Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 519
uitzondering. Hot bevat eene doorloopende
van beschuldiging tegen kerk en
geestehjkWaartoe deze nog zwarter te maken dan
eds zjjn? Op geen enkel lichtpunt wordt
Al wat in de Middeleeuwen slecht en
id was, wordt geschoven op de rekening
keek: slechte wegen en straten, slechte
huislechte verlichting, sflchte gezondheidstoestand,
en zedelijke onreinheid. Een ver
tziend, wel overdacht plan, om den
physietoestand der volken te verbeteren, bestond
Niets werd gedaan voor hunne verstandelijke
" ig. De aanleg van wegen werd volstrekt
aangemoedigd. Aan de pest werd vergund(!?)
" ird voort te woeden. Slecht voedsel,
elkleederen, ongezonde woning mochten
s hun nasleep uitbreiden. In duizend jaren
?WW de bevolking van Europa nog niet verdub
beld." (p. 263. 264). Onwillekeurig rijzen de vragen:
!|pg dit alles te doen op het terrein der kerk?
Dwalen dan allen, die meenen, dat de christen
heid nog wel iets goeds heeft gedaan ook in die
duistere middeleeuwen? Heeft zij niet in tal van
aooden voorzien? Is niet het huiselyk leven door
:haar geheiligd ? Deed ze niets voor de lijfeigenen
' n, alaven, niets voor de .verheffing van het
zedelfik leven? Niets voor de algemeene beschaving?
iiets voor de verstandelijke ontwikkeling? Heeft
?.Huet dan zoo ten eenenmale mis gezien, toen hij
«qn Lind van Rembrand" (I. p. 16) schreef:
e nonnen zgn onderwijzeressen en handwerkslers
?*eworden; de monniken bouwmeesters, ingenieurs,
.desnoods houthakker», veldarbeiders, veehoeders,
poldergasten. Het volk is hun toegevloeid; de adel
jpeeft hen ondersteund Het christendom
rechtvaardigde zyn binnendringen,door het kweeken
ypa& zachtere zeden en het bevorderen der
alge'Hieene welvaart. Cruce et aratro, het kruis en de
r ploeg." En wat het christendom in Nederland deed,
leeft het in het overige Europa niet minder gedaan.
getuigen niet van z\jn invloed de wetten der
Germanen? Als Draper zegt: steeds heeft de kerk
J'èler dagen den geneesheer in zyn kunst tegen
gewerkt," dan wys ik op den monnik Constantijn
rfmt het klooster te Monte-Cassino, die in de elfde
«euw leefde en door zijn tijdgenooten de tweede
L .Hippocrates werd genoemd, en verzoek ik
dergeBjke uiting even goed cum grano salis" te mogen
opvatten als die andere aangaande de stoïcynen,
idat zjj a 11 n (sic \) groote mannen en groote
Burgers hebben voortgebracht." (p. 234) o sancta
0«implicitas!" Heeft de kerk der Middeleeuwen, in
".de schatting van ieder, die hare geschiedenis kent,
reeds eea groot, een zeer groot zondenregister
"laat ons, wat ik bidden mag, het niet nog grootor
maken, dan het reeds in de werkelijkheid is.
In hoofdstuk XI wordt de lof der wetenschap
gezongen, een lof echter hier en daar even over
dreven als het afkeurend vonnis dat over de kerk
.'werd geveld. Zeker de wetenschap heeft
ontzaggeUJk veel goed gedaan, heeft voor handel,
nijverheid, opvoeding, beschaving, geestelijke
ontwikkeling nieuwe banen geopend, en door haar
invloed op maatschappelük en huiselijk leven ze
genrijk gewerkt. Wie zou dat niet erkennen!
zjj heeft dwalingen bestreden, het heelal ont
raadseld, vooroordeelen uitgeroeid, heldere be
grippen doen ontstaan, het volkerenverkeer be
vorderd, de vrijheid van denken verzekerd. Maar
of ze alles deed wat Draper van haar vermeldt,
betwijfel ik alweer. Of de werkzaamheid der
mensehen op philantropisch gebied niet meer het
werk is geweest der kerk dan wel van haar, staat
t nog te bezien, En wat hebben wy, als Draper de
verhooging van het levensgenot door haar toedoen
ons teekent, te denken van opmerkingen als de
volgende! De tafel in de eetzaal begon lekker
nijen op te leveren." Thee kwam uit China,
koffie uit Arabie, suiker uit Indie; deze alle
vtet wel l deze alle verdrongen voor een goed deel
het gebruik van geestrijk vocht." In ons vader
land merken wij hiervan, helaas! niet veel..
In de kleerkasten waren reiner kleederen in
grooter aantal voorhanden." Het gebruik
van baden nam toe." Alsof niet reeds in de
twaalfde en dertiende eeuwen een keur van spij
zen de tafel bedekten, een uitgezochte garderobe
de kleerkasten van dames en heeren vuïde, het
baden zeer in zwang was; alsof niet reeds toen
de kunst eene hooge vlucht had genomen ook
met betrekking tot voorwerpen van huiselijk ge
bruik. Maar partijdige ingenomenheid ziet dit
alles over het hoofd. En 't is juist tegen haar
dat ik, uit naam der historische wetenschap, pro
test aanteeken. De wetenschap in 't algemeen,
en de exacte in 'tbizonder, heeft, om ontzag in
te~ boezemen, zulk eene verdediging en opvijzeling
.niet noodig. Ook kon de T<fetenschap niet alles.
* Amerika, in het licht beschouwd van onzen tijd,
levert ons het bewijs van den invloed der weten
schap," (p. 267) leeraart Draper. En niettemin
levert dat verlichte Amerika bij eene presi
dentskeuze nog heden ten dage hetzelfde tegen
de borst stuitende schouwspel op, als Rome in de
Middeleeuwen bij de keuze van een paus. Zoo
verzekert Draper ons zelf. In beide gevallen, zegt
hu, zijn er veel posten weg te geven." (p. 242).
Doch ik kan op deze wijze niet voortgaan. Daarom
nog enkele opmerdingen ten slotte. Eerst eene
_ vraag. Hoe rijmt onze auteur zijne opmerking:
wat de wetenschap betreft, deze heeft aan de
kerkhervorming niets te danken," (p. 200) met
wat hij elders schrijft, dat het beginsel der her
vorming tot verstandelijke vrijheid leidde, daar zij
ieder het recht geeft om de H. Schrift uit te
leggen." (p. 341) Is niet de critische wetenschap
van onze dagen het wettige en meest geliefde
kind van het protestantsch beginsel ? En heeft niet
juist die critiek ons den bijbel beter leeren ver
staan dan voorheen het geval was; hem van het
gezag beroofd, dat hij eertijds, maar ten onrechte,
oefende ?
Draper bestrijdt in het laatste hoofdstuk van
zijn boek de pauselijke onfeilbaarheid. Zijn betoog
verdient de instemming van elk vrijheidlievend
mensch, die in zaken van geloof geen rechter
erkent dan zijn eigen geweten. Maar hij verzwakt
zijn betoog, als hij van de pauselyke onfeilbaar
heid de Achilleshiel van het Cathplicisme
nog grooter caricatnur maakt dan ze in de oogen
van velen reeds is. Zij moet, raar hij zegt, de
alwetendheid in zicli sluiten, en alzoo ook de gave
van voorspellen aan haar bezitter verschaffen.
Waarheid is, dat het leerstuk der onfeilbaarheid
in den paus, als hoofd der kerk, maar ook alleen
als zoodanig, afwezigheid van dwaling veronder
stelt b\j zijn besluiten in zaken van geloof en zeden.
Als bijzonder persoon blijft hij aan dwaling bloot
staan. Ben ik wel ingelicht, dan heeft Zijne
Heiligheid in het privaat leven zelfs een biecht
vader.
Hoe Draper gelooven kan, (p. 272) dat indien
de concilies van Constans en Bazel er in geslaagd
waren, het Italiaansche juk af te werpen en had
den weten te bewerken, dat een algemeen con
cilie het voortdurend godsdienstig parlement voor
Europa ware geworden, met den paus als hoofd
van de uitvoerende macht, er tot op dezen dag
geene worsteling zou hebben bestaan tusschen
godsdienst en wetenschap, de beroerte der kerk
hervorming zou zijn vermeden; geene met elkaar
strijdende Protestantsche secten zouden te vinden
zijn;" verklaar ik niet te begrijpen. Zou hij
soms meenen, dat Maarten Luther en z\jne geest
verwanten, die weigerden te denken, zóóals hun
door hun geestelijk opperhoofd te Rome geboden
werd" hun geloof en geweten onder een andere
schroef zouden hebben laten zetten? Moet niet
verschil van inzicht, gelijk op elk levens gebied
der menschen, ook op godsdienstig en kerkelijk
als noodzakelijk tot scheuring en afscheiding
voeren ? Te gelooven als Draper hier gelooft, is n
in strijd met de geschiedenis n met den eisch van
het gezond verstand.
Eindelijk: Waarom, indien Oostenrijk in 1866
en Frankrijk in 1870 hadden gezegevierd, het
Protestantisme met Pruisen zou zijn ten onder
gegaan, is mij eveneens een onoplosbaar raadsel.
Of is soms Pruisen bij uitnemendheid het bolwerk
van het Protestantisme? Leeft dit wellicht bij de
genade van een enkel volk, of wel eenig en alleen
door en krachtens zijn beginsel? Ik voor mij
acht het sterk en onvernietigbaar juist door het
laatste.
Dat ik niet met onvoorwaardelijke instemming
het werk van Draper gelezen heb, blijkt uit het
voorgaande. Toch wil ik niets te kort doen aan
den kolossalen arbeid door den schrijver er in
verricht, noch aan zijne geleerdheid, die vooral
uitkomt en tot bewondering stemt, waar hij zich
beweegt op zijn eigen terrein, en ons met de
resultaten waartoe de exacte wetenschappen door
de eeuwen heen hebben geleid, bekend maakt.
Aan hem, die geneigd is de verhouding, waarin
het Christendom in zijn verschillende tijden en
vormen tot deze wetenschappen heeft gestaan, te
schetsen, kan het boek van Draper, vooral in dit
opzicht, uitstekende diensten bewijzen. En wie
zulk een boek schrijft, doet m. i. een trefl'elijk en
gansch geen overbodig werk.
Zaandam, 23 Mei 1887. W. J. MANSSEN.
VARIA.
Durch die Jahrhunderie von
CARMEN SYLVA, Bonn, E. Straasz, 1887.
Het boek, welks titel boven dit opstel is ver
meld, vormt het tweede deel van Aus Carmen
Sylva's Königreich. Roemenie's koningin heeft in
dezen bundel tal van legenden, volksballaden en
verhalen uit do geschiedenis van haar koninkrijk
bijeengebracht. Zij droeg het op aan Vasili
Alexandri, die zich verdienstelijk heeft gemaakt door
het verzamelen der Roemeensche volkspoëzie. Het
zijn dan ook veelal brokstukken dezer volksover
leveringen, door Carmen Sylva in een Duitsch kleed
gehuld. Een aantrekkelijk boekske, vol poëzie.
Niet ten onrechte draagt het zijn naam. Alle
eeuwen, van den Romeinschen tijd af tot heden
toe, hebben bijdragen geleverd en over het alge
meen zijn het geen vroolijke tooneelen, die zich
voor onze oogen ontrollen. De geschiedenis van
Roemenie is een aaneenschakeling van jammeren,
onderdrukking en uitzuiging. Van daar dat ook
deze verhalen soms voorbeelden van wreedheid
te lezen geven, welke het bloed in iemands aderen
doen stollen. Maar evenzeer is het begrijpelijk dat
de volkpoëzie de nationale helden, die met meer
of minder goed gevolg zich tegen de dvvinglandij
hebben verzet, tot onderwerp van menige ballade
koos en de daden van den vorst, die zijn volk
rechtvaardig bestuurde en beschermde, met voor
liefde bezong. Carmen Sylva heeft met veel talent
en dichterlijk gevoel deze balladen enz. bewerkt.
De legende Bncur de stichting van Bucharcst
behoort zeker totdedichterlijkste. In Meister'Manole
wordt ons de legende verhaald van den bouwmeester
van een der grootste kerken. Het is de oude geschie
denis welke zich aan don bouw van zoo menige kerk
heeft vastgehecht Hier brengt de meester zijn eigen
vrouw ten offer, maar ook thans blijft de straf niet uit.
In bijna al deze verhalen komen heerlijke natuur
schilderingen voor, vol frischheid en kracht, terwijl
het karakter van volkspoëzie in het proza der
schrijfster goed is bewaard. De verhalen van latere
dagteekening geven geen hoog denkbeeld van de
zeden en gewoonten, welke nog voor betrekkelijk
korten tijd in Carmen Sylva's koninkrijk
heerschende waren.
Zoo geeft Die Nonne ons de geschiedenis van
twee meisjes die tegen wil en dank, zelfs met
geweld door hare ouders tot nonnen werden ge
maakt, eenvo«dig uit financieele redenen en het
pleit zeker niet voor eene kerk, die dergelijke
geweldenarijen zonder verzet duldde.
Zigeunerliebe levert een juist niet zeer verkwikkelijke bij
drage tot de geschiedenis der lijfeigenschap. In
Neaga wordt de lezer de zoutmijnen binnenge
leid," waar de veroordeelde dwangarbeiders hun
taak verrichten zonder ooit het daglicht te aan
schouwen. Ook dit verhaal geeft weder het bewijs
van de barbaarscho wijze waarop de landheeren
met hunne onderhoorigen omgingen. Een der
dwangarbeiders vertelt als oorzaak van zijne ver
oordeeling, dat hij zijn meester had neergeschoten,
omdat deze zijn znster voor zijne oogen had
doodgeranseld. Hetgeen omtrent dezen bundel is
modegedeeld, zal niet nalaten den indruk te maken,
dat deze verhalen veel treurigs te lezen geven.
Dat schrikkc echter niemand van de kennismaking
af. Men leert hier een tot dusverre weinig bekend
volk kennen met zijne deugden en gebreken en
de naam der schrijfster waarborgt reeds voldoende
dat aan taal en stijl alle zorg is besteed.
De Roomsch-Katholieke Kerk tn Neder
land na de Hervorming, door F. Nippold.
Uit het Hoogduitsch door dr. J. Herderschee.
Arnhem. J. Rinkes Jr.
De hoogleeraar Nippold te Bern gaf in 1877
een boekwerk uit: Die miseh-Katholische Kirche
im Königreich der Niederlande. Dit boek be
vatte tal van belangrijke bijzonderheden over de
geschiedenis der Katholieke kerk in ons vader
land, vooral wat den tegenwoordigen tijd betreft.
Toch was het boek meer berekend op
buitenlandsche dan op Nederlandsche lezers. Talrijk mate
riaal onontbeerlijk om den vreemdeling een juist
begrip te geven van bestaande toestanden, waar
onder zeer lange citaten, maakte dit werk min
der genietbaar voor den Nederlandschen lezer,
die uit den aard der zaak meer nabij met die
toestanden bekend is.
Toen dr. Herderschee dan ook de bewerking
van het Duitsche werk aanvaardde, werd zeer
terecht ingezien dat men hier niet met een een
voudige vertaling kon volstaan. Veel moest wor
den weggelaten wat kon worden ondersteld be
kend te zijn. Aan de andere zijde is de waarde
van de Hollandsche bewerking zeer verhoogd door
hetgeen dr. Herderschee er aan heeft toegevoegd.
In de eerste plaats geldt dit de geschiedenis der
Katholieke kerk in ons vaderland in de zeventiende
en achttiende eeuw. Prof. Nippold had reeds
vroeger een studie aan de geschiedenis van het
Katholicisme in ons vaderland in die periode ge
wijd en kon dus daarheen verwijzen. Thans is de
Hollandsche vertaling met een en ander over dat
onderwerp verrijkt. Vooral het tweede gedeelte
is met veel zorg bewerkt. Het behandel t den tegen
woordigen toestand en doet dit in zes hoofdstuk
ken, nl.: Leiders en toongevers, de pers, de kloos
ters, de propaganda, de oorlogvoerende kerk" en
tegenweer. Tal van bijzonderheden, door prof.
Nippold over de leiders der Katholieken medege
deeld, zijn hier als bekend weggelaten en
evenzoo de menigte citaten uit Katholieke tijdschrif
ten, door den schrijver in zijn werk opgenomen,
om den vreemdeling eenig denkbeeld te geven
van de Katholieke pers in Nederland. Daarente
gen is de vertaling met vele belangrijke toevoeg
sels verrijkt, o. a. over de goederen van St. Agatha,
over hetgeen op het statistisch congres te 's
Gravenhage over de doode hand" gesproken werd.
het mandement der bisschoppen van 1886 tegen
de volksschool, enz., enz. Men vindt al deze toe
voegsels in de voorrede opgegeven. Het geheel
vormt een belangwekkende bijdrage voor de ge
schiedenis der Katholieke kerk, vooral in den
tegenwoordigen tijd. De uitgever heeft thans dit
werk voor veel verminderden prijs verkrijgbaar
gesteld en velen zullen wellicht van deze gele
genheid gebruik willen maken. Zij zullen voor
geringen prijs een degelijk en leerzaam boek
rijker zijn.
Bij het openen van den 33sten jaargang der
Dietsche Warande deelen de Hooldopsteller", Dr.
Paul Alberdingk Thijm uit Leuven, en de uit
gevers J. Leliaert, A. Siffer en Cie. te Gent, mede,
dat do stof van het tydschrift voortaan in twee
hoofdgroepen verdeeld zal zijn: 1. Algcmeone be
schouwingen, 2o. Mededeelingen, enz. omtrent be
paalde verschijnselen op het gebied der esthetische
beschaving. Deze mededeelingen zullen het groot
ste aantal bladzijden beslaan. Zeshonderd bladzijden
in zes afleveringen vormen een jaargang.
Aan elke aflevering wordt een fransch ge
schreven" overzicht toegevoegd, waarin do voor
naamste punten der meeste opstellen worden
medegedeeld.
De bekwaamheid en kunstsmaak van Dr. Paul
Alberdingk Thijm, met wiens opstellen de lezers
van het Weekblad meermalen hebben kennis ge
maakt, waarborgen een zorgvuldig gekozen inhoud
van de eerstvolgende nummers der Dietsche
Warande.
De Italiaansche minister van onderwijs Coppino
heeft een besluit genomen, dat Italiëen do weten
schap zeer tot eer verstrekt, maar dat millioenen
kosten en tientallen van jaren vorderen zal. Hij
zal het oude Sybaris in Calabriëopgraven en bloot
leggen. De stad der Sybariten was in het jaar 510
v. C. door die van Croton in de asch gelegd, en
de wraakzuchtige overwinnaars hadden daaren
boven de rivier Crates uit hare bedding gevoerd
en over de puiuhoopen der stad geleid, een om
standigheid die, door het langzaam aanslibben
der bedding, de oorzaak werd, dat de ruïncnstad
in haar onderaardsch bestaan even nauwkeurig
is behouden gebleven als Pompeji onder de lava.
Maar Sybaris heeft hot voordeel, dat het zes eeuwen
ouder is dan Pompeji, zoodat de ontdekking voor
de archaeologie van oneindig grooter belang zal
zijn. De voorloopigc studiën voor de uitgraving
zijn aan professor Luigi Viola toevertrouwd, die
zich reeds te Conigliano Calabro gevestigd hooft.
Bij den uitgever N. J. Boon, te Amsterdam,
verscheen de tweede druk van Mooi-Sanniet
schetsen uit Zuid-Afrika, door B. H. van Breemen,
met een inleidend woord voorzien door den heer
Taco H. de Beer. De tweede uitgave van het be
langwekkende boekje is netter aangekleed dan de
eerste was, het maakt het nog meer geschikt tot
geschenk, en inderdaad zal men menigeen genoe
gen kunnen doen met hot aardige werkje, waar
uit zulk een geur van echt oud-IIollandschheid
ons te gemoet komt. Die ooms" en tante's"
doen in zoo menig woord en bijzonderheid aan
onze eigen oud-ooms en oud-tantes denken; wij
gevoelen dat de jonkmans van Pompoen-hek, en
Hendrik en Roelf-hullc" onze neven zijn, en
Mooi-Sannie ons mooie nichtje, al zegt ze dan ook
in een aardig gemengd taaltje tot het rijpaard,
dat zo zoo flink in de hand heeft: Ho, Sydney,
steady my boy; je mot nou MTJv' stap" en al laat
zo zich gaarne door den Engelschman redden.
Het Nieuwjaarsfeest bij Oom Vermaak, het Kerst
feest bij de Duitsche kolonie, het bezoek van den
i schilder, do ervaringen van den schrijver zelf als
l schoolmeester bij de van Rooijens, de aandoenlijke
verhalen van Tcun's eersteling" en Ziek-Annie,"
het is alles eenvoudig, duidelijk en zonder pre
tentie verteld, en telkens treft het ons als een
ontdekking, te zien hoe veel van ons dorps- en
provincieleven de oude stamgenooten behouden
hebben, en hoe ze, b\j hun leven van kolonisten
en jagers en vaak van roovers en tyrannen
bij hun vechten en jagen, echte Boeren" ge
bleven zijn.
Johannes Brahms zal, naar uit Weenen aan de
Hamburger Correspondent geschreven wordt, als
opera-componist optreden. Hij is aan een roman
tische opera" bezig. Van hoe ^groote beteekenis
dit feit, dat nog slechts aan enkelen van Brahms'
intiemste vrienden bekend was, is. zal men zonder
moeite erkennen. Brahms toch, die thans 54 jaar
oud is, heeft zich nooit nog met dramatische
compositie bezig gehouden. De naam van den
genialen Hamburger, die sedert jaren reeds te
Weenen woont, is waarborg, dat het werk iets
bijzonders zal zijn; in tegenstelling met de
Nieuw-Duitsche school" was Brahms in
Duitschland de consequente vertegenwoordiger van de
cyclische vormen in de instrumentaal-muziek;
thans zal zijne opera ongetwijfeld schoon, maar
ook in allen gevalle interessant zijn.
Het Journal de Bruxelles schrijft:
Acht jaar geleden vierde Amsterdam den
tweehonderdsten herinneringsdag aan den dood
van den grooten Joost van den Vondel. De dichter
is, zooals men weet, te Keulen uit Antwerpsche
ouders geboren, op 17 November 1587. Amsterdam
en Keulen maken zich gereed, om het derde
eeuwfeest van 's mans geboorte nu waardiglijk te
vieren. Vondel en Rubens! welke herinneringen
wekken deze namen! En toch is Vondel betrek
kelijk bij de Antwerpenaren weinig bekend. De
Franschen hebben sinds lang de werken van den
grooten man vertaald. Twee ervan vinden nu
plaats onder de Chefs d'oeuvre de la littérature
trangère. Bij ons heeft de heer Constantin Biart
het treurspel Lucifer van den grooten dichter
vertaald, dat in vele opzichten boven Milton's
Paradijs verloren staat."
De Antwerpsche Préeurseur wijst op het feit
en zegt:
Wij vernemen met genoegen, dat zich een
comitéheeft gevormd, buiten alle partijzucht,
om waardiglijk den verjaardag van den grooten
dichter te vieren, die, herhalen wij het. een Ant
werpenaar was door zijn ouders, een Antwer
penaar door zijn geheele voorgeslacht, met name
door zijn oom, Hans van den Vondel, die als of
ficier der burgerwacht het leven liet bij het ver
dedigen der stad tijdens den overval door den
hertog van Alencon. Dit kan men nazien op het
monument der Place do la Commune, op de lijst
der Antwerpsche helden, die bij deze gedenk
waardige gelegenheid het leven lieten.
Reeds heeft zich de Union littéraire Belt/e met
de viering van dezen roemrijken herinneringsdag
bezig gehouden. Vondel behoort toch, evenals
Shakcspeare, evenals Rubens, evenals alle groote
genieën, aan de geheele menschheid. Voegen wij
er bij, dat over tien jaren de Antwerpenaren ook
met glans het tweede eeuwfeest van den
Antwerpschen tooneelschrijver Willem Ogrës hopen te vie
ren, wiens borstbeeld zeker als pendant zou kun
nen dienon voor dat van Joost van den Vondel
in den foyer van onzon schouwburg, die in een
werkelijk museum herschapen wordt"'.
Onder den titel Les grands crivains francais
wordt te Parijs eene zeer belangrijke serie voor
bereid. De eerste afleveringen dezer mannen
van beteekenis'' zullen gewijd zijn aan -. Victor
Cousin, door Jules Simon; Madame de Séeigné,
door Gaston Boissier; Oeorges Sand, door Prof.
Caro ; Turgot, door LéonSay; Montesquieu, door
Sorel en Voltaire, door Brunetière, den weibeken
den criticus van de Revue des Deux Mondes.
Het tweede half dozijn zal bevatten, behoudens
wijziging: Villon, door Gaston Paris; d'Aubigné,
door Guillaume Guizot; Bacine, door Anatole
Franc»; Boileau, weder door Brunetière; Pascal,
door Havet; Ronsseau door Cherbuliez. Het derde
waarschijnlijk: Joseph de Maistre, door den
vicomte Mclchior de Vogué; Lumartine, door de
Pomairols; Balsac door Paul Bourget ; Musset,
door Jules Lemaitrc; Sainte-Beure door Taine, en
Guizol door G. Monod.
Hetgeen in deze serie vooral optemerken is, is
de uitmuntende kous van den bewerker voor ie
der dor beroemde mannen. Het zal zeer belang
rijk zijn. Loon Say over Turgot, Paul Bourget
over Balzac, en Jules Simon over Cousin te lezen.
Bij den uitgever F. B. van Ditmar te Utrecht
verscheen No. l van eeu nieuw Maandblad, Het
Evangelie, gewijd aan Christelijke Philanthropie,
redacteur Dr. G. J. D. Mounier. liet eerste
nummer bevat: Aan onze vrienden'', Korte
geschiedenis van het ontstaan onzer vereeniging",
Ons eerste asyl" en Statuten der Vereeniging
tot steun van Verwaarloosden en Gevallenen."
Deze vereoniging en haar asylen zijn vooral de
roden van bestaan van het maandblad; het doel
is, asylen te stichten in concurrentie met die van
Ds. Ileldring, daar deze laatste alleen voor ortho
doxe protestanten bestemd zijn, en de vereeniging
van Dr. Mounier het asyl te Vecht-Zicht", te
Breukolen, onder Mej. A. Kops als directrice
ook voor jodinnen, katholieke en protestantsche
vrouwen, van allerlei kleur en schakecring, wil
inrichten.
In een keurig net uitgevoerd deeltje heeft de
uitgever Tjeenk Willink te Haarlem een aantal
schotsen en reisindrukken In Luxemburgs en
Belgie's Ardennen, door M. A. Perk", verzameld.
De auteur heeft op zeer aangename en onder
houdende wijze een reishandboek geschreven voor
hen die 't schoone Luxemburg willen bezoeken.
Met vuur en warmte beveelt hij een bezoek in
de Ardennen en Luxemburg aan. Vooral tegen
het naderend reisseizoen zal dit boekske voor
velen een welkome lectuur zijn.
De Fransche regeering heeft op den Parijsehcn
Salon in dit jaar niet meer dan een tiental schil
derijen aangekocht. Onder deze is er een van.
Mesdag.