De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 5 juni pagina 4

5 juni 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 519 uitzondering. Hot bevat eene doorloopende van beschuldiging tegen kerk en geestehjkWaartoe deze nog zwarter te maken dan eds zjjn? Op geen enkel lichtpunt wordt Al wat in de Middeleeuwen slecht en id was, wordt geschoven op de rekening keek: slechte wegen en straten, slechte huislechte verlichting, sflchte gezondheidstoestand, en zedelijke onreinheid. Een ver tziend, wel overdacht plan, om den physietoestand der volken te verbeteren, bestond Niets werd gedaan voor hunne verstandelijke " ig. De aanleg van wegen werd volstrekt aangemoedigd. Aan de pest werd vergund(!?) " ird voort te woeden. Slecht voedsel, elkleederen, ongezonde woning mochten s hun nasleep uitbreiden. In duizend jaren ?WW de bevolking van Europa nog niet verdub beld." (p. 263. 264). Onwillekeurig rijzen de vragen: !|pg dit alles te doen op het terrein der kerk? Dwalen dan allen, die meenen, dat de christen heid nog wel iets goeds heeft gedaan ook in die duistere middeleeuwen? Heeft zij niet in tal van aooden voorzien? Is niet het huiselyk leven door :haar geheiligd ? Deed ze niets voor de lijfeigenen ' n, alaven, niets voor de .verheffing van het zedelfik leven? Niets voor de algemeene beschaving? iiets voor de verstandelijke ontwikkeling? Heeft ?.Huet dan zoo ten eenenmale mis gezien, toen hij «qn Lind van Rembrand" (I. p. 16) schreef: e nonnen zgn onderwijzeressen en handwerkslers ?*eworden; de monniken bouwmeesters, ingenieurs, .desnoods houthakker», veldarbeiders, veehoeders, poldergasten. Het volk is hun toegevloeid; de adel jpeeft hen ondersteund Het christendom rechtvaardigde zyn binnendringen,door het kweeken ypa& zachtere zeden en het bevorderen der alge'Hieene welvaart. Cruce et aratro, het kruis en de r ploeg." En wat het christendom in Nederland deed, leeft het in het overige Europa niet minder gedaan. getuigen niet van z\jn invloed de wetten der Germanen? Als Draper zegt: steeds heeft de kerk J'èler dagen den geneesheer in zyn kunst tegen gewerkt," dan wys ik op den monnik Constantijn rfmt het klooster te Monte-Cassino, die in de elfde «euw leefde en door zijn tijdgenooten de tweede L .Hippocrates werd genoemd, en verzoek ik dergeBjke uiting even goed cum grano salis" te mogen opvatten als die andere aangaande de stoïcynen, idat zjj a 11 n (sic \) groote mannen en groote Burgers hebben voortgebracht." (p. 234) o sancta 0«implicitas!" Heeft de kerk der Middeleeuwen, in ".de schatting van ieder, die hare geschiedenis kent, reeds eea groot, een zeer groot zondenregister "laat ons, wat ik bidden mag, het niet nog grootor maken, dan het reeds in de werkelijkheid is. In hoofdstuk XI wordt de lof der wetenschap gezongen, een lof echter hier en daar even over dreven als het afkeurend vonnis dat over de kerk .'werd geveld. Zeker de wetenschap heeft ontzaggeUJk veel goed gedaan, heeft voor handel, nijverheid, opvoeding, beschaving, geestelijke ontwikkeling nieuwe banen geopend, en door haar invloed op maatschappelük en huiselijk leven ze genrijk gewerkt. Wie zou dat niet erkennen! zjj heeft dwalingen bestreden, het heelal ont raadseld, vooroordeelen uitgeroeid, heldere be grippen doen ontstaan, het volkerenverkeer be vorderd, de vrijheid van denken verzekerd. Maar of ze alles deed wat Draper van haar vermeldt, betwijfel ik alweer. Of de werkzaamheid der mensehen op philantropisch gebied niet meer het werk is geweest der kerk dan wel van haar, staat t nog te bezien, En wat hebben wy, als Draper de verhooging van het levensgenot door haar toedoen ons teekent, te denken van opmerkingen als de volgende! De tafel in de eetzaal begon lekker nijen op te leveren." Thee kwam uit China, koffie uit Arabie, suiker uit Indie; deze alle vtet wel l deze alle verdrongen voor een goed deel het gebruik van geestrijk vocht." In ons vader land merken wij hiervan, helaas! niet veel.. In de kleerkasten waren reiner kleederen in grooter aantal voorhanden." Het gebruik van baden nam toe." Alsof niet reeds in de twaalfde en dertiende eeuwen een keur van spij zen de tafel bedekten, een uitgezochte garderobe de kleerkasten van dames en heeren vuïde, het baden zeer in zwang was; alsof niet reeds toen de kunst eene hooge vlucht had genomen ook met betrekking tot voorwerpen van huiselijk ge bruik. Maar partijdige ingenomenheid ziet dit alles over het hoofd. En 't is juist tegen haar dat ik, uit naam der historische wetenschap, pro test aanteeken. De wetenschap in 't algemeen, en de exacte in 'tbizonder, heeft, om ontzag in te~ boezemen, zulk eene verdediging en opvijzeling .niet noodig. Ook kon de T<fetenschap niet alles. * Amerika, in het licht beschouwd van onzen tijd, levert ons het bewijs van den invloed der weten schap," (p. 267) leeraart Draper. En niettemin levert dat verlichte Amerika bij eene presi dentskeuze nog heden ten dage hetzelfde tegen de borst stuitende schouwspel op, als Rome in de Middeleeuwen bij de keuze van een paus. Zoo verzekert Draper ons zelf. In beide gevallen, zegt hu, zijn er veel posten weg te geven." (p. 242). Doch ik kan op deze wijze niet voortgaan. Daarom nog enkele opmerdingen ten slotte. Eerst eene _ vraag. Hoe rijmt onze auteur zijne opmerking: wat de wetenschap betreft, deze heeft aan de kerkhervorming niets te danken," (p. 200) met wat hij elders schrijft, dat het beginsel der her vorming tot verstandelijke vrijheid leidde, daar zij ieder het recht geeft om de H. Schrift uit te leggen." (p. 341) Is niet de critische wetenschap van onze dagen het wettige en meest geliefde kind van het protestantsch beginsel ? En heeft niet juist die critiek ons den bijbel beter leeren ver staan dan voorheen het geval was; hem van het gezag beroofd, dat hij eertijds, maar ten onrechte, oefende ? Draper bestrijdt in het laatste hoofdstuk van zijn boek de pauselijke onfeilbaarheid. Zijn betoog verdient de instemming van elk vrijheidlievend mensch, die in zaken van geloof geen rechter erkent dan zijn eigen geweten. Maar hij verzwakt zijn betoog, als hij van de pauselyke onfeilbaar heid de Achilleshiel van het Cathplicisme nog grooter caricatnur maakt dan ze in de oogen van velen reeds is. Zij moet, raar hij zegt, de alwetendheid in zicli sluiten, en alzoo ook de gave van voorspellen aan haar bezitter verschaffen. Waarheid is, dat het leerstuk der onfeilbaarheid in den paus, als hoofd der kerk, maar ook alleen als zoodanig, afwezigheid van dwaling veronder stelt b\j zijn besluiten in zaken van geloof en zeden. Als bijzonder persoon blijft hij aan dwaling bloot staan. Ben ik wel ingelicht, dan heeft Zijne Heiligheid in het privaat leven zelfs een biecht vader. Hoe Draper gelooven kan, (p. 272) dat indien de concilies van Constans en Bazel er in geslaagd waren, het Italiaansche juk af te werpen en had den weten te bewerken, dat een algemeen con cilie het voortdurend godsdienstig parlement voor Europa ware geworden, met den paus als hoofd van de uitvoerende macht, er tot op dezen dag geene worsteling zou hebben bestaan tusschen godsdienst en wetenschap, de beroerte der kerk hervorming zou zijn vermeden; geene met elkaar strijdende Protestantsche secten zouden te vinden zijn;" verklaar ik niet te begrijpen. Zou hij soms meenen, dat Maarten Luther en z\jne geest verwanten, die weigerden te denken, zóóals hun door hun geestelijk opperhoofd te Rome geboden werd" hun geloof en geweten onder een andere schroef zouden hebben laten zetten? Moet niet verschil van inzicht, gelijk op elk levens gebied der menschen, ook op godsdienstig en kerkelijk als noodzakelijk tot scheuring en afscheiding voeren ? Te gelooven als Draper hier gelooft, is n in strijd met de geschiedenis n met den eisch van het gezond verstand. Eindelijk: Waarom, indien Oostenrijk in 1866 en Frankrijk in 1870 hadden gezegevierd, het Protestantisme met Pruisen zou zijn ten onder gegaan, is mij eveneens een onoplosbaar raadsel. Of is soms Pruisen bij uitnemendheid het bolwerk van het Protestantisme? Leeft dit wellicht bij de genade van een enkel volk, of wel eenig en alleen door en krachtens zijn beginsel? Ik voor mij acht het sterk en onvernietigbaar juist door het laatste. Dat ik niet met onvoorwaardelijke instemming het werk van Draper gelezen heb, blijkt uit het voorgaande. Toch wil ik niets te kort doen aan den kolossalen arbeid door den schrijver er in verricht, noch aan zijne geleerdheid, die vooral uitkomt en tot bewondering stemt, waar hij zich beweegt op zijn eigen terrein, en ons met de resultaten waartoe de exacte wetenschappen door de eeuwen heen hebben geleid, bekend maakt. Aan hem, die geneigd is de verhouding, waarin het Christendom in zijn verschillende tijden en vormen tot deze wetenschappen heeft gestaan, te schetsen, kan het boek van Draper, vooral in dit opzicht, uitstekende diensten bewijzen. En wie zulk een boek schrijft, doet m. i. een trefl'elijk en gansch geen overbodig werk. Zaandam, 23 Mei 1887. W. J. MANSSEN. VARIA. Durch die Jahrhunderie von CARMEN SYLVA, Bonn, E. Straasz, 1887. Het boek, welks titel boven dit opstel is ver meld, vormt het tweede deel van Aus Carmen Sylva's Königreich. Roemenie's koningin heeft in dezen bundel tal van legenden, volksballaden en verhalen uit do geschiedenis van haar koninkrijk bijeengebracht. Zij droeg het op aan Vasili Alexandri, die zich verdienstelijk heeft gemaakt door het verzamelen der Roemeensche volkspoëzie. Het zijn dan ook veelal brokstukken dezer volksover leveringen, door Carmen Sylva in een Duitsch kleed gehuld. Een aantrekkelijk boekske, vol poëzie. Niet ten onrechte draagt het zijn naam. Alle eeuwen, van den Romeinschen tijd af tot heden toe, hebben bijdragen geleverd en over het alge meen zijn het geen vroolijke tooneelen, die zich voor onze oogen ontrollen. De geschiedenis van Roemenie is een aaneenschakeling van jammeren, onderdrukking en uitzuiging. Van daar dat ook deze verhalen soms voorbeelden van wreedheid te lezen geven, welke het bloed in iemands aderen doen stollen. Maar evenzeer is het begrijpelijk dat de volkpoëzie de nationale helden, die met meer of minder goed gevolg zich tegen de dvvinglandij hebben verzet, tot onderwerp van menige ballade koos en de daden van den vorst, die zijn volk rechtvaardig bestuurde en beschermde, met voor liefde bezong. Carmen Sylva heeft met veel talent en dichterlijk gevoel deze balladen enz. bewerkt. De legende Bncur de stichting van Bucharcst behoort zeker totdedichterlijkste. In Meister'Manole wordt ons de legende verhaald van den bouwmeester van een der grootste kerken. Het is de oude geschie denis welke zich aan don bouw van zoo menige kerk heeft vastgehecht Hier brengt de meester zijn eigen vrouw ten offer, maar ook thans blijft de straf niet uit. In bijna al deze verhalen komen heerlijke natuur schilderingen voor, vol frischheid en kracht, terwijl het karakter van volkspoëzie in het proza der schrijfster goed is bewaard. De verhalen van latere dagteekening geven geen hoog denkbeeld van de zeden en gewoonten, welke nog voor betrekkelijk korten tijd in Carmen Sylva's koninkrijk heerschende waren. Zoo geeft Die Nonne ons de geschiedenis van twee meisjes die tegen wil en dank, zelfs met geweld door hare ouders tot nonnen werden ge maakt, eenvo«dig uit financieele redenen en het pleit zeker niet voor eene kerk, die dergelijke geweldenarijen zonder verzet duldde. Zigeunerliebe levert een juist niet zeer verkwikkelijke bij drage tot de geschiedenis der lijfeigenschap. In Neaga wordt de lezer de zoutmijnen binnenge leid," waar de veroordeelde dwangarbeiders hun taak verrichten zonder ooit het daglicht te aan schouwen. Ook dit verhaal geeft weder het bewijs van de barbaarscho wijze waarop de landheeren met hunne onderhoorigen omgingen. Een der dwangarbeiders vertelt als oorzaak van zijne ver oordeeling, dat hij zijn meester had neergeschoten, omdat deze zijn znster voor zijne oogen had doodgeranseld. Hetgeen omtrent dezen bundel is modegedeeld, zal niet nalaten den indruk te maken, dat deze verhalen veel treurigs te lezen geven. Dat schrikkc echter niemand van de kennismaking af. Men leert hier een tot dusverre weinig bekend volk kennen met zijne deugden en gebreken en de naam der schrijfster waarborgt reeds voldoende dat aan taal en stijl alle zorg is besteed. De Roomsch-Katholieke Kerk tn Neder land na de Hervorming, door F. Nippold. Uit het Hoogduitsch door dr. J. Herderschee. Arnhem. J. Rinkes Jr. De hoogleeraar Nippold te Bern gaf in 1877 een boekwerk uit: Die miseh-Katholische Kirche im Königreich der Niederlande. Dit boek be vatte tal van belangrijke bijzonderheden over de geschiedenis der Katholieke kerk in ons vader land, vooral wat den tegenwoordigen tijd betreft. Toch was het boek meer berekend op buitenlandsche dan op Nederlandsche lezers. Talrijk mate riaal onontbeerlijk om den vreemdeling een juist begrip te geven van bestaande toestanden, waar onder zeer lange citaten, maakte dit werk min der genietbaar voor den Nederlandschen lezer, die uit den aard der zaak meer nabij met die toestanden bekend is. Toen dr. Herderschee dan ook de bewerking van het Duitsche werk aanvaardde, werd zeer terecht ingezien dat men hier niet met een een voudige vertaling kon volstaan. Veel moest wor den weggelaten wat kon worden ondersteld be kend te zijn. Aan de andere zijde is de waarde van de Hollandsche bewerking zeer verhoogd door hetgeen dr. Herderschee er aan heeft toegevoegd. In de eerste plaats geldt dit de geschiedenis der Katholieke kerk in ons vaderland in de zeventiende en achttiende eeuw. Prof. Nippold had reeds vroeger een studie aan de geschiedenis van het Katholicisme in ons vaderland in die periode ge wijd en kon dus daarheen verwijzen. Thans is de Hollandsche vertaling met een en ander over dat onderwerp verrijkt. Vooral het tweede gedeelte is met veel zorg bewerkt. Het behandel t den tegen woordigen toestand en doet dit in zes hoofdstuk ken, nl.: Leiders en toongevers, de pers, de kloos ters, de propaganda, de oorlogvoerende kerk" en tegenweer. Tal van bijzonderheden, door prof. Nippold over de leiders der Katholieken medege deeld, zijn hier als bekend weggelaten en evenzoo de menigte citaten uit Katholieke tijdschrif ten, door den schrijver in zijn werk opgenomen, om den vreemdeling eenig denkbeeld te geven van de Katholieke pers in Nederland. Daarente gen is de vertaling met vele belangrijke toevoeg sels verrijkt, o. a. over de goederen van St. Agatha, over hetgeen op het statistisch congres te 's Gravenhage over de doode hand" gesproken werd. het mandement der bisschoppen van 1886 tegen de volksschool, enz., enz. Men vindt al deze toe voegsels in de voorrede opgegeven. Het geheel vormt een belangwekkende bijdrage voor de ge schiedenis der Katholieke kerk, vooral in den tegenwoordigen tijd. De uitgever heeft thans dit werk voor veel verminderden prijs verkrijgbaar gesteld en velen zullen wellicht van deze gele genheid gebruik willen maken. Zij zullen voor geringen prijs een degelijk en leerzaam boek rijker zijn. Bij het openen van den 33sten jaargang der Dietsche Warande deelen de Hooldopsteller", Dr. Paul Alberdingk Thijm uit Leuven, en de uit gevers J. Leliaert, A. Siffer en Cie. te Gent, mede, dat do stof van het tydschrift voortaan in twee hoofdgroepen verdeeld zal zijn: 1. Algcmeone be schouwingen, 2o. Mededeelingen, enz. omtrent be paalde verschijnselen op het gebied der esthetische beschaving. Deze mededeelingen zullen het groot ste aantal bladzijden beslaan. Zeshonderd bladzijden in zes afleveringen vormen een jaargang. Aan elke aflevering wordt een fransch ge schreven" overzicht toegevoegd, waarin do voor naamste punten der meeste opstellen worden medegedeeld. De bekwaamheid en kunstsmaak van Dr. Paul Alberdingk Thijm, met wiens opstellen de lezers van het Weekblad meermalen hebben kennis ge maakt, waarborgen een zorgvuldig gekozen inhoud van de eerstvolgende nummers der Dietsche Warande. De Italiaansche minister van onderwijs Coppino heeft een besluit genomen, dat Italiëen do weten schap zeer tot eer verstrekt, maar dat millioenen kosten en tientallen van jaren vorderen zal. Hij zal het oude Sybaris in Calabriëopgraven en bloot leggen. De stad der Sybariten was in het jaar 510 v. C. door die van Croton in de asch gelegd, en de wraakzuchtige overwinnaars hadden daaren boven de rivier Crates uit hare bedding gevoerd en over de puiuhoopen der stad geleid, een om standigheid die, door het langzaam aanslibben der bedding, de oorzaak werd, dat de ruïncnstad in haar onderaardsch bestaan even nauwkeurig is behouden gebleven als Pompeji onder de lava. Maar Sybaris heeft hot voordeel, dat het zes eeuwen ouder is dan Pompeji, zoodat de ontdekking voor de archaeologie van oneindig grooter belang zal zijn. De voorloopigc studiën voor de uitgraving zijn aan professor Luigi Viola toevertrouwd, die zich reeds te Conigliano Calabro gevestigd hooft. Bij den uitgever N. J. Boon, te Amsterdam, verscheen de tweede druk van Mooi-Sanniet schetsen uit Zuid-Afrika, door B. H. van Breemen, met een inleidend woord voorzien door den heer Taco H. de Beer. De tweede uitgave van het be langwekkende boekje is netter aangekleed dan de eerste was, het maakt het nog meer geschikt tot geschenk, en inderdaad zal men menigeen genoe gen kunnen doen met hot aardige werkje, waar uit zulk een geur van echt oud-IIollandschheid ons te gemoet komt. Die ooms" en tante's" doen in zoo menig woord en bijzonderheid aan onze eigen oud-ooms en oud-tantes denken; wij gevoelen dat de jonkmans van Pompoen-hek, en Hendrik en Roelf-hullc" onze neven zijn, en Mooi-Sannie ons mooie nichtje, al zegt ze dan ook in een aardig gemengd taaltje tot het rijpaard, dat zo zoo flink in de hand heeft: Ho, Sydney, steady my boy; je mot nou MTJv' stap" en al laat zo zich gaarne door den Engelschman redden. Het Nieuwjaarsfeest bij Oom Vermaak, het Kerst feest bij de Duitsche kolonie, het bezoek van den i schilder, do ervaringen van den schrijver zelf als l schoolmeester bij de van Rooijens, de aandoenlijke verhalen van Tcun's eersteling" en Ziek-Annie," het is alles eenvoudig, duidelijk en zonder pre tentie verteld, en telkens treft het ons als een ontdekking, te zien hoe veel van ons dorps- en provincieleven de oude stamgenooten behouden hebben, en hoe ze, b\j hun leven van kolonisten en jagers en vaak van roovers en tyrannen bij hun vechten en jagen, echte Boeren" ge bleven zijn. Johannes Brahms zal, naar uit Weenen aan de Hamburger Correspondent geschreven wordt, als opera-componist optreden. Hij is aan een roman tische opera" bezig. Van hoe ^groote beteekenis dit feit, dat nog slechts aan enkelen van Brahms' intiemste vrienden bekend was, is. zal men zonder moeite erkennen. Brahms toch, die thans 54 jaar oud is, heeft zich nooit nog met dramatische compositie bezig gehouden. De naam van den genialen Hamburger, die sedert jaren reeds te Weenen woont, is waarborg, dat het werk iets bijzonders zal zijn; in tegenstelling met de Nieuw-Duitsche school" was Brahms in Duitschland de consequente vertegenwoordiger van de cyclische vormen in de instrumentaal-muziek; thans zal zijne opera ongetwijfeld schoon, maar ook in allen gevalle interessant zijn. Het Journal de Bruxelles schrijft: Acht jaar geleden vierde Amsterdam den tweehonderdsten herinneringsdag aan den dood van den grooten Joost van den Vondel. De dichter is, zooals men weet, te Keulen uit Antwerpsche ouders geboren, op 17 November 1587. Amsterdam en Keulen maken zich gereed, om het derde eeuwfeest van 's mans geboorte nu waardiglijk te vieren. Vondel en Rubens! welke herinneringen wekken deze namen! En toch is Vondel betrek kelijk bij de Antwerpenaren weinig bekend. De Franschen hebben sinds lang de werken van den grooten man vertaald. Twee ervan vinden nu plaats onder de Chefs d'oeuvre de la littérature trangère. Bij ons heeft de heer Constantin Biart het treurspel Lucifer van den grooten dichter vertaald, dat in vele opzichten boven Milton's Paradijs verloren staat." De Antwerpsche Préeurseur wijst op het feit en zegt: Wij vernemen met genoegen, dat zich een comitéheeft gevormd, buiten alle partijzucht, om waardiglijk den verjaardag van den grooten dichter te vieren, die, herhalen wij het. een Ant werpenaar was door zijn ouders, een Antwer penaar door zijn geheele voorgeslacht, met name door zijn oom, Hans van den Vondel, die als of ficier der burgerwacht het leven liet bij het ver dedigen der stad tijdens den overval door den hertog van Alencon. Dit kan men nazien op het monument der Place do la Commune, op de lijst der Antwerpsche helden, die bij deze gedenk waardige gelegenheid het leven lieten. Reeds heeft zich de Union littéraire Belt/e met de viering van dezen roemrijken herinneringsdag bezig gehouden. Vondel behoort toch, evenals Shakcspeare, evenals Rubens, evenals alle groote genieën, aan de geheele menschheid. Voegen wij er bij, dat over tien jaren de Antwerpenaren ook met glans het tweede eeuwfeest van den Antwerpschen tooneelschrijver Willem Ogrës hopen te vie ren, wiens borstbeeld zeker als pendant zou kun nen dienon voor dat van Joost van den Vondel in den foyer van onzon schouwburg, die in een werkelijk museum herschapen wordt"'. Onder den titel Les grands crivains francais wordt te Parijs eene zeer belangrijke serie voor bereid. De eerste afleveringen dezer mannen van beteekenis'' zullen gewijd zijn aan -. Victor Cousin, door Jules Simon; Madame de Séeigné, door Gaston Boissier; Oeorges Sand, door Prof. Caro ; Turgot, door LéonSay; Montesquieu, door Sorel en Voltaire, door Brunetière, den weibeken den criticus van de Revue des Deux Mondes. Het tweede half dozijn zal bevatten, behoudens wijziging: Villon, door Gaston Paris; d'Aubigné, door Guillaume Guizot; Bacine, door Anatole Franc»; Boileau, weder door Brunetière; Pascal, door Havet; Ronsseau door Cherbuliez. Het derde waarschijnlijk: Joseph de Maistre, door den vicomte Mclchior de Vogué; Lumartine, door de Pomairols; Balsac door Paul Bourget ; Musset, door Jules Lemaitrc; Sainte-Beure door Taine, en Guizol door G. Monod. Hetgeen in deze serie vooral optemerken is, is de uitmuntende kous van den bewerker voor ie der dor beroemde mannen. Het zal zeer belang rijk zijn. Loon Say over Turgot, Paul Bourget over Balzac, en Jules Simon over Cousin te lezen. Bij den uitgever F. B. van Ditmar te Utrecht verscheen No. l van eeu nieuw Maandblad, Het Evangelie, gewijd aan Christelijke Philanthropie, redacteur Dr. G. J. D. Mounier. liet eerste nummer bevat: Aan onze vrienden'', Korte geschiedenis van het ontstaan onzer vereeniging", Ons eerste asyl" en Statuten der Vereeniging tot steun van Verwaarloosden en Gevallenen." Deze vereoniging en haar asylen zijn vooral de roden van bestaan van het maandblad; het doel is, asylen te stichten in concurrentie met die van Ds. Ileldring, daar deze laatste alleen voor ortho doxe protestanten bestemd zijn, en de vereeniging van Dr. Mounier het asyl te Vecht-Zicht", te Breukolen, onder Mej. A. Kops als directrice ook voor jodinnen, katholieke en protestantsche vrouwen, van allerlei kleur en schakecring, wil inrichten. In een keurig net uitgevoerd deeltje heeft de uitgever Tjeenk Willink te Haarlem een aantal schotsen en reisindrukken In Luxemburgs en Belgie's Ardennen, door M. A. Perk", verzameld. De auteur heeft op zeer aangename en onder houdende wijze een reishandboek geschreven voor hen die 't schoone Luxemburg willen bezoeken. Met vuur en warmte beveelt hij een bezoek in de Ardennen en Luxemburg aan. Vooral tegen het naderend reisseizoen zal dit boekske voor velen een welkome lectuur zijn. De Fransche regeering heeft op den Parijsehcn Salon in dit jaar niet meer dan een tiental schil derijen aangekocht. Onder deze is er een van. Mesdag.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl