De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 5 juni pagina 5

5 juni 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NJEDERLAND. Schaakspel. No. 75. Van J. H. BLACKBÜRNE te Londen. ZWABT. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Juist is opgelost (behoudens een paar schrijffoutjes) door H. J. d. H. te Amsterdam het eindspel Horwitz, aismede no. 72, 73 en bis en ter met 4 en 5; C. C. W. M. te A. no. 72 met bis en ter alsmede no, 73 met bis, ter en 4 en 5; W. v. H. te Delft dezelfde nommers en alle Pink sterbloempjes. D. te E. no. 73; W. B. te W. Ingelyks. S. C. te W. 73 bis. Flenügafed te Kaats heuvel no. 72. No. 5 van 73 is juist opgelost door de B. te Utrecht. d e WIT. g SPROKKELINGEN. Frederik de Groote was van oordeel, dat de volutions militaires door niets zoo aanschouwelijk te maken zijn, als door het schaakspel." (Wahls). l f2 d2! K. -5 dl X d5 mat. 5 d5 d7 mat. .5 dl X d5 mat. 4 d2 dl, d6 d7; Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. (Wit 8 en Zwart 10 stukken met K. e5.) OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 73 van Phillip Klett. f2 d2! K. d6; 2 e6 e7, K. X d7; (a 3 e7 08 D., d7 d6 a) 2 als boven, d6 X e7, 3 d2 X d5, e7 b) f7; 4 R. h3! onversch. b) , d-5 e5; 3 e7 eS T. f, e5 d6 e); 4 d2 dl, d6. X d7; c) 3 als voren, e5 e4; 4 d2 f2 f, 4 do f3; 5 c8 c4 mat. d) 3 d5 e6; 4 e8 X e6 f, e5 föof4; 5d2 f2ofc8 fötmat Mooi! zoo als alles van Klett. Tot eiken pion toe doet alles mee! No 73 bis van dezelfde: l D. h6! e6 e5; 1) 2 Pd. e7 mat. 1) Als voren, K. c6 2); 2 h6 hl f mat. 2) l Als voren K. e5 2 h6 g5 mat. De eerste zet die geen direkte bedseiging beoogd, heeft ten doel de witte pion d6 te dekken, tevens het te open vlugtveld e6 voor den zwarten Koning den pas af te snyden. No. 73 ter van F. W. Lord. l h2 gl! e4 X d3; 2 D. g3, d3 X c2 . . . . , c3 d2; . . . . , Anders; Als boven, c3?d2; 2 b8 h2 f, d2 c3; c3 b2,of d4; 2 b8 e5 f mat. g6 g3! h4 X g3; 2 h3 - h4, f4 g4; d7 d8 Pd., b2- bl Pd.; 2 e,3 a7! f2 Een der zwarte paarden speelt;' 4 dl c of e3 t mat- Een origineele en geestige scherts. No. 75bis 3zet van Samuel Lioyd: Wit f5, pions a7, b5 en f6. 4) Zwart K. 17. No. 75ter' 3zet van G. J. Slater te Boldon: Wit K. el, D. b5, pions d6, e6, f6 enh5 (6. Zwart K. e8, . c6, pions b6 en b7 (4 met K. e8. No. 75 4zet Quater van Paul Hasse te Berlijn: Wit K. d5, D. c3, pion a3 3). Zwart K. a2, pions a4, a5 en d6 (4 met K. a2. Wit speelt voor in bovenstaande problemen. Evans-Gambiet gespeeld te. Rotterdam, 23 1) Hier moet noodzakelijk 16... f7 f6 geApril 11. tusschen D. (wit) en v. W. (zwart). beuren. l l No. 73 van D. Fawcett Quater l No. 5 van H, F. Meyer! l 3 e3 c4 f mat 3 g3 el f mat. 3 g3 e5 f mat. 3 e3 dl f mat. 3 e6 e4 t -fl Pd.; 3 K. X h3. e2 e4 l gl fö2 fl c4 3 b2?b4 4 c2 c3 5 o o 6 d2 d4 7 c3 X d4 8 d4 d5 9 c6 cl b210 g8 c4 d3 11 bl c312 c3 e213 al cl 14 dl d2 15 e2 g3 16 b2Xg7(217 g3 h5|18 d2 h6 19 f3 g520 e7 e5 h6 X g& 21 c7 d8 b8 c6 g.5 d2 22 c5 c4 f8 c5 d3 - e2 23 g6 e5 c5 X b4 f 2 f4 24 e5 g4 b4 c5 e2 X g4 25 c8 X g4 d7 d6 d2?d4f(4,26 f7 f6 e5 X d4 h5 X t 27 d8 b6! c5 b6 d4 X t>6 28 b8 X b6 a5 f6 'X g8 29 h8 X g8 67 e4 e5 30 b6 b8? o o e5 e6 31 g4 e2 e7 g6 fl f2 32 e2 d3 C7 c5 f4 f5 33 b8 f8 a8 b8 g2 g4 34 f8 16 (5 b6 c7 h2 h4 35 hl h6 b7 b5 (l cl el 36 g8 f8 g8 X g7 g4 g5 37 h6 X g5 g7 h8 h4 X g5 38 f6 X f 18 g8 f2 X fó 39 d3Xf d8 X g5 (3 el fl 40 verloren. 2) Geestige vinding van Anderssen. Steinitz, in do 7e matchpartij tegen A., nam de aange boden R. niet, maar speelde f7 i'6. waardoor hij zich langer kon verdedigen, evenwel niet redden. 3) Op20..g6 f8, ofg8 g7, zet P. of D. mat. 4) Geestige vinding niet van A., maar van 1). zelf, die hem echter de partij had kunnen kosten! 5) Het plan van verdediging, dat zwart hier maakt, faalt alleen daardoor, dat hij niet vooruit berekend had het vastzetten van zijn R. bij den 40sten zet. De kansen voor wit waren echter zoo sterk gerezen, zooals uit een vluchtig naspel bleek, dat do verdediging voor zwart hoogst moeilijk was. (Herplaatst wegens misstelling). ? OÜD-AMSTERDAMSCHE VERSCHEIDENHEDEN. Een Vechtwaterleiding-plan voor twee eeuwen. Twee eeuwen geleden werd het hemelwater overal in de stad met zorg opgevangen en in regenbakken bewaard, waaruit het dan weder ge pompt of geschept werd, om het voor tafel- of keukengebruik te doen dienen. Of men toen al de filtreertoestellen kende, is moeielijk uittemaken. Sommige fabrieken, en wel hoofdzakelijk de talrijke brouwerijen, konden dit regenwater echter niet gebruiken en lieten het water van de Vecht in schepen hierheen brengen. Het schijnt dat men dit water in 't algemeen beter van smaak vond dan het regenwater, althans het vond veel aftrek ook bij particulieren, en de stadsregeering bemoeielijkte dien aanvoer niet, omdat het in lange droge zomers het eenige middel was, om de bur gerij van het noodige drinkwater te voorzien. Maar daarmede was de mogelijkheid van water gebrek niet weggenomen voor het geval van lange strenge winters, wanneer de waterschepen, in de wandeling parlevinkers" genaamd, niet of althans niet dan met groote moeite en kosten binnen de stad konden gebracht worden. Deze overwegingen leidden Elias Sandra, een Amsterdamsen koopman, en zoon van een gelijknamigen makelaar, er toe, om ten jare 1682 een drietal door hem ontworpen plannen voor eeno Vechtwaterleiding naar Amsterdam aan de regee ring der stad aantebioden, welke toen juist in dat jaar onder zijne leden telde een man als Johannes Hudde, die bij de waterbouwkundigen van dien tijd als een erkende specialiteit te book stond. Sandra's plannen waren dricërlei, hot graven van een zoet-water-kanaal, ot het bouwen van een waterleiding over steènen bogen, of het leggen van buizen onder den grond. Het eerste plan zou in die dagen met vrij wat moeielijkheden hebben te kampen gehad. Er moest een octrooi van de Staten en de toestem ming van alle steden, dorpen en poldcrbesturen waardoor men het Kanaal wilde graven, worden verkregen. Bij den Hinderdam een aanvang ne mende zou het Kanaal het gebied van Weesp, Muiden en de Weespervaart, van Diemen en den Diemermeer hebben doorsneden, en hetgeen de bezwaren vermeerderde, door een dubbel stel van sluizen zou het kanaal beschermd moeten worden tegen het doorstroomen van het water van de Weespertrekvaart, waardoor beurtelings het zoetwaterkanaal en de trekvaart konden worden afgesloten. Hetzelfde zou moeten plaats hebben aan de Muidertrekvaart en ook op twee punten aan de Ringvaart van de Diemermeer, wanneer daar niot kon worden overeengekomen, om dijken ter bescherming van het kanaal in de bestaande vaar ten te leggen. Zouden sluizen on dijken niet uit voerbaar blijken, dan gaf Sandra het plan aan de hand, om over het water hooge bogen te metselen, zoo hoog dat de schepen er onderdoor konden varen, welke een leiding zouden moeten vormen, waarin het water door watermolens zou worden opge pompt, om het in het volgende vak van het kanaal te brengen. Een aantal werken zoudon in de na bijheid van de stad noodig zijn, om 't brakke water van den Anjstel te keeren. Had het zoetwater kanaal eenmaal zijne uitmonding in do stadsgracht gevonden, dan zou de toevoer steeds groot genoeg zijn. om een gedeelte van de stadsvest tusschcii de Weesper- en Muiderpoorten, tot reservoir ge dacht, te voeden en vandaar uit heel de stad van zoetwatcr te voorzien, door middel van gemetselde buizon op verschillende punten onder de stads wallen doorgaande. Het was Sandra's plan. om heel hot kanaal van steènen wallen te voorzien, een weg er langs to maken en met boomen te beplanten, waardoor hij zich voorstelde een nieuwe wandelplaats te schep pen, dio hier en daar met een herberg afgewisseld, een aantrekkingspunt voor den stedeling zou kunnen worden. Bovendien zou do vaart alle landen, die zij doorsneed, van zoet water kunnen voorzien, hetgeen voor do Diemermeer vooral van groot belang zou zijn geweest. Ook van de visscherij in de vaart stelde hij zich veel voor, en hij berekende, dat de verkoop van hot water aan de burgerij, de brouwerijen, suikerraffinaderijen en verwerijen zouden er het meest door getroffen worden, de rente van hot kapitaal, dat do stad er aan zou ten koste leggen en dat hij op ongeveer een millioen becijferde, ruimschoots zou dekken. Het is echter de vraag of zijne berekening juist was, afgescheiden nog van de kwestie der uitvoerbaarheid van 'tganscho werk. Het tweede plan, om het water over bogen te leiden van den Hinderdam naar de stadsgracht, in het ontworpen reservoir, zou evenveel voordeelen aanbieden, wat betreft den toevoer van water aan de landen waarboven de waterleiding zou worden gebouwd, terwijl er minder land mede zou te loor gaan. Het zou zeker, schoon minder dan het vorige plan, nog ontzaggelijk veel kosten om zulk een steènen waterleiding op onzen weeken bodem te bouwen, maar, zeide de ontwerper, de Romeinen hebben wel andere zwarigheden moeten overwinnen met hunne waterleidingen, die de eeuwen getrotseerd hebben Het laatste plan, de onderaardsche waterlei ding door buizen, kon hij minder aanraden, hoe wel er slechts driekwart der kosten van 't eerste ontwerp mede zouden gemoeid zijn. Tegen het leggen van ijzeren of looden buizen, die zeer wyd zouden moeten zijn om eenigszins nabij te komen aan den toevoer, die de ontwerper zich uit een kanaal voorstelde, bracht hij eene bedenking te berde, waaraan men tegenwoordig geringe waarde schijnt te hechten. Hij vreesde namelijk, dat de grond, waarin deze buizen gelegd moesten worden, grootendeels brak zijnde, schadelijk op de buizen zou inwerken en er weldra gaten in vreten, die uit den aard der zaak niet dan met groote moeite en kosten zouden kunnen gevonden en gedicht worden. Daarom meende hij, dat de eenige uitvoerbare onderaardsche waterleiding zou moeten gebouwd worden van baksteen op een zwaar onderheiden grond, welke over de geheele lengte van het riool door de stad zou moeten worden aangekocht. Dit achtte hij ook voor een leiding van metalen buizen noodig. Op dit punt schijnt men dus andere denkbeelden dan tegen woordig te zijn toegedaan geweest. Hij dacht, dat de grond zóó diep moest worden uitgegraven, dat de buizen geleidelijk onder de Weesper en Muidervaarten en onder de ringvaarten van de Meer zouden kunnen doorgaan. De zinkbuizen waren in dien tijd dus nog niet bekend. Het plan maakt geen gewag van de pers- of drijfwerktuigen, waarmede het water door de leiding zouden worden voortgestuwd. De ontwerper rekende blijkbaar veel op den natuurlijken loop van het water naar het laagste punt. Hij schatte de kosten van het werk bij gebruikmaking van looden buizen op ongeveer zeven en een halve ton gouds, waarvan de buizen van 2 M voet mid dellijn ongeveer de helft zouden verslinden On geveer 3100000 pond lood zou daarvoor noodig zijn geweest. Was eenmaal het Vechtwater in het reservoir, dan zouden er slechts eenige watermolens noodig zijn om het water in buizen te pompen, die door heel de stad werden geleid: wel te verstaan slechts naar dio eilandjes waaruit de stad bestaat welke door vaste bruggen waren verbonden. Bij gebreke van de nooftige drijfkracht waren ook in de stad de Einkbuizen ontoepasbaar en ieder stadsdeel, dat door valbruggen verbonden was met de om liggende buurten, zou afgesloten zijn gebleven voor de waterleiding. Looden buizen zouden nu het water in de hui zen brengen, welke naar gelang der grootte 40, 25 of 15 gld. 'sjaars daarvoor zouden betalen. De brouwerijen zouden met eene bijdrage van 400 gld. nog een paar honderd gulden sparen. De leiding in de huizen zou voor rekening van de eigenaars komen, maar de buizen buitenshuis voor die van de stad, die daartoe alweer drie millioen zou hebben moe ten uitleggen. Van stadsvvege zouden op plei nen en marktplaatsen openbare fonteinen aan gelegd kunnen worden, en op plaatsen waar geen grachten zijn, zouden de leidingen uitstekende diensten kunnen bewijzen in geval van brand. Dat aan de uitvoerbaarheid van het geheele plan getwijteld werd, is begrijpelijk. Bij 't wegen van 't voor en tegen had het laatste de overhand, en op grond van overwegingen van finantieelen aard werd het voorstel ter zijde gelegd, zonder dat Hudde het noodig schijnt te hebben geoordeeld aan do technische zijde der kwestie veel hoofd brekens te wijden. VICTORIA-ANEKDOTEN. Dat Her most gracious Queen eenmaal een groote rol heeft gespeeld in het leven van een, nu reeds lang overleden, Franschman, zal aan Hare Majesteit zeker even on bekend zijn gebleven, als aan de meeste lager geplaatste stervelingen. Toch is het oen feit. Arsène Houssaye heeft ons de geschiedenis meegedeeld van den onzinnigon hartstocht door (Jérard tic Xerval eens voor ngoland's koningin gekoesterd. Het is een even dolle als droevige geschiedenis. Hot is het drama van het gezond verstand dat zijn evenwicht ver liest en van een fraai vernuft dat begint te tanen. Die zonderlinge liefde was het eerste bewijs van waanzin, dat door den schrijver van la Bohème yalante werd gegeven. Gérard de Ncrval was door een dagblad naar Londen gezonden om verslag te geven van liet kroningsfccst van koningin Victoria. Bij zijn vertrek verkeerde hij reeds in een zenuwachtige spanning, die zijn vrienden zeer on gerust maakte. Op het oogcnblik, dat do konink lijke stoet met al zijn middenceuwscho praal hem voorbijtrok, verbeeldde zich Gérard de Xerval, dat de koningin hem bad aangekeken met een blik, die voor hem geen nadere verklaring noodig had. Dat bracht dien goeden de Xerval geheel van de wijs en in zijn opgewondenheid brak bij zich ernstig het hoofd over de vraag of hij, (loor aan die vlam'' van de koningin te beantwoorden. niet gevaar zou loopen van Frankrijk met Engeland in onmin to brengen. Zoover was liet reeds met dien zoo bij uitstek fijnen, vimlingrijken en werkelijk dichterlijken geest gekomen! Gérard de Xerval hield do illusies van zijn overspannen hersenen voor zuivere werke lijkheid. Hij wist zichzelven te overtuigen, dat het zijn plicht was weerstand te bieden aan een harts tocht, die Europecsche verwikkelingen ten ge volgen kon hebben en in de dwaze meening zich aan dio krankzinnige liefde te onttrekken, vluchtte hij naar de boorden van den Bijn. Op zekeren dag. dat bij zich in een herberg bevond, waar men bezig was een pracht van een gans aan liet spit to braden, welke hij voor zijn diner wilde hebben, kreeg hij van don waard ten antwoord: dat is onmogelijk, want de gans is be steld."?Door wie?'' vroeg de Xerval. Door een aanzienlijke dame."?Een aanzienlijke dame?'' Gérard verviel in diep gepeins. Een oogenblik later haalde hij een visitekaartje voor den dag; schreef er eenige aardige dichtregels op, waarin hij aan de onbekende met de bevallige vrijmoe digheid, welke hem in uren van opwinding eigen, was, de gunst verzocht haar maaltijd, te mogen deelen. De reizigster vond de verzen aardig, ZQ was bovendien niet preutsch, bijgevolg, soupeerde Gérard in haar gezelschap. Toen hij afscheid van haar nam, smeekte hij haar met die gratie van den waren edelman, welke hem tot op het laatst toe eigen bleef, dat zij hem ten minste haar voor naam zou willen mededeelen. De onbekende begon te lachen en, voldeed aan zijn wensen. Ik heet Victoria" zeide zij, Victoria!" riep Gérard vol verbazing uit. Enonmiddelijk ging zijn verbeelding weer aan het werk. Dat hij niet terstond bemerkt had, dat zij koningin Victoria was! Maar er is geen twijfel aan; zij is hem gevolgd, zij zal voortaan overal zijn spoor volgen. Wederom neemt hij de vlucht. Een jaar gaat voorbij. Dat de geestvermogens van den dichter gekrenkt zijn, is langer geen vraag meer. Hij is onder behandeling gekomen van dokter Blanche. In diens inrichting meent hij de koningin te her kennen onder alle vrouwen, die voorbijgaan, hjj gelooft zelfs, dat zij alle mogelijke vermommingen gebruikt om tot hem door te dringen. En altijd weder wordt hij gekweld, door een oprechte vrees, dat hij de oorzaak zal worden van staatkundige moeilijkheden. Wel een droevige geschiedenis, ten slotte, de geschiedenis dier geestverbijsteringen, waaraan deze schrijver, die artist was tot in het diepst van zijn ziel, ten prooi moest wezen! Tijdens die periode van waanzin teekende Gérard de Nerval een portret van koningin Victoria, dat drie jaar geleden te Londen verzeild geraakt scheen te wezen, waar het voor een kleinigheid werd verkocht. Waren de Engelschen met die zonder linge manie van den dichter bekend geweest, dan zou dat portret als een curiositeit zeker een groote som hebben opgebracht. Dat avontuur van de Nerval heeft, hoe droef geestig het overigens ook moge wezen, toch eenigs zins zijn vermakelijke zijde, wanneer men een blik werpt op het strenge en deftige portret, dat koningin Victoria van zich zelve heeft doen plaat sen vóór haar verhaal van een reis in Schotland en waarop zij, door de jaren vrij dik geworden en omhuld door een wolk van zwart gaas, is af gebeeld. Er is zulk een hemelsbreed verschil tus schen het droombeeld des armen dichters en de werkelijkheid! De Engelschen koesteren voor hun Koningin een gevoel van eerbiedige loyaliteit en het ligt niet op onzen weg om over dien eerbied, dien het hun behaagt haar toetedragen, te discuteeren. Maar het is ons wol geoorloofd, de meening uit te spreken, dat wanneer eenige historische figuur weinig romanesk is, het wel is die van deze Ko ningin, die liefst in ver van Londen verwijderde kasteelen haar verblijf houdt te midden van een klein hot en die slechts in een intiemen kring zich heerscheres toont door hare hofdames te tyranniseeren en haar voor een niets haar congéto geven. De boekdeelen, welke Engelands koningin aan het verhaal van hare tochten in gezelschap van hare dochters, onder de bescherming van haren getrouwen John Brown heeft gewijd, zijn niet be paald geschikt om aan dit koninklijk beeld veel relief bij te zetten. Zij onderhoudt het publiek veel meer over het menu van haar lunches dan over de natuur van de door haar bezochte streken, en haar ideaal van den kunstenaar stijgt niet hooger dan het rustige comfortable van aangename wandelritten. Zij houdt met groote nauwgezetheid aanteekening van alle veranderingen van het weder en van de straatwegen, maar verder ziet zij ook niets. Zij schenkt dit woord in overdrachtelijken zin genomen zij schenkt den lezer geen enkele kop thee noch een regenbui, die haai' noodzaakt den kap harer calèche op te doen zetten. Ik be twijfel of zelf de meest hoffelijke historieschrijvers iets belangwekkends uit die zoo kalme bladzijden kunnen opdiepen. Engelands koningin is een echt burgerlijke vorstin, die geheel past in het kader van haren tijd. Men zou eerder alles van haar kunnen verwachten dan uit haar eene heldin te zien groeien, en daarom was het misschien niet onvermakelijk aan dien romantischen droom van Gérard de Xerval een kleine herinnering te wijden. Laat mij hier nog aan toevoegen eene anecdote, waarvan, voor zoover ik weet, door de koningin zelve geen melding wordt gemaakt in hare ge denkschriften, maar dio toch mag men op , Quatrelles' verzekering afgaan werkelijk zal zijn voorgevallen. Eenige jaren geleden maakte koningin Victoria i een rijtoer in een open rijtuig in de omstreken van Windsor, toen zij door een hevig onweder werd overvallen. De regendruppels betoonden geen | den minsten eerbied voor de souvereino; ook de wind kwam er bij in 't spel en overdekte haar met wolken van stof. Zelfs de hagel wilde op zijn beurt niet achterblijven en in weinige oogenblikken was het koninklijk rijtuig als overstroomd en Jler Majexty druipnat geworden. Men was nog wel twintig mijlen van het paleis verwijderd. en het gevolg van de koningin was radeloos. Daar ontdekt een pikeur gelukkig een huisje, dat er nog al vrij net uitziet, te midden van eea bloemtuinfje. Twee minuten had de druipnatte koningin noodig om hot te Bereiken, maar toen men er bij kwam, vond men do deur gesloten, Alle kloppen en roepen baatte niets, er scheen niemand in huis, noch in de buurt te zijn. Zelfs de koningin verwaardigde zich in hoogst eigen persoon mede te roepen, maar ook dat iad geen uitwerking. Goede raad was duur. Er bleef niets anders over dan de deur eenvoudig in te trappen. Dit werd dan ook gedaan en men stormde het huisje binnen. Met een uitgebroken plank en een stuk gebroken stoel had men spoedig een flink vuur ontstoken, waarbij do koningin, tot groote vol doening van haar gezelschap, zich jkon drogen. Groot was de verrassing van den eigenaar van het huisje, toen bij bij zijn tehuiskomst zijn wo ning zag ingenomen en nog wel door zulk een voornaam uitziend gezelschap. De man was een eenvoudige daglooner; die met moeite zijn dagelijksch brood verdiende. Onze bravo was op het punt van boos to worden, toen men hem vertelde aan welke hooge bezoekster hij schuilplaats had verleend. Hij nam nu terstond een andere houding

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl