De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 22 mei pagina 5

22 mei 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 517 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. heid. Niet minder zou het ongepast zijn, het werk van den heer W. P. Kops misschien een eersteling om deze reden te verwerpen. De schrijver is niet onafhankelijk genoeg van zijne bronnen, staat vooral onder den invloed van Carlyle, moet in het schrijven van een fraaien Nederlandschen stijl nog vele vorderingen maken, doch levert het bewijs, dat hij eene moeilijke taak aandurft en dat hij als men de eisclien der historische critiek laag stelt zeer wel kan voldoen. Intusschen, daar hij in een Voorbericht" ver klaart niets zal den schrijver aangenamer zijn dan zijne vertellingen voort te zetten" zou het niet onnoodig zijn, zoo hij zich zelf hoogere eisenen stelde bij dergelijke voortzetting. In de eerste plaats dient de historie nauwkeuriger onderzocht Een enkel voorbeeld uit Een strijd tusschen Vorst en Volk zal mijne meening duidelijk maken. Carlyle heeft het in zijne Geschiedenis der Fransche omwenteling geweldig druk, voor een deftigen Engelschman zelfs al te druk, met mademoiselle Théroigne de Méricourt. Als hij den tocht der hon gerige Parijsche vrouwen naar Versailles beschrijft, wijdt hij bijzondere zorg aan de teekening van deze zonderlinge persoon. Hij zegt: Voor de vermeesterde kanonnen worden in beslag genomen karrepaarden gespannen, do bruinlokkige demoiselle Théroigne zit daar met piek en helm, als kanonnierster, met fieren blik, met opgeruimd en vroolijk gelaat, gelijk sommigen meenen niet ongelijk aan de maagd van Orleans, en zelfs het beeld van Pallas Athene herinnerend." 2) De schrijver van Een strijd tusschen Vorst en Volk volgt Carlyle op den voet en schrijft: Théroigne zit op een der veldstukken met piek en helm gewapend, een volmaakte Pallas Athene volgens Parijsche journalen." Daarna komt eene soort van oratorische toe spraak, de stijlvorm, waarin Carlyle uitmunt: Arme Théroigne ! ook u vergaat het kwaad. "Waarom moest gij uw vader, een welgesteld pach ter in het Luxemburgsche, verlaten om hier in dit Pandemonium een rol te willen spelen ? . ... O vlugge, lichtzinnige, schoone, welsprekende Théroigne, die avonturen zocht in het moderne Babel, u wachten enkele jaren van dubbelzinnig genot en twijfelachtigen roem, maar ook helaas «ene groote schande, die uwe niet al te sterke hersenen krenken zal en een lang verblijf in de Salpétriere." Het is zeker geoorloofd, bij de behandeling van dit tijdvak Théroigne de Méricourt te doen op treden. Hare rol in het drama der Revolutie loopt tot op 15 Mei 1793, dan verdwijnt zij achter de muren van een krankzinnigengesticht. De heer W. P. Kops gaat niet verder dan tot 6 October 1789. Misschien ware het raadzaam ge weest haar in zijn roman niet te noemen. Een zoo ongemeen schepsel als Théroigne mag niet enkel als sieraad gebruikt worden. Een roman schrijver, die haar doet optreden, kan wonderen verrichten, als hij van deze persoon op handige wijze partij trekt. Het eenige bijzondere, 't welk hier de aandacht trekt, is dat de heer Kops steeds T'héroigne schrijft. De naam dezer hetaira wordt verschillend gespeld. Er bestaat een portret van Théroigne in zwarte kunst gegraveerd, berustende in de prenten-verzameling van de ibliothèque Nationale te Parijs 3) Haar gelaat is forsch, breede lippen, groote vurige oogen, weelderige boezem. De graveur schreef er onder, Mademoiselle Térouenne, zoo als zij waar schijnlijk heette. 4) Elders wordt haar naam op gegeven Mlle. Terwagne do Marcoiirt, dite Th roigne de Méricourt. 5) Er heerscht onzekerheid. Meestal is het Anna Josefa Théroigne, ook wel Lambertine, daarna La Liégeoise. Zij was eene boerendeern uit Méricourt dicht bij Luik, geboren 1759. Hare buitengewone schoonheid trof een Luikschen Baron, die haar verleidde en verliet. Zij trok uit hare geboorteplaats, het hart vol woedenden wrok. Later trof men haar in Londen aan, waar zij hare beschermers vond bij gentlemen van de hoogste klassen. Daar ontmoet zij den braven Hertog van Orleans, later Philippe Egalité. Met uitstekende aanbevelingsbrieven trok zij naar Parijs. Spoedig was zij daar eene bekende hetaira. De revolutie was haar welkom, als aanleiding om wraak te nemen. Een edelman had haar bedro gen zij wist, dat er een bange tijd voor de edelen in aantocht was. Zij vertoont zich sedert Mei 1789 bij alle volks bewegingen in een eigenaardig kostuum, een hoed met pluimen, een paar pistolen in den gordel, eene rijzweep in de hand, het ideale beeld van vrouwene mancipatie, zooals dit door latere Ncderlandsche schoone dweepsters zou worden nagevolgd. Zij oefent een verrassenden invloed op de woeste ?volksmenigte. Bij de bestorming der Bastille vocht zij mee, en werd zelfs met een eere-sabel beloond. Zij verlaat de aristocraten en kiest hare beschermers onder de voorstanders der nieuwe beweging. De bekende dichter Marie Joseph Ch nier arbeidt aan hare letterkundige beschaving. Vele beroemde mannen dor revolutie, zelfs de buitengemeen schrandere abbéSiéyès, toen het orakel der staatswetenschappen, stonden haar som tijds te woord. In den vrouwenopstand van 5 en G October 1789, handig op touw gezet door den Hertog van Orleans tegen de getrouwe officieren, die te Versailles den Koning en Koningin op het bekende: O Richard, o mon roi L'univers t'abandonne .... onthaalden, speelt zij eene hoofdrol. Plotseling naar Luik terugkeerond, daar zij al te veel ge waagd had, wordt zij door de Oostenrijksche re geering in de vesting Kufstein in Tirol gevangen gehouden. Keizer Leopold, die in persoon bij haar verhoor tegenwoordig was, stelde haar in vrijheid onder voorwaarde, dat zij nooit op Oostenrijkschen bodem zou terugkeeren. Te Parijs won Théroigne nu nieuwe lauweren. Zij bewoog zich vóór 10 Augustus 1792 meest al in de club der Cordeliers, onder de vrienden van den Hertog van Orleans. In April 1792 ('23 April) toonde zij zelfs in de club der Jacobijnen hare schoone tanden aan niemand minder dan aan Robespierre. Théroigne had in een koffiehuis Ie caféHottot sur la terrasse des Feuillants .gezegd : qu'elle retirait son estime d Bobespierre 6). Bij het vernemen dezer woorden klonk een ho merisch lachen in de vergadering der Jacobijnen. Théroigne was in de vergadering, woedend stapte zij over de balustrade, vloog de zaal door en be klom de tribune, waar zij met luide kreten en ge baren het woord vroeg. Er ontstond een hevig tumult. De Voorzitter moest de vergadering sluiten, terwijl men met ontzaglijke moeite de woedende Théroigne uit de zaal verwijderde 7). Sinds dien dag trok zij partij voor den Girondijnen. Zeer ernstig had zij te kampen met de jour nalisten der koningsgezinde partij. Het regende karikaturen en artikelen tegen haar. In het bij zonder was het Suleau, die haar dagelijks met slijk wierp. Gedurende de joiirnée vou 10 Augus tus 1792, werd deze door het volk in hechtenis genomen en naar la section des Feuillants ge bracht, waar Théroigne in haar amazonenpak wacht hield. Zij hoorde don naam vas Suloau noemen, pakte hem woedend bij de borst 011 wilde hem mot haar sabel doodcn, toen Suleau zich losrukte en een sabel uit de hand der omstanders rukte. Nu vielen de Sansculotten op hem aan en vermoordden hem. Louis Blanc (8) zelde terecht: Tout ce dont peucent s'offenser d jamais l'orgue d'wne femme, sa coquetterie, sa pudeur, Suleau Vavait dit de 'Ihéroigne; et maintenaut elle avait d choisir entre faire tuer son ennemi on rhumilier en Ie saunant. De ces deux manières de se venger elle préféra la moins fiere, pouvant monter jusqu' au dédain elle descenditjusqu' au meurtre. Zij vocht dien dag zoo dapper tegen de Zwitsers der Tuilerieën, dat zij hoewel vrouw een militairen rang verwierf. Men verhaalt maar het bewijs ontbreekt - dat zij in de bloedige Septemberdagen in den kerker der Abbaye haren verleider, den Luikschen Baron, terugvond en doodde. Het ig in eik geval zeker, dat zij tot de Girondijnen behoorde, daar zij haar vriend Brissot, den Camille Desmoulins der Girondijnen, steeds dapper ter zijde staat. In den strijd tusschen Jacobijnen en Girondijnen neemt zij deel door de beschuldiging tegen Marat te steunen. MaarMarat wordt door het Tribunal Révolutionnaire vrijge sproken en, 24 April 1793, in triomf door het volk naar de Conventie teruggebracht. Den 15 Moi 1793, als vriendin van lirissot, door een hoop gemeene wijven aangegrepen in den tuin der Tuileriën, werden haar de kleeren van het lijf gescheurd, werd zij geheel naakt gekneveld en met roeden gegeeseld. Louis Blanc kiest hare partij en zegt: Le coeur de soulève de dégolit au souvenir de la pauvre Théroigne de Méricourt saisie en plein jardin des Tuileries, par wie bande de mégères et parce qii'elle tait BRISSOTINE, impitoyablcment fouettée, terrible humiliation qui la rendit folie.'' 9) Zij werd in een krankzinnigengesticht, later in la Salpétriere bewaakt, waar zij bleef tot haar dood, 9 Mei 1817. Zoo eindigde het leven dezer wilde en schoone Furie der Revolutie een leven en een treurspel te gelijker tijd. De romanschrijver, die zulk eene persoonlijk heid durft te doen optreden in zijn verhaal, mag niet verzuimen hare geschiedenis tot in de ge ringste bijzonderheden te onderzoeken. Dr. JAN TEN BKINK. gebroken, ondanks de vreeselijke tooneelen, welke zij op den dag hebben bijgewoond, flink hare plaats te bekleeden in het klassiek repertoire, dat met de a-propos in verzen voor het grootste deel het programma vormde deze voorstellingen, die verlicht worden door olielampen en bijgewoond door toeschouwers, die misschien morgen reeds in het vuur zullen gaan. Een zonderling merkwaardig dagboek heeft de heer Thierry ons gegeven, waarin wij, en dat zonder eenige aanmatiging, zonder eenigen stijl en altijd zonder de mins e orde, de afspiegeling terugvinden van af de onrustigheden, de illusies, de angsten, de groote smarten, de begeerlijkheid en opofferende toewijding, de offers, de helden daden van hen, die te Parijs den winter van dat vreeselijke jaar hebben doorgebracht. In het begin trok iedereen een stukje van den deken naar zich toe", zooals dat in het tooneelargot heet, en ontbreekt het dan ook in het Jour naal van Thierry niet aan een reeks van scherpe en bittere aanteekeningcn over de artisten en de habitués van het Theatre Frangais: over de dames Martin, CroizetfeT Pauline Granger, Rei chemberg, Lloyd en Tholer, zelfs over niemand minder dan de heer Brisson, die er lang niet zonder kleerscheuren afkomt. Maar de toenemende ellende brengt hen tot elkaar. Men sluit steeds meer de gelederen. Het uur der belangelooze onbaatzuchtigheid is geslagen. De toon van het dagboek blijft even droog en leuk, maar van nu af houden alle verwijten en beschuldigingen op en alle bitterheid is verdwenen. 7 September, Woensdag. Mmes. Brohan. Favart, Jouassain, enz., vcreenigen zich met het voorstel van L. Guillard om in het Theatre Frangais eene ambulance op te richten en nenicn het patronaat daarvan op zich. Madame Brohan biedt een bed aan, Madame Favart drie, Madame Jouassain zal voor de lakens zorgen; Gondinet geeft honderd Irancs." Ziedaar alles en de ambulance is een feit. Vervolgens zien wij, den eenen dag na den an deren, onze geliefde artisten bezig aan hun akeligen arbeid. Madame Agar zendt reeds den vol genden dag honderd francs. Emilie Dnbois, Edile Riquier. Plessy, Delphine Marquet belasten zich ieder met de zorg voor een bed. Madame Lafontaine doet hetzelfde en biedt tevens bet vrije gebruik aan van paarden en rijtuigen van haar echtgenoot. Allen gaan langs de huizen een collecte houden en dat brengt een aardige som op. Madeleine Brohan heeft sedert den lln September reeds 4000 francs ingebracht, Reichemberg, Tholer en Croizette zenden linnen en geld. Reeds den l'2en September is men eenentwintig bedden en vijftig paar lakens rijk. Beurtelings nemen die dames hare plaatsen in aan do bodden der gewonden, voeren voor hen die dat verlangen, do correspondentie en gaan voort met het inroepen der weldadigheid. Den 14don September heeft mon 9000 francs in kas on een voorraad van 140 beddolakens. Madame Agar stelt zich tevreden met een ge regeld bezoek aan do ambulance van het Theatre Frangais, maar geeft bovendien aan vijf gewonden .-huisvesting in haar eigen woning. 1) Tweede druk met een voorwoord van W. J. Hofdijk, I doel, Amsterdam 1870 bl. 867. 2) T. a. pi., l deol, bl. 224. 3) C. A. Dauban, Ld Demagogie en iT9.'J d Paris. Paris, Henri Pion, 1868. p. 190. 4) Aldaar, p, 190, noot. 5) C. Vatel, Acocat « la cour d'appel de Paris. Vergniaud, Manuserits, Lettres et papiers. Paris. Dumoulin 1873. II deel, p 100. 6) Ernest Hamel, Histoirede Robespierre. Tome II. p, 191 (Paris, 1886.) 7) Journal des débats et de la correspondance de la Sociétédes amis de la conxtitution (Jacobins) No. 183; geciteerd door Hamel, t. a. pi p. 192. 8) Histoire de la Révoluüon franc,aise. Tome VII (Paris, 1855) p. 61. 9) T. a. pi. Tome VIII, p, 357. LE JOURNAL DE LA COMÉDIE FRANTAISE EN 1870?71. Een merkwaardig bock, welks titel ge hierbo ven lezen kunt. Of liever: eeno merkwaardige collectie van noten en aanteekeningen, tijdens hot beleg van Parijs op het papier geworpen door den toenmaligen administrateur van het Theatre Fran gais, den heer Edouard Thierry. Deze collectie is door hem in een boekdeel bijeenverzameld en kort geleden uitgegeven. Bij het doorbladeren van die annotaties maakt zich beurtelings een gevoel van zonderlinge ont roering en van diepgaande ergernis van u mees ter, want die noten, gewoonlijk niet grootcr dan een paar regels, zijn juist door hare beknoptheid en soberheid buitengewoon welsprekend. Deze ge schiedenis van de Comédie gedurende het jaar der verschrikkingen geeft als het ware een terug slag van al de phrasen van dat groote drama, dat eerst in het tijdperk van hoop en goeden moed, daarna in dat van mannelijke berusting word afgespeeld. Het zal een der glories van het groote Parijs blijven, dat het, zelfs in de donkerste uren van zijn bestaan, zijn belangstelling in do dingen der kunst niet heeft laten varen. De artisten van de Comédie hobben zich in dien tijd van bangen nood uitnemend van hun plicht gekweten, door Frankrijk's letterkundige tradities hoog in eere te houden en ondanks het gebulder van het kanon, de gloeiende en bezielde oden van zijn dichters te doen hooren. Eene blad zijde uit hun geschiedenis, die hun tot groote eer verstrekt. Als de gebeurtenissen in woedende vaart hen overstelpen, als de hoofdstad omsingeld is en ingesloten, dan geven zij het voorbeeld van toe wijding aan de algemeene zaak en veranderen den foyer van hun schouwburg in een ambulance en hun vaderlandsliefde stelt er een eer in om die ambu lance praktischer in, te richten en gastvrijer te maken dan alle andere. De vrouwen verdubbelen zich, doen vastberaden het voorschoot voor dat de ziekenverpleegsters dragen en nemen zelven de verzorging der gewonden op zich, wat haar evenwel niet belet om, zoodra de avond is aanOnder deze gewonden bevindt zich de kleine Turco, die zeer goedaardig is maar innig geboten op al wat vijand heet. Als Mad. Agar hem mededeelt, dat er waarschijnlijk een ge wonde Pruis in haar huis zal worden gebracht en tot hem zegt: ik hoop dat gij u verstandig zult gedragen en niet tegen hem zult spreken T' luidt zijn antwoord: hij niets zal zeggen maar hij bij nacht gaan en hem den hals afsnijden". Mad. Agar zal zeker rustige nachten door brengen !" En verder geen commentaar. Zijn ze treffend, dergelijke herinneringen ! lederen dag komen er nieuwe tijdingen, en merkwaardig genoeg! die berichten worden altijd door de dames aangebracht. Dinah Félix komt met het nieuws, dat men den militairen gordel gaat uitbreiden. Mad. Brohan weet het eerst te vertellen, dat Sedan is genomen. Den 17e September kondigt mlle. Briquier een over winning aan; den 19den verklaart mlle. Boyor dat zij oen leger in verwarring de vlucht heeft zien nemen naar den kant van Chatillon. Den 20en wil mad. Agar. die eiken dag een bezoek brengt aan de vestingwerkers, weten, dat men drie Pruissische regimenten in de pan heeft gehakt. Den 23sten verzekert mlle. Favart, dat de vijand bij Montrouge geslagen is en men een-en-veertig mitraillouses heelt veroverd. Der. 25sten doet mad. Brohan de voorspelling, dat er dien nacht een hevige aan val zal gedaan worden aan den kant van Point-duJour, en den 26en zijn de zonen van Victor Hugo een en al verontwaardiging omdat men geen einde maakt aan al de ellende van den tegenwoordigen toestand, terwijl men, om aanstonds alles weer in het reine te brengen, niets anders be hoeft te doen, dan de dictatuur aan te bieden aan hun vader." Intusschen is de ambulance steeds gevuld met gewonden. Den 13 October vraagt Mlle Favart, wat men toch moet doen met het afgezette been van een gewonde, daar dat been toch niet in den foyer der artisten, waar het nu ligt, kan blijven. Men gaat naar het hospitaal van Gros-Caillou. De con ciërge antwoordt, dat men hem doodeenvoudig dat been in kwestie moet brengen en dat die heereu chirurgijnsleerlingen zich dan met dat ding wel zouden amuseeren." Eu wat voor commentaar voegt de heer Thierry daar aan toe? Deze: Picurd gezonden met het arme been en een re(u om voor o nt c angst te teemenen. Maar alle dagen moet men boenen afzetten en deze worden in bet vervolg direct gezonden naar VEcole de médecine. En dat gaat zoo voort tot aan den 19 Januari. Den l Oden Januari brengt Lafontaine drie gewonden mede. Daaronder Sevestc (een der sociétaires) wiens eene dij door een kogel door boord is. De ambulancewagen staat voor de deur van de groote trap; wij vliegen er heen, hooren de gesmoorde stem van Sevestc. Zijn been is op vier plaatsen gebroken en de minste beweging veroorzaakt hem woedende pijn. Maar dat doet er niet toe, hij is in zijn geliefd theater en meent dat hij gered is. ? ? j » s ? Seveste heeft Mlle Reichemberg verzocht, aan zijn familie te willen mededeelen wat er met hem gebeurd is, Mlle Reichemberg heeft er den moed niet toe en Prudhon evenmin, noch een zyner kameraden. Ook ik heb er niet veel lust in." Dan volgt de amputatie van het been van den armen tooneelspeler, wien generaal Schmitz het kruis van het legioen van eer komt brengen. 't Is heel mooi, zegt hij, terwijl hij het bekijkt, maar 't kost wel ivat duur." Dan de dood van Seveste. Verder al de ver schrikkingen en jammeren van het bombardement. Op rantsoenstelling met het brood. Gebrek aan gaslicht. Toch blijtt men doorspelen ten voordeel van de gewonden en de armen. Den 20sten Maart geeft men Ie Mariage de Figaro en Mlle Tholer heeft de rol van Grippe-Soleil op zich genomen, Thierry van dit feit melding makende, schrijft zoo losweg er bij : Elle a paru bien faite en travesti." G. EXKLUZIVISME. Onder voorlichting van de familie Stemming" is men links en rechts bezig te tornen aan de veelzndigheid der kunst. Om dat groote koloristen behooren geprezen te worden, mag men groote kompoziteurs, groote teekenaars niet meer bewon deren. Aan alle kant wordt met de banier van het exkluzivisme gezwaaid. De lichtzinnige woord voerders van de hier aangeduide leer zien niet in, dat het exkluzivisme de dood is der kunst. Zij hobben niet opgemerkt, dat alle voorname schoonheidsopenbaringen, in de kunst, aan het openen van breede horizonten zijn te danken ge weest ; dat men niets van het veld der kunst behoort uit te sluiten dan het leelijke, 't onjuiste, 't onware. Zoo-lang het bewierooken der impressionisten alleen uitging van partikuliere penvoerders, van individuus, die niet gerekend konden worden zich genoegzaam rekenschap te hebben gegeven van de bron, waar hun oordeel uit voortkwam, noch van de gevolgen, die de verkondiging er van hebben zou, drong de nood niet zoo erg om alarm te roepen en ernstig tegen de uitgetrompette stel lingen te waarschuwen; maar nu dat de waanzin begint over te slaan in de organen onzer serieuze vereenigingen en zelfs in de Maandbladen onzer onderwijsinrichtingen feestviert, behoort er zich een waarschuwende stom te verheffen, die de verspreiding der exkluzivistische plompheden tegen gaat, terwijl 't nog tijd is. De Nederlandsche Vereeniging voor Teekenonderwijs" geeft, onder den titel van Maandblad" somtijds beschouwingen, wier toepassing vol gevaar is voor don waren schoonheidszin en zijne weten schap. In het no. van l Mei 1887 wordt o. a, het volgende gezegd: De Sclieveningsche is een vrouwenfiguur, rustend in 't duin. 'c Is of [J.] Maris met deze magistrale teekening protest aanteekent tegen hen, die graag een bistorietje op eene teekening of schilderij willen zien, die altijd als kleine kinderen om een geschiedenisje dwingen, en hun onvermogen om met den kunstenaar mee te voelen, trachten te verbergen, door te zeggen, dat eene schilderij of teekening wat te 3enken moet geven, alsof niet elk fijn gevoeld kunstwerk wat te denken geeft, ook al kan men er niet* aandoenlijks of verschrikkelijks bij vertellen." ..v 't Is duidelijk, wat hiermee bedoeld wordt/Van vinding wil men niets meer weten. Wat men toe juicht in een roman, op een tooneel, de verbeel ding van ideën, de kompozitie, de hersen- en hartevrucht van alle kunstenaars aller e.euKren kan men, in de schilderkunst, voortaan best missen. In een tijd, dat de muziek, zelfs de lyrische, de gevoels-kunst bij uitnemendheid, .Qp^het schil I deren van toestanden uit is, wil men de schilI derkunst-zelve tot de rol der muzi&k beperken, en haar alleen maar stemmingen" laten uitdrukken. Na dat de voortreflijkstc geesten: de Grimms, de Tiecks, de Schlegels, de l'aulin Paris in geestdrift ontstoken werden over de natuurpoëzie, over de waarde van sprookjons, sagen, epopeën uit de jongelingstijd der verschillende volken, ko men ons hier pseudo-jesthetici diedsch maken, dat die geschiedonisjes" met minachting moeten bejegend worden, dat men weer te-rug moet naar de tijd, waarin de Ridder met de zwaan" (de Lohengrin!), de Vier Heemskinderen", Floris en Blancetioer",iGriseldis",?Genoveva",met minachting bejegend en des aankijkeiis niet waard werden gere kend. De lieflijkste bloemen, de stoutste scheppingen vau liet genie der volken, die men in de eeuwen der Renaissance niet gekend en daarom niet be mind heeft, moeten, volgends het oordeel van die aanmatigende kritikasters. in de vergetelheid terug-gestooten worden; het zijn geschiedenisjes", waaraan de kinderen zich vertasten; maar die een verstandig mensen ver beneden zich rekent. De beroemde tijdperken der historische schilderkunst zijn niets meer. 't Was waanzin, dat men Rafaël, Michelangelo, Correggio, Titiaan, Tintoretto, Paolo Veroneso, Rubens, Murillo zoo vergood heeft. Dat is alles niets. Het cenigo wat waarde heeft (onaf hankelijk van de natiën) is de kleur, en dan die kleur, gewijd aan landschappen, zeen en armoe dige binnenhuizen, hoe beteekenislozer, hoe liever. En die leer wordt aangekleefd en verkondigd in het Maandblad", uitgegeven door de Neder landsche Vereeniging voor Teekenonderwijs" in een hoofdartikel! liet Bestuur der Vereeniging" heeft hot laten drukken, zonder het te lezen. Ik ben de eerste om dit te gelooven. Maar verdient zulk een be drijf onafgewezen te blijven ? Worden de jonge lieden niet al genoeg atkeerig gemaakt van het bestudeeren der hoogere kunstopenbaringen, door de opgewondenheid, waarmede Bastien-Lepage en Millet vereerd worden? Is het zaak, dat van onderwijsinstellingen manifesten uitgaan, die do balans zoo zeer tot het ordinaire, het gemeene doen overslaan? Die het tegenwoordig voor een idee, een ontwerp, voor geestdrift, gevoel, humor, vernuft durft opnemen, wordt uitgejouwd en als een slecht burger aangeteekend. Behoorde het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl