Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Uit de Bissehopstad.
Het was Maandagavond geen pretje, dat ruim
200 Utrechtsche mannen in de Parkzaal Tivoli
bijeenriep, het was ook niet om te doleeren, maar
ter bespreking van de gemeentelijke belangen.
De heeren Mr. N. F. van Kooten en P. J. van
Kooien hadden eene meeting bijeengeroepen, om,
kon het zijn, het voorstel van den wethouder, den
heer Reiger, tot verbetering der grondslagen,
krachtens welke de gemeentebelasting geheven
wardt, door de invoering eener belasting van het
inkomen, in beginsel door de burgerij te doen
afkeuren. Dat de belangstelling groot was, bleek
niet uit eene overvloedige opkomst. Het was recht
unheimisch in die groote zaal, door het bestnur
van Tivoli welwillend (volgens het L. D.) tegen
betaling van item zooveel voor deze vergadering
afgestaan.
Dat de instemming met het eigenlijke doel der
bijeenkomst in de gemeente niet groot was, bleek
uit eene opmerking van den Heer K. dat alleen
de heer v. N: zich bij hem had willen aansluiten,
om als lid der Commissie tegen het voorstel-Reiger
te opponeeren. Natuurlijk begonnen de tegenstan
ders met déverdiensten van den heer R. in het
ware licht te stellen en te verzekeren, dat zij in
vele zaken met hem medegingen, maar dat dit
voorstel wel wat al te .... was. De heer K. maakte
ons bovendien nog het compliment, dat wij vrij
lamlendige lui waren, die naar den gemeenteraad
slechts leden van onze eigen klieken afvaardigden,
zonder te vragen of de afgevaardigde wel de
vereischten bezat, die men aan een goed gemeente
raadslid mag stellen en bovendien omdat wij niet
gewoon zyn onze opinie duidelijk uit te spreken,
maar ons gewoonlijk buiten stemming houden,
wanneer het op stemmen aankomt.
De heer v. N. kwam met een uitstekend argu
ment tot afkeuring van het voorstel R. voor den
dag en herhaalde dat zoo vaak, dat we het op
het eind van de vergadering zeker allen van
buiten konden, vooral omdat dit eigenlijk het
eenige is wat hij verstaanbaar heeft gesproken.
De tegenwoordige wijze van belastingheffen, be
weerde hij, was al meer dan 25 jaren oud, er
werd niet te veel over geklaagd, hoewel hij toe
stemde dat zij vrij onbillijk was, daar de lasten
evenals met de Rijksbelastingen zeer wijselijk ver
deeld werden, maar .... nu komt de quintessenz,
omdat zij zoo oud is, is zij goed. Datzelfde argu
ment heeft indertijd den tegenstanders van spoor
wegen en stoombooten gediend, van hetzelfde idee
gaan de tegenstanders van den algemeenen dienst
plicht uit, het wordt een argument, omdat er geen
andere reden voor het behoud van het oudo is te
vinden. Zij vergeten niet, dat iets door ouderdom
waardig kan worden, maar wel dat voor dat waar
dig vaak afschaffenswaardig kan gelezen worden;
oud, mijne heeren, is vaak oudbakken en muf.
De heer K. bewonderde den moed van den
heer Wefers Bettink, die in deze vergadering een
lans voor het voorstel R. wilde breken, maar hij
had buiten de waard gerekend als hij meende,
dat deze de eenige was, die zich als voorstander
zou doen kennen. De heeren v. Ittersum en Ever
wijn toch bestreden achtereenvolgens met den heer
W. B. alle argumenten door de tegenstanders
aangevoerd.
De heer W. B. gebruikte een zeer aardig beeld
om aan te toonen hoe noodig eene verandering
was. Wanneer ik naar het station ga, sprak hij,
met mijn zoontje van 10 jaar, en ik heb een valies
en een regenmantel te dragen, dan behoud ik het
zware valies voor mij en laat hem den mantel.
