Historisch Archief 1877-1940
'THniliT
:?
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.519.
iedere regeering onder het republikeinsche
'~)e. Om deze klachten en spotternijen
are juiste waarde te schatten, bedenke
dat zij voor een goed deel afkomstig
ran onze oostelijke naburen, die den
heBouden danken, als hunne ministerien
~ minder stabiliteit bezaten, en dat zij zijn
jjroken door den heer Von Bismarck,
ach hef »iV suis et j'v reste" van
maarMac-Mahon heeft toegeëigend, met
miskenning van het
verschil^tushet onverantwoordelijk hoofd van den
en het verantwoordelijk hoofd van een
wijsgeer Burke heeft indertijd
at hij zion geen buitensporigheid van
Tolkswil kon denken, zóó gevaarlijk, als
* Jbê* bestaan van eene macht, die zich tegen
dien wil kan verzetten. Wie het met Burke
. eens is, zal moeten erkennen, dat er onder
al de weeklachten over de instabiliteit van
parlementaire ministeriën eene goede dosis
, bsachelarij verscholen ligt.
"" ȕet moge hard schijnen" zegt de Daily
'? Hgtw »dat terwijl het Duitsche rijk in
geoéraal Bronsart Von Schellendorf een minis
van oorlog heeft, die bijna even vast in
zadel zit als vorst Bismarck zelf, de
.__ -BSche republiek ia dit opzicht slechts
etemdvastig m de afwisseling kan wezen;
mr ar Frankrijk moet de nadeelen van zijn
'BWaaingsVonn als hét nadeelen zyn!
**!§«Je voordeelen daarvan op den koop toe
"" a. Het heeft, sedert Lord Lyons twintig
geleden het hotel der Engelsche
ambasTiefrpk, gemiddeld eens per jaar een
uwen minister van buitenlandsche zaken
en stabiliteit in dit departement is
t (minstens even wenschelijk als in dat der
aire administratie."
_ans blijft Flourens; Boulanger gaat, en
u|«flr ministerie treedt op als uitvoerder van
'' tm?wil der begrootingscommissie. Het is der
genomen, bewees, dat de meeste onder
pen elders behoorlijk waren overwogen en
toegelicht, en dat dus de spoed.waannede de
beslissingen werden genomen, geen twijfel be
hoefde te wekken aan de beginselvastheid en
aan de eerlijkheid van de overtuiging der
congresleden.
_ Het hoofdpunt der beraadslagingen was het
vinden eener formule voor algemeen stem
recht. Het meerendeel der arbeiderspartij
wenscht het stemrecht aan alle meerderjarige
mannelijke ingezetenen toegekend te zien, dus
6k aan de analphabeten. Dit voorstel vond
in de vergadering slechts weinig instemming;
daarentegen werd met groote meerderheid eene
lezing aangenomen, waarbij de kennis van
lezen en schrijven als onmisoare voorwaarde
voor de uitoefening van het kiesrecht werd
gesteld.
Niet slechts door deze tegemoetkoming, maar
door tal van andere besluiten, ten slotte ook
door een votum ten gunste der amnestie, werd
aan de arbeiderspartij de hand gereikt. Mag
men_ het daaraan toeschrijven, dat de werk
staking kkferde afgeloopen week aan omvang
en beteekenis veel heeft verloren, en hier en
daar zelfs als geëindigd kan worden beschouwd?
Het is niet gemakKèlijk, een antwoord op
deze vraag te geven, zonder gevaar te loopen,
het »omdat" en het «nadat met elkaar te
verwarren. Doch men mag veilig aannemen,
dat de besluiten, door de liberale progressis
ten te Brussel genomen, op de stemming der
arbeidersbevolking niet zonder invloed zijn
gebleken, terwijl die besluiten zelven het ge
volg zijn geweest van eene juistere en minder
bevooroordeelde beschouwing van de wenschen,
behoeften en bezwaren der minder gegoede en
politiek-misdeelde klassen. Zulk eene "Wis
selwerking" mag zeker als een verblijdend
verschijnsel worden begroet.
E. D. PIJZEL.
moeite waard, bij dit drieledig resultaat even
?»-«tüte staan.
- De minister van buitenlandsche zaken heef t
in de netelige Sehnaebele-quaestie,_door
ite en beleid onderscheiden. Overigens
act hij tot de stillen in den lande, en
:t hij allerminst jacht op eene goedkoope
iriteit.
eraal Boulanger heeft weinig of niets
1 ^jüpraesteerd, maar des te meer over zich zelf
proken en van zich doen spreken. Zijn
ste titre a la qloire bestaat hierin dat de
Von Bismarck en de officieuse pers hem
-a een gevaarlijk man hebben gesignaleerd.
11' Flourens wekt geen geestdrift, maar wat
'r hij doet, kan den toets der kritiek doorstaan.
"Van Boulanger is het waarschijnlijk, dat hij
ten. deele beter, ten deele minder goed is dan
lïjjn. reputatie, maar zeker, dat hij een groot
aantal uiterst compromitteerende vrienden
heeft.
Men verhaalt, dat Emilio Castelar, toen
* men hem met generaal Boulanger in kennis
wilde brengen, zou hebben geantwoord: »Dank
u. ik ken al genoeg Spaansche generaals."
at vooral teekent den Franschen ex-minis
ter van oorlog. Een Spaansche generaal, in
den zin, dien Castelar klaarblijkelijk aan het
woord hecht, is iemand, die zijne positie mis
bruikt, om zijn degen in de politieke
weeg? schaal te werpen. Het feit alleen, dat men
C eraal Boulanger in staat achtte om de
fdrol bij een prominciamento te spelen, is
reeds voldoende om den heer Grévy te recht
vaardigen, die weigerde, deze woelige per
soonlijkheid wederom te stellen aan het hoofd
van het departement van
oorlogDe heer Bouvier, de gewezen voorzitter der
begrootingscommissie, welker rapport het
ministerie-Goblet ten val bracht, heeft bij zijn
' optreden dadelijk getoond, dat hij tegen de
verwoede oppositie van de gauche radicale en
de extreme gauche opgewassen was. Om zich
chter te kunnen handhaven, moet hij zeker
wezen van den steun eener meerderheid uit
de republikeinsche fractiën, want de steun
der rechterzijde is niet slechts weinig betrouw
baar, maar ook comproniitteerend. Die meer
derheid heeft de heer Rouvier bij het eerste
- beslissende votum verkregen, maar een. aan
tal leden had zich bij deze gelegenheid buiten
stemming gehouden. Het zijn vooral de
zoogenoemde «onaf hankelijken", de weifelaars
onder de republikeinen, die den doorslag kun
nen geven .De heerRpuvier kan \ an hunne mede
werking verzekerd zijn, indien hij hervormingen
. en bezuinigingen invoert, die bij de groote massa
der kiezers instemming vinden. Tot die her
vormingen en bezuinigingen heeft hij zich in
. beginsel bereid verklaard, maar de groote
moeielijkheid ligt in de keuze. Wanneer op
eene begrooting zestig millioen francs moeten
worden uitgewonnen door eene dure admini
stratie goedkoop te maken, zal men menigeen
in zijne redelijke of onredelijke aanspraken
moeten teleurstellen. Het
zuinigheids-begiiisel is even eenvoudig in de theorie als
moeielijk in de praktijk, vooral in Frankrijk, waar
n de kiezers n de députés veel te veel
mede regeeren en mede administreeren, en
waar dus ieder besparingen toejuicht, mits
zij niet ten koste van hem of zijne vrienden
maar ten koste van anderen geschieden. Kan
déheer Rouvier, wiens programma overigens
aan alle billijke eischen voldoet, ook deze
moeielijkheid oplossen, dan mag men hem
van heeler harte een lang ministerieel leven
toe wenschen.
*
* *
De Belgische liberale progressisten hebben,
onder de leiding van Paul Janson, een
congres_ gehouden, waarop een geheel program
ma is vastgesteld, dat als voorloopige grond
slag van samenwerking dienst kan doen. De
discussie over eene zoo omvangrijke stof is
binnen twee dagen ten einde gebracht; het
laat zich dus hooren, dat de diepte der
discussiën aan de uitgebreidheid moet worden
opgeofferd. Doch de b\jna volkomen eenstem
migheid, waarmede de meeste artikelen van
het geavanceerd-liberale credo werden aan
Uit het Haagje.
't Overkomt een correspondent of kroniekschrij
ver maar zelden, dat hem een onderwerp vanzelf
in de pen wordt gegeven; hij moet het zoeken
dikwijls, helaas, in 't zweet zijns aanschijns, zooals
de gouddelver, die met spade en houweel den
zwygenden grond omwoelt om een goudadertje
te ontdekken met dit onderscheid nochtans, dat
als eerstgenoemde zijn adertje gevonden heeft,
't hem niet altijd goud oplevert, terwijl de ander
precies weet wat hij ervan in zijn zak steekt.
Maar, enfin, hij vindt dan toch zijn goudspiertje
en hij omhelst het met liefde, zooals de jonge
man zyn jonge vrouw omhelst, die hij zooeven
uit de hand des welwillenden ambtenaars van don
burgerlijken stand als zijn rechtmatig eigendom
heeft ontvangen, met het doel om haar levenspad
met rozen te bestrooien, die ze hem met
vergeetmij-nietjes zal terug betalen, als ze onverhoopt
hem mocht komen te overleven.. . ik stap haastig
van dit onderwerp af want waarlijk, 't is een
onderwerp dat ik daar gansch ongezocht heb
gevonden en me in verzoeking zou brengen er op
door te gaan tot groote ontstichting van hen en
van haar, die 't in die bloemen-strooierij niet
eens met me zouden zijn.
Neen, 't onderwerp, dat daar als gesneden brood
Waar voor me ligt, heeren en dames, is het
Pinksterfeest. Voorwaar een mooi onderwerp, maar
dan moet het weer ook mooi zijn geweest, want
Pinkster-dagen met mot- of stortregens zijn nog
vervelender dan gewone Zondagen. Een
Pinksterstorm daarentegen kan zeer belangwekkend zijn,
maar komt weinig voor. Nu, over 't weer viel
ditmaal niet veel te klagen. Pinkster-Maandag
begon 't omstreeks elf uren een weinig te regenen,
maar de barometer ging vooruit en kort na
twaalven klaarde de lucht op en we kregen
't mooiste weer van de wereld namelijk in ver
gelijking met het koud hondenweer dat de lieve
lente ons dit jaar bezorgd heeft. Nu, van dat
mooi Pinkster-weer maakte o. a. de "Witte Soci
teit gebruik om de muziek in de tent to doen
afzeggen, terwijl zo don dag te voren, toen de
thermometer geen 60 gr. kon halen, lustig had
gespeeld. Ik ben echter ditmaal niet van plan
iets van de Witte te zeggen wat haar heeren
commissarissen niet welgevallig zou kunnen zijn,
want de machtigen der aarde en onder deze
behooren in den Haag gezegde heeren hebben
lange armen; ook is 't kwaad kersen eten met
de grooten, want ze gooien mot de pitten; maar
een volgenden, keer hoop ik u toch iets te ver
tellen wat ge zeker nog al merkwaardig zult
vinden zoo curieus dat ge 't misschien niet
gelooven zult, maai voor do waarheid kan ik u
instaan. Waarom ik dan later niet bang ben voor
die kersepittcn? vraagt ge. Ach, mijn waarde
heer, den oenen dag heeft men meer courage
dan den anderen, en ook hebben do groote hoeren
den eenen dag een minder prikkelbaar humeur
dan den anderen. Misschien tref ik 't wel, dat die
beide evontualiteiten samenvallen en dan heb ik
eenigo kans, er zonder kleerscheuren af te komen.
Nu er in de Tent geen muziek was, had de
Dierentuin dos te meer bezoekers en do
teleurgestelden, die per rijtuig naar 't Bosch waren
getogen, lieten zich nu naar Schevcningen brengen.
Luister eens, ik wil u de waarheid zoggen;
ik vond die twee Pinksterdagen superieur vervo
lend, en daarom spijt het me eigenlijk dat ik er
over ben begonnen; maar we zy'n nu eenmaal
samen in 't schuitje, en daarom vogue la
galère. Ja, vervelend. Pinksteren en uitgaan, dio
twee behooren onafscheidelijk bij elkaar. Vooral
Pinkster twee is een der welbekende weinige da
gen bij uitnemendheid, waarop geen oude vrouw
bij haar spinnewiel blijft, wat haar tegenwoordig
des te gemakkelijker valt, nu er geen spinnewie
len meer zijn. Nu vind ik van dio algemeene
uitgaansdagen drie dingen vervelend; vooreerst
dat ze geforceerd zijn: je moet uit of je wilt of
niet, en gedwongen pleizier vind ik onplezierig;
ten tweede kan 't vervelend zijn als je op plaat
sen komt waar je menschen en pret denkt te vin
den en je ontmoet er geen van beiden; ten derde
is 't vervelend als je nergens kunt komen of 't
is er zoo vol, dat je alleen door verregaande
brutaliteit, desnoods onbeschoftheid, een plaats of
een stoel kunt krijgen.
De eerste yerveling ontga ik op zulke feestda
gen nooit. Uit te gaan omdat iedereen het doet,
vind ik op zichzelf de ellendigste reden die er
te bedenken is. Bij zulke gelegenheden blijf ik
liever thuis; dat is dan ook werkelijk gedistin
geerder. Maar, ziet u, 't wordt me dan niet ge
vraagd wat ik liever doe. Mjjn betere helffttelt
reeds vroegtijdig de questie, niet of wij en
onder die wij telt de ondergeteekende beslist mede
in zijn qualiteit van portemonnaiehouder maar
waar we zullen heengaan, of rijden. Van de twee
andere vervelingen viel me de laatste te beurt
We hebben Pinkster-twee gereden overal heen
waar 't zoo propvol was dat men zich niet
keeren of wenden kon; waar je moest vechten om
een plaatsje en waar je alleen aan een stom toe
val te danken hadt, als je iets kon machtig wor
den van wat we gewoon zijn met den naam van
ververschingen te bestempelen. En nu ben je ge
commandeerd om daar plezier in te hebben en
dan moet je bovendien dat gecommandeerd ple
zier veel duurder betalen dan een vrijwillig dito.
£genlijk zou ik willen vragen of we op zoo'n
niet allen stapelgek zijn. Je hoort en ziet
dan menschen en altjjd menschen, dicht op
elkaar gepakt of dooreen krioelend, en je voelt
niets dan stompen en trappen, en bij afwisseling
een glas bier of ander vocht, door een tegen
't gedrang worstelend bediende in je nek gegoten.
En kom je Scheveningen binnen, dan heb je 't
welbekende reukje er nog bij.
Aan de Promenade, waar 's avonds de
fanfaremuziek der Jagers speelde een zeer verdien
stelijk korps in zijn soort, alleen 't soort is
niet mooi, al is 't goed om marsenen te blazen
vóór den troep was nu letterlijk geen plaatsje
zoo groot als myn hand te krijgen en een der
heeren kellners verzekerde mij dat hij me geen
stoel kon bezorgen al bood ik er hem honderd
gulden voor. Nu, dat lag ook volstrekt niet in
mijn plan en ik weet ook wel zeker dat als ik
hem een tiende gedeelte van die som geboden
had, hij me wel stoelen voor mijn heele familie
zou bezorgd hebben, als had zy zooveel andere
gasten er den hals om moeten breken en
figuurlijken zin, bedoel ik.
Nu, dan maar naar Scheveningen! 't Is bekend,
dat eigenlijk geen Hagenaars ten minste maar
weinigen naar Scheveningen gaan pour Ie bon
motif d. i. voor de zee en de zeelucht. De regel
is dat je er heengaat, omdat anderen 't ook doen,
En wie nu met mij 's avonds van Pinkstermaandag
op Scheveningen was, zal, als hij eerlijk is, moe
ten bekennen dat het er, ondanks zijn vele be
zoekers, tamelijk saai was. Als 't een pleizier moet
heeten, ergens te gaan zitten koffie of bier drin
ken en de andere bezoekers, die zich blijkbaar
loopen te vervelen, aan te gapen, nu dan zog ik
niets anders dan dat i k dat geen pleizier vind.
Gaarne laat ik de pret aan anderen over.
Het Kurhaus, dat ze aan den zeekant voor een
gedeelte bloedrood hebben geschilderd of 't zoo
blijft weet ik niet, maar dan vind ik 't niet mooi
staat daar alsof 't nooit afgebrand is geweest,
maar ziet er in zijn verlatenheid waarlijk ook niet
amusant uit. Ik hoor dat het den 15n dozer maand
zou geopend worden. Ge weet ik heb 't u
indertijd geschreven hoe 't toen is ingewijd;
hoc er champagne gedronken en copieus gesou
peerd is door hoeren en dames dio bij zulke
kostelooze gelegenheden zich eens ferm te goed
doen en nu was men op de goede, edelmoedige
en fatsoenlijke gedachte gekomen om al die
soupours en soupeuses in staat te stellen, op hun
beurt, do milde fecstgevers het genot te verschaffen
van ook eens kosteloos te soupeeren.
Het inwijdingsfeest had, zegt men, ?6000 gekost
en nu moest men dezelfde som bijeen trachten te
krijgen voor het contrafeest. Maar, ziet u, al de
lui die bij de inwijding getoond hebben zulke
viitstokendo magen te bezitten, hebben thans hoe
genaamd geen lust in sonpeeren. zelfs niet in
champagne. Vindt ge dat niet sterk? Misschien
kou op de maag gevat. Ja, dat kan wel. Do
heropening zal dus op een droogje plaats hebben,
want hot is niet te voorzien dat de heeren van
't Kurhaus een twcode feest zullen aanrichten,
hoewel ik hun de verzekering durf geven dat zo
luttel bedankjes zouden ontvangen, al zijn de ma
gen nog zoo van strook.
Nu zijt go zeker niet erg tevreden over mijn
Pinkster-verslag. Kan ik dat heipon? Geef mij,
as je blieft de schuld niet. Dat mankeerde me
waarachtig ook nog, bij al 't lieve geld dat me
hot gecommandeerd plezier gekost heeft.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Fransche-Laanschouwburg: Daniëla.
Tooneelvereeniging D. V. G. Kunstavond.
Al is het nu, gelukkig, zomerdag, wanneer
do schouwburgbesturen zulko ernstig gemeende
voorstellingen geve-i als do Koninklijke
Veroeniging" met Daniëla", mag men daar het stilzwij
gen niet over bewaren.
Felix Philippi heeft oen zeer ongemcenon groep
in de geschiedenis van het menschelijk hart, met
dit tooncelspel, gedaan. Ererhard ton Leucken
(het programma noemt hem twee maal Lencken)
is hertrouwd met Daniëla, ocno jonge Dame, die
oen goode opvoedster voor zijn 4-jarig dochtertjen
zal zijn. maar wel verre van de vurige liefde
to beandwoorden, die deze hom gewijd heeft, denkt
hij altijd nog met de grootste tederheid aan zijne
eerste vrouw Helene, wier portret in hun huis
kamer hangt. Daniëla lijdt hier zeer onder; maar
wil toch al doen wat zij kan, om haren echtge
noot gelukkig to maken. Zij heeft ontdekt,
dat de overleden vrouw haar man ontrouw
geweest is. Helene was namelijk van der jeugd af
door de innigste liefde verbonden geweest aan den
(tegenwoordigen) advokaat Ferd. Arndt en ge
dwongen geworden Von Leucken te trouwen, die
(zonderling genoeg) nooit bespeurd heeft, dat
zijne vrouw hom niet liefhad, Daniëla heeft een
paar samenkomsten met Ferd. Arndt om hem de
brieven te-rug te vragen, die hij van Helene be
waard heeft, en die Daniëla wil vernietigen, op
dat ze bjj Von Leueken nooit zouden getuigen
tegen zijn eerste vrouw. Deze samenkomsten wor
den bij avond gehouden. Alfred'Ehingen, broeder
van Von Lettcibens eerste vrouw, wist, dat zijne
zuster schuldig geweest is en maakt nu de deugd
van Daniëla b§Von Leucken verdacht. Hij deelt
hem mee, dat er op zeker avonduur een samen
komst plaats zal hebben,.
Von Leucken gaat uit, met het oogmerk om
z\jn vrouw met den onbekende te overvallen. Maar
als hij te-rug-komt, heeft Arndt gelegenheid gehad
te ontsnappen. Von Leucken wil zijn vrouw dwin
gen hem den naam van den man te zeggen, maar
zij en Arndt hfibben elkander gezworen, dat zij
het geheim zouden bewaren. Uit hare onschuld
put Daniëla nu de kracht om als bescbuldigster
op te treden en haren man te verwijten, dat hij
haar nooit bemind heeft. Zy verlaat hem. Von
Leucken wil een proces van echtscheiding begin
nen, en wendt zich daartoe tot den beroemden
advokaat Ferd. Arndt. Deze brengt hem onder
het oog, dat de schuld van Daniëla volstrekt niet
bewezen is en doet hem het verhaal van de beide
huwelijken, door Von Leucken-zelven gesloten,
met inbegrip van de ontrouw van Helene. Von
Leucken is woedend, gelooft er niets van. Het
bewijs? De minnaar, de schuldige staat
voor u." Uitdaging. De reden der bekente
nis is natuurlijk, dat Arndt heeft willen boe
ten voor zijn schuld en een einde heeft willen
maken aan het lijden van Daniëla en den
door hem beleedigden man in liefde met de tweede
vrouw vereenigen. Von Leucken gaat tot haar
en smeekt om vergiffenis. Zij laat zich
verbidden, en te-gelijk komt het bericht, dat Ferd. Arndt
zich van het leven beroofd heeft. ^Esthetiesch moest
het inderdaad dezen schuldigen weg wel op. Een be
rouwvol kloosterleven was minder gemakkelijk aan
te brengen.
Eene lichtelijk aangeduide liefdesgeschiedenis
kom nog in het stuk voor: namelijk, van Arndts
besten vriend Dr. Nordau met Hedwig, dochter
van de Barones von Auer, Danielaas moeder
lijke vriendin. Aan dit mëisjen wordt ook het
hof gemaakt door Alfred Ehingen, die een spe
ler is en, als boven bleek, een man zonder veel
geweten.
Tot de fouten van het stuk behoort, dat het
dochtertjen van Helene niet sterft voor dat de
intrige ten tooneele komt. Maar ik kan niet
nalaten mijne bewondering over de samenstelling
van het stuk uit te spreken. Het maakt ook op
vele plaatsen een diepen indruk. Voor een ge
deelte is deze echter te danken aan het voor
treffelijk spel, in-ronderheid van Mej. S. van Biene
(Daniëla) en den Heer Clous (Von Leucken).
Prachtig inderdaad was hunne woordenwisseling
in hot 2e bedrijf, na de vlucht van Arndt. Ook
het slottooneel met de verzoening werd gevoelig
gespoeld. Het derde bedrijf bood, met een schrijf
tafel in 't midden van het tooneel, een schil
derachtig effekt, en de Heeren van Schoonhoven
(Arndt), Clous (von Leucken) en Ising (Dr. Nor
dau} hebben met grooto natuurlijkheid, rondom
dio schrijftafel, dat bedrijf gespoeld. Voor Atfred.
E/tingen trad de Heer Royaards (onlangs nog
leerling der tooneelschool) op. Hij hoeft zeer goode
oogenblikken gehad. Van den beginne af ziet men,
dat hij, in Dr. Nordau, zijn mededinger haat en
zijn heengaan, met het opstrijken van zijn hoed,
als Von Leucken hem eindelijk wechjaagt, was oen
moostertrekjen.
De Heer van Schoonhoven hoeft zich zeer onder
scheiden. Jammer, dat hij voortgaat, in belang
rijke passaadjes, zoo zacht te spreken. Te-recht
herinnert Sarcey den toonoelspelers, dat zij door
het publiek verstaan moeten worden.
Mej. Chr. Poolman, de bedaagde Barones, speelde
deze gemoedelijke rol met veel aantrekkelijk
heid, zoo als men van haar gewoon is; ook
hare jongere kunstzuster, in hot stuk haar
dochter, Mej. Lorjé, heeft zich naar wcnscli
gekweten. Al zitten bij dit duitsche stuk de
groepen niot zoo rationeel in elkaar, als de
Franschen zo -weten to verbinden, do korapozitie
onderscheidt zich gunstig van velo andere
tooneelwerken van duitschon oorsprong. De taal kwam
ons voor vrij wel verzorgd te zijn. Do 'Barones
ron Auer zeide (in 't meerv.) gij", Daniëla ge
bruikte steeds onvervaard de vormen jij'' en jou".
Indien dit aan den opsteller der vertaling gelegen
heeft, moge hij zich voortaan van zulke
inkonsequenties onthouden.
Ik moet hier ook nog een woord van sympa
thieke hulde neerschrijven voor de Vereeniging
D. V. G., die, met ijver en opofferingsgeest, haar
kunstlievende loopbaan vervolgt. Zij heeft Vrijdag,
den 27n Mei, een avond gegeven vol afwisseling
en is daarin bijgestaan door onderscheidene hoogst
bekwame talenten. Van Creola, do schrijfster van
Anna Steinfort", hoorden wij het boeyend verhaal
der moederliefde voor een jong pianist. De schrijf
ster heeft zich in oen gave te verheugen,
die, door haren opmerkingsgeest, in de toe
komst nog rijke vruchten voorspelt. De baryton
Seb. Smit uit Rotterdam heeft ons op eenige
Duitsche en Hollandsche liederen vergast. Mej.
Herghuys, ocne jonge Dame, die eerstdaags hare
studiën aan het Conservatorium voltooid zal heb
ben, heeft eene welluidende, schoon niet krachtige
altstem, zjngt met veel gevoel en smaak en doet
groote eer aan de school van den Heer Messchacrt.
Het duidelijk uitspreken der woorden verzekert
den mnzikalen indruk, dien zij maakt. De lieer
Clous en Mevr. Riissing, leden van het Neder
landsen Tooneel", hebbon eene alleraardigste
kleine komedie van d'IIervilly en Grévin (?La
Soupière 1877) gespoeld, en buitendien gaf de
Heer Clous ons een treffend gedicht van Coppée
en Mevr. Rössing Het Lachebekje", door Mr van
Hall vertaald naar Jacq. Normand. Het is onnoodig
te zeggen, dat deze beide talentvolle artiesten met
oeno geestdrift, aan hun kunst geëvenredigd, en.
niet minder dan de andere voordragers (waartoe
ook eene pianiste-accompagnatrice, kweekeling
van het.Conservatorium behoorde), zijn toegejuicht.
'2 Juni, '87. A. TH.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Met de opvoering van Le Barbier de Séville
heeft het Hollandsche Operagezelschap, onder di
rectie van den Heer de Groot succes behaald.
Het kan niet uitblijven, of de talrijke bewijzen.