De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 29 mei pagina 3

29 mei 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Uit de Bissehopstad. Het was Maandagavond geen pretje, dat ruim 200 Utrechtsche mannen in de Parkzaal Tivoli bijeenriep, het was ook niet om te doleeren, maar ter bespreking van de gemeentelijke belangen. De heeren Mr. N. F. van Kooten en P. J. van Kooien hadden eene meeting bijeengeroepen, om, kon het zijn, het voorstel van den wethouder, den heer Reiger, tot verbetering der grondslagen, krachtens welke de gemeentebelasting geheven wardt, door de invoering eener belasting van het inkomen, in beginsel door de burgerij te doen afkeuren. Dat de belangstelling groot was, bleek niet uit eene overvloedige opkomst. Het was recht unheimisch in die groote zaal, door het bestnur van Tivoli welwillend (volgens het L. D.) tegen betaling van item zooveel voor deze vergadering afgestaan. Dat de instemming met het eigenlijke doel der bijeenkomst in de gemeente niet groot was, bleek uit eene opmerking van den Heer K. dat alleen de heer v. N: zich bij hem had willen aansluiten, om als lid der Commissie tegen het voorstel-Reiger te opponeeren. Natuurlijk begonnen de tegenstan ders met déverdiensten van den heer R. in het ware licht te stellen en te verzekeren, dat zij in vele zaken met hem medegingen, maar dat dit voorstel wel wat al te .... was. De heer K. maakte ons bovendien nog het compliment, dat wij vrij lamlendige lui waren, die naar den gemeenteraad slechts leden van onze eigen klieken afvaardigden, zonder te vragen of de afgevaardigde wel de vereischten bezat, die men aan een goed gemeente raadslid mag stellen en bovendien omdat wij niet gewoon zyn onze opinie duidelijk uit te spreken, maar ons gewoonlijk buiten stemming houden, wanneer het op stemmen aankomt. De heer v. N. kwam met een uitstekend argu ment tot afkeuring van het voorstel R. voor den dag en herhaalde dat zoo vaak, dat we het op het eind van de vergadering zeker allen van buiten konden, vooral omdat dit eigenlijk het eenige is wat hij verstaanbaar heeft gesproken. De tegenwoordige wijze van belastingheffen, be weerde hij, was al meer dan 25 jaren oud, er werd niet te veel over geklaagd, hoewel hij toe stemde dat zij vrij onbillijk was, daar de lasten evenals met de Rijksbelastingen zeer wijselijk ver deeld werden, maar .... nu komt de quintessenz, omdat zij zoo oud is, is zij goed. Datzelfde argu ment heeft indertijd den tegenstanders van spoor wegen en stoombooten gediend, van hetzelfde idee gaan de tegenstanders van den algemeenen dienst plicht uit, het wordt een argument, omdat er geen andere reden voor het behoud van het oudo is te vinden. Zij vergeten niet, dat iets door ouderdom waardig kan worden, maar wel dat voor dat waar dig vaak afschaffenswaardig kan gelezen worden; oud, mijne heeren, is vaak oudbakken en muf. De heer K. bewonderde den moed van den heer Wefers Bettink, die in deze vergadering een lans voor het voorstel R. wilde breken, maar hij had buiten de waard gerekend als hij meende, dat deze de eenige was, die zich als voorstander zou doen kennen. De heeren v. Ittersum en Ever wijn toch bestreden achtereenvolgens met den heer W. B. alle argumenten door de tegenstanders aangevoerd. De heer W. B. gebruikte een zeer aardig beeld om aan te toonen hoe noodig eene verandering was. Wanneer ik naar het station ga, sprak hij, met mijn zoontje van 10 jaar, en ik heb een valies en een regenmantel te dragen, dan behoud ik het zware valies voor mij en laat hem den mantel. Zoo moet het met een belasting ook zijn, de sterkste moet ook het zwaarste dragen, niet om gekeerd. Nu komt het voor, vertelde de heer E. dat iemand, die minstens ? 4000 's jaars te ver teren heeft, slechts f 3 belasting betaalt. Als hij denzelfden meent, dien ik ken, dan had hij er bij kunnen voegen, omdat hij toevallig een hond hield, terwijl een ander mijner bekenden, die slechts ? 1000 tractement heeft, ruim ?24 moet betalen. De heeren K. en T. N., hadden uit Engelsche en Fransche schrijvers geput en beriepen zich vooral daarop, dat vele gegoede ingezetenen de stad zouden verlaten en dat velen allerlei mid delen zouden uitdenken om de belasting te ont duiken. Zij beweerden dat deze wijze van heffing practisch onuitvoerbaar was en beriepen zich daarbij op andere steden van ons vaderland o. a. op Arnhem. Dat laatste was blijkbaar een ver gissing, omdat sedert 1873 daar een dergelijke belasting bestaat, die zeer goed voldoet. De heer W. B. vond daarin dan ook een reden, om don heer K. er op te wijzen, dat de burgerij daar dan blijkbaar nog lamlondiger" was dan hier. daar zij nu al gedurende 14 jaren een last bleef tomben, die haar ter neer drukte. Wat de ont duiking der belasting aangaat, die bestaat uu evengoed als zij met een inkomstenbelasting zal blijven voorkomen. De hoer E. sprak als belas tingambtenaar uit ervaring, on maakte ons Neder landers een negatief compliment over onze vin dingrijkheid, juist daar, waar het de ontduikingvan belastingen geldt. De openbaarheid van het inkomen door het ter inzage leggen der kohieren, zal menigeen nood zaken een hooger inkomen op te geven dan hij werkelijk heeft, om zijn credict staande te hou den, bovendien was er een groot nadeel aan ver bonden, daar nu de kinderen kunnen zien boe groot het inkomen hunner ouders is. Dat laatste is voorwaar geen groot nadeel, een voordeel, meende de heer v. L, want het zal menigeen terughouden van groote uitgaven, wetende dat zij de krachten hunner ouders te boven gaan en wat hot eerste aangaat hij, die rijker wil schijnen dan hij is, neemt daardoor vrijwillig grootere lasten op zich. De uitslag van alle besprekingen, van tijd tot tijd door komische intermezzo's afgewisseld, was, dat het voorstel der commissie werd afgestemd en dus de meeting mot aan het door haar be oogde doel beantwoordde. Dat gedeelte der inge zetenen, dat waarlyk belang stelde in de zaken der gemeente, toonde met eene vrij aanzienlijke meerderheid zooals de heer K. voorspeld had, bleven velen buiten stemming?voor de belasting te zijn. II. v. 'T STICIIT. Uit Parijs. Na Pranzini.... Schnaebelé. Na Schnaebelé.... Lohengrin Ouf! zou Parijs eindelijk tot kalmte komen en zich voorshands eens tevreden stellen met zijn jaarlijkschen Salon, waarvan ik u niet zal schrijven, omdat er reeds zooveel over ge schreven is en nog zal geschreven worden. Bo vendien zegt een kroniek, die niet over veel ruimte te beschikken heeft, over zulk een reus achtige collectie van beeldende kunst licht of te weinig of te veel, Dus ook van den Vernissage geen woord, maar van den Collage kan ik niet zwijgen. Men lijmt en stijfselt er maar op los met een nooit ongekende woede. Alles wordt voor een plakboek aangezien en overdekt met plak katen papier van kakelbonte kleuren, die onze goede stad heel leelijk maken. Die aanplakkerorde ontziet tegenwoordig niets meer. Het gebouw van de prefectuur der politie is van boven tot onder besmeerd met de gekleurde aanbevelingen en expectoraties van mannen, die het lidmaatschap van den gemeenteraad als een eer en een voor recht beschouwen. Alle publieke gebouwen zijn min of meer bestijfseld. Zelfs den arc-de-Triomphe hebben zij niet ontzien. Nog erger, den neus van den Leeuw van Belfort hebben zij een aanplak biljet tot zakdoek gegeven, de boomen der ChampsElysies dragen die bonte gordels der reclame; niets is meer heilig voor de collage-dienaren., straks dalen ze nog af in de onderaardsche gewelven van het Pantheon en beplakken de tombes van een Hugo en andere onsterfelijken! Parijs is leelijk tegenwoordig en wat de lentehemel aan kleur en gloed te weinig heeft, dat hebben we in dit ondermaansche te veel, veel te veel. Do oogen gaan er van tranen. Ik zal blijde zijn als de tijd der verkiezingen achter den rug is en regen en wind door menschenhanden in hun vernielingswerk van aldat rood en geel en groen en rose en blauw krachtig worden bijgestaan. Prins Georges Bibesco verhaalt ons in eenmerk waardig en zeer sierlijk boek: La retraite des six mille. Dezen titel heeft hij gegeven aan zijne herinneringen van de eerste expeditie in Mexico, waaraan hij zelf deel nam. Roemrijke maar on vruchtbare pogingen. Enwat een goed humeur bij dat heroïsme! Het tooneeltje speelt te Orizaba, waar onze troepen tusschon twee slagen in een tooneelvertooning hebben geïmproviseerd. Men had gespoeld la Permission de dix Jieures en repe teerde met hart en ziel Miclielefs ChHstine; de brave Stanislas had juist met gevoel het -welbe kende couplet gezongen: Du haut du ciel, ta demeure dornière, Mon colonel, tu dois trc content; toen er luid geschreeuwd word: Te wapen! Wij zijn aangevallen!" Tableau. De acteurs op hot tooneel zwijgen en luisteren met beide ooreu. Die van la Pcrmission de dix Jteures, nog half gekleed, komen verschrikt aanloopon: Mme Jobin in een zouaven-pantalon met blauw corsot en muts; Nicolo in onderrok en muts; eindelijk Laroze on Lanternie in een kostuum, dat half garde-franc,aise, half liniosoldaat is. Ka drie uren hevig ge vochten te hebben blies de vijand den aftocht en nam de tooneeltrocp de planken weder in bezit. Alle vertooners waren heelhuids teruggekomen. Alleen Stanislas was gewond! Maar om zoo'n bagatel kon hij toch zyn spel niet laten varen, zeide hij tot zijn luitenant, en smeekte de/e hem toch niet de vernedering te willen aandoen van hem zijn rol af te nemen." Alweder is een journalist. Adolphe Racot, krank zinnig gestorven. Alweder een slachtoffer te meer van dat afmattende leven, dat het hedendaagsche journalisme van een mensch vordert. Men zou een droevige statistiek kunnen opmaken van die genen, wier hersens zijn gekrenkt onder de in spanning van dezen arbeid, die weldra, als dat zoo blijft voortgaant, tot devies zal moeten nemen: Morituri te snfutant. Do pers heeft thans geheel ander gebiedende eischon dan vroeger. Do tijden zijn voorbij dat de journalist van het oude régime op zijn doodo ge mak zijn vijf of zes artikelen per maand kon aeditecren en stollen. liet is tegenwoordig scheuren en breken, onverpoosd, onverbiddelijk werken; een wedren om het eerst het nieuws machtig te wor den en het eerst oen artikel te schrijven over het geen er voorvalt. Op tooneelgebied alles oud nieuws, louter reprises. Dat legt juist geen eervol getuigenis af voor de vruchtbaarheid van het tegenwoordig geslacht. Men is in ieder genre gedwongen zijn toevlucht te nemen tot hot verleden, 't Is de moeite waard eens de affiches in te kijken Wil men eens naar hartelust lachen, dan moet Labiche weer op de planken komen. Offcnbach moet er bij als men een vroolijk liedje wil hooren. En houdt men van tranen on snikken, dan kan men het niet buiten Dennery stellen. Hier do Deux jMerlea Jilancs, daar Órpliée mix Enfers; elders Marie Jeuniie, zonder te spreken van de Jlemix iiicsxieursde lioisDoréin de Porte-Saint-Martiu, zonder ook te sproken van de Opéra-Comiqnc, waar men onop houdelijk Meyerbeer, Massé, Adam en Auber op het programma ziet teriigkccren. En in zulke tijden van armoede werpt men den rijkdom van Wagner's Lohengrin het venster uit, i uit pure vaderlandsliefde ! A. Ij. NB. Wegens plaatsgebrek eerst beden opge nomen. Dumas van sommige zijner stukken zegt: Ne nous amcnez pas vos filles", zou men om eene reden, afwijkend van die des grooten franschen tooneelschrijvers, ten deze het zelfde kunnen zeg gen. Om eene andere reden: Dumas erkent, dat men jonge vrouwen met sommige toestanden niet gemeenzaam behoort te maken; in tooneelwerken als Piccolo" heeft men geene te-rug-zetting der algemeene stemming te wraken, maar iets onbe tamelijks ligt in dat gene wat ondersteld wordt. Trouwens het overigens zeer komieke en goed geschreven zangspelletjen (in 't Fransch getiteld: Le Pompon") is reeds gedagteekend van 1876, dus nog uit Offenbachs bloeitijd, met wien Charles Lecocq, de komponist van Le Pompon", het bowfljnne gemeen heeft, dat in sommige doelen naast het bevallige en opwekkende verschijnt. Zoo als in de meeste operetten uit do overgangs periode 2e keizerrijk-republiek werkt dit tooneelstuk weinig mee om den eerbied voor de gestelde machten te bevorderen. Te zeggen, dat de voornaamste rollen in handen waren van Mevr. Bnderman, den Heer Dekeukelaere, den Heer Kreeft, den Heer Kelly, den Heer Kiehl, Mevr. Nagtegaal, en Mej. Van Westerhoven, is akte nemen van eene uitvoering vol talent en opgewektheid. In-zonderheid Mevr. Buderman heeft zich, in zang en spel, weer overtroffen. De Heer Dekeukelare, van wien wij een scène musicale met Mej. Kiehl in het Grand Théatre vroeger hoorden, en die den Korporaal daar heel aardig speelde, is een aanwinst voor de Hoeren Prot. Zijn Hollandsen laat weinig te wenschen over. De balzaal in het Paleis van den Onderkoning doet veel eer aan het talent van den veelzijdig begaafden Heer Prot Jr. De Bedelares",,, beroemd Drama in 5 Bedrijven" is. met de noodige stijfheid, uit het Fransch ver taald door J. P. Hagen. Waarom luisteren do Heeren vertalers van stukken uit het dagelijksch leven toch hunner omgeving niet eens af, hoe gewone menschen spreken ? De artiesten hebben gedaan wat zij konden om den text te bezielen, maar zij durven natuurlijk niet al te zeer van de redaktie afwijken. Hot stuk is wat men noemt zeer gemoevemonteerd, en deze verscheidenheid is in het voordeel: want anders wordt bij een stuk mot zulk een roerenden titel, allicht wat te veel op de traanklieren gewerkt.\ 't Is jammer, dat do schouwburg der Heoren Krcukniet, Mutters & Co. niet een weinig meer com/ortable is ingericht: want er wordt zóó goed gespeeld, dat men zich den kleinen entree-prijs naauwelijks verklaren kan. De Heer Blaaser, Mev. Marie Verstraetcn, Mej. Juliette Roos. de Hoer van den Heuvel, Mev. de Boer van Rijk en de Jongcjufvrouw Stuckmann hebben de voornaamste rollen met groot succes vervuld. De Heer van den Heuvel had weer ver geten zijn degen aan te doen en de Heer Blaaser had verzuimd zijn snorren af te scheren. Zou men niet, behoudende het belang der kas, n avond per week een voorstelling zonder cigarenrook, met een verhoogden entreeprijs, kunnen geven? * ' * De Hoor D. Haspels schrijft mij, dat hij aanleiding gevonden heeft lot het steeds doen optreden van Philtus -Z'V/// met het zelfde kostuum, in de zeker onder hot oog van Jules Verno vervaardigde ilustraties van De Ncuville en Bene 11. Gaarne erken ik, dat de Heer Haspels hiermee verandwoord is: maar ik zou toch niet graag het beginsel prijsgeven, dat een uitvoerend kunstenaar bevoegd is den auteur te verbeteren. Het komt er op aan, of men de archeologische historie of de levende kunst wil dienen. ALB, Til. Kunst en Letteren. HET TOOXEEL TE AMSTERDAM. Frascati: Doctor Piccolo. Salon des Variétés: 1)6 JScdehires. De nieuw gemonteerde operette van Chivot en Diirti is wel een beetjen stijette i'i caution Er wordt niets onbetamelijks in gezegd; kinderen kunnen er geen aanstoot uit nemen. Wanneer sommige jongelui er, hier of daar, bij grinniklachcn. dan komt ons het geval van Napoleon den Eerste te binnen, die, met eeu Dame door een galerij van antieken wandelend, op haar aan merking, dat die naakten zoo stootend waren, amlwoordde: 11 n'y a rien d'inconvenant ici, Madame, que votro observation". Maar als Alex. DE I10LLANDSC11E OPERA. Met do opening . van het tweede seizoen der Hollamlscho opera heeft de lieer J. G. do (.'root, directeur van het Ilollandsche operagezelschap, eene brochure doen verschijnen, waarin de re denen van het ontstaan en het aanvankelijk succes van deze stoutmoedige on verdienstelijke onderneming worden uiteengezet. De gretigheid, waarmede Eranschc en Duitsche opera's hier te lande genoten worden, en welke doet zien, dat het muzikaal drama voor conigc standen deimaatschappij werkelijk eene behoefte geworden is. heeft den heer de Groot voor de goede rech ten onzer taal, de taal van het land, die dan ook do taal van het tooneel moet zijn, doen op komen, en bij hem, zooals bij velen, do vraag doen rijzen, of er ook in Nederland, naast de stich tingen uit den vreemde, geen plaats zou zijn voor het bestaan eener nationale opera. Die vraag te stellen is tegelijk ze beantwoor den," zegt de heer de Groot, en vervolgt: Wel beweren velen, dat onze taal zich niet leent tot zangtaai on zijn er anderen, die minachtend ncderzien op alles wat van eigen bodem voort komt, om alleen in bet uitheemsclic bet ideaal van 't schoonc toe te juichen, doch tegen zooveel antipathie en anti-vaderlandsgozindhcid hebben dichters en componisten reeds voorlang protest aangcteekenil en door de daad bewezen, dat de rijkdom van Nederlands taa! ook op kunstgebied mag geldon. Ontkennen wil ik 't niet, dat ik hierin een spoorslag- vond om te beproeven, wat op dit ter rein, in nationale opvatting te doen ware. of 't niet mogelijk zou zijn, den toestand in 't leven te roepen van voor een tachtigtal jaren, toen ook in Amsterdam de Ilollandscho opera met welge vallen werd begroet. Dit leidde mij in Mei 188>>, tot de stichting van liet Hollandsen Operctten-Gczelsrhap". Mijn eer ste pogingen mochten uit de aard der zaak. niet anders dan bescheiden zijn. Ik wenschte eerst den smaak van het publiek te toetsen en mij te ver gewissen, in hoeverre liet genegen ware een on derneming te steunen, die door samenstelling van een goed gezelschap zou zijn het boste te leveren, wat op bet gebied der Operette en Opera-Comique, in liet buitenland bekendheid beeft. Gedurende de zomermaanden kwamen alzoo voor het voetlicht: De Schecpskapitein", (Le canard i trois bccs) van Jonas; (iravin Cameroni", (La petite Domoiselle) en Marjolaine". beiden van Lecocq, benevens De Arme student", (Der Bcttelstudent), van Carl Millöcker, waarby zich aan sloten de bekende werken van den Gentschen komponist Karel Miry Maria van Bourgondië" en Frans Ackerman". De bijval, dien mijne onderneming bij het groote publiek en vooral bij de pers ondervond, terwijl ik mij alras mocht verheugen in den aanmoedigenden steun en de sympathie van bevoegde kunstrechters van naam, deden mij besluiten om den grooten stap te zetten op het ernstige terrein, dat ik mij van den aanvang af voor oogen had gesteld. De Hollandsche Opera" werd gesticht. Gounod's Faust", Carmen" van Bizet en ein delijk de Jodin" (la Juive") van Halévy, waartusschen bij afwisseling de Zigeuner-Baron" van Strauss, Lortzing's Czaar en Scheepstimmerman" en Martha" van Flotow, kunnen getuigenis af leggen voor den ernst mijner pogingen, die het bestaan der Hollandsche Opera" als een voldon gen feit bevestigen. In nog geen twaalf maanden tijds werden toch 12 muzikale werken van zeer uiteenloopend genre ingestudeerd." De pogingen door den hoer de Groot aange wend, hebben alzoo aan de Hollandsche Opera naast de vreemde reeds eenigzins de haar toekomende plaats doen verkrijgen; toch is daarmede nog niet geheel het doel dat hij zich voorstelt bereikt. Rekening houdende met den smaak van ons publiek, heb ik tot dusver mijn keuze bepaald tot de voortbrengselen der vreemde lyrische kunstscholen. Fransche en Duitsche Opera's in Nederlandsche taal vertolkt dus binnen het bereik gebracht van ons volk is wel de eerste stap, het beginsel, waarop de Hollandsche Opera zich bewegen moet, wil zij langs geleidelijken weg het burgerrecht erlangen. De noodzakelijkheid schrijft dit ook voor het goed gelukken eener onderneming begrijpelijker wijze voor. Daarom viel mijn keuze voor het aanstaande seizoen weder op werken van buitenlandsche maestro's: als, o a. Rossini's Bar bier van Sevilla," Ie Trouvère," la Traviata" en Otello" van Verdi, Lucie de Laminermoor" en la Favorite" van Donizetti. Hamlet" en Mignon" van Thomas, terwijl ook enkele popu laire operettes, o. a. de Vledermuis" en Donna Juanita" voor hot voetlicht zullen worden gebracht. Mijn doel ligt evenwel verder. Na de vorming van een repertoire de eerste vereische van ! bestaan en ook de grootste moeielijkheid, wa.armede een stichting als de onderhavige te kampen heeft, omdat het repertoire voornamelijk uit zulke kunstwerken dient gekozen te worden, die n den smaak van het publiek kunnen streelen, n van blijvende waarde zijn, moet de Hollandsche Opera beantwoorden aan hare eigenaardige strek king van nationaliteit en bevorderlijk zijn aan ]. eigen kunst. Ons vaderland kan wel bogen op talentvolle toondichters, maar Nederland is niet rijk" aan oorspronkelijke lyrische kunstvoortbrengselen. De reden daarvan ligt voor de hand. Tot dusver ontbrak feitelijk do gelegenheid voor velen om l hetgeen zij in oorspronkelijke taal praesteerden, '? tot opvoering te brengen. Enkelen ook hielden j rekening met. het bestaande vooroordeel bij het j publiek en componeerden op Duitsche en Fransche ! teksten; het nationale lyrisch-dramatisch tooneel i bleef' arm, verwaarloosd. Nederland kon niet, even; als Ylaamscb-België, op eigen kunst roem dragen. j Zal dit nu eindelijk anders worden? Ik hoop j bet. 't Ts mijn doel. mijn streven. Den weg heb ik er voor aangewezen. De moeielijkueden, die ik op mijn weg nog ontmoeten zal, hoop ik door den steun en de sympathieke medewerking van allen, die 't wèlmconen met eigen kunstleven, te over winnen. Oorspronkelijke opera's van Nederlandsche [ dichters en componisten moeten, naast bet beste der j uithcemsche scholen, bet repertoire der Hollandsche opera volledig maken, zij zullen er de eereplaats i innemen." | Zulk eene belofte en zulk een streven verdient ! zeker do aanmoediging van ieder .die het met i Nederlands kunst wél meent. liet mag hem niet ; afschrikken, dat vroegere pogingen op hetzelfde i gebied nauwelijks een spoor hebben nagelaten. In den Giax van November 1.1. brengt Mr. J. N. van Hall eenige episoden uit hot verleden der Ilollandscho Opera'' in herinnering, die het streven van den heer de Groot te heldhaftiger doen schijnen. In 17(>8 en volgende jaren kwam de VJaamsciic operatrocp van J. . Neijts, na den alloop van haar winterseizoen te Amsterdam enkele voorstellingen te geven; in 1701 was er een an dere Neijts als tenorzangcr bij de operatroep op ket Leidschopleiu. Men vindt op bet repertoire daar niet enkel operetten; in de jaren 180-1 tot ' 1807 vindt men vermeld den Richard Leeuwen hart" van GrOtry, reeds in l !) l door Rnloft's ver: taald. Edipns te Colonne" van Saccliini door P. J. Uijlenbroek bewerkt, Don Juan". Do Toovcr1 Huil"'. i Later kwamen ook Weber's opera's Froischütz", Obcron" en de meest bekende Fransche dier da gen op liet repertoire. En ook oorspronkelijke Opera's kreeg men te hooren. Velen zullen zich ; nog de Sal'fu" herinneren, do opera van Van Uree, ' op woorden van Mr J. van Leimep. ' De vroegere Hollandsche operatrocpen'1 voegt j Mr. van Hall er bij. zouden ons thans niet meer ; voldoen. Reeds de tijdgenooten waren er maar j matig mee ingenomen. In bet tijdschrift »Mclpomene en Thaiia" van IG.Üctober 18;!-!- wordt in j eene verhandeling over bet Nederlandsen tooneel \ de raad gegeven om den zoogenaamaen opera seria maar stil in Italië, Frankrijk en Duitschland : te laten bloeien (oorspronkelijk werk zonderen wij zeer gaarne uit) want deze tak kan immers, voor alsnog, geen wortel bij ons schieten of goede vruch ten dragen !'' Wij bobben" vervolgt de schrij ver er geene middelen toe. en wij durven ons geenszins verklaren, dat, met uitzondering van den Edipus te Colonne van Sacchini, geen groote opera ooit voegzaam bij ons is opgevoerd, of nimmer den kenner voldaan heeft;.", Zangers hebben wij, volgens den criticus van Uv>l, geen enkelen, en van de zangeressen kunnen de dames Naret?Koning en Engelman alleen in de optira-eomiquo voldoen". Dat er voor de Hollandsche opera thans vol doende uitvoerende krachten kunnen gevonden worden, is de/on winter gebleken; mocht de hoop van den boer do Groot, dat er ook Hollandsche componisten en dichters zullen gevonden worden, die hunne krachten aan deze nationale zaak

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl