Historisch Archief 1877-1940
AM8Ï8BOAMMEB
A'. 188?
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgerer: Ij. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 29 Mei.
Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.15
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20.
Reclames per regel _ 0.40.
I H H OUD:
BURGERPLIGT'S OORDEEL, door H. J. B.
FEUILLETON: De laatste Bandiet, naar het
Fransch, van E. Arène. Hl. VAN OVER DE
GRENZEN, door E. D. Pjjzel. UIT DE BIS
SCHOPSTAD, door H. v. 't Sticht. UIT PARlJS,
door A. B. KUNST EN LETTEREN: Het
Tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. De
Hollandsche Opera. Wagner's C-dur Symphonie.
De held Damas. De macht der duisternis
van Leo Nikolajewisch Tolstoi, door J H. R
sring. J. W. Draper, Geschiedenis van de
?worsteling tusschen godsdienst en wetenschap, I.
De versiering van onze woning, van J. B. Kam,
architect, door Alb. Th. VARIA. CORRES
PONDENTIE. SCHAAKSPEL.?ALLERLEI.
INGEZONDEN: Het Nut van 't Nut," door
J, Menno Huizinga. RECLAMES. HAN
DEL. BEURSOVERZICHT. ADVERTEN
TIËN.
Burgerpligt's Oordeel.
De beide firmanten der vennootschap
Heemskerk, Linkerzijde & Co. hebben zich
- voor een aanzienlijk bedrag hoofdelijk ver
bonden. Hun schuldeischer is het vrijzinnig
deel der Nederlandsche Natie. Nu de ver
valdag nadert, toont firmant H. zich op verre
na niet bereid, om de opgenomen verplich
tingen na te komen. Firmant L. wil of
durft - de Rücksichtslosigheit niet zoo ver
te drijven en zoekt den meer vasthoudenden
vennoot er toe te bewegen, om zijn
onaannei<melijk aanbod met n tiende partje te
verhoogen; hij zegt te gelooyen dat de schuld
eischer dan voor langen tijd met die betaling
op afrekening genoegen zal nemen.
Behoort nu de schuldeischer, omdat
hem alle rechtsmiddelen tegen het tweetal
ontbreken, omdat hij aan hun goeden wil
is overgeleverd, adhaesie te schenken aan
L.'s bemoeiingen, den niet ten eenenmaleon wil
ligen debiteur met lof en dank te beloonen?
Ja! antwoordde het Bestuur van
Burgerpligt op deze vraag, en het noodigde de
eerste liberale Kiesvereeniging des Lands
uit, adhaesie te betuigen aan het amende
ment der heeren Van der Feltz c. s. op art.
VII der Additioneele Artikelen van mr.
Heemskerk's Grondwetsontwerpen.
Neen! protesteerde de meerderheid der
vergadering van Donderdagavond, en zij
nam de scherpe motie van afkeuring aan,
die de heer Kerdijk had voorgesteld.
Bij het debat, dat aan die beslissing vooraf
ging, stelden beide partijen zich op het eenig
Feuilleton.
De laatste Bandiet.
Naar het Fransch van E. AEÈNE.
V.
Zij sprak zelfs niet zij wist niet wat ze
hem moest antwoorden en gevoelde dat zij
bij het eerste woord in snikken zou uitbarsten.
Zwijgend bleven zij tegenover elkander staan,
evenals in de dagen hunner eerste ontmoe
tingen, terwijl alleen hunne handen elkander
soms inniger drukten Toen het tijd van schei
den werd, nam Tito, om haar gerust te stellen,
eene zorgelooze houding aan en zijn stem
klonk bijna vroolijk, toen hij zeide:
«Verontrust u niet.... De gendarmes zijn
inderdaad zoo wreed niet als ge wel denkt!
En buitendien, ik zal ze niet voor de eerste
maal zóó van nabij hebben gezien" en
nog glimlachend bij de herinnering, voegde
hij er bij:
»Zij willen mij een contra-visite maken,voor
het bezoek dat ik hun verleden op een avond
in Ajaccio heb gebracht "
»In Ajaccio! Gij!" riep Madeleine
ontsteld.
»Wel zeker! Op den feestavond, een week
? geleden Ik had u in zoo lang niet gezien,"
voegde hij er met iets verwijtends in zijn stem
aan toe. «Ik dacht dat ge ziek waart en wilde
zekerheid hebben, 't Was bepaald grappig!
Ik ben 's avonds aangekomen eii juist toen
ik de stad binnentrad, kwam de maan op...,
Zoo iets kan alleen mij treffen " zeide hij
vroolijk. »Ik mengde mij in het gedrang en
heb een geheelen avond geleefd als andere
menschen O! wat een prettige tijd was
het en wat is het toch een genot vrij te zijn!
Ik ben pas laat weer heengegaan, geheel ge
rustgesteld, omdat ik aan de Kazernepoort,
te midden van mijn vrienden, de gendarmes,
uw vader had gezien, die genoegelijk zijn pijpje
rookte."
«Mijn God!" mompelde Madeleine.
juis|e standpunt: dat het voorloopig kies
recht der Additioneele Artikelen moet blijven
binnen de perken, gesteld door het nieuwe
Grondwetsartikel, dat alzoo »kenteekenen
van geschiktheid en maatschappelijke!! wel
stand" moeten bepaald worden, waardoor de
kiezers zich zullen hebben te onderscheiden.
Ondergeschikte punten van verschil daar
gelaten, zoeken n het Regeeringsvoorstel n
het liberale amendement de »kenteekenen
van geschiktheid en maatschappelijken wel
stand" in het voldoen aan zekeren
belastingcensus. Ze zijn het niet ns over het be
drag van dien census. Als over eene
hoogsternstige zaak strijden zij daarover.
De woordvoerder van Burgerpligt's Bestuur
vond dit geheel zooals het- behoort. Met
een ijver, een betere zaak waardig, droe
mr. Levy uitspraken van mr. HeemskerJ
aan, ten betooge, dat naar het nieuwe Grond
wetsartikel niet anders mogelijk was. Hij
verzekerde, alles gelezen te hebben, wat in
de «Handelingen" der Tweede Kamer omtrent
het kiesrecht te vinden is. We gelooven
den heer Levy op zijn woord, en hebben
allen denkbaren eerbied voor zijn leeskracht.
Want werkelijk, we begrijpen niet, hoe
iemand, die er niet toe verplicht is, al die
onverkwikkelijke lectuur kan doorworstelen
Wat we wél begrijpen, is: dat men met al
die lectuur niet verder komt; zelfs aan den
kende koppen, mr. Levy zal dat toch
zeker niet ontkennen, kan zoo iets wel
eens bij uitzondering overkomen. Zou dat
hier niet gebeurd zijn ?
Men hoore mr. Levy een citaat uit de par
lementaire redevoeringen van mr. Heemskerk
voorlezen. Met intonaties, met nadruk, lang
zaam, plechtig, eerbiedig bijna, spreekt de
heer Levy elk der gulden woorden uit
als hadde hij een van de Sibyllijnsche boe
ken voor zich open liggen, of, om eenvoudi
ger punt van vergelijking te kiezen, als
droeg hij eene zijner eigen wèloverdachte
allocuties voor. En nu is niets onjuister dan
dit: elk woord eener parlementaire redevoe
ring van mr. Heemskerk au sérieux te nemen,
als of het van een man als Thorbecke af
komstig was. Hoort men mr. Heemskerk zelf
het woord voeren, dan krijgt men den lijn
recht tegenoverstelden indruk. Daar staat
voor u een homme d expédients, die met een
snellen stroom van zinnetjes en woordjes de
juist geopperde bezwaren der Kamerleden
wegpraat, hunne opgeworpen vragen
beant»O! zij dachten geen oogenblik aan mij,
wees daarvan verzekerd, Even buiten de stad
in een herberg, vlak bij de poort, kwam ik
midden in een gevecht te land; altijd het oude
liedje, weet ge, tusschen Italiaansche werk
lieden en matrozen van Ajaccio. Men had
reeds de messen getrokken en de herbergier
stond voor zijn deur uit alle macht te roepen:
«Moord! Moord!" Ik trad er binnen, hield hun
mijn pistool onder den neus en dat heeft ze
tot bedaren gebracht. Ge had eens moeten
hooren hoe de waard zich uitputte in dank
betuigingen, toen alles weer in orde was.
«Och! mijn waarde," zeide hij, »het is lederen
avond weer aan dezelfde geschiedenis; alleen
loopt het niet altijd zoo goed af als nu. De
gendarmes komen gewoonlijk als het gevecht
is afgeloopen en er zijn niet altijd zulke flinke
kerels, zulke ordelijke menschen als gij, om
den vrede te herstellen .... Is dat nu niet ver
makelijk?" besloot hij lachend zijn verhaal.
Maar Madeleine lachte niet en haar gelaat
behield dezelfde uitdrukking van pijnlijken
angst. Tot zoover had zijn lichtzinnigheid
hem dus reeds gevoerd. Hij was in staat alles
te trotseeren, zelfs de stad binnen te treden
om er in zekeren zin den dood te tarten, die
sedert zoo langen tijd reeds op hem loerde!
Als met een tooverslag kreeg het jonge meisje
een voorgevoel van een naderend onheil; in
haren geest zag zij hem reeds op een anderen
avond bij maanlicht herkend, gegrepen, voor
hare oogen gedood; als in een benauwden
droom scheen het haar, alsof het litteeken op
zijn voorhoofd zich weder opende en opnieuw
het bloed begon te vloeien langs zijn bleek
gelaat.
Eene plotselinge huivering beving haar; zij
uitte een doordriugenden kreet, die hem deed
opspringen.
«Madeleine!.,." riep hij ontsteld.
«Neen, neen!" riep zij.... »ik wil niet!
ik wil niet!... Gij moet vertrekken; ik smeek
er u op de knieën om gij moet vertrekken..."
»Npoit!" riep hij heftig.
Hij had zijn bevelenden toon weer aange
nomen en op zijn gelaat vertoonde zich een
terugstootende uitdrukking, die zij nog nimmer
bij hem had opgemerkt. Met krampachtige
woordt, zich zelf uit de moeilijkheden van
het oogenblik weet los te maken. Die man
beoogt niets anders. De glimlach om zijn
fijne, bewegelijke lippen schijnt te zeggen:
après moi Ie déluge, wel te verstaan, de
zondvloed van uitleggingen mijner parlemen
taire redevoeringen ! Zóó heeft de heer Heems
kerk wel tienmaal uitgelegd, wat er onder
»kenteekenen van geschiktheid en maatschap
pelijken welstand" verstaan moet worden.
Wie durft beweren, dat al die uitleggingen
volkomen met elkaar in overeenstemming zijn ?
Nu was het fraaist van al, dat de heer
Levy van al die uitleggingen juist die twee
maal met allen nadruk voorlas, waarop zij
zich hadden kunnen beroepen, die betoogden,
dat naar het nieuwe Grondwetsartikel zeer
foed het kiesrecht aan andere »keuteekenen''
an worden verbonden dan aan een
belastingcensus. Onuitsprekelijk komiek was het
oogenblik, waarop de vroolijke lach van een
deel der vergadering den deftigeii voorlezer
tot dat inzicht scheen te brengen.
Ons liet heel die strijd over den zin van
mr. Heemskerk's woorden volkomen koud.
Wij verwonderden ons een enkel oogenblik,
toen aan den mond van een rechtsgeleerde
als mr. Levy de verzekering ontsnapte, dat
we hier met eene «authentieke interpretatie''
te doen hadden. En we lieten ons door die
verzekering niet bewegen, om op iets anders
te letten dan op den woordelijken inhoud
van de kiesrechtsformule der in staat van
wording verkeerende Grondwet.
Met die formule voor oogen, had mr.
Heineken het recht, vol te houden, dat wie n
kunnen lezen en schrijven n niet bedeeld
worden, door het Voorloopig Kiesreglement
tot het kiesrecht zouden kunnen worden ge
roepen. Zij vertoonen »kenteekenen van ge
schiktheid en maatschappelijken welstand'';
hen te roepen is in overeenstemming met
het nieuwe Grondswetsartikel, waarin men de
copula »en'' allerminst disjunctief behoeft op
te vatten.
Is dit waar, dan kan van ingenomen
heid met het amendement der heeren Van
der Feltz c.s. geen sprake wezen.
Waarop .heeft men ons het uitzicht geo
pend? Op een demokratisch kiesrecht, waar
door aan een groot deel der arbeidersklasse,
vertegenwoordigd door Mr. Gleichman's «ge
zeten werkman'', recht zou wedervaren. De
hand omklemde hij zijn geweer; zijn verschrik
kelijke neigingen ontwaakten met nieuwe
kracht.
»Hcl en duivel!" brulde hij, met de gebalde
vuist wijzend in de richting der stad, »zij mo
gen mij vatten, zij mogen mij dopden, maar
ik ga niet heen ik verlaat u iiiet. Versta
mij wel, ik wil liever door een goed
gemikten kogel plotseling sterven, dan heen
gaan om zoo ver van mijn land, zoo ver van
u, als een hond te krcpeereu Men kan
maar eens den dood ondergaan en ik geef
de voorkeur aandien, welke mij
hiertewafchten staat."
Hevig aangedaan had Madeleine zich in
zijn armen geworpen en liet in eene plotse
linge ontspanning van hart en zenuwen, ein
delijk aan hare tranen den vrijen loop.
»Welnu" nokte zij, toen deze crisis een
weinig was bedaard: »AVij ztillen te zameii
vertrekken..."
«Vertrekken?... gij?..."
Angstig zag hij haar in de oogen, als
vreesde hij dat zij plotseling het verstand had
verloren.
«Vertrekken... ja..." hernam zij beslist.
«Verwondert u dat ?... Meent gij dan dat
mijn eigen leven minder verschrikkelijk zou
zijn geweest dan het uwe? Gelooft gij niet
dat de dag, die ons van elkander scheiden
zou, niet evenzeer voor mij het begin zou zijn
feweest eener onophoudelijke kwelling...?
)enkt gij dan dat gij alleen zoudt lijden, al
leen uw leven beweenen zoudt?... O! ja!ja!
ik moet niet vi medeg_aan. Hoe dikwijls heb
ik er reeds over gepeinsd!... Maar dan dacht
ik telkens weer aan mijn vader, zoo oud, zoo
eenzaam. Hij heeft mij zoo lief, ziet ge, en
hij heeft mij zoo nooclig! Weet gij wel het
is reeds zoo lang geleden, maar hoe helder
staat het mij nog voor den geest! dat mijne
moeder op haar sterfbed hem in mijne zorg
heeft aanbevolen, terwijl ik zelf toch nog
zoo'n kleine drcumes was en het den schijn
had, of van ons beiden niet ik, maar hij het
kind was dat hulp en zorg behoefde."
Deze herinnering pijnigde haar verschrik
kelijk, maar haar besluit was onherroepelijk
genomen; het was beslist! In een oogwenk
Regeering wil onze verwachtingen nu geheel
en al dupeeren. De heeren Van der Feltz
c. s. bieden ons een iets minder besnoeid
muntstuk in betaling aan. En nu verlangde
men van ons, dat wij onze ingenomenheid
rnet de mystificatie zouden betuigen! We
zouden de hoofdzaak vergeten, we zouden
uit het oog verliezen den vice d'origine:
hoe te kwader ure de liberale Kamerpartij,
gedreven bovenal door zucht tot zelfbehoud,
met verzaking van allen eerbied voor de
vrijzinnige beginselen, Mr. Heemskerk tot
haren leidsman heeft gekozen, om met hem
de Grondwetsherziening te gaan ondernemen!
We zouden al die antecedenten laten rusten,
en ons volle vertrouwen aan hen schenken,
die zich op zooveel fraaie redevoeringen en
geschriften kunnen beroepen! Dat werd in
allen ernst door het Bestuur van
Burgerpligt verlangd.
De woordvoerder van dat Bestuur gaf
hoog op, en menigeen kon niet nalaten,
daarbij te meesmuilen, van zijn diepen
eerbied, voor het gezond verstand, Ie gros bon
sens, der eenvoudige plattelandsbewoners.
Ons behandelde hij, door het aandringen
reads van zijn voorstel, als ontbrak Ie gros
bon sens ons ten eenenmale, als kon men
verwachten, dat wij gaarne met ons zouden
laten sollen.
Maar Ie gros bon sens heeft zich doen
gelden. Zelfs, waar het met onvervalscht
Amsterdamschen tongval werd voorgedragen.
De persiflages van den heer Timmer waren
ruw, toch zeker niet onjuist. En heel Mr. Levy's
inleidingsbetoog was vergeten, toen men om
de grollen en grappen van zijn origineelen
bestrijder lachte.
Lc gros bon sens! Wil men weten, waar
dat ten eeneiuale ontbreekt? In de
toelich*ting van het amendement der heeren Van
der Feltz c. s. Men oordeele:
»0nder de werking van deze vier gronden
van toekenning van kiesrecht in onderling
verband zal geene klasse van ingezetenen
voorbijgegaan worden, welke in welstand en
geschiktheid gelijkstaat met hen, die volgens
het voorstel der regeering kiezers zullen wor
den.'' Ziedaar e contrario met zooveel woorden
erkend, dat ook door het amendement voor
den werkman het kiesrecht niet zal verkrijg
baar worden!
»De in het amendement voorgestelde rege
ling zal dientengevolge de grondslag van het
werd zij weder sterk en moedig; zij sloot de
oogen voor de toekomst, om slechts aan de
treurige werkelijkheid van het tegenwoordige
te denken. Haar vader zou wel vergiffenis
schenken; hij zou alles weten later, en
misschien O! onzinnige hoop der vertwij
felden ! zouden zij mettertijd weder allen
vereenigd worden. Zij begon de zaak verder
te regelen, overlegde wat er nog gedaan moest
worden en maakte de laatste toebereidselen
voor de vlucht.
«Binnen twee dagen dus; dat is afgespro
ken !.... Morgen ga ik Sanvito spreken
en gij zult mij den herder zenden.,.."
En zich uit zijn armen losrukkend, ver
volgde zij:
«Vaarwel! Neem u goed in acht van dit
oogenblik af. Mijn leven is in uw hand."
Zij vertrok, haastig zich voortspoedend om
nog voor het vallen van den nacht binnen
te zijn. Zij was reeds ver, maar de bandiet
had zich nog niet bewogen; hij was nog be.
dwelmd door deze overweldigende vreugde
hij hoorde niet eens de schrille tonen van;
het fluitje van den herdersknaap, die toch
iets verdachts schenen aan te duiden en zag
niet naar zijn hond Palluccio, die in de strui
ken achter hem met opgestoken ooren, luid
ruchtig rondsnuftelde. Tito verontrustte zich
over deze teekenen niet. Over de zee, die
door de ondergaande zon met een rozenrooden
gloed was overtogen, zag hij naar den vuur
toren der Sanguinaires, waaruit een trillend
bleeke flikkerglans straalde en verder naar
den horizon; in die verwijderde ruimte, waar
nu het laatste licht des daags nog gloorde,
zag hij reeds in open zee de brik voorbijgaan
die hem meevoeren zou. Toen groette hij met
een laatst vaarwel de plek waar hij zooveel
feleden had. Zou hij haar ooit weer
betreen? Niettegenstaande al het verledene, be
klemde deze gedachte hem de borst, en hij
ademde diep, als om den sterken geur van
mirte en heidekmid met zich mede te nemen.
Somwijlen ook gleed de blik zijner vochtige
oogen langs den weg, die zich reeds in de
schemering begon te verliezen en waarop men
in de bochten nog het heldere kleedje van
Madeleine kou onderscheiden, dat zich scherp