Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NJEDERLAND.
Schaakspel.
No. 75.
Van J. H. BLACKBÜRNE te Londen.
ZWABT.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist is opgelost (behoudens een paar
schrijffoutjes) door H. J. d. H. te Amsterdam het
eindspel Horwitz, aismede no. 72, 73 en bis en ter
met 4 en 5; C. C. W. M. te A. no. 72 met bis
en ter alsmede no, 73 met bis, ter en 4 en 5;
W. v. H. te Delft dezelfde nommers en alle Pink
sterbloempjes. D. te E. no. 73; W. B. te W.
Ingelyks. S. C. te W. 73 bis. Flenügafed te Kaats
heuvel no. 72. No. 5 van 73 is juist opgelost door
de B. te Utrecht.
d e
WIT.
g
SPROKKELINGEN.
Frederik de Groote was van oordeel, dat de
volutions militaires door niets zoo aanschouwelijk
te maken zijn, als door het schaakspel." (Wahls).
l f2 d2! K.
-5 dl X d5 mat.
5 d5 d7 mat.
.5 dl X d5 mat.
4 d2 dl, d6 d7;
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat.
(Wit 8 en Zwart 10 stukken met K. e5.)
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 73
van Phillip Klett.
f2 d2! K. d6; 2 e6 e7, K. X d7; (a 3 e7 08 D., d7 d6
a) 2 als boven, d6 X e7, 3 d2 X d5, e7 b) f7; 4 R. h3! onversch.
b) , d-5 e5; 3 e7 eS T. f, e5 d6 e); 4 d2 dl, d6. X d7;
c) 3 als voren, e5 e4; 4 d2 f2 f, 4 do f3; 5 c8 c4 mat.
d) 3 d5 e6; 4 e8 X e6 f, e5 föof4; 5d2 f2ofc8 fötmat
Mooi! zoo als alles van Klett. Tot eiken pion toe doet alles mee!
No 73 bis van dezelfde: l D. h6! e6 e5; 1) 2 Pd. e7 mat.
1) Als voren, K. c6 2); 2 h6 hl f mat. 2) l Als voren K. e5 2 h6 g5 mat.
De eerste zet die geen direkte bedseiging beoogd, heeft ten doel de witte pion d6 te dekken,
tevens het te open vlugtveld e6 voor den zwarten Koning den pas af te snyden.
No. 73 ter van F. W. Lord. l h2 gl! e4 X d3; 2 D. g3, d3 X c2
. . . . , c3 d2;
. . . . , Anders;
Als boven, c3?d2; 2 b8 h2 f, d2 c3;
c3 b2,of d4; 2 b8 e5 f mat.
g6 g3! h4 X g3; 2 h3 - h4, f4 g4;
d7 d8 Pd., b2- bl Pd.; 2 e,3 a7! f2
Een der zwarte paarden speelt;' 4 dl c of e3 t mat- Een origineele en geestige scherts.
No. 75bis 3zet van Samuel Lioyd: Wit f5, pions a7, b5 en f6. 4) Zwart K. 17.
No. 75ter' 3zet van G. J. Slater te Boldon: Wit K. el, D. b5, pions d6, e6, f6 enh5 (6. Zwart K. e8,
. c6, pions b6 en b7 (4 met K. e8.
No. 75 4zet Quater van Paul Hasse te Berlijn: Wit K. d5, D. c3, pion a3 3). Zwart K. a2, pions
a4, a5 en d6 (4 met K. a2. Wit speelt voor in bovenstaande problemen.
Evans-Gambiet gespeeld te. Rotterdam, 23 1) Hier moet noodzakelijk 16... f7 f6
geApril 11. tusschen D. (wit) en v. W. (zwart). beuren.
l
l
No. 73 van D. Fawcett Quater l
No. 5 van H, F. Meyer! l
3 e3 c4 f mat
3 g3 el f mat.
3 g3 e5 f mat.
3 e3 dl f mat.
3 e6 e4 t
-fl Pd.; 3 K. X
h3.
e2 e4 l
gl fö2
fl c4 3
b2?b4 4
c2 c3 5
o o 6
d2 d4 7
c3 X d4 8
d4 d5 9 c6
cl b210 g8
c4 d3 11
bl c312
c3 e213
al cl 14
dl d2 15
e2 g3 16
b2Xg7(217
g3 h5|18
d2 h6 19
f3 g520
e7 e5 h6 X g& 21 c7 d8
b8 c6 g.5 d2 22 c5 c4
f8 c5 d3 - e2 23 g6 e5
c5 X b4 f 2 f4 24 e5 g4
b4 c5 e2 X g4 25 c8 X g4
d7 d6 d2?d4f(4,26 f7 f6
e5 X d4 h5 X t 27 d8 b6!
c5 b6 d4 X t>6 28 b8 X b6
a5 f6 'X g8 29 h8 X g8
67 e4 e5 30 b6 b8?
o o e5 e6 31 g4 e2
e7 g6 fl f2 32 e2 d3
C7 c5 f4 f5 33 b8 f8
a8 b8 g2 g4 34 f8 16 (5
b6 c7 h2 h4 35 hl h6
b7 b5 (l cl el 36 g8 f8
g8 X g7 g4 g5 37 h6 X g5
g7 h8 h4 X g5 38 f6 X f
18 g8 f2 X fó 39 d3Xf
d8 X g5 (3 el fl 40 verloren.
2) Geestige vinding van Anderssen. Steinitz,
in do 7e matchpartij tegen A., nam de aange
boden R. niet, maar speelde f7 i'6. waardoor
hij zich langer kon verdedigen, evenwel niet
redden.
3) Op20..g6 f8, ofg8 g7, zet P. of D. mat.
4) Geestige vinding niet van A., maar van 1).
zelf, die hem echter de partij had kunnen kosten!
5) Het plan van verdediging, dat zwart hier
maakt, faalt alleen daardoor, dat hij niet vooruit
berekend had het vastzetten van zijn R. bij den
40sten zet. De kansen voor wit waren echter
zoo sterk gerezen, zooals uit een vluchtig naspel
bleek, dat do verdediging voor zwart hoogst
moeilijk was.
(Herplaatst wegens misstelling).
? OÜD-AMSTERDAMSCHE
VERSCHEIDENHEDEN.
Een Vechtwaterleiding-plan voor twee eeuwen.
Twee eeuwen geleden werd het hemelwater
overal in de stad met zorg opgevangen en in
regenbakken bewaard, waaruit het dan weder ge
pompt of geschept werd, om het voor tafel- of
keukengebruik te doen dienen. Of men toen al
de filtreertoestellen kende, is moeielijk uittemaken.
Sommige fabrieken, en wel hoofdzakelijk de talrijke
brouwerijen, konden dit regenwater echter niet
gebruiken en lieten het water van de Vecht in
schepen hierheen brengen. Het schijnt dat men
dit water in 't algemeen beter van smaak vond
dan het regenwater, althans het vond veel aftrek
ook bij particulieren, en de stadsregeering
bemoeielijkte dien aanvoer niet, omdat het in lange
droge zomers het eenige middel was, om de bur
gerij van het noodige drinkwater te voorzien.
Maar daarmede was de mogelijkheid van water
gebrek niet weggenomen voor het geval van lange
strenge winters, wanneer de waterschepen, in de
wandeling parlevinkers" genaamd, niet of althans
niet dan met groote moeite en kosten binnen de
stad konden gebracht worden.
Deze overwegingen leidden Elias Sandra, een
Amsterdamsen koopman, en zoon van een
gelijknamigen makelaar, er toe, om ten jare 1682 een
drietal door hem ontworpen plannen voor eeno
Vechtwaterleiding naar Amsterdam aan de regee
ring der stad aantebioden, welke toen juist in dat
jaar onder zijne leden telde een man als
Johannes Hudde, die bij de waterbouwkundigen van
dien tijd als een erkende specialiteit te book stond.
Sandra's plannen waren dricërlei, hot graven
van een zoet-water-kanaal, ot het bouwen van een
waterleiding over steènen bogen, of het leggen
van buizen onder den grond.
Het eerste plan zou in die dagen met vrij wat
moeielijkheden hebben te kampen gehad. Er
moest een octrooi van de Staten en de toestem
ming van alle steden, dorpen en poldcrbesturen
waardoor men het Kanaal wilde graven, worden
verkregen. Bij den Hinderdam een aanvang ne
mende zou het Kanaal het gebied van Weesp,
Muiden en de Weespervaart, van Diemen en
den Diemermeer hebben doorsneden, en hetgeen
de bezwaren vermeerderde, door een dubbel stel
van sluizen zou het kanaal beschermd moeten
worden tegen het doorstroomen van het water van
de Weespertrekvaart, waardoor beurtelings het
zoetwaterkanaal en de trekvaart konden worden
afgesloten. Hetzelfde zou moeten plaats hebben
aan de Muidertrekvaart en ook op twee punten
aan de Ringvaart van de Diemermeer, wanneer daar
niot kon worden overeengekomen, om dijken ter
bescherming van het kanaal in de bestaande vaar
ten te leggen. Zouden sluizen on dijken niet uit
voerbaar blijken, dan gaf Sandra het plan aan de
hand, om over het water hooge bogen te metselen,
zoo hoog dat de schepen er onderdoor konden
varen, welke een leiding zouden moeten vormen,
waarin het water door watermolens zou worden opge
pompt, om het in het volgende vak van het kanaal
te brengen. Een aantal werken zoudon in de na
bijheid van de stad noodig zijn, om 't brakke water
van den Anjstel te keeren. Had het zoetwater
kanaal eenmaal zijne uitmonding in do stadsgracht
gevonden, dan zou de toevoer steeds groot genoeg
zijn. om een gedeelte van de stadsvest tusschcii
de Weesper- en Muiderpoorten, tot reservoir ge
dacht, te voeden en vandaar uit heel de stad van
zoetwatcr te voorzien, door middel van gemetselde
buizon op verschillende punten onder de stads
wallen doorgaande.
Het was Sandra's plan. om heel hot kanaal van
steènen wallen te voorzien, een weg er langs to
maken en met boomen te beplanten, waardoor hij
zich voorstelde een nieuwe wandelplaats te schep
pen, dio hier en daar met een herberg afgewisseld,
een aantrekkingspunt voor den stedeling zou
kunnen worden. Bovendien zou do vaart alle
landen, die zij doorsneed, van zoet water kunnen
voorzien, hetgeen voor do Diemermeer vooral van
groot belang zou zijn geweest. Ook van de
visscherij in de vaart stelde hij zich veel voor, en
hij berekende, dat de verkoop van hot water aan
de burgerij, de brouwerijen, suikerraffinaderijen
en verwerijen zouden er het meest door getroffen
worden, de rente van hot kapitaal, dat do stad
er aan zou ten koste leggen en dat hij op
ongeveer een millioen becijferde, ruimschoots zou
dekken. Het is echter de vraag of zijne berekening
juist was, afgescheiden nog van de kwestie der
uitvoerbaarheid van 'tganscho werk.
Het tweede plan, om het water over bogen te
leiden van den Hinderdam naar de stadsgracht,
in het ontworpen reservoir, zou evenveel
voordeelen aanbieden, wat betreft den toevoer van
water aan de landen waarboven de waterleiding
zou worden gebouwd, terwijl er minder land mede
zou te loor gaan. Het zou zeker, schoon minder
dan het vorige plan, nog ontzaggelijk veel kosten
om zulk een steènen waterleiding op onzen weeken
bodem te bouwen, maar, zeide de ontwerper, de
Romeinen hebben wel andere zwarigheden moeten
overwinnen met hunne waterleidingen, die de
eeuwen getrotseerd hebben
Het laatste plan, de onderaardsche waterlei
ding door buizen, kon hij minder aanraden, hoe
wel er slechts driekwart der kosten van 't eerste
ontwerp mede zouden gemoeid zijn. Tegen het
leggen van ijzeren of looden buizen, die zeer wyd
zouden moeten zijn om eenigszins nabij te komen
aan den toevoer, die de ontwerper zich uit een
kanaal voorstelde, bracht hij eene bedenking te
berde, waaraan men tegenwoordig geringe waarde
schijnt te hechten. Hij vreesde namelijk, dat de
grond, waarin deze buizen gelegd moesten worden,
grootendeels brak zijnde, schadelijk op de buizen
zou inwerken en er weldra gaten in vreten, die
uit den aard der zaak niet dan met groote
moeite en kosten zouden kunnen gevonden en
gedicht worden. Daarom meende hij, dat de
eenige uitvoerbare onderaardsche waterleiding zou
moeten gebouwd worden van baksteen op een
zwaar onderheiden grond, welke over de geheele
lengte van het riool door de stad zou moeten
worden aangekocht. Dit achtte hij ook voor een
leiding van metalen buizen noodig. Op dit punt
schijnt men dus andere denkbeelden dan tegen
woordig te zijn toegedaan geweest. Hij dacht, dat
de grond zóó diep moest worden uitgegraven, dat
de buizen geleidelijk onder de Weesper en
Muidervaarten en onder de ringvaarten van de
Meer zouden kunnen doorgaan. De zinkbuizen
waren in dien tijd dus nog niet bekend. Het
plan maakt geen gewag van de pers- of
drijfwerktuigen, waarmede het water door de leiding
zouden worden voortgestuwd. De ontwerper
rekende blijkbaar veel op den natuurlijken loop
van het water naar het laagste punt. Hij schatte
de kosten van het werk bij gebruikmaking van
looden buizen op ongeveer zeven en een halve
ton gouds, waarvan de buizen van 2 M voet mid
dellijn ongeveer de helft zouden verslinden On
geveer 3100000 pond lood zou daarvoor noodig
zijn geweest.
Was eenmaal het Vechtwater in het reservoir,
dan zouden er slechts eenige watermolens noodig
zijn om het water in buizen te pompen, die door
heel de stad werden geleid: wel te verstaan slechts
naar dio eilandjes waaruit de stad bestaat welke
door vaste bruggen waren verbonden. Bij gebreke
van de nooftige drijfkracht waren ook in de stad
de Einkbuizen ontoepasbaar en ieder stadsdeel,
dat door valbruggen verbonden was met de om
liggende buurten, zou afgesloten zijn gebleven
voor de waterleiding.
Looden buizen zouden nu het water in de hui
zen brengen, welke naar gelang der grootte 40,
25 of 15 gld. 'sjaars daarvoor zouden betalen. De
brouwerijen zouden met eene bijdrage van 400 gld.
nog een paar honderd gulden sparen. De leiding in
de huizen zou voor rekening van de eigenaars komen,
maar de buizen buitenshuis voor die van de stad,
die daartoe alweer drie millioen zou hebben moe
ten uitleggen. Van stadsvvege zouden op plei
nen en marktplaatsen openbare fonteinen aan
gelegd kunnen worden, en op plaatsen waar geen
grachten zijn, zouden de leidingen uitstekende
diensten kunnen bewijzen in geval van brand.
Dat aan de uitvoerbaarheid van het geheele plan
getwijteld werd, is begrijpelijk. Bij 't wegen van
't voor en tegen had het laatste de overhand, en
op grond van overwegingen van finantieelen aard
werd het voorstel ter zijde gelegd, zonder dat
Hudde het noodig schijnt te hebben geoordeeld
aan do technische zijde der kwestie veel hoofd
brekens te wijden.
VICTORIA-ANEKDOTEN.
Dat Her most gracious Queen eenmaal een
groote rol heeft gespeeld in het leven van een,
nu reeds lang overleden, Franschman, zal aan
Hare Majesteit zeker even on bekend zijn gebleven,
als aan de meeste lager geplaatste stervelingen.
Toch is het oen feit. Arsène Houssaye heeft ons
de geschiedenis meegedeeld van den onzinnigon
hartstocht door (Jérard tic Xerval eens voor
ngoland's koningin gekoesterd. Het is een even
dolle als droevige geschiedenis. Hot is het drama
van het gezond verstand dat zijn evenwicht ver
liest en van een fraai vernuft dat begint te tanen.
Die zonderlinge liefde was het eerste bewijs
van waanzin, dat door den schrijver van la Bohème
yalante werd gegeven. Gérard de Ncrval was door
een dagblad naar Londen gezonden om verslag te
geven van liet kroningsfccst van koningin Victoria.
Bij zijn vertrek verkeerde hij reeds in een
zenuwachtige spanning, die zijn vrienden zeer on
gerust maakte. Op het oogcnblik, dat do konink
lijke stoet met al zijn middenceuwscho praal hem
voorbijtrok, verbeeldde zich Gérard de Xerval,
dat de koningin hem bad aangekeken met een
blik, die voor hem geen nadere verklaring noodig
had. Dat bracht dien goeden de Xerval geheel
van de wijs en in zijn opgewondenheid brak bij
zich ernstig het hoofd over de vraag of hij, (loor
aan die vlam'' van de koningin te beantwoorden.
niet gevaar zou loopen van Frankrijk met Engeland
in onmin to brengen.
Zoover was liet reeds met dien zoo bij uitstek
fijnen, vimlingrijken en werkelijk dichterlijken
geest gekomen! Gérard de Xerval hield do illusies
van zijn overspannen hersenen voor zuivere werke
lijkheid. Hij wist zichzelven te overtuigen, dat het
zijn plicht was weerstand te bieden aan een harts
tocht, die Europecsche verwikkelingen ten ge
volgen kon hebben en in de dwaze meening zich
aan dio krankzinnige liefde te onttrekken, vluchtte
hij naar de boorden van den Bijn.
Op zekeren dag. dat bij zich in een herberg
bevond, waar men bezig was een pracht van een
gans aan liet spit to braden, welke hij voor zijn
diner wilde hebben, kreeg hij van don waard ten
antwoord: dat is onmogelijk, want de gans is be
steld."?Door wie?'' vroeg de Xerval. Door
een aanzienlijke dame."?Een aanzienlijke dame?''
Gérard verviel in diep gepeins. Een oogenblik
later haalde hij een visitekaartje voor den dag;
schreef er eenige aardige dichtregels op, waarin
hij aan de onbekende met de bevallige vrijmoe
digheid, welke hem in uren van opwinding eigen,
was, de gunst verzocht haar maaltijd, te mogen
deelen. De reizigster vond de verzen aardig, ZQ
was bovendien niet preutsch, bijgevolg, soupeerde
Gérard in haar gezelschap. Toen hij afscheid van
haar nam, smeekte hij haar met die gratie van
den waren edelman, welke hem tot op het laatst
toe eigen bleef, dat zij hem ten minste haar voor
naam zou willen mededeelen.
De onbekende begon te lachen en, voldeed aan
zijn wensen. Ik heet Victoria" zeide zij,
Victoria!" riep Gérard vol verbazing uit.
Enonmiddelijk ging zijn verbeelding weer aan het werk.
Dat hij niet terstond bemerkt had, dat zij koningin
Victoria was! Maar er is geen twijfel aan; zij is
hem gevolgd, zij zal voortaan overal zijn spoor
volgen.
Wederom neemt hij de vlucht. Een jaar gaat
voorbij. Dat de geestvermogens van den dichter
gekrenkt zijn, is langer geen vraag meer. Hij is
onder behandeling gekomen van dokter Blanche.
In diens inrichting meent hij de koningin te her
kennen onder alle vrouwen, die voorbijgaan, hjj
gelooft zelfs, dat zij alle mogelijke vermommingen
gebruikt om tot hem door te dringen. En altijd
weder wordt hij gekweld, door een oprechte vrees,
dat hij de oorzaak zal worden van staatkundige
moeilijkheden. Wel een droevige geschiedenis, ten
slotte, de geschiedenis dier geestverbijsteringen,
waaraan deze schrijver, die artist was tot in het
diepst van zijn ziel, ten prooi moest wezen!
Tijdens die periode van waanzin teekende Gérard
de Nerval een portret van koningin Victoria, dat
drie jaar geleden te Londen verzeild geraakt scheen
te wezen, waar het voor een kleinigheid werd
verkocht. Waren de Engelschen met die zonder
linge manie van den dichter bekend geweest, dan
zou dat portret als een curiositeit zeker een groote
som hebben opgebracht.
Dat avontuur van de Nerval heeft, hoe droef
geestig het overigens ook moge wezen, toch eenigs
zins zijn vermakelijke zijde, wanneer men een
blik werpt op het strenge en deftige portret, dat
koningin Victoria van zich zelve heeft doen plaat
sen vóór haar verhaal van een reis in Schotland
en waarop zij, door de jaren vrij dik geworden
en omhuld door een wolk van zwart gaas, is af
gebeeld. Er is zulk een hemelsbreed verschil tus
schen het droombeeld des armen dichters en de
werkelijkheid!
De Engelschen koesteren voor hun Koningin
een gevoel van eerbiedige loyaliteit en het ligt
niet op onzen weg om over dien eerbied, dien
het hun behaagt haar toetedragen, te discuteeren.
Maar het is ons wol geoorloofd, de meening uit
te spreken, dat wanneer eenige historische figuur
weinig romanesk is, het wel is die van deze Ko
ningin, die liefst in ver van Londen verwijderde
kasteelen haar verblijf houdt te midden van een
klein hot en die slechts in een intiemen kring
zich heerscheres toont door hare hofdames te
tyranniseeren en haar voor een niets haar congéto
geven.
De boekdeelen, welke Engelands koningin aan
het verhaal van hare tochten in gezelschap van
hare dochters, onder de bescherming van haren
getrouwen John Brown heeft gewijd, zijn niet be
paald geschikt om aan dit koninklijk beeld veel
relief bij te zetten. Zij onderhoudt het publiek
veel meer over het menu van haar lunches dan
over de natuur van de door haar bezochte streken,
en haar ideaal van den kunstenaar stijgt niet
hooger dan het rustige comfortable van aangename
wandelritten. Zij houdt met groote nauwgezetheid
aanteekening van alle veranderingen van het weder
en van de straatwegen, maar verder ziet zij ook
niets. Zij schenkt dit woord in overdrachtelijken
zin genomen zij schenkt den lezer geen enkele
kop thee noch een regenbui, die haai' noodzaakt
den kap harer calèche op te doen zetten. Ik be
twijfel of zelf de meest hoffelijke historieschrijvers
iets belangwekkends uit die zoo kalme bladzijden
kunnen opdiepen. Engelands koningin is een echt
burgerlijke vorstin, die geheel past in het kader
van haren tijd. Men zou eerder alles van haar
kunnen verwachten dan uit haar eene heldin te
zien groeien, en daarom was het misschien niet
onvermakelijk aan dien romantischen droom van
Gérard de Xerval een kleine herinnering te wijden.
Laat mij hier nog aan toevoegen eene anecdote,
waarvan, voor zoover ik weet, door de koningin
zelve geen melding wordt gemaakt in hare ge
denkschriften, maar dio toch mag men op ,
Quatrelles' verzekering afgaan werkelijk zal
zijn voorgevallen.
Eenige jaren geleden maakte koningin Victoria
i een rijtoer in een open rijtuig in de omstreken
van Windsor, toen zij door een hevig onweder
werd overvallen. De regendruppels betoonden geen
| den minsten eerbied voor de souvereino; ook de
wind kwam er bij in 't spel en overdekte haar
met wolken van stof. Zelfs de hagel wilde op zijn
beurt niet achterblijven en in weinige
oogenblikken was het koninklijk rijtuig als overstroomd
en Jler Majexty druipnat geworden. Men was
nog wel twintig mijlen van het paleis verwijderd.
en het gevolg van de koningin was radeloos.
Daar ontdekt een pikeur gelukkig een huisje,
dat er nog al vrij net uitziet, te midden van eea
bloemtuinfje. Twee minuten had de druipnatte
koningin noodig om hot te Bereiken, maar toen
men er bij kwam, vond men do deur gesloten,
Alle kloppen en roepen baatte niets, er scheen
niemand in huis, noch in de buurt te zijn. Zelfs
de koningin verwaardigde zich in hoogst eigen
persoon mede te roepen, maar ook dat iad geen
uitwerking.
Goede raad was duur. Er bleef niets anders
over dan de deur eenvoudig in te trappen. Dit
werd dan ook gedaan en men stormde het huisje
binnen. Met een uitgebroken plank en een stuk
gebroken stoel had men spoedig een flink vuur
ontstoken, waarbij do koningin, tot groote vol
doening van haar gezelschap, zich jkon drogen.
Groot was de verrassing van den eigenaar van
het huisje, toen bij bij zijn tehuiskomst zijn wo
ning zag ingenomen en nog wel door zulk een
voornaam uitziend gezelschap. De man was een
eenvoudige daglooner; die met moeite zijn
dagelijksch brood verdiende. Onze bravo was op het
punt van boos to worden, toen men hem vertelde
aan welke hooge bezoekster hij schuilplaats had
verleend. Hij nam nu terstond een andere houding