegende, de groote denker en dichter na den arbeid des daags zat te rusten, is evenzeer feestelijk ver sierd. Laurieren en klimop omkransen hem, en uit zijn donker groen komen kleine lentebloemen te voorschijn. De kerk der Misericordia daaren tegen heeft zich schuchter en kuisch achter eene haag van oranje- en citroenboomen verscholen, en de arme soldaten, die uren lang in de lauwe lucht daar moeten staan, werpen menigen verlangenden blik naar de fraaie gouden appels der kleine boompjes. In lange rij komen de arbeidersvereenigingen aan. Wat zien al die brave menschen, die in het zweet huns aanschijns hun brood moeten verdienen, er flink, schoon en trotsch uit, terwijl zij aan het nationale feest deel nemen. Hun blauwe, roode,-groene en witte banieren steken in wonderbare kleurenmengeling tegen de marme ren wanden van den toren af, op welks top heden evenals ten ty'de van Karel V, toen Florence met heldenmoed voor zijne vrijheid streed en bloedde, de witte vlag met het roode kruis zwiert. De scholen trekken voorbij, do kerkgenootschap pen, de broederschappen, en door fanfares en evviva's ontvangen, verschijnt te midden der kurassiers en door een schitterenden hofstoet omgeven, de konink lijke familie. Doodelijke stilte heerscht, als het teeken gege ven wordt, om de strikken los te maken, waar mede het omhulsel van den voorgevel is bevestigd. Men hoort den metaalklank der katrollen en lang zaam en plechtig te midden der ncdervallende zeilen doemt de schitterend witte bekroning van het middenschip, in een zachten hoek eindigend, op. Gejuich en fanfaren weerklinken, en uit de verte, van de hoogten van San Miniato, dreunt het geschut. De hoofdrozet blinkt in veelkleurig marmer; en daaromheen slingeren zich, harmonisch verbonden, de lijnen die naar het baldakijn van het Madonnabeeld voeren. Naarmate dit laatste te voorschijn kwam, steeg de geestdrift der Florentijnen, die voor hunne Madonna eene afgodische vereering koesteren; de mannen juichten, vrou wen vergoten tranen. De tabernakels der portalen, de mozaïeken van Salviati kwamen voor den dag; dan komen de bontversierde gedraaide kleine ko lommen; de architraaf der hoofdpoort, van goud schitterend, met de wapens van Savoye, van Pius IX en het huis van Lotharingen; en eindelijk prijkt de kerk, als een gedicht van marmer", in schoon heid, grootschheid en reinheid. De deuren worden geopend, een processie komt psalmzingend de trappen af, en zegent den koning en het kunst werk. De klokken luiden en een vijfhonderdtal postduiven, die achter het omhulsel verborgen waren, vliegen weg, om door het geheele rijk te verkondigen wat er ter eere der Madonna del Fiore te Florence heeft plaats gehad." THÉROIGNE DE MÉRICOURT Naar aanleiding van: Een strijd tussclien vorst en volk, 13 Juli 1788?6 October 1789, door W. P. Kops, Amsterdam, l'. X. van Kam pen & Zoon 1887 2 dln. De Fransche Omwenteling begint aan onze Nede-rlandsche auteurs te behagen. Eerst een zeer goed geslaagd drama van den heer Maaldrink, nu een oorspronkelijke roman van den heer W. P. Kops. Daar de redactie van dit weekblad mij de eervolle taak opdraagt oin mijne meening over dit boek te zeggen, ben ik bereid er hier een oogenblik over te spreken. Even als bij Maaldrink's Jean Masseur is de invloed van Carlyle op dezen roman zeer groot. Toch is het Carlyle niet alleen, en de studiën van den schrijver blijken uit menig goed geslaagde bladzijde. Hij schijnt zijne kennis meer uit vreemde bronnen Carlyle en Ranke dan uit Fransche historieschrijvers Louis Blanc, Mortimer Ternaux, Ernest Hamel, Dauban, Hippolyto Taine te hebben opgedaan. Zijne verdichte personen, de oude en jonge Graaf de Chateauvieux, do jonge Gravin Eléonore, de boer Jean Legrand, zyn zus ter Lise, de sombere Jacques, de reus Bonnivart, Madame Cardoche, waardin in de Blauwe Druif, de beide laatsten zweemende naar soortgelijk personeel uit A tale of iwo citics van Dickens en daarna de historische hot hof' van Lodowijk XVI en Marie Antoinette, de adel, eindelijk de groote revolutionairen: Danton, Camille Desmoulins, zelfs Marat verschijnen als de eigenaardige kinderen eeuer fantasie, die door de gekleurde glazen van Carlyle's caleidoscoop het tafereel der eerste groote gebeurtenissen van 1798 de be storming der Bastille, de vrouwen te Versailles, het vertrek van den Koning van Parijs heeft gezien. Daarmee is niet beweerd, dat aan alle perso nen, die hier optreden, gemis aan historische waarheid moet verweten worden. In het alge meen genomen is de kleur dezer Nederlandsche schilderij niet te laken, maar in de bijzonder heden zou men den auteur telkens op de vingers moeten tikken. Dat deze meening kan gestaafd worden door zeer vele kleinigheden, zal mcu willen gelooven, als ik den invloed van Carlyle door een greep uit velen aanwijs. De opstand van 13 Juli 1789, des Maandags te Parijs, begint met een oploop van het grauw op het Grève-plein.' De schrijver zegt: De rijken, die in hun koetsen wilden vluchten, werden aangehouden en opgebracht naar het Grève-plein; koopwaren, koeien, schapen, alles werd naar die vergaderplaats heengevoerd, zoodat de markt het meest geleek op eon rousachtigen boeldag in de open lucht." In de Nederlandsche vertaling van Carlyle 1) leest men omtrent dezelfde zaak: Al wat in de stad kornt of daaruit tracht te ontsnappen wordt aangehouden en naar het Hotel de Ville gesleept. Rijtuigen, karren, goud en zilverwerk, huisraad, menige zak mot meel en zelfs eenige kudden schapen en runderen bedek ken het plein de Grève." De auteur zegt een paar bladzijden verder: Oycz, Oyez! hoort hij achter zich schreeuwen en tegelijk klonken de handschcllen, die de om roepers bij zich droegen. Ieder man ga naar zijn wijk om zich tu laten inschrijven bij de nationale militie. Oyez! Oyez!" In de Nederlandsche vertaling van Carlyle leest men: Omroepers loopen met handbellen rond en schreeuwen : Oyez, oyez, voort alle mannen, naar uwe districten."om u te laten inschrijven." Te veronderstellen dat deze overeenkomst aan louter toeval moet geweten worden, zou te zeer aandruischen tegen de wetten der waarschijnlijk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl