Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 517
aan te nemen, als niet de keizerlijke
intenj&t&t geweigerd had, iemand uit de voorstad" in
iet Burgtheater op te nemen. Zy trad toen te
"" op als Hermione en werd te Hamburg
eerd. Te Berlyn was zij voorgesteld aan
Von-Hülsen. Deze ontving haar zeer
vrien?flelyk. maar riep plotseling: Sta eens op!"
"Chartotte meende, dat zij soms bij toeval op een
Itreopelcn stoel was gaan zitten, maar Hülsen
fertolgde: Ik dacht het wel, ik kan u niet
engageeren; ge zijt te klein en ik heb ook Frau
Kiergchner reeds zoo goed als mijn woord gege
ten." Toch had zy toen reeds als Hermione in
bet Yïctoria-theater een schitterend succes gehad.
Te Hamburg sloot Dr. Maurice met haar een con
tract voor vier jaren, maar juist toen kwam Laube
en liet haar nog vóór het begin van haar seizoen
'in het Burgtheater optreden. Zij had als gravin
Essex een reusachtig succes en Laube liet haar
het engagement te Hamburg afkoopen. Zelfs
eene bepaling bij den afkoop, dat zij ieder jaar
zes weken te Hamburg zou spelen, werd later
niet uitgevoerd.
Van nu af trad zy' in alle hoofdrollen van het
Burgtheater op; Shakespeare, Schiller, Göthe,
'Hebel, Mosenthal, Grillparzer waren hare dichters.
^ Hieraan sloten zich de klassieke rollen en die
" WW Bistori, Eleetea, Medea, Iphigeme, Kriemhüde,
Phèdre, Judith, aan.
?> Maar ook in het Fransche repertoire der laatste
Jaren, de rollen van Sara Bernhardt, Marguérüe
- Gautier, Fédora, Ihéodora ontwikkelde zij zulk
een meesterschap, dat l*et Weener publiek haar
, daarin nog boven Sarah Bernhardt verkoos.
Bijna alle Duitsche bladen bevatten lange
feuilleton's, overvloeiende van bewondering voor de
- feestvierende actrice. Van een enkel, dat nevens
eene zeer gemotiveerde waardeering ook van de
schaduwzijde van haar talent een woord durft
.reppen, halen wij een gedeelte aan.
Toen Mevrouw Wolter zich aan het
BurgI theater verbond, kwam zij, ofschoon nog onrijp en
nie^ meer dan eene aanduiding van wat zij zou
unnen worden, als geroepen. De wijze van ver
tolking van het treurspel naderde eene crisis; de
." oade bevredigde niet meer, de nieuwe was nog
niet gevonden. Julie Rettich was diep doordrongen
T«n de noodzakelijkheid om hierin eene verande
ring te brengen, want evenals zij aan het publiek
?niet meer behaagde, behaagde zij ook zich
zejve niet meer. Zij had Ristori gezien en ont
ving van deze tragédienne, zooals allen, die haar
' zagen, een machtigen indruk. Vele Duitsche
tooneel* spelers werden eerst bij het zien der Italiaansche
kudstenares gewaar, hoe arm aan uitdrukking zij,
b\j haar vergeleken, waren. Bij haar was alles, tot
in de vingertoppen, welsprekendheid: zij voerde
.onbegrensd heerschappij over taal en stand; zij
bezat de teederste en de schrilste natuurklanken;
zjj speelde met de stoutste contrasten en ging in
natuur en waarheid tot aan de grenzen van het
mogelijke. Een fijn gevoel van gepastheid en eene
? innige bekoorlijkheid bewaarden haar, juist op de
uiterste grens, voor overdrijving. Julie Rettich
poogde deze elementen ook in zich op te nemen;
z\j beproefde het; haar kunstenaarsroem ging er
in onder. Een intellectueele, niet zinnelijke na
tuur, was zij gewoon, hare rollen van het verstand
uit te bewerken; toen zij nu hart en zinnelijk
heid te hulp riep, wilden haar zenuwen, spieren
en bloed niet gehoorzamen. Zij bereikte niets,
dan het evenwicht harer vermogens te verstoren.
Toen kwam Charlotte Wolter! Zij leed niet
aan een overwicht van den geest, aan armoede
van bloed en spieren. Zij was zelt eene natuur,
- en stond met de natuur op een goeden voet; zij
was realiste van opvatting, helaas ook naturaliste
in de kunstmiddelen. Zij had weinig geleerd, maar
zy kon doen wat men niet leeren kan. Zij kon
niet spreken, maar donderen; zij kon niet wenken,
maar dreigen; niet gaan, maar als vorstin over het
tooneel schrijden. Alles wat voor de anderen
gemakkelyk was, was haar moeielijk; en dat, waaraan
de anderen wanhoopten, ging haar gemakkelijk
Tan de hand. Zij viel te midden van het Burg
theater, als een element, waarvan men nog niet
wist of het zegen of verderf zou aanbrengen.
Spoedig bleek het. wie zij was. Hetgeen voor
eerst den kunstenaar uitmaakt, is de krachtige
persoonlijkheid. De persoonlijkheid, die in bezit
neemt) waar zij komt, kon men in haar niet mis
kennen; reeds in de physieke warmte van haar
spel gaf deze zich lucht. Maar wat helpt den
acteur de sterke persoonlijkheid, zonder de
correspondeerende zinnelijke middelen? Charlotte
bezat als stem een welluidende mezzo-sopraan,
die in de diepte alttonen heeft, en een helklin
kend bovenregister bezit; zij leent zich tot
alle schakeeringen der kracht, van het fluiste
ren tot den Wolterschrei." De spreektoon in
het midden heeft een aangename diepte. Voor
de "lichamelijke welsprekendheid van Charlotte
-heeft de natuur moederlijk gezorgd. Zij heeft haar
eene taille gegeven, niet zoo klein, dat de bewe
gingen tot het sierlijke ineenkrimpen, niet zoo
groot, dat zij ruw worden; zij onderscheiden zich,
al naar dat het noodig is, door weekheid en ener
gie. Het gelaat is edel en schoon als een antieke
camee; de oogen vol leven en vuur. Met deze
zinnelijke middelen laat zich iets uitrichten,
vooral als er een verwonderlijke smaak van
costumeering en een ongewoon plastiek talent
bykomen. En dan als giststof in die volheid het
machtige temperament van Wolter! Zij leeft, als
de salamander in het vuur, in den hartstocht. Het
treurspel is haar tehuis; de strijd op leven en
dood haar element; dan bezit zij meesleepende
gebaren, woorden die neervallen als bliksemstra
len en rollen en rommelen als donderslagen,
vreeselijke tonen. Het modern Fransche treur
spel, waarin de gevallen vrouw het tooneel in
beslag neemt, beheerscht Woltjer als haar eigen
dom; door hare meesleepende vertolking doet zij
te midden van het moreele verderf aan onbaat
zuchtige liefde gelooven."
Ondanks hare 53 jaren is Charlotte Wolter nog
buitengewoon schoon. Zij doet aan de Juno van
het Vatikaan denken, alleen haar teint heeft door
het blanketsel van vijf en dertig jaren veel ge
leden. De rol, waarin zij haar jubilévierde, was
de Sapho van Grillparzer; de feestavond was, even
als deze geheele week reeds was, een
doorloopende triomf voor de gevierde kunstenares.
SANTA MARIA DEL FIORE,
TE FLORENCE.
De inwijding van den herstelden Dom van
Florence, Santa Maria del Fiore, is in geheel
Italiëals een nationaal feest beschouwd; de
Koning en Koningin zijn er, na het openen der
tentoonstelling van Venetië, terstond heen gegaan,
en de stad was in schitterenden feestdos gehuld.
Alle bladen die correspondenten in Italiëhebben,
bevatten beschrijvingen vol geestdrift; de Neue
Freie Presse, het Journal des Débats, de Frank
furter en de groote Engelsche bladen onderschei
den zich door hun verslagen, die bewijzen, hoe
inen steeds Italiës kunst als een internationaal
Europeesch belang beschouwt.
De oude geschiedenis van den bouw wordt in
de Neue Freie Presse zeer uitvoerig verteld.
Dat de stad Florence steeds een hoog denk
beeld van zich zelve en hare bestemming heeft
gehad, en zich daarnaar heeft willen gedragen,
bewijst het besluit der Priores, waarmede tot het
bouwen van Santa Maria de Fiori werd overgegaan:
Daar een volk, dat zich in edele afkomst ver
heugt, met goed beleid aldus zijne belangen moet
behartigen dat uit zijne uiterlijke handelingen
zijne wijsheid en grootmoedigheid te herkennen
valt wordt aan Arnolfo del Cambis,
opperbouwmeester onzer stad. hiermede opgedragen.
eene teekening voor het vernieuwen van Santa
Reparata in grootschen vorm te ontwerpen, zoo
dat nooit iets grooters en schooners door de kunst
en de wetenschap der menschen kan worden ont
worpen."
De eerste steen van het nieuw gebouw werd
naar het getuigenis van Villani in het jaar 1294
gelegd, en vijftig jaren lang schijnt het werk
langzaam, maar met dat vast vertrouwen der
ouden, die wisten dat zij voor de eeuwen bouwden,
gevorderd te hebben. Op eens vindt men, dat in
den Grooten Raad nieuwe bedenkingen opkomen:
men vraagt de adviezen van kunstenaars en werk
lieden," en besluit eindelijk in 1357 de oude
kerk geheel te verbouwen. De kroniek van de
Coppo Stefani 1389 zegt dat de bescheidene
Santa Reparata voor de heerlijke met bloemen
gesierde Maagd Maria moest wijken; zij geeft ons
de maten der nieuwe kerk en vertelt ook, hoe men
aan het geld moest komen. Zes denaren van
iedere lira, die in de gemeentekas vloeide, tien
van iedere honderd denaren die door den kassier
uitbetaald werden, zouden voor den bouw be
stemd worden. En in de Dom-archieven staat ver
der te lezen: Messer Agostino Linacci, bisschop
van Narni, heeft heden, 5 Juli 1357, een gewijden
marmersteen op den bodem van den voor de
eerste zuil gegraven kuil, dicht bij den toren,
doen zinken. De plechtigheid werd bijgewoond
door de monniken van Sant' Agostino, do geeste
lijkheid, de consuls van het wolkoopers-gild; vele
meesters en burgers met brandende kaarsen, en
er werd veel bij gezongen en op orgel en bazui
nen gemusiceerd."
Het werk vorderde toen onder leiding van
verschillende meesters, zeer regelmatig. Maar
reeds bij de eerste kolom, die zou verrijzen, stiet
men op nieuwe zwarigheden. Welke vorm van
zuilen, welke van kapiteel, is de schoonste en
meest geschikte ? Men vraagt Francesco Talenti
m Francesco Orcagna, ieder een model to leveren;
veertien dagen later kwam de raad met behulp
der werklieden" bijeen, en de zuil van Talenti
behaalde, na verscheidene proeven de overwinning.
Op straffe van twintig soldi voor ieder blok, dat
zou worden vastgelegd zonder dat hij er bij was,
werd hein het werk gegund.
Al Florence's beroemde meesters werkten ach
tereenvolgens aan den Dom. Brunelleschi deed
den beerlijken koepel verrijzen; de buitenwanden
werden met de wereldberoemde intarsia bedekt;
Sansovino, Andrea del Sarto, Graziadei gaven
hun adviezen of bewerkten onderdeelen. Maar
voor allen bleef n vraagstuk onopgelost, dat
reeds voor vijf eeuwen en nu nog in de laatste
jaren, Florence in beroering bracht en herhaal
delijk den bouw heeft doen staken. Het was de
vraag, of de bekroning van den gevel een
basilicaal of een Gothisch karakter zou dragen. Geen
koetsier, geen facchino in Florence, die daarom
trent op dit oogenblik zyn meening, van alle
zijden toegelicht, niet heeft. Ten slotte heeft men,
nadat de vijf kunstacademiën van Italiëhaar
advies hadden uitgebracht, nadat eene internatio
nale commissie van kunstenaars van Europeeschen
naam benoemd was, waarin Viollet-le-Duc, Förster,
Semper, Nicolo Matas, de bouwmeester van Santa
Croce, en anderen, zitting hadden, besloten, van
iedere bekroning een model te laten maken, en
er een plebisciet over uit te lokken. De kunste
naars en het meer verfijnd publiek in 't algemeen,
bleken voor het Gothisch model te zijn, het volk,
dat in Italiëin kunstzaken een opinie heeft en
hebben mag, koos den basilicalen gevel, en deze
werd door den architect de Fabris, of liever door
zijn leerling Del Moro, want de Fabris overleed
drie maanden geleden, voltooid.
Omtrent de wijze, waarop in de laatste jaren
het geld is verkregen en de bouw geleid, deelt
Montferrier in de Débats bijzonderheden mede.
Na de revolutie van 1859 vernieuwde de nieuwe
regeering, zooals van zelf sprak, ook de commissie
voor de fac,ade van den Dom, welke door den
groothertog van Toskane beroemd was. Het presi
dentschap werd gegeven aan den prins van Carignan,
algemeen stedehouder des konings in Toskane, waar
hij zeer populair was, en die het werk zeer ter
harte nam. In 1860 legde Victor Emmanuel den
eersten steen voor den nieuwen gevel en beloofde,
zelf 100,000 francs tot de kosten bij te dragen.
Koning Humbert heeft deze betaald, zooals hij al
de schulden zijns vaders, ook die welke hij niet
had behoeven te erkennen, betaald heeft. Toen
gingen er tien jaren voorbij met plannen en prijs
vragen; als men hoort van al de intriges en
kuiperijen, is het verwonderlijk, dat het niet langer
geduurd heeft.
In 1872 eindelijk werd de heer Peruzzi sindaco
van Florence. Het was een zware post; de hoofd
stad was naar Rome verlegd geworden, en Flo
rence, dat zich op grooten voet had ingericht, was
zoo goed als geruïneerd. Peruzzi is een stout,
ondernemend man. Hij besloot zijn geboortestad
zonder hulp van regeeringswege weder tot bloei
en aanzien te brengen. Het plan was edel; het
was onuitvoerbaar. Peruzzi beging daarenboven
een fout; hij had in 1872 de schadeloosstelling
moeten vragen, waarop Florence recht had, die
het later als een aalmoes heeft moeten vragen en
gekregen heeft en die het toen als recht had
kunnen eischen. Peruzzi verbond zijn persoonlijk
fortuin in de financiën der stad; hij verloor on
danks dit offer zijne populariteit, en heeft die
eerst later, toen men zijne houding leerde waar
deeren, met woeker teruggekregen.
Peruzzi meende dus, dat het voltooien van het
werk der eeuwen, den voorgevel van den Dom,
Florence zedelijk zou opheffen en ook aan kun
stenaars en werklieden een eervollen arbeid ver
schaffen zou. Hij overlegde met Mgr. Cecconi, den
nieuwe aartsbisschop van Florence. De prelaat
deed een beroep op zijne medeburgers in een
weisprekenden brief, en, wonder in Italiëde
inteekenlijst, voor aandeolen van 5000 francs, in
tien termijnen betaalbaar, werd volgeschreven.
Ieder inteekenaar had het recht, zijn wapen op
een der marmeren platen van den voorgevel te
laten beitelen, en Montferrier verwondert zich,
dat Frankrijk niet, evenals de Paus, evenals zoo
vele namen van beteekenis, er 5000 francs voor
heeft over gehad om op dit Italiaansche monument
vertegenwoordigd te worden. Prins Demidoff gaf
een aanzienlijke som, de groothertog van Toskane
zond 20 000 francs voor de hoofdpoort en 42,000
francs voor het Mariabeold in den gevel. Kortom,
er kwam meer geld dan noodig was, en de
regeering had niet noodig bij te springen.
Het wonder dezer volledige inschrijving was
niet het eenige, en de hulp der Madonna, aan
welke de kerk is gewijd, is blijkbaar. Zoo heeft
het uitvoerend comitéeen dozijn begrootingen op
gemaakt, die steeds met een batig slot eindigden,
de uitgaven bleven steeds beneden de ontvangsten.
Nog meer; er is geen stuiver meer uitgegeven,
dan de oorspronkelijke berekening was, en dat in
een land, van, zooals de heer Saracco het in de
Kamer onthulde, spoorwegen, die op 120 millioen
geraamd waren, 240 millioen kosten. Als men ziet,
wat er gedaan is, en men weet, dat er slechts
950,000 francs besteed is, is men verbaasd. En
nog een wonder: de commissie was zoo zuinig,
dat zij in hare gespecificeerde rekening over het
jaar 1885 aan rijtuigen niet meer dan de som van
anderhalve franc betaald heeft, het overige naar
verhouding.
*
Thans de beschrijving van de inwijding zelve.
De vorigen dag kwamen de koning en de koningin
in de stad aan.
De straten zijn in bloemtuinen herschapen.
Uit alle vensters groeten bekoorlijke meisjes
kopjes, rozen en madeliefjes. Op de balcon prij
ken camellia's, witte en roode, azalea's stralend
in hun wonderbaar wit, gloeiend roode pioenen;
en vlier en acaciabloesems vervullen de lucht met
bedwelmende geuren. Het eerwaardig paleis der
Strozzi heeft zijne granieten muren met prachtige
tapijten behangen, en breede driekleurige vlag
gen waaien van zijne tinnen boven de golvende
menigte.
En de koningin verschijnt, gelukkiger dan ooit,
want heden hooft zij, uit Venetiëteruggekeerd,
voor het eerst haren zoon, die van eene zware
ziekte hersteld is, teruggezien. Zij verschijnt, en
aller oogen schitteren van echte innige vreugde.
Margherita! Margherita!" roept men haar vol
geestdrift toe. Zij buigt hot blonde hoofd en
glimlacht zoo vriendelijk en . zacht, alsof zij de
oudere zuster was van de vrouwen die haar groe
ten. De koning glimlacht vergenoegd om den
triomftocht zijner gemalin, en zich tot haar
overbuigend, schijnt hij te willen zeggen : Ons ge
luk ligt in uwe hand, Signora; aan uwe gunst
vertrouwen wij het toe; rondom u is alles licht
en genade en zegen."
De avond van de aankomst der vorstelijke
familie is door een prachtig vuurwerk gevierd,
waaromtrent geschreven wordt;
De geheele stad heeft zich rendez-vous gegovon
aan de oever van den Arno, om het vuurwerk bij
te wonen, dat op de tegenoverliggende hoogte, op
de Piazzale Michel-Angelo, wordt afgestoken.
Niemand spreekt, niemand lacht, niemand wendt
het oog van de hoogte, waarop men in vuurgloed
de reusachtige athletengestalte van Michel-Angelo's
David, eene copie in brons, ziet verrijzen. Kanon
schoten dreunen; raketten stijgen sissend ten
hemel; stralende lichtbundels knetteren en ver
gaan, huilen en fluiten in het water; bundels
madeliefjes suisen door de donkere lucht; een
geestenschip komt op en van zijne ra's regent het
bloemen; breede waaiers openen zich. op
matblinkenden grond ziet mon Japansche figuren
schitteren; boomen met stralende kruinen duiken
op en gloeien; rozenbogen slingeren zich van
stam tot stam; paleizen komen op en verdwijnen,
vóórdat het oog ze nog geheel heeft ontleed;
het eene tooverbeeld vervormt zich tot het andere
in onafgebroken vermoeiende wisseling. Dan klinkt
plotseling het rumoer van duizende geweren,
oorlogsfanfaren, en ten slotte, als harmonische op
lossing der bedriegelijke verwarring, een plechtig
gebed van hoornmuziek, dat langzaam door het
dal klinkt en in een zucht wegsterft,. .."
De dag der onthulling van de fac,ade zelf bood
niet minder geestdrift.
Voor de kerk, leunende tegen het baptisterium
van San Giovanni, en met fraaie gobelins, kerke
lijke gebeurtenissen voorstellend, versierd, zoodat
alleen de beroemde poorten van Ghiberti vrijbleven,
verheft zich in fluweel en bloemen de tribune des
Konings. Waarheen het oog zich ook wondt, in
't rond niets dan witte en roode rozen in het
groene loof, rozen aan de muren der huizen, aan
de vensters, aan de ijzeren leuningen der balcons,
aan het snijwerk der daken; in rozen gehuld al
de standbeelden, de bustes van Cosimo I en
Donatello, al de wapens der Medici; met rozen om
kranst de fries der bekoorlijke loggia van
Bigallo, van welker Gothische vensters de banieren
met den zwarten haan op het blauwe veld wap
peren. De Sasso di Dante, de steen waarop, volgens
delegende, de groote denker en dichter na den arbeid
des daags zat te rusten, is evenzeer feestelijk ver
sierd. Laurieren en klimop omkransen hem, en uit
zijn donker groen komen kleine lentebloemen
te voorschijn. De kerk der Misericordia daaren
tegen heeft zich schuchter en kuisch achter eene
haag van oranje- en citroenboomen verscholen, en
de arme soldaten, die uren lang in de lauwe lucht
daar moeten staan, werpen menigen verlangenden
blik naar de fraaie gouden appels der kleine
boompjes.
In lange rij komen de arbeidersvereenigingen
aan. Wat zien al die brave menschen, die in
het zweet huns aanschijns hun brood moeten
verdienen, er flink, schoon en trotsch uit, terwijl
zij aan het nationale feest deel nemen. Hun
blauwe, roode,-groene en witte banieren steken in
wonderbare kleurenmengeling tegen de marme
ren wanden van den toren af, op welks top heden
evenals ten ty'de van Karel V, toen Florence met
heldenmoed voor zijne vrijheid streed en bloedde,
de witte vlag met het roode kruis zwiert.
De scholen trekken voorbij, do kerkgenootschap
pen, de broederschappen, en door fanfares en evviva's
ontvangen, verschijnt te midden der kurassiers en
door een schitterenden hofstoet omgeven, de konink
lijke familie.
Doodelijke stilte heerscht, als het teeken gege
ven wordt, om de strikken los te maken, waar
mede het omhulsel van den voorgevel is bevestigd.
Men hoort den metaalklank der katrollen en lang
zaam en plechtig te midden der ncdervallende
zeilen doemt de schitterend witte bekroning van
het middenschip, in een zachten hoek eindigend,
op. Gejuich en fanfaren weerklinken, en uit de
verte, van de hoogten van San Miniato, dreunt
het geschut. De hoofdrozet blinkt in veelkleurig
marmer; en daaromheen slingeren zich, harmonisch
verbonden, de lijnen die naar het baldakijn van
het Madonnabeeld voeren. Naarmate dit laatste
te voorschijn kwam, steeg de geestdrift der
Florentijnen, die voor hunne Madonna eene afgodische
vereering koesteren; de mannen juichten, vrou
wen vergoten tranen. De tabernakels der portalen,
de mozaïeken van Salviati kwamen voor den dag;
dan komen de bontversierde gedraaide kleine ko
lommen; de architraaf der hoofdpoort, van goud
schitterend, met de wapens van Savoye, van Pius IX
en het huis van Lotharingen; en eindelijk prijkt
de kerk, als een gedicht van marmer", in schoon
heid, grootschheid en reinheid. De deuren worden
geopend, een processie komt psalmzingend de
trappen af, en zegent den koning en het kunst
werk. De klokken luiden en een vijfhonderdtal
postduiven, die achter het omhulsel verborgen
waren, vliegen weg, om door het geheele rijk te
verkondigen wat er ter eere der Madonna del
Fiore te Florence heeft plaats gehad."
THÉROIGNE DE MÉRICOURT
Naar aanleiding van: Een strijd
tussclien vorst en volk, 13 Juli
1788?6 October 1789, door W. P.
Kops, Amsterdam, l'. X. van Kam
pen & Zoon 1887 2 dln.
De Fransche Omwenteling begint aan onze
Nede-rlandsche auteurs te behagen.
Eerst een zeer goed geslaagd drama van den
heer Maaldrink, nu een oorspronkelijke roman van
den heer W. P. Kops. Daar de redactie van dit
weekblad mij de eervolle taak opdraagt oin mijne
meening over dit boek te zeggen, ben ik bereid
er hier een oogenblik over te spreken.
Even als bij Maaldrink's Jean Masseur is de
invloed van Carlyle op dezen roman zeer groot.
Toch is het Carlyle niet alleen, en de studiën van
den schrijver blijken uit menig goed geslaagde
bladzijde. Hij schijnt zijne kennis meer uit vreemde
bronnen Carlyle en Ranke dan uit Fransche
historieschrijvers Louis Blanc, Mortimer
Ternaux, Ernest Hamel, Dauban, Hippolyto Taine
te hebben opgedaan. Zijne verdichte personen, de
oude en jonge Graaf de Chateauvieux, do jonge
Gravin Eléonore, de boer Jean Legrand, zyn zus
ter Lise, de sombere Jacques, de reus Bonnivart,
Madame Cardoche, waardin in de Blauwe Druif,
de beide laatsten zweemende naar soortgelijk
personeel uit A tale of iwo citics van Dickens en
daarna de historische hot hof' van Lodowijk
XVI en Marie Antoinette, de adel, eindelijk de
groote revolutionairen: Danton, Camille
Desmoulins, zelfs Marat verschijnen als de eigenaardige
kinderen eeuer fantasie, die door de gekleurde
glazen van Carlyle's caleidoscoop het tafereel der
eerste groote gebeurtenissen van 1798 de be
storming der Bastille, de vrouwen te Versailles,
het vertrek van den Koning van Parijs heeft
gezien.
Daarmee is niet beweerd, dat aan alle perso
nen, die hier optreden, gemis aan historische
waarheid moet verweten worden. In het alge
meen genomen is de kleur dezer Nederlandsche
schilderij niet te laken, maar in de bijzonder
heden zou men den auteur telkens op de vingers
moeten tikken. Dat deze meening kan gestaafd
worden door zeer vele kleinigheden, zal mcu willen
gelooven, als ik den invloed van Carlyle door een
greep uit velen aanwijs.
De opstand van 13 Juli 1789, des Maandags
te Parijs, begint met een oploop van het grauw
op het Grève-plein.' De schrijver zegt:
De rijken, die in hun koetsen wilden vluchten,
werden aangehouden en opgebracht naar het
Grève-plein; koopwaren, koeien, schapen, alles
werd naar die vergaderplaats heengevoerd, zoodat
de markt het meest geleek op eon rousachtigen
boeldag in de open lucht."
In de Nederlandsche vertaling van Carlyle 1) leest
men omtrent dezelfde zaak:
Al wat in de stad kornt of daaruit tracht te
ontsnappen wordt aangehouden en naar het Hotel
de Ville gesleept. Rijtuigen, karren, goud en
zilverwerk, huisraad, menige zak mot meel en
zelfs eenige kudden schapen en runderen bedek
ken het plein de Grève."
De auteur zegt een paar bladzijden verder:
Oycz, Oyez! hoort hij achter zich schreeuwen
en tegelijk klonken de handschcllen, die de om
roepers bij zich droegen.
Ieder man ga naar zijn wijk om zich tu laten
inschrijven bij de nationale militie. Oyez! Oyez!"
In de Nederlandsche vertaling van Carlyle leest
men:
Omroepers loopen met handbellen rond en
schreeuwen : Oyez, oyez, voort alle mannen, naar
uwe districten."om u te laten inschrijven."
Te veronderstellen dat deze overeenkomst aan
louter toeval moet geweten worden, zou te zeer
aandruischen tegen de wetten der
waarschijnlijk