Zoo moet het met een belasting ook zijn, de
sterkste moet ook het zwaarste dragen, niet om
gekeerd. Nu komt het voor, vertelde de heer E.
dat iemand, die minstens ? 4000 's jaars te ver
teren heeft, slechts f 3 belasting betaalt. Als hij
denzelfden meent, dien ik ken, dan had hij er bij
kunnen voegen, omdat hij toevallig een hond
hield, terwijl een ander mijner bekenden, die
slechts ? 1000 tractement heeft, ruim ?24 moet
betalen.
De heeren K. en T. N., hadden uit Engelsche
en Fransche schrijvers geput en beriepen zich
vooral daarop, dat vele gegoede ingezetenen de
stad zouden verlaten en dat velen allerlei mid
delen zouden uitdenken om de belasting te ont
duiken. Zij beweerden dat deze wijze van heffing
practisch onuitvoerbaar was en beriepen zich
daarbij op andere steden van ons vaderland o. a.
op Arnhem. Dat laatste was blijkbaar een ver
gissing, omdat sedert 1873 daar een dergelijke
belasting bestaat, die zeer goed voldoet. De heer
W. B. vond daarin dan ook een reden, om don
heer K. er op te wijzen, dat de burgerij daar
dan blijkbaar nog lamlondiger" was dan hier.
daar zij nu al gedurende 14 jaren een last bleef
tomben, die haar ter neer drukte. Wat de ont
duiking der belasting aangaat, die bestaat uu
evengoed als zij met een inkomstenbelasting zal
blijven voorkomen. De hoer E. sprak als belas
tingambtenaar uit ervaring, on maakte ons Neder
landers een negatief compliment over onze vin
dingrijkheid, juist daar, waar het de
ontduikingvan belastingen geldt.
De openbaarheid van het inkomen door het
ter inzage leggen der kohieren, zal menigeen nood
zaken een hooger inkomen op te geven dan hij
werkelijk heeft, om zijn credict staande te hou
den, bovendien was er een groot nadeel aan ver
bonden, daar nu de kinderen kunnen zien boe
groot het inkomen hunner ouders is. Dat laatste
is voorwaar geen groot nadeel, een voordeel, meende
de heer v. L, want het zal menigeen terughouden
van groote uitgaven, wetende dat zij de krachten
hunner ouders te boven gaan en wat hot eerste
aangaat hij, die rijker wil schijnen dan hij is, neemt
daardoor vrijwillig grootere lasten op zich.
De uitslag van alle besprekingen, van tijd tot
tijd door komische intermezzo's afgewisseld, was,
dat het voorstel der commissie werd afgestemd
en dus de meeting mot aan het door haar be
oogde doel beantwoordde. Dat gedeelte der inge
zetenen, dat waarlyk belang stelde in de zaken
der gemeente, toonde met eene vrij aanzienlijke
meerderheid zooals de heer K. voorspeld had,
bleven velen buiten stemming?voor de belasting
te zijn.
II. v. 'T STICIIT.
Uit Parijs.
Na Pranzini.... Schnaebelé. Na Schnaebelé....
Lohengrin Ouf! zou Parijs eindelijk tot kalmte
komen en zich voorshands eens tevreden stellen
met zijn jaarlijkschen Salon, waarvan ik u niet
zal schrijven, omdat er reeds zooveel over ge
schreven is en nog zal geschreven worden. Bo
vendien zegt een kroniek, die niet over veel
ruimte te beschikken heeft, over zulk een reus
achtige collectie van beeldende kunst licht of te
weinig of te veel, Dus ook van den Vernissage
geen woord, maar van den Collage kan ik niet
zwijgen. Men lijmt en stijfselt er maar op los
met een nooit ongekende woede. Alles wordt voor
een plakboek aangezien en overdekt met plak
katen papier van kakelbonte kleuren, die onze
goede stad heel leelijk maken. Die aanplakkerorde
ontziet tegenwoordig niets meer. Het gebouw van
de prefectuur der politie is van boven tot onder
besmeerd met de gekleurde aanbevelingen en
expectoraties van mannen, die het lidmaatschap
van den gemeenteraad als een eer en een voor
recht beschouwen. Alle publieke gebouwen zijn
min of meer bestijfseld. Zelfs den arc-de-Triomphe
hebben zij niet ontzien. Nog erger, den neus van
den Leeuw van Belfort hebben zij een aanplak
biljet tot zakdoek gegeven, de boomen der
ChampsElysies dragen die bonte gordels der reclame; niets
is meer heilig voor de collage-dienaren., straks
dalen ze nog af in de onderaardsche gewelven
van het Pantheon en beplakken de tombes van
een Hugo en andere onsterfelijken! Parijs is leelijk
tegenwoordig en wat de lentehemel aan kleur en
gloed te weinig heeft, dat hebben we in dit
ondermaansche te veel, veel te veel. Do oogen gaan
er van tranen. Ik zal blijde zijn als de tijd der
verkiezingen achter den rug is en regen en wind
door menschenhanden in hun vernielingswerk
van aldat rood en geel en groen en rose en blauw
krachtig worden bijgestaan.
Prins Georges Bibesco verhaalt ons in eenmerk
waardig en zeer sierlijk boek: La retraite des
six mille. Dezen titel heeft hij gegeven aan zijne
herinneringen van de eerste expeditie in Mexico,
waaraan hij zelf deel nam. Roemrijke maar on
vruchtbare pogingen. Enwat een goed humeur bij
dat heroïsme! Het tooneeltje speelt te Orizaba,
waar onze troepen tusschon twee slagen in een
tooneelvertooning hebben geïmproviseerd. Men had
gespoeld la Permission de dix Jieures en repe
teerde met hart en ziel Miclielefs ChHstine; de
brave Stanislas had juist met gevoel het -welbe
kende couplet gezongen:
Du haut du ciel, ta demeure dornière,
Mon colonel, tu dois trc content;
toen er luid geschreeuwd word: Te wapen! Wij
zijn aangevallen!" Tableau. De acteurs op hot
tooneel zwijgen en luisteren met beide ooreu. Die
van la Pcrmission de dix Jteures, nog half gekleed,
komen verschrikt aanloopon: Mme Jobin in een
zouaven-pantalon met blauw corsot en muts;
Nicolo in onderrok en muts; eindelijk Laroze on
Lanternie in een kostuum, dat half
garde-franc,aise, half liniosoldaat is. Ka drie uren hevig ge
vochten te hebben blies de vijand den aftocht en
nam de tooneeltrocp de planken weder in bezit.
Alle vertooners waren heelhuids teruggekomen.
Alleen Stanislas was gewond! Maar om zoo'n
bagatel kon hij toch zyn spel niet laten varen,
zeide hij tot zijn luitenant, en smeekte de/e hem
toch niet de vernedering te willen aandoen van
hem zijn rol af te nemen."
Alweder is een journalist. Adolphe Racot, krank
zinnig gestorven. Alweder een slachtoffer te meer
van dat afmattende leven, dat het hedendaagsche
journalisme van een mensch vordert. Men zou een
droevige statistiek kunnen opmaken van die
genen, wier hersens zijn gekrenkt onder de in
spanning van dezen arbeid, die weldra, als dat
zoo blijft voortgaant, tot devies zal moeten nemen:
Morituri te snfutant.
Do pers heeft thans geheel ander gebiedende
eischon dan vroeger. Do tijden zijn voorbij dat de
journalist van het oude régime op zijn doodo ge
mak zijn vijf of zes artikelen per maand kon
aeditecren en stollen. liet is tegenwoordig scheuren
en breken, onverpoosd, onverbiddelijk werken; een
wedren om het eerst het nieuws machtig te wor
den en het eerst oen artikel te schrijven over het
geen er voorvalt.
Op tooneelgebied alles oud nieuws, louter reprises.
Dat legt juist geen eervol getuigenis af voor de
vruchtbaarheid van het tegenwoordig geslacht.
Men is in ieder genre gedwongen zijn toevlucht
te nemen tot hot verleden, 't Is de moeite waard
eens de affiches in te kijken Wil men eens naar
hartelust lachen, dan moet Labiche weer op de
planken komen. Offcnbach moet er bij als men
een vroolijk liedje wil hooren. En houdt men van
tranen on snikken, dan kan men het niet buiten
Dennery stellen. Hier do Deux jMerlea Jilancs,
daar Órpliée mix Enfers; elders Marie Jeuniie,
zonder te spreken van de Jlemix iiicsxieursde
lioisDoréin de Porte-Saint-Martiu, zonder ook te
sproken van de Opéra-Comiqnc, waar men onop
houdelijk Meyerbeer, Massé, Adam en Auber op
het programma ziet teriigkccren.
En in zulke tijden van armoede werpt men den
rijkdom van Wagner's Lohengrin het venster uit, i
uit pure vaderlandsliefde ! A. Ij.
NB. Wegens plaatsgebrek eerst beden opge
nomen.
Dumas van sommige zijner stukken zegt: Ne
nous amcnez pas vos filles", zou men om eene
reden, afwijkend van die des grooten franschen
tooneelschrijvers, ten deze het zelfde kunnen zeg
gen. Om eene andere reden: Dumas erkent, dat
men jonge vrouwen met sommige toestanden niet
gemeenzaam behoort te maken; in tooneelwerken
als Piccolo" heeft men geene te-rug-zetting der
algemeene stemming te wraken, maar iets onbe
tamelijks ligt in dat gene wat ondersteld wordt.
Trouwens het overigens zeer komieke en goed
geschreven zangspelletjen (in 't Fransch getiteld:
Le Pompon") is reeds gedagteekend van 1876,
dus nog uit Offenbachs bloeitijd, met wien Charles
Lecocq, de komponist van Le Pompon", het
bowfljnne gemeen heeft, dat in sommige doelen
naast het bevallige en opwekkende verschijnt.
Zoo als in de meeste operetten uit do overgangs
periode 2e keizerrijk-republiek werkt dit
tooneelstuk weinig mee om den eerbied voor de gestelde
machten te bevorderen.
Te zeggen, dat de voornaamste rollen in handen
waren van Mevr. Bnderman, den Heer
Dekeukelaere, den Heer Kreeft, den Heer Kelly, den Heer
Kiehl, Mevr. Nagtegaal, en Mej. Van Westerhoven,
is akte nemen van eene uitvoering vol talent
en opgewektheid. In-zonderheid Mevr. Buderman
heeft zich, in zang en spel, weer overtroffen. De
Heer Dekeukelare, van wien wij een scène musicale
met Mej. Kiehl in het Grand Théatre vroeger
hoorden, en die den Korporaal daar heel aardig
speelde, is een aanwinst voor de Hoeren Prot.
Zijn Hollandsen laat weinig te wenschen over.
De balzaal in het Paleis van den Onderkoning
doet veel eer aan het talent van den veelzijdig
begaafden Heer Prot Jr.
De Bedelares",,, beroemd Drama in 5 Bedrijven"
is. met de noodige stijfheid, uit het Fransch ver
taald door J. P. Hagen. Waarom luisteren do
Heeren vertalers van stukken uit het dagelijksch
leven toch hunner omgeving niet eens af, hoe
gewone menschen spreken ? De artiesten hebben
gedaan wat zij konden om den text te bezielen,
maar zij durven natuurlijk niet al te zeer van de
redaktie afwijken.
Hot stuk is wat men noemt zeer
gemoevemonteerd, en deze verscheidenheid is in het voordeel:
want anders wordt bij een stuk mot zulk een
roerenden titel, allicht wat te veel op de
traanklieren gewerkt.\
't Is jammer, dat do schouwburg der Heoren
Krcukniet, Mutters & Co. niet een weinig meer
com/ortable is ingericht: want er wordt zóó goed
gespeeld, dat men zich den kleinen entree-prijs
naauwelijks verklaren kan.
De Heer Blaaser, Mev. Marie Verstraetcn, Mej.
Juliette Roos. de Hoer van den Heuvel, Mev. de
Boer van Rijk en de Jongcjufvrouw Stuckmann
hebben de voornaamste rollen met groot succes
vervuld. De Heer van den Heuvel had weer ver
geten zijn degen aan te doen en de Heer Blaaser
had verzuimd zijn snorren af te scheren.
Zou men niet, behoudende het belang der
kas, n avond per week een voorstelling zonder
cigarenrook, met een verhoogden entreeprijs,
kunnen geven?
* ' *
De Hoor D. Haspels schrijft mij, dat hij aanleiding
gevonden heeft lot het steeds doen optreden van
Philtus -Z'V/// met het zelfde kostuum, in de zeker
onder hot oog van Jules Verno vervaardigde
ilustraties van De Ncuville en Bene 11. Gaarne erken
ik, dat de Heer Haspels hiermee verandwoord is:
maar ik zou toch niet graag het beginsel prijsgeven,
dat een uitvoerend kunstenaar bevoegd is den
auteur te verbeteren. Het komt er op aan, of men
de archeologische historie of de levende kunst
wil dienen. ALB, Til.
Kunst en Letteren.
HET TOOXEEL TE AMSTERDAM.
Frascati: Doctor Piccolo.
Salon des Variétés: 1)6 JScdehires.
De nieuw gemonteerde operette van Chivot en
Diirti is wel een beetjen stijette i'i caution Er
wordt niets onbetamelijks in gezegd; kinderen
kunnen er geen aanstoot uit nemen. Wanneer
sommige jongelui er, hier of daar, bij
grinniklachcn. dan komt ons het geval van Napoleon
den Eerste te binnen, die, met eeu Dame door
een galerij van antieken wandelend, op haar aan
merking, dat die naakten zoo stootend waren,
amlwoordde: 11 n'y a rien d'inconvenant ici,
Madame, que votro observation". Maar als Alex.
DE I10LLANDSC11E OPERA.
Met do opening . van het tweede seizoen der
Hollamlscho opera heeft de lieer J. G. do (.'root,
directeur van het Ilollandsche operagezelschap,
eene brochure doen verschijnen, waarin de re
denen van het ontstaan en het aanvankelijk
succes van deze stoutmoedige on verdienstelijke
onderneming worden uiteengezet. De gretigheid,
waarmede Eranschc en Duitsche opera's hier te
lande genoten worden, en welke doet zien, dat
het muzikaal drama voor conigc standen
deimaatschappij werkelijk eene behoefte geworden
is. heeft den heer de Groot voor de goede rech
ten onzer taal, de taal van het land, die dan
ook do taal van het tooneel moet zijn, doen op
komen, en bij hem, zooals bij velen, do vraag doen
rijzen, of er ook in Nederland, naast de stich
tingen uit den vreemde, geen plaats zou zijn
voor het bestaan eener nationale opera.
Die vraag te stellen is tegelijk ze beantwoor
den," zegt de heer de Groot, en vervolgt:
Wel beweren velen, dat onze taal zich niet leent
tot zangtaai on zijn er anderen, die minachtend
ncderzien op alles wat van eigen bodem voort
komt, om alleen in bet uitheemsclic bet ideaal
van 't schoonc toe te juichen, doch tegen zooveel
antipathie en anti-vaderlandsgozindhcid hebben
dichters en componisten reeds voorlang protest
aangcteekenil en door de daad bewezen, dat de
rijkdom van Nederlands taa! ook op kunstgebied
mag geldon.
Ontkennen wil ik 't niet, dat ik hierin een
spoorslag- vond om te beproeven, wat op dit ter
rein, in nationale opvatting te doen ware. of
't niet mogelijk zou zijn, den toestand in 't leven
te roepen van voor een tachtigtal jaren, toen ook
in Amsterdam de Ilollandscho opera met welge
vallen werd begroet.
Dit leidde mij in Mei 188>>, tot de stichting van
liet Hollandsen Operctten-Gczelsrhap". Mijn eer
ste pogingen mochten uit de aard der zaak. niet
anders dan bescheiden zijn. Ik wenschte eerst den
smaak van het publiek te toetsen en mij te ver
gewissen, in hoeverre liet genegen ware een on
derneming te steunen, die door samenstelling van
een goed gezelschap zou zijn het boste te leveren,
wat op bet gebied der Operette en
Opera-Comique, in liet buitenland bekendheid beeft.
Gedurende de zomermaanden kwamen alzoo voor
het voetlicht: De Schecpskapitein", (Le canard
i trois bccs) van Jonas; (iravin Cameroni", (La
petite Domoiselle) en Marjolaine". beiden van
Lecocq, benevens De Arme student", (Der
Bcttelstudent), van Carl Millöcker, waarby zich aan
sloten de bekende werken van den Gentschen
komponist Karel Miry Maria van Bourgondië" en
Frans Ackerman".
De bijval, dien mijne onderneming bij het groote
publiek en vooral bij de pers ondervond, terwijl
ik mij alras mocht verheugen in den
aanmoedigenden steun en de sympathie van bevoegde
kunstrechters van naam, deden mij besluiten om den
grooten stap te zetten op het ernstige terrein, dat
ik mij van den aanvang af voor oogen had gesteld.
De Hollandsche Opera" werd gesticht.
Gounod's Faust", Carmen" van Bizet en ein
delijk de Jodin" (la Juive") van Halévy,
waartusschen bij afwisseling de Zigeuner-Baron" van
Strauss, Lortzing's Czaar en Scheepstimmerman"
en Martha" van Flotow, kunnen getuigenis af
leggen voor den ernst mijner pogingen, die het
bestaan der Hollandsche Opera" als een voldon
gen feit bevestigen. In nog geen twaalf maanden
tijds werden toch 12 muzikale werken van zeer
uiteenloopend genre ingestudeerd."
De pogingen door den hoer de Groot aange
wend, hebben alzoo aan de Hollandsche Opera
naast de vreemde reeds eenigzins de haar toekomende
plaats doen verkrijgen; toch is daarmede nog niet
geheel het doel dat hij zich voorstelt bereikt.
Rekening houdende met den smaak van ons
publiek, heb ik tot dusver mijn keuze bepaald tot
de voortbrengselen der vreemde lyrische
kunstscholen. Fransche en Duitsche Opera's in
Nederlandsche taal vertolkt dus binnen het bereik
gebracht van ons volk is wel de eerste stap,
het beginsel, waarop de Hollandsche Opera zich
bewegen moet, wil zij langs geleidelijken weg het
burgerrecht erlangen. De noodzakelijkheid schrijft
dit ook voor het goed gelukken eener onderneming
begrijpelijker wijze voor. Daarom viel mijn keuze
voor het aanstaande seizoen weder op werken van
buitenlandsche maestro's: als, o a. Rossini's Bar
bier van Sevilla," Ie Trouvère," la Traviata"
en Otello" van Verdi, Lucie de Laminermoor"
en la Favorite" van Donizetti. Hamlet" en
Mignon" van Thomas, terwijl ook enkele popu
laire operettes, o. a. de Vledermuis" en Donna
Juanita" voor hot voetlicht zullen worden gebracht.
Mijn doel ligt evenwel verder. Na de vorming
van een repertoire de eerste vereische van
! bestaan en ook de grootste moeielijkheid,
wa.armede een stichting als de onderhavige te kampen
heeft, omdat het repertoire voornamelijk uit zulke
kunstwerken dient gekozen te worden, die n den
smaak van het publiek kunnen streelen, n van
blijvende waarde zijn, moet de Hollandsche
Opera beantwoorden aan hare eigenaardige strek
king van nationaliteit en bevorderlijk zijn aan
]. eigen kunst.
Ons vaderland kan wel bogen op talentvolle
toondichters, maar Nederland is niet rijk" aan
oorspronkelijke lyrische kunstvoortbrengselen. De
reden daarvan ligt voor de hand. Tot dusver
ontbrak feitelijk do gelegenheid voor velen om
l hetgeen zij in oorspronkelijke taal praesteerden,
'? tot opvoering te brengen. Enkelen ook hielden
j rekening met. het bestaande vooroordeel bij het
j publiek en componeerden op Duitsche en Fransche
! teksten; het nationale lyrisch-dramatisch tooneel
i bleef' arm, verwaarloosd. Nederland kon niet,
even; als Ylaamscb-België, op eigen kunst roem dragen.
j Zal dit nu eindelijk anders worden? Ik hoop
j bet. 't Ts mijn doel. mijn streven. Den weg heb
ik er voor aangewezen. De moeielijkueden, die ik
op mijn weg nog ontmoeten zal, hoop ik door den
steun en de sympathieke medewerking van allen,
die 't wèlmconen met eigen kunstleven, te over
winnen. Oorspronkelijke opera's van Nederlandsche
[ dichters en componisten moeten, naast bet beste der
j uithcemsche scholen, bet repertoire der Hollandsche
opera volledig maken, zij zullen er de eereplaats
i innemen."
| Zulk eene belofte en zulk een streven verdient
! zeker do aanmoediging van ieder .die het met
i Nederlands kunst wél meent. liet mag hem niet
; afschrikken, dat vroegere pogingen op hetzelfde
i gebied nauwelijks een spoor hebben nagelaten.
In den Giax van November 1.1. brengt Mr. J. N.
van Hall eenige episoden uit hot verleden der
Ilollandscho Opera'' in herinnering, die het streven
van den heer de Groot te heldhaftiger doen
schijnen. In 17(>8 en volgende jaren kwam de
VJaamsciic operatrocp van J. . Neijts, na den
alloop van haar winterseizoen te Amsterdam enkele
voorstellingen te geven; in 1701 was er een an
dere Neijts als tenorzangcr bij de operatroep op
ket Leidschopleiu. Men vindt op bet repertoire
daar niet enkel operetten; in de jaren 180-1 tot
' 1807 vindt men vermeld den Richard Leeuwen
hart" van GrOtry, reeds in l !) l door Rnloft's
ver: taald. Edipns te Colonne" van Saccliini door P.
J. Uijlenbroek bewerkt, Don Juan". Do
Toovcr1 Huil"'.
i Later kwamen ook Weber's opera's Froischütz",
Obcron" en de meest bekende Fransche dier da
gen op liet repertoire. En ook oorspronkelijke
Opera's kreeg men te hooren. Velen zullen zich
; nog de Sal'fu" herinneren, do opera van Van Uree,
' op woorden van Mr J. van Leimep.
' De vroegere Hollandsche operatrocpen'1 voegt
j Mr. van Hall er bij. zouden ons thans niet meer
; voldoen. Reeds de tijdgenooten waren er maar
j matig mee ingenomen. In bet tijdschrift
»Mclpomene en Thaiia" van IG.Üctober 18;!-!- wordt in
j eene verhandeling over bet Nederlandsen tooneel
\ de raad gegeven om den zoogenaamaen opera
seria maar stil in Italië, Frankrijk en Duitschland
: te laten bloeien (oorspronkelijk werk zonderen wij
zeer gaarne uit) want deze tak kan immers, voor
alsnog, geen wortel bij ons schieten of goede vruch
ten dragen !'' Wij bobben" vervolgt de schrij
ver er geene middelen toe. en wij durven ons
geenszins verklaren, dat, met uitzondering van den
Edipus te Colonne van Sacchini, geen groote opera
ooit voegzaam bij ons is opgevoerd, of nimmer den
kenner voldaan heeft;.", Zangers hebben wij, volgens
den criticus van Uv>l, geen enkelen, en van de
zangeressen kunnen de dames Naret?Koning en
Engelman alleen in de optira-eomiquo voldoen".
Dat er voor de Hollandsche opera thans vol
doende uitvoerende krachten kunnen gevonden
worden, is de/on winter gebleken; mocht de hoop
van den boer do Groot, dat er ook Hollandsche
componisten en dichters zullen gevonden worden,
die hunne krachten aan deze nationale zaak