Historisch Archief 1877-1940
No. 517
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
heid. Niet minder zou het ongepast zijn, het
werk van den heer W. P. Kops misschien een
eersteling om deze reden te verwerpen. De
schrijver is niet onafhankelijk genoeg van zijne
bronnen, staat vooral onder den invloed van
Carlyle, moet in het schrijven van een fraaien
Nederlandschen stijl nog vele vorderingen maken, doch
levert het bewijs, dat hij eene moeilijke taak
aandurft en dat hij als men de eisclien der
historische critiek laag stelt zeer wel kan
voldoen.
Intusschen, daar hij in een Voorbericht" ver
klaart niets zal den schrijver aangenamer zijn
dan zijne vertellingen voort te zetten" zou het
niet onnoodig zijn, zoo hij zich zelf hoogere eisenen
stelde bij dergelijke voortzetting. In de eerste
plaats dient de historie nauwkeuriger onderzocht
Een enkel voorbeeld uit Een strijd tusschen Vorst
en Volk zal mijne meening duidelijk maken.
Carlyle heeft het in zijne Geschiedenis der
Fransche omwenteling geweldig druk, voor een deftigen
Engelschman zelfs al te druk, met mademoiselle
Théroigne de Méricourt. Als hij den tocht der hon
gerige Parijsche vrouwen naar Versailles beschrijft,
wijdt hij bijzondere zorg aan de teekening van
deze zonderlinge persoon. Hij zegt:
Voor de vermeesterde kanonnen worden in
beslag genomen karrepaarden gespannen, do
bruinlokkige demoiselle Théroigne zit daar met piek
en helm, als kanonnierster, met fieren blik, met
opgeruimd en vroolijk gelaat, gelijk sommigen
meenen niet ongelijk aan de maagd van Orleans, en
zelfs het beeld van Pallas Athene herinnerend." 2)
De schrijver van Een strijd tusschen Vorst en
Volk volgt Carlyle op den voet en schrijft:
Théroigne zit op een der veldstukken met
piek en helm gewapend, een volmaakte Pallas
Athene volgens Parijsche journalen."
Daarna komt eene soort van oratorische toe
spraak, de stijlvorm, waarin Carlyle uitmunt:
Arme Théroigne ! ook u vergaat het kwaad.
"Waarom moest gij uw vader, een welgesteld pach
ter in het Luxemburgsche, verlaten om hier in
dit Pandemonium een rol te willen spelen ? . ...
O vlugge, lichtzinnige, schoone, welsprekende
Théroigne, die avonturen zocht in het moderne
Babel, u wachten enkele jaren van dubbelzinnig
genot en twijfelachtigen roem, maar ook helaas
«ene groote schande, die uwe niet al te sterke
hersenen krenken zal en een lang verblijf in de
Salpétriere."
Het is zeker geoorloofd, bij de behandeling van
dit tijdvak Théroigne de Méricourt te doen op
treden. Hare rol in het drama der Revolutie
loopt tot op 15 Mei 1793, dan verdwijnt zij achter
de muren van een krankzinnigengesticht. De
heer W. P. Kops gaat niet verder dan tot 6
October 1789. Misschien ware het raadzaam ge
weest haar in zijn roman niet te noemen. Een
zoo ongemeen schepsel als Théroigne mag niet
enkel als sieraad gebruikt worden. Een roman
schrijver, die haar doet optreden, kan wonderen
verrichten, als hij van deze persoon op handige
wijze partij trekt.
Het eenige bijzondere, 't welk hier de aandacht
trekt, is dat de heer Kops steeds T'héroigne schrijft.
De naam dezer hetaira wordt verschillend gespeld.
Er bestaat een portret van Théroigne in zwarte
kunst gegraveerd, berustende in de
prenten-verzameling van de ibliothèque Nationale te Parijs 3)
Haar gelaat is forsch, breede lippen, groote vurige
oogen, weelderige boezem. De graveur schreef er
onder, Mademoiselle Térouenne, zoo als zij waar
schijnlijk heette. 4) Elders wordt haar naam op
gegeven Mlle. Terwagne do Marcoiirt, dite Th
roigne de Méricourt. 5) Er heerscht onzekerheid.
Meestal is het Anna Josefa Théroigne, ook wel
Lambertine, daarna La Liégeoise. Zij was eene
boerendeern uit Méricourt dicht bij Luik, geboren
1759. Hare buitengewone schoonheid trof een
Luikschen Baron, die haar verleidde en verliet.
Zij trok uit hare geboorteplaats, het hart vol
woedenden wrok. Later trof men haar in Londen
aan, waar zij hare beschermers vond bij gentlemen
van de hoogste klassen. Daar ontmoet zij den
braven Hertog van Orleans, later Philippe Egalité.
Met uitstekende aanbevelingsbrieven trok zij naar
Parijs. Spoedig was zij daar eene bekende hetaira.
De revolutie was haar welkom, als aanleiding om
wraak te nemen. Een edelman had haar bedro
gen zij wist, dat er een bange tijd voor de
edelen in aantocht was.
Zij vertoont zich sedert Mei 1789 bij alle volks
bewegingen in een eigenaardig kostuum, een hoed
met pluimen, een paar pistolen in den gordel, eene
rijzweep in de hand, het ideale beeld van vrouwene
mancipatie, zooals dit door latere Ncderlandsche
schoone dweepsters zou worden nagevolgd. Zij
oefent een verrassenden invloed op de woeste
?volksmenigte. Bij de bestorming der Bastille
vocht zij mee, en werd zelfs met een eere-sabel
beloond. Zij verlaat de aristocraten en kiest
hare beschermers onder de voorstanders der nieuwe
beweging. De bekende dichter Marie Joseph Ch
nier arbeidt aan hare letterkundige beschaving.
Vele beroemde mannen dor revolutie, zelfs de
buitengemeen schrandere abbéSiéyès, toen het
orakel der staatswetenschappen, stonden haar som
tijds te woord.
In den vrouwenopstand van 5 en G October 1789,
handig op touw gezet door den Hertog van Orleans
tegen de getrouwe officieren, die te Versailles den
Koning en Koningin op het bekende:
O Richard, o mon roi
L'univers t'abandonne ....
onthaalden, speelt zij eene hoofdrol. Plotseling
naar Luik terugkeerond, daar zij al te veel ge
waagd had, wordt zij door de Oostenrijksche re
geering in de vesting Kufstein in Tirol gevangen
gehouden. Keizer Leopold, die in persoon bij haar
verhoor tegenwoordig was, stelde haar in vrijheid
onder voorwaarde, dat zij nooit op Oostenrijkschen
bodem zou terugkeeren.
Te Parijs won Théroigne nu nieuwe lauweren.
Zij bewoog zich vóór 10 Augustus 1792 meest
al in de club der Cordeliers, onder de vrienden van
den Hertog van Orleans. In April 1792 ('23 April)
toonde zij zelfs in de club der Jacobijnen hare
schoone tanden aan niemand minder dan aan
Robespierre. Théroigne had in een koffiehuis
Ie caféHottot sur la terrasse des Feuillants
.gezegd : qu'elle retirait son estime d Bobespierre 6).
Bij het vernemen dezer woorden klonk een ho
merisch lachen in de vergadering der Jacobijnen.
Théroigne was in de vergadering, woedend stapte
zij over de balustrade, vloog de zaal door en be
klom de tribune, waar zij met luide kreten en ge
baren het woord vroeg. Er ontstond een hevig
tumult. De Voorzitter moest de vergadering
sluiten, terwijl men met ontzaglijke moeite de
woedende Théroigne uit de zaal verwijderde 7).
Sinds dien dag trok zij partij voor den Girondijnen.
Zeer ernstig had zij te kampen met de jour
nalisten der koningsgezinde partij. Het regende
karikaturen en artikelen tegen haar. In het bij
zonder was het Suleau, die haar dagelijks met
slijk wierp. Gedurende de joiirnée vou 10 Augus
tus 1792, werd deze door het volk in hechtenis
genomen en naar la section des Feuillants ge
bracht, waar Théroigne in haar amazonenpak
wacht hield. Zij hoorde don naam vas Suloau
noemen, pakte hem woedend bij de borst 011 wilde
hem mot haar sabel doodcn, toen Suleau zich
losrukte en een sabel uit de hand der omstanders
rukte. Nu vielen de Sansculotten op hem aan en
vermoordden hem. Louis Blanc (8) zelde terecht:
Tout ce dont peucent s'offenser d jamais l'orgue
d'wne femme, sa coquetterie, sa pudeur, Suleau
Vavait dit de 'Ihéroigne; et maintenaut elle avait
d choisir entre faire tuer son ennemi on
rhumilier en Ie saunant. De ces deux manières de se
venger elle préféra la moins fiere, pouvant monter
jusqu' au dédain elle descenditjusqu' au meurtre.
Zij vocht dien dag zoo dapper tegen de Zwitsers
der Tuilerieën, dat zij hoewel vrouw een
militairen rang verwierf. Men verhaalt maar
het bewijs ontbreekt - dat zij in de bloedige
Septemberdagen in den kerker der Abbaye haren
verleider, den Luikschen Baron, terugvond en
doodde. Het ig in eik geval zeker, dat zij tot de
Girondijnen behoorde, daar zij haar vriend Brissot,
den Camille Desmoulins der Girondijnen, steeds
dapper ter zijde staat. In den strijd tusschen
Jacobijnen en Girondijnen neemt zij deel door de
beschuldiging tegen Marat te steunen. MaarMarat
wordt door het Tribunal Révolutionnaire vrijge
sproken en, 24 April 1793, in triomf door het
volk naar de Conventie teruggebracht.
Den 15 Moi 1793, als vriendin van lirissot, door
een hoop gemeene wijven aangegrepen in den tuin
der Tuileriën, werden haar de kleeren van het lijf
gescheurd, werd zij geheel naakt gekneveld en
met roeden gegeeseld. Louis Blanc kiest hare
partij en zegt: Le coeur de soulève de dégolit
au souvenir de la pauvre Théroigne de Méricourt
saisie en plein jardin des Tuileries, par wie bande
de mégères et parce qii'elle tait BRISSOTINE,
impitoyablcment fouettée, terrible humiliation qui la
rendit folie.'' 9)
Zij werd in een krankzinnigengesticht, later in
la Salpétriere bewaakt, waar zij bleef tot haar dood,
9 Mei 1817.
Zoo eindigde het leven dezer wilde en schoone
Furie der Revolutie een leven en een treurspel
te gelijker tijd.
De romanschrijver, die zulk eene persoonlijk
heid durft te doen optreden in zijn verhaal, mag
niet verzuimen hare geschiedenis tot in de ge
ringste bijzonderheden te onderzoeken.
Dr. JAN TEN BKINK.
gebroken, ondanks de vreeselijke tooneelen, welke
zij op den dag hebben bijgewoond, flink hare
plaats te bekleeden in het klassiek repertoire, dat
met de a-propos in verzen voor het grootste deel
het programma vormde deze voorstellingen, die
verlicht worden door olielampen en bijgewoond
door toeschouwers, die misschien morgen reeds
in het vuur zullen gaan.
Een zonderling merkwaardig dagboek heeft de
heer Thierry ons gegeven, waarin wij, en dat
zonder eenige aanmatiging, zonder eenigen stijl
en altijd zonder de mins e orde, de afspiegeling
terugvinden van af de onrustigheden, de illusies,
de angsten, de groote smarten, de begeerlijkheid
en opofferende toewijding, de offers, de helden
daden van hen, die te Parijs den winter van dat
vreeselijke jaar hebben doorgebracht.
In het begin trok iedereen een stukje van den
deken naar zich toe", zooals dat in het
tooneelargot heet, en ontbreekt het dan ook in het Jour
naal van Thierry niet aan een reeks van scherpe
en bittere aanteekeningcn over de artisten en de
habitués van het Theatre Frangais: over de
dames Martin, CroizetfeT Pauline Granger, Rei
chemberg, Lloyd en Tholer, zelfs over niemand
minder dan de heer Brisson, die er lang niet
zonder kleerscheuren afkomt.
Maar de toenemende ellende brengt hen tot
elkaar. Men sluit steeds meer de gelederen. Het
uur der belangelooze onbaatzuchtigheid is geslagen.
De toon van het dagboek blijft even droog en
leuk, maar van nu af houden alle verwijten en
beschuldigingen op en alle bitterheid is verdwenen.
7 September, Woensdag. Mmes. Brohan.
Favart, Jouassain, enz., vcreenigen zich met
het voorstel van L. Guillard om in het Theatre
Frangais eene ambulance op te richten en
nenicn het patronaat daarvan op zich. Madame
Brohan biedt een bed aan, Madame Favart drie,
Madame Jouassain zal voor de lakens zorgen;
Gondinet geeft honderd Irancs."
Ziedaar alles en de ambulance is een feit.
Vervolgens zien wij, den eenen dag na den an
deren, onze geliefde artisten bezig aan hun
akeligen arbeid. Madame Agar zendt reeds den vol
genden dag honderd francs. Emilie Dnbois, Edile
Riquier. Plessy, Delphine Marquet belasten zich
ieder met de zorg voor een bed. Madame Lafontaine
doet hetzelfde en biedt tevens bet vrije gebruik
aan van paarden en rijtuigen van haar echtgenoot.
Allen gaan langs de huizen een collecte houden
en dat brengt een aardige som op. Madeleine
Brohan heeft sedert den lln September reeds
4000 francs ingebracht, Reichemberg, Tholer en
Croizette zenden linnen en geld. Reeds den l'2en
September is men eenentwintig bedden en vijftig
paar lakens rijk.
Beurtelings nemen die dames hare plaatsen in
aan do bodden der gewonden, voeren voor hen
die dat verlangen, do correspondentie en gaan
voort met het inroepen der weldadigheid. Den
14don September heeft mon 9000 francs in kas
on een voorraad van 140 beddolakens.
Madame Agar stelt zich tevreden met een ge
regeld bezoek aan do ambulance van het Theatre
Frangais, maar geeft bovendien aan vijf gewonden
.-huisvesting in haar eigen woning.
1) Tweede druk met een voorwoord van W. J.
Hofdijk, I doel, Amsterdam 1870 bl. 867.
2) T. a. pi., l deol, bl. 224.
3) C. A. Dauban, Ld Demagogie en iT9.'J d Paris.
Paris, Henri Pion, 1868. p. 190.
4) Aldaar, p, 190, noot.
5) C. Vatel, Acocat « la cour d'appel de Paris.
Vergniaud, Manuserits, Lettres et papiers. Paris.
Dumoulin 1873. II deel, p 100.
6) Ernest Hamel, Histoirede Robespierre. Tome
II. p, 191 (Paris, 1886.)
7) Journal des débats et de la correspondance
de la Sociétédes amis de la conxtitution
(Jacobins) No. 183; geciteerd door Hamel, t. a. pi
p. 192.
8) Histoire de la Révoluüon franc,aise. Tome
VII (Paris, 1855) p. 61.
9) T. a. pi. Tome VIII, p, 357.
LE JOURNAL DE LA COMÉDIE FRANTAISE
EN 1870?71.
Een merkwaardig bock, welks titel ge hierbo
ven lezen kunt. Of liever: eeno merkwaardige
collectie van noten en aanteekeningen, tijdens hot
beleg van Parijs op het papier geworpen door den
toenmaligen administrateur van het Theatre Fran
gais, den heer Edouard Thierry. Deze collectie
is door hem in een boekdeel bijeenverzameld en
kort geleden uitgegeven.
Bij het doorbladeren van die annotaties maakt
zich beurtelings een gevoel van zonderlinge ont
roering en van diepgaande ergernis van u mees
ter, want die noten, gewoonlijk niet grootcr dan
een paar regels, zijn juist door hare beknoptheid
en soberheid buitengewoon welsprekend. Deze ge
schiedenis van de Comédie gedurende het jaar
der verschrikkingen geeft als het ware een terug
slag van al de phrasen van dat groote drama, dat
eerst in het tijdperk van hoop en goeden moed,
daarna in dat van mannelijke berusting word
afgespeeld. Het zal een der glories van het
groote Parijs blijven, dat het, zelfs in de donkerste
uren van zijn bestaan, zijn belangstelling in do
dingen der kunst niet heeft laten varen.
De artisten van de Comédie hobben zich in
dien tijd van bangen nood uitnemend van hun
plicht gekweten, door Frankrijk's letterkundige
tradities hoog in eere te houden en ondanks het
gebulder van het kanon, de gloeiende en bezielde
oden van zijn dichters te doen hooren. Eene blad
zijde uit hun geschiedenis, die hun tot groote eer
verstrekt. Als de gebeurtenissen in woedende vaart
hen overstelpen, als de hoofdstad omsingeld is en
ingesloten, dan geven zij het voorbeeld van toe
wijding aan de algemeene zaak en veranderen den
foyer van hun schouwburg in een ambulance en hun
vaderlandsliefde stelt er een eer in om die ambu
lance praktischer in, te richten en gastvrijer te
maken dan alle andere. De vrouwen verdubbelen
zich, doen vastberaden het voorschoot voor dat
de ziekenverpleegsters dragen en nemen zelven
de verzorging der gewonden op zich, wat haar
evenwel niet belet om, zoodra de avond is
aanOnder deze gewonden bevindt zich de kleine
Turco, die zeer goedaardig is maar innig
geboten op al wat vijand heet. Als Mad. Agar
hem mededeelt, dat er waarschijnlijk een ge
wonde Pruis in haar huis zal worden gebracht
en tot hem zegt: ik hoop dat gij u verstandig
zult gedragen en niet tegen hem zult spreken T'
luidt zijn antwoord: hij niets zal zeggen maar
hij bij nacht gaan en hem den hals afsnijden".
Mad. Agar zal zeker rustige nachten door
brengen !"
En verder geen commentaar. Zijn ze treffend,
dergelijke herinneringen !
lederen dag komen er nieuwe tijdingen, en
merkwaardig genoeg! die berichten worden
altijd door de dames aangebracht. Dinah Félix
komt met het nieuws, dat men den militairen
gordel gaat uitbreiden. Mad. Brohan weet het
eerst te vertellen, dat Sedan is genomen. Den
17e September kondigt mlle. Briquier een over
winning aan; den 19den verklaart mlle. Boyor dat
zij oen leger in verwarring de vlucht heeft zien
nemen naar den kant van Chatillon. Den 20en
wil mad. Agar. die eiken dag een bezoek brengt
aan de vestingwerkers, weten, dat men drie
Pruissische regimenten in de pan heeft gehakt. Den
23sten verzekert mlle. Favart, dat de vijand bij
Montrouge geslagen is en men een-en-veertig
mitraillouses heelt veroverd. Der. 25sten doet mad. Brohan
de voorspelling, dat er dien nacht een hevige aan
val zal gedaan worden aan den kant van
Point-duJour, en den 26en zijn de zonen van Victor Hugo
een en al verontwaardiging omdat men geen einde
maakt aan al de ellende van den
tegenwoordigen toestand, terwijl men, om aanstonds alles
weer in het reine te brengen, niets anders be
hoeft te doen, dan de dictatuur aan te bieden aan
hun vader."
Intusschen is de ambulance steeds gevuld met
gewonden.
Den 13 October vraagt Mlle Favart, wat men
toch moet doen met het afgezette been van een
gewonde, daar dat been toch niet in den foyer
der artisten, waar het nu ligt, kan blijven. Men
gaat naar het hospitaal van Gros-Caillou. De con
ciërge antwoordt, dat men hem doodeenvoudig dat
been in kwestie moet brengen en dat die heereu
chirurgijnsleerlingen zich dan met dat ding wel
zouden amuseeren."
Eu wat voor commentaar voegt de heer Thierry
daar aan toe? Deze: Picurd gezonden met het
arme been en een re(u om voor o nt c angst te
teemenen.
Maar alle dagen moet men boenen afzetten en
deze worden in bet vervolg direct gezonden naar
VEcole de médecine. En dat gaat zoo voort tot
aan den 19 Januari.
Den l Oden Januari brengt Lafontaine drie
gewonden mede. Daaronder Sevestc (een der
sociétaires) wiens eene dij door een kogel door
boord is. De ambulancewagen staat voor de deur
van de groote trap; wij vliegen er heen,
hooren de gesmoorde stem van Sevestc. Zijn
been is op vier plaatsen gebroken en de minste
beweging veroorzaakt hem woedende pijn. Maar
dat doet er niet toe, hij is in zijn geliefd theater
en meent dat hij gered is.
? ? j » s ?
Seveste heeft Mlle Reichemberg verzocht, aan
zijn familie te willen mededeelen wat er met
hem gebeurd is, Mlle Reichemberg heeft er den
moed niet toe en Prudhon evenmin, noch een zyner
kameraden. Ook ik heb er niet veel lust in."
Dan volgt de amputatie van het been van den
armen tooneelspeler, wien generaal Schmitz het
kruis van het legioen van eer komt brengen.
't Is heel mooi, zegt hij, terwijl hij het bekijkt,
maar 't kost wel ivat duur."
Dan de dood van Seveste. Verder al de ver
schrikkingen en jammeren van het bombardement.
Op rantsoenstelling met het brood. Gebrek aan
gaslicht. Toch blijtt men doorspelen ten voordeel
van de gewonden en de armen. Den 20sten Maart
geeft men Ie Mariage de Figaro en Mlle Tholer
heeft de rol van Grippe-Soleil op zich genomen,
Thierry van dit feit melding makende, schrijft
zoo losweg er bij : Elle a paru bien faite en
travesti." G.
EXKLUZIVISME.
Onder voorlichting van de familie Stemming"
is men links en rechts bezig te tornen aan de
veelzndigheid der kunst. Om dat groote koloristen
behooren geprezen te worden, mag men groote
kompoziteurs, groote teekenaars niet meer bewon
deren. Aan alle kant wordt met de banier van
het exkluzivisme gezwaaid. De lichtzinnige woord
voerders van de hier aangeduide leer zien niet
in, dat het exkluzivisme de dood is der kunst.
Zij hobben niet opgemerkt, dat alle voorname
schoonheidsopenbaringen, in de kunst, aan het
openen van breede horizonten zijn te danken ge
weest ; dat men niets van het veld der kunst
behoort uit te sluiten dan het leelijke, 't onjuiste,
't onware.
Zoo-lang het bewierooken der impressionisten
alleen uitging van partikuliere penvoerders, van
individuus, die niet gerekend konden worden zich
genoegzaam rekenschap te hebben gegeven van
de bron, waar hun oordeel uit voortkwam, noch van
de gevolgen, die de verkondiging er van hebben
zou, drong de nood niet zoo erg om alarm te
roepen en ernstig tegen de uitgetrompette stel
lingen te waarschuwen; maar nu dat de waanzin
begint over te slaan in de organen onzer serieuze
vereenigingen en zelfs in de Maandbladen onzer
onderwijsinrichtingen feestviert, behoort er zich
een waarschuwende stom te verheffen, die de
verspreiding der exkluzivistische plompheden tegen
gaat, terwijl 't nog tijd is.
De Nederlandsche Vereeniging voor
Teekenonderwijs" geeft, onder den titel van Maandblad"
somtijds beschouwingen, wier toepassing vol gevaar
is voor don waren schoonheidszin en zijne weten
schap. In het no. van l Mei 1887 wordt o. a,
het volgende gezegd: De Sclieveningsche is een
vrouwenfiguur, rustend in 't duin. 'c Is of [J.]
Maris met deze magistrale teekening protest
aanteekent tegen hen, die graag een bistorietje op
eene teekening of schilderij willen zien, die altijd
als kleine kinderen om een geschiedenisje dwingen,
en hun onvermogen om met den kunstenaar mee
te voelen, trachten te verbergen, door te zeggen,
dat eene schilderij of teekening wat te 3enken
moet geven, alsof niet elk fijn gevoeld kunstwerk
wat te denken geeft, ook al kan men er niet*
aandoenlijks of verschrikkelijks bij vertellen." ..v
't Is duidelijk, wat hiermee bedoeld wordt/Van
vinding wil men niets meer weten. Wat men toe
juicht in een roman, op een tooneel, de verbeel
ding van ideën, de kompozitie, de hersen- en
hartevrucht van alle kunstenaars aller e.euKren kan
men, in de schilderkunst, voortaan best missen.
In een tijd, dat de muziek, zelfs de lyrische,
de gevoels-kunst bij uitnemendheid, .Qp^het schil
I deren van toestanden uit is, wil men de
schilI derkunst-zelve tot de rol der muzi&k beperken,
en haar alleen maar stemmingen" laten uitdrukken.
Na dat de voortreflijkstc geesten: de Grimms,
de Tiecks, de Schlegels, de l'aulin Paris in
geestdrift ontstoken werden over de natuurpoëzie,
over de waarde van sprookjons, sagen, epopeën
uit de jongelingstijd der verschillende volken, ko
men ons hier pseudo-jesthetici diedsch maken,
dat die geschiedonisjes" met minachting moeten
bejegend worden, dat men weer te-rug moet naar
de tijd, waarin de Ridder met de zwaan" (de
Lohengrin!), de Vier Heemskinderen", Floris en
Blancetioer",iGriseldis",?Genoveva",met minachting
bejegend en des aankijkeiis niet waard werden gere
kend. De lieflijkste bloemen, de stoutste scheppingen
vau liet genie der volken, die men in de eeuwen
der Renaissance niet gekend en daarom niet be
mind heeft, moeten, volgends het oordeel van die
aanmatigende kritikasters. in de vergetelheid
terug-gestooten worden; het zijn geschiedenisjes",
waaraan de kinderen zich vertasten; maar die een
verstandig mensen ver beneden zich rekent. De
beroemde tijdperken der historische schilderkunst
zijn niets meer. 't Was waanzin, dat men Rafaël,
Michelangelo, Correggio, Titiaan, Tintoretto, Paolo
Veroneso, Rubens, Murillo zoo vergood heeft. Dat
is alles niets. Het cenigo wat waarde heeft (onaf
hankelijk van de natiën) is de kleur, en dan die
kleur, gewijd aan landschappen, zeen en armoe
dige binnenhuizen, hoe beteekenislozer, hoe liever.
En die leer wordt aangekleefd en verkondigd in
het Maandblad", uitgegeven door de Neder
landsche Vereeniging voor Teekenonderwijs"
in een hoofdartikel!
liet Bestuur der Vereeniging" heeft hot laten
drukken, zonder het te lezen. Ik ben de eerste
om dit te gelooven. Maar verdient zulk een be
drijf onafgewezen te blijven ? Worden de jonge
lieden niet al genoeg atkeerig gemaakt van het
bestudeeren der hoogere kunstopenbaringen, door
de opgewondenheid, waarmede Bastien-Lepage
en Millet vereerd worden? Is het zaak, dat van
onderwijsinstellingen manifesten uitgaan, die do
balans zoo zeer tot het ordinaire, het gemeene
doen overslaan? Die het tegenwoordig voor een
idee, een ontwerp, voor geestdrift, gevoel, humor,
vernuft durft opnemen, wordt uitgejouwd en als
een slecht burger aangeteekend. Behoorde